Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Velsen

Beleidsregels boeteoplegging Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015 gemeente Velsen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVelsen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels boeteoplegging Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015 gemeente Velsen
CiteertitelBeleidsregels boeteoplegging Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015 gemeente Velsen
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpBeleidsregels ten behoeve van uitvoering van de Participatiewet

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Beleidsregels boeteoplegging WWB, IOAW en IOAZ 2013 gemeente Velsen, komt te vervallen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Participatiewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201501-01-2016Nieuwe regeling

16-12-2014

Elektronisch gemeenteblad, 24 december 2014

B14.0497

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels boeteoplegging Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015 gemeente Velsen

 

 

Artikel 1. Begrippen

  • 1.

    In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: Participatiewet

    • b.

      benadelingsbedrag: het in artikel 18a, lid 4 Participatiewet en in artikel 20a, lid 4 van de IOAW en de IOAZ bedoelde ten onrechte of tot een te hoog ontvangen bedrag aan uitkering

Artikel 2. Waarschuwing in plaats van boete

Als er sprake is van schending van de inlichtingenplicht, zonder dat er teveel bijstand of uitkering is betaald, geeft het college een schriftelijke waarschuwing.

Artikel 3. Afstemming van de boete

  • 1.

    Het college stelt de boete vast op 50% van het benadelingsbedrag als

    • a.

      er sprake is van verminderde verwijtbaarheid;

    • b.

      de omstandigheden van persoon en gezin daartoe aanleiding geven.

  • 2.

    Het college ziet geheel of gedeeltelijk af van het opleggen van een boete bij dringende redenen.

  • 3.

    Bij recidive zijn de vorige leden van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4. Zienswijze belanghebbende

  • 1.

    De belanghebbende wordt verzocht schriftelijk zijn zienswijze te geven op het voornemen tot boeteoplegging.

  • 2.

    Als de omstandigheden daartoe aanleiding geven, of als de belanghebbende daartoe de wens te kennen geeft, wordt de belanghebbende uitgenodigd op om mondeling zijn zienswijze te geven opeen door het college te bepalen plaats en tijdstip.

Artikel 5. Inwerkingtreding en citeertitel

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 januari 2015 en worden geciteerd als Beleidsregels boeteoplegging Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015 gemeente Velsen.

 

Algemene toelichting Beleidsregels boeteoplegging Participatiewet, IOAW en IOAW 2015 gemeente Velsen

De Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW wetgeving (Stbl. 2012, 462) verplicht het college vanaf 1 januari 2013 tot het opleggen van een bestuurlijke boete ter hoogte van het benadelingsbedrag bij het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht. De wet bepaalt in art. 18a Participatiewet, respectievelijk artikel 20a IOAW en IOAZ de reikwijdte van deze verplichting. In deze beleidsregels is vastgelegd op welke wijze het college deze verplichting vormgeeft en op welke wijze het college invulling geeft aan de (beperkte) beleidsruimte die de wet geeft. Deze beleidsregels vervangen de eerder in 2013 vastgestelde ‘Beleidsregels boeteoplegging WWB, IOAW en IOAZ 2013 gemeente Velsen’.

Artikel 2. Waarschuwing in plaats van boete

Het gaat hier om de zgn. nulfraude. Volgens artikel 18a, lid 4 Participatiewet en artikel 20a lid 4 IOAW en IOAZ kan het college dan volstaan met een waarschuwing als de belanghebbende in de afgelopen twee jaar niet eerder een waarschuwing heeft gehad. Dat geldt ook als een Rechtmatigheidsonderzoeksformulier (ROF) niet binnen de gestelde termijn wordt ingeleverd. Voor het bepalen van de termijn van twee jaar wordt gerekend vanaf de startdatum van de boetewaardige gedraging.

Een waarschuwing telt niet mee voor eventuele recidive.

Bij de tweede en volgende keer nulfraude binnen de tweejaarstermijn wordt een boete van € 150 opgelegd.

Artikel 3. Afstemming van de boete

De hoogte van de boete wordt op grond van artikel 5:46 Awb nader afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van persoon en gezin.

De ernst van het feit vloeit rechtstreeks uit de gedraging voort. De wet heeft hieraan het rechtsgevolg van de bestuurlijke boete verbonden. Er zal dan ook niet snel aanleiding voor afstemming zijn.

Verminderde verwijtbaarheid kan leiden tot een lagere boete. NB een hogere boete wegens verzwarende omstandigheden mag niet worden opgelegd.

Voorbeelden van verminderde verwijtbaarheid staan in het Besluit aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW wetgeving (Stbl. 2012/484):

  • §

    betrokkene verkeerde in onvoorziene en ongewenste omstandigheden die niet tot het normale levenspatroon behoren en die emotioneel zo ontwrichtend waren dat het niet (volledig) verstrekken van inlichtingen hem niet (volledig) valt toe te rekenen;

  • §

    betrokkene verkeerde (tijdelijk) in een zodanige geestelijke toestand dat hem de overtreding niet volledig valt aan te rekenen;

  • §

    betrokkene heeft weliswaar niet (tijdig) aan zijn inlichtingenplicht voldaan, maar heeft uit eigen beweging alsnog de juiste inlichtingen verstrekt voor de overtreding werd geconstateerd.

Dit is een niet limitatieve opsomming.

Uit het oogpunt van duidelijkheid en uitvoerbaarheid wordt, als is vastgesteld dat er sprake is van verminderde verwijtbaarheid, de boete verlaagd tot 50% van het benadelingsbedrag, zonder allerlei niet of nauwelijks te beredeneren gradaties.

Bij de weging van de gevolgen van de boeteoplegging voor de omstandigheden van persoon en gezin kan worden gedacht aan de financiële gevolgen en aan de effecten die dat heeft op bijvoorbeeld de (minderjarige) kinderen. Er moet wel sprake zijn van zeer bijzondere omstandigheden voor tot matiging (tot 50%) van de boete kan worden overgegaan. Het alleen hebben van een financieel nadeel mag niet leiden tot een lagere boete.

Deze weging gebeurt op het moment dat de boete wordt opgelegd.

Dringende redenen

Het college beoordeelt of een op te leggen boete ongewenste effecten heeft. Als dat zo is, wordt de hoogte van de boete aangepast of wordt er van boeteoplegging afgezien (artikel 18a, vierde lid, van de wet). Dit wordt aan de hand van de individuele omstandigheden beoordeeld. In dat geval telt het besluit wel mee bij de vraag of er sprake is van recidive. Van een besluit tot afzien van het opleggen van een boete wegens dringende redenen wordt aan de belanghebbende schriftelijk mededeling gedaan.

Afzien van boete. Bij ontbreken van verwijtbaarheid wordt geen boete opgelegd (artikel 5:41 Awb). Dat geldt ook als er sprake is van een rechtvaardigheidsgrond (artikel 5.5 Awb) of ingeval van overlijden van de dader.

Recidive. Als de belanghebbende binnen vijf jaar na het onherroepelijk worden van de eerste overtreding nogmaals de inlichtingenplicht schendt, is er sprake van recidive. De boete is dan in beginsel 150% van het benadelingsbedrag.

De hiervoor besproken wegingsfactoren zijn vervolgens van toepassing alvorens de boete wordt vastgesteld.

Artikel 4. Zienswijze belanghebbende

De procedure tot opleggen van een bestuurlijke boete is vastgelegd in de Algemene wet bestuursrecht.

Er wordt onderscheid gemaakt tussen de lichte procedure bij boetes tot € 340 en de zware procedure bij boetes vanaf dat bedrag.

Bij de zware procedure moet de belanghebbende in de gelegenheid worden gesteld om zijn zienswijze te geven. Daar heeft hij ook wel belang bij, omdat dit voor hem de gelegenheid biedt tot het geven van argumenten voor de weging van de mate van verwijtbaarheid. Uit praktische overwegingen wordt in beginsel gekozen voor een schriftelijke procedure.

De belanghebbende krijgt schriftelijk een voornemen tot opleggen van een boete en de uitnodiging om voor een door het college te bepalen datum te reageren. Bij de brief tot voornemen wordt de onderliggende rapportage gevoegd en een (standaard) vragenlijst. Zo nodig moeten de stukken worden verstrekt in een voor de belanghebbende begrijpelijke taal.

Men is niet verplicht de zienswijze te geven.

Als er sprake is van mondeling horen dan geldt het zwijgrecht. De belanghebbende moet hierop worden gewezen (de cautie).