Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nissewaard;
gelezen het verzoek van de directeur van de DCMR Milieudienst Rijnmond van 13 maart 2013 om mandaat te verlenen voor de verlening van aanvragen om omgevingsvergunning als bedoeld in art. 2.1, eerste lid, onder e, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en het houden van toezicht op en de handhaving bij bedrijven waarop het Besluit risico's zware ongevallen of categorie 4 van de Europese IPPC regelgeving van toepassing is, om met behulp van dit mandaat het adequate optreden door een gespecialiseerde regionale uitvoeringsdienst te bevorderen;
gelet op artikel 10:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 23 en 24 van de gemeenschappelijke regeling DCMR Milieudienst Rijnmond;
besluit:
het Mandaatbesluit BRZO/RIE-4 inrichtingen van Nissewaard aan de DCMR Milieudienst Rijnmond als volgt vast te stellen.
Artikel 1 Mandaat, ondermandaat en machtiging
- 1.
Aan de directeur van de DCMR Milieudienst Rijnmond wordt de uitvoering opgedragen van hierna te vermelden bevoegdheden en taken, waartoe aan hem mandaat wordt verleend.
- 2.
Dit mandaat omvat de machtiging om feitelijke handelingen te verrichten die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn.
- 3.
De directeur kan het hem verleende mandaat eenmaal ondermandateren aan leidinggevenden die onder zijn verantwoordelijkheid werkzaam zijn. Dit besluit, en voor zover nodig een gedagtekende en gewaarmerkte ondermandaatlijst, zendt hij direct aan ons. Het in het gemeenteblad bekendgemaakte besluit zenden wij direct aan de directeur.
- 4.
Op de aanwijzing van toezichthouders is de tweede volzin van het derde lid overeenkomstig van toepassing.
- 5.
In geval van afwezigheid van een mandataris of gemachtigde wordt de bevoegdheid uitgeoefend door zijn plaatsvervanger.
Artikel 2 Reikwijdte
- 1.
Het in artikel 1, eerste lid, bedoelde mandaat geldt slechts voor inrichtingen waarop
- a.
het Besluit risico’s zware ongevallen 1999, of
- b.
categorie 4 van bijlage I van richtlijn nr. 2010/75/EU van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 inzake industriële emissies (PbEU L 334) van toepassing is.
- 2.
Het mandaat heeft uitsluitend betrekking op besluiten en handelingen betreffende:
- a.
de uitvoering van een project of de bestuursrechtelijke handhaving daarvan, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder e, en in hoofdstuk 5 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
- b.
de toepassing van de hoofdstukken 7, 8, 10, 12, 13, 17, 18 en 19 van de Wet milieubeheer,
- c.
de toepassing van het Activiteitenbesluit milieubeheer en van het Besluit risico’s zware ongevallen 1999;
- d.
de advisering, bedoeld in artikel 6.27 van de Waterwet;
- e.
de verstrekking van informatie, bedoeld in de Wet openbaarheid van bestuur;
- f.
de toepassing van de hoofdstukken 2 en 3, van titel 4.1, van de afdelingen 4.4.1, 4.4.2 en 4.4.3 en van hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht;
- g.
de behandeling van klachten, bedoeld in titel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht.
- 3.
Onder de uitvoering van de in dit besluit bedoelde bevoegdheden wordt tevens verstaan het voeren van correspondentie en het verrichten van alle benodigde voorbereidingshandelingen.
- 4.
Van het mandaat zijn uitgezonderd:
- a.
de besluiten en handelingen, bedoeld in artikel 5.26 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
- b.
het vragen van advies aan het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen, bedoeld in artikel 9 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;
- c.
het verrichten van handelingen en het nemen van besluiten waardoor de overtreding van wettelijke bepalingen of vergunningvoorschriften wordt gedoogd.
Artikel 3 Voorwaarden
- 1.
De directeur houdt zich bij de uitoefening van zijn bevoegdheden en taken aan de relevante wet- en regelgeving en het door de raad en door ons vastgestelde beleid.
- 2.
De directeur kan beschikken over alle informatie die nodig is voor de uitvoering van zijn bevoegdheden en taken. Bij voorgenomen nieuw beleid of beleidswijzigingen overleggen wij met de directeur over uitvoeringsaspecten, als dat beleid raakt aan zijn bevoegdheden en taken.
Artikel 4 Informatieplicht en verantwoording
- 1.
De directeur informeert ons als hij het noodzakelijk acht af te wijken van de gestelde kaders of het beleid als bedoeld in artikel drie, eerste lid, als:
- a.
de uitoefening van een bevoegdheid naar verwachting politieke, maatschappelijke of niet voorziene financiële gevolgen kan hebben;
- b.
een besluit tot gevolg kan hebben dat de gemeente aansprakelijk wordt gesteld of anderszins aangesproken wordt.
- 2.
In de gevallen bedoeld in het eerste lid gaat de directeur pas over tot uitoefening van de bevoegdheid of taak na overleg met ons.
- 3.
De directeur en de verantwoordelijk wethouder overleggen ten minste drie maal per jaar over de planning, de aantallen, de kwaliteit en de tijdigheid van de te nemen en reeds genomen besluiten door de directeur.
- 4.
De directeur brengt ieder half jaar schriftelijk verslag aan ons uit over de aan hem verleende bevoegdheden en taken. In het verslag worden in ieder geval de aantallen en soorten besluiten vermeld en wordt een inschatting gegeven van de risico’s en rechtmatigheid van de vergunningverlening en handhaving. Ten aanzien van opgelegde sanctiebeschikkingen wordt kort omschreven de soort overtreding en de hoogte van de opgelegde dwangsommen.
Artikel 5 Evaluatie
Dit besluit wordt een jaar na inwerkingtreding geëvalueerd.
Artikel 6 Ondertekening
Bij de uitoefening van de bevoegdheid worden uitgaande stukken als volgt ondertekend:
" burgemeester en wethouders van Nissewaard,
namens dezen,”
gevolgd door de functieaanduiding van de mandataris of gemachtigde,
zijn naam, en
handtekening.
Artikel 7 Inwerkingtreding
Dit besluit treedt in werking op de dag na bekendmaking.
Artikel 8 Citeertitel
Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit BRZO/RIE-4 inrichtingen van Nissewaard aan de DCMR Milieudienst Rijnmond.
Instemming mandaatbesluiten
Het dagelijks bestuur van DCMR Milieudienst Rijnmond, te dezen vertegenwoordigd,
gelet op artikel 4, vijfde lid van de instructie Directeur DCMR Milieudienst Rijnmond;
BESLUIT
In te stemmen met:
het mandaat aan de directeur van de DCMR Milieudienst Rijnmond, neergelegd in het "Mandaatbesluit BRZO/RIE-4 inrichtingen van Nissewaard aan de DCMR Milieudienst Rijnmond" van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nissewaard, d.d. 2 januari 2015;
Schiedam, 21 januari 2015
mr. R.A. Janssen
voorzitter