Organisatie | Schagen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Schagen. |
Citeertitel | Financiële verordening gemeente Schagen |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling is alleen van kracht voor het grondgebied van de voormalige gemeente Schagen. De regeling is vastgesteld door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Schagen, welke is opgeheven met ingang van 1 januari 2013. Op grond van artikel 28 van de Wet algemene regels gemeentelijke indeling behoudt deze regeling haar rechtskracht voor het grondgebied waarvoor ze is vastgesteld gedurende twee jaar, tenzij de regeling eerder wordt ingetrokken.
Gemeentewet, art. 212
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-11-2003 | 01-01-2013 | Nieuwe regeling | 28-10-2003 Schager Weekblad, 29-12-2010 | Onbekend |
In deze verordening wordt verstaan onder:
Het college biedt uiterlijk 15 juni van het begrotingsjaar een nota aan over de kaders voor het volgende begrotingsjaar en de drie daaropvolgende jaren. In deze nota worden de bevindingen betrokken uit de rapportage van de begrotingsuitvoering bedoeld in artikel 6 en de jaarstukken bedoeld in artikel 7.
Het college draagt ten behoeve van het getrouwe beeld en de rechtmatigheid van de jaarrekening zorg voor een jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.
Artikel 6 Tussentijdse rapportage en informatie
Het college informeert in ieder geval vooraf de raad en neemt pas een besluit inzake privaatrechtelijke rechtshandelingen, nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen voorzover het niet bij begroting vastgestelde afzonderlijke verplichtingen betreft.
Artikel 9 Waardering en afschrijving vaste activa
De materiële vaste activa met een economisch nut, zoals bedoeld in artikel 35 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten, worden lineair afgeschreven in:
Activa met een verkrijgingsprijs van minder dan € 5.000,-- worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Deze laatst genoemden worden altijd geactiveerd.
Aankoop en vervaardiging van activa met een meerjarig maatschappelijk nut worden onder aftrek van bijdragen van derden en bestemmingsreserves ten laste van de exploitatie gebracht. Hiervan kan bij raadsbesluit worden afgeweken. In geval van activering bij raadbesluit wordt het actief lineair afgeschreven over de verwachte levensduur van het actief of een kortere, door de raad aan te geven tijdsduur.
Artikel 12 Kostprijsberekening
Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van producten en diensten van de gemeente Schagen wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.
Artikel 14 Registratie bezittingen, activa en vermogen
Het college draagt er zorg voor dat de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente systematisch worden gecontroleerd, met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de vorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen en de schulden jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen tenminste eenmaal in de twee jaar.
In de paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken wordt in ieder geval aandacht besteed aan:
In de paragraaf bedrijfsvoering bij de begroting en de jaarstukken wordt ingegaan op de beleidsvoornemens met betrekking tot de bedrijfsvoering, alsmede over de voortgang van de reeds lopende onderzoeken naar de doelmatigheid en doeltreffendheid bedoeld in artikel 213a Gemeentewet en de besteding van de bijbehorende budgetten.
In de paragraaf verbonden partijen bij de begroting worden de kaders aangegeven voor het beleid met betrekking tot het aangaan van nieuwe participaties, waarbij met name aandacht wordt besteed aan de condities waaronder het publiek belang is gediend met behartiging door verbonden partijen, de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de verbonden partijen en de financiële voorwaarden.
In de paragraaf grondbeleid van de begroting en de jaarstukken wordt ingegaan op de uitvoering van de nota grondbeleid en wordt aandacht besteed aan een actuele prognose van de te verwachten resultaten binnen de grondexploitatie en aan de ontwikkeling van de stand van de reserves met betrekking tot de grondexploitatie.
Artikel 25 Aanbesteding en inkoop
Het college draagt zorg voor en legt in een besluit de interne regels (protocol) vast voor de inkoop en aanbesteding van werken, leveringen en diensten. De regels waarborgen dat wordt gehandeld in overeenstemming met de regels van de Europese Unie op dit punt.
Artikel 26 Subsidieverstrekking en steunverlening
Het college draagt zorg voor en legt in een besluit de interne regels (protocol) vast voor de verstrekking van subsidies en de toekenning van steunverlening aan ondernemingen. De regels waarborgen dat wordt gehandeld in overeenstemming met de regels van de Europese Unie en de subsidieverordening van de gemeente Schagen.
Deze verordening treedt in werking per 15 november 2003, met dien verstande dat de begroting, meerjarenraming, de jaarstukken, de uitvoeringsinformatie en de informatie voor derden en de daarbij behorende toelichtingen met ingang van de begroting voor het begrotingsjaar 2004 voldoen aan de bepalingen van deze verordening.
Artikel 2 bevat een aantal bepalingen over de inrichting van de begroting waarin de kaderstellende functie van de raad tot uiting komt. De raad legt op basis van dit artikel een belangrijk deel van de infrastructuur van de begroting vast, evenals de kengetallen waarop de raad wil sturen en controleren. In het Besluit comptabiliteitsvoorschriften 1995 was de indeling van de begroting in functies verplicht voorgeschreven. In het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten is dat niet meer zo. De gemeente bepaalt nu zelf het aantal en de inhoud van de programma's van de begroting en kan daardoor de begrotingsopzet aanpassen aan de eigen politiek-bestuurlijke wensen. Meestal zal die opzet voor enkele jaren gelden, bijvoorbeeld voor een gehele raadsperiode. Indien daartoe aanleiding is, kan de raad de indeling wijzigen.
Een programma is gebaseerd op de drie w-vragen: wat willen we bereiken, wat gaan we daar voor doen en wat mag dat kosten? Vooral voor de eerste twee vragen zullen in de praktijk indicatoren nodig zijn. Aan de hand van die indicatoren kan de raad zijn kaderstellende en controlerende functie vervullen. In het dualistisch bestel moet de raad de w-vragen overigens zelf beantwoorden, hij kan dat niet overlaten aan het college en/of de ambtelijke organisatie.
Artikel 2 betreft vooral de infrastructuur van de begroting. Artikel 3 gaat over het meerjarige budgettaire kader. Dat vormt, zoals in de meeste gemeenten gebruikelijk is, de grondslag voor de eigenlijke begroting. Gegeven het grote belang van het budgetrecht van de raad, is het logisch dat de raad expliciet het budgettair kader vaststelt.
Artikel 4 Uitvoering begroting
De begroting wordt door het college uitgevoerd, waarbij het college gebruik maakt van de productenraming. In artikel 4 legt de raad het college een aantal eisen op die voor een goede uitvoering van de begroting noodzakelijk zijn. Lid 1 stelt eisen voor de onderwerpen die van belang zijn voor de opstelling van de productenraming. Lid 2 doet hetzelfde voor de uitvoering van de programma’s van de begroting.
De raad legt in dit artikel enkele basiscondities vast voor de interne controle. De verordening geeft het college de opdracht voor de inrichting van de financiële organisatie maatregelen te treffen op het gebied van interne controle, bijvoorbeeld een adequate functiescheiding.
Deze maatregelen omvatten niet de interne onderzoeken van het college naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur. Regels voor deze interne onderzoeken zijn opgenomen in de verordening artikel 213a Gemeentewet.
Artikel 6 Tussentijdse rapportage en informatie
In dit artikel wordt een belangrijk onderdeel van de planning en controlcyclus geformaliseerd, te weten de tussentijdse rapportage aan de raad over de uitvoering van de begroting. Op basis van deze informatie kan de raad de uitvoering van de begroting volgen en besluiten of bijsturing nodig is.
In artikel 6 lid 1 wordt geregeld met welke frequentie de raad tussentijds moet worden geïnformeerd. Gekozen voor twee rapportages, te weten een voorjaars- en een najaarsrapportage. Behandeling van deze rapportages dient uiterlijk plaats te vinden in de raadsvergadering van juni respectievelijk oktober, waarbij de stukken 14 dagen eerder worden aangeboden. Daarvoor zullen de rapportages uiteraard nog worden behandeld in de commissie Algemene zaken en Middelen.
In het derde lid van het artikel geeft de raad het kader voor de inrichting van de tussentijdse rapportages. In het vierde lid geeft de raad aan waarover hij in elk geval in de geïnformeerd wil worden. Om de gemeentelijke organisatie niet op te zadelen met een rapportagecircus is het natuurlijk wel zaak, dat de tussenrapportages niet te uitgebreid en overzichtelijk zijn. Zoals ook in artikel 3 is aangegeven, vormt de voorjaarsrapportage tezamen met de jaarstukken van het afgelopen jaar een belangrijke basis voor het opstellen van de begroting voor het komende jaar.
Het vijfde lid gaat in op de informatieplicht van het college voor nieuwe, niet in de begroting opgenomen activiteiten. De raad autoriseert het college met het vaststellen van de begroting op hoofdlijnen het door het college uit te voeren beleid. Hiermee worden alle afzonderlijke verplichtingen die in de programma’s besloten liggen in materiële zin oftewel financieel geaccordeerd. Bij de uitvoering van de begroting geldt voor het college de informatieplicht uit het vierde lid artikel 169 Gemeentewet. Hierin is bepaald dat het college bij het aangaan van verplichtingen of het uitoefenen van bevoegdheden door het college met ingrijpende gevolgen voor de gemeente eerst het gevoelen van de raad dient in te winnen. Het gaat hierbij met name om privaatrechtelijke rechtshandelingen. Gelet op het budgetrecht van de raad schrijft dit artikel voor dat het college pas een besluit kan nemen over rechtshandelingen welke tot nieuwe, niet in de begroting opgenomen verplichtingen leiden indien de raad hierover vooraf is geïnformeerd en, indien nodig, hiervoor aanvullende middelen beschikbaar heeft gesteld.
Artikel 7 is het sluitstuk van de begrotingscyclus, namelijk de verantwoording van de begrotingsuitvoering door het college. Basis daarvoor is de productenrealisatie. In het eerste lid wordt een kwaliteitseis gesteld ten aanzien van de programmaverantwoording.
De raad geeft in dit artikel enkele belangrijke uitgangspunten aan die het college voor de uiteenzetting van de financiële positie en de meerjarenramingen moet volgen.
Tevens wordt hier expliciet vastgelegd dat de raad bij het vaststellen van de begroting ook de investeringskredieten autoriseert. Deze kredieten worden in de begroting van de gemeente Schagen vermeld onder de concrete beleidsvoornemens met financiële gevolgen aan het eind van elk programma.
Artikel 9 Waardering en afschrijving vaste activa
De verordening dient volgens artikel 212 Gemeentewet in elk geval de “regels voor waardering en afschrijving van activa” te bevatten. In dit artikel wordt hieraan uitvoering gegeven. De vaste activa worden verplicht ingedeeld in immateriële vaste activa, materiële vaste activa en financiële vaste activa. De immateriële vaste activa worden verdeeld in de kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief en de kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio. De materiële vaste activa worden onderverdeeld in materiële vaste activa met economisch nut en materiële vaste activa met een maatschappelijk nut.
Het eerste lid bepaalt, dat het saldo van agio en disagio en de kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief lineair worden afgeschreven in 4 jaar. Deze immateriële activa mogen volgens het “Besluit begroting en verantwoording gemeenten en provincies” ook ineens ten laste van het resultaat worden gebracht. Er geldt hiervoor overigens een maximale afschrijvingstermijn van 5 jaar. De kosten voor het afsluiten van geldleningen komen in één keer ten laste van de begroting
Het derde lid geeft de afschrijvingstermijnen van de materiële vaste activa met een economisch nut. De afschrijvingswijze van deze activa is lineair. De afschrijvingstermijnen zijn gebaseerd op de tot nu toe binnen de gemeente Schagen gehanteerde afschrijvingstermijnen. Tevens is aangegeven dat activa met een waarde lager dan € 5.000,-- niet worden afgeschreven. Deze investeringen komen rechtstreeks ten laste van de begroting.
Het vierde lid geeft een opsomming van de activa van de gemeente welke slechts een maatschappelijk en geen economisch nut hebben. Investeringen in vaste activa met een maatschappelijk nut mogen ineens ten laste van de exploitatie worden gebracht. Deze investeringen genereren geen inkomsten en brengen bij verkoop geen geld op. Activering van deze activa geeft een opwaartse vertekening van het eigen vermogen. Er moet in de praktijk wel een herkenbaar criterium zijn voor het onderscheid tussen activa met een economisch nut en activa met een maatschappelijk nut. In lid 4 is er voor gekozen om aan te geven welke soorten van activa het in dit geval betreft. Meer gedetailleerd gaat het dan om de zaken als waterwegen, waterbouwkundige werken, permanente terreinwerken, wegen, straten, fietspaden, voetpaden, bruggen, viaducten, tunnels, verkeerslichtinstallaties, openbare verlichting, straatmeubilair, reconstructie openbare ruimten, parken en overig groen.
Het vijfde lid bepaalt dat activa met een maatschappelijk nut, onder aftrek van bijdragen van derden en bestemmingsreserves, direct ten laste van de exploitatie worden gebracht. Hierbij dient opgemerkt te worden dat alleen investeringen in de openbare ruimte geactiveerd mogen worden. In principe kan dit slechts bij uitzondering. Het activeren van activa met een maatschappelijk nut kan nodig zijn indien de financiële positie het niet toelaat om dergelijke investeringen rechtstreeks ten laste van de begroting te brengen. Dit zal met name het geval zijn bij grote (meerjarige) investeringen in de openbare ruimte. Uitgangspunt is en blijft namelijk een sluitende begroting. Op grond van de gemeentewet is dit overigens ook verplicht. In artikel 189 Gemeentewet is namelijk bepaald dat de raad er op toeziet dat de begroting in evenwicht is, dan wel dit evenwicht in de eerstvolgende jaren tot stand wordt gebracht. Het activeren van investeringen kan hiertoe bijdragen.
Artikel 10 Voorziening voor oninbare vorderingen
Artikel 10 geeft de regels voor de bepaling van de hoogte van de voorziening voor oninbare vorderingen. Voor het bepalen van de hoogte van de voorziening is in dit artikel gekozen voor een onderscheid tussen (algemene) lokale heffingen en overige vorderingen. Voor de lokale heffingen wordt een voorziening getroffen op basis van een in te schatten percentage van oninbaarheid, omdat individuele beoordeling ondoenlijk is.
Artikel 11 Reserves en voorzieningen
Een belangrijk beleidsmatig aspect betreft de omvang van het eigen vermogen van een gemeente. Het eigen vermogen van een gemeente bestaat uit de algemene reserve en de bestemmingsreserves.
Artikel 11 bepaalt dat het college minimaal één keer in de vier jaar, bij voorkeur aan het begin van een nieuwe zittingsperiode, een nota over de reserves en voorzieningen aanbiedt ter behandeling en vaststelling door de raad. In deze nota kan de raad het kader vaststellen voor de omvang van de reserves, het gebruik daarvan en voor het te voeren rentebeleid. Kaders stellen voor voorzieningen is veelal niet aan de orde, omdat voorzieningen een verplichtend karakter hebben. Uiteraard zal in de nota Reserves en Voorzieningen wel inzicht worden gegeven in de voorzieningen.
Artikel 12 Kostprijsberekening
In artikel 12 is de grondslag voor de bepaling van de tarieven voor de heffingen en rechten neergelegd, zoals dat door artikel 212 lid 2 onder b Gemeentewet wordt geëist. De grondslag voor het bepalen van de hoogte van de tarieven wordt gevormd door de geraamde hoeveelheden en de geraamde kostprijzen. Kostprijzen laten zich op vele manieren berekenen. In dit artikel worden de uitgangspunten voor de bepaling van de kostprijzen gegeven.
Artikel 12 lid 1 bepaalt dat naast de direct aan een product toe te rekenen kosten ook de indirecte kosten die rechtstreeks samenhangen met de vervaardiging van het product worden meegenomen voor de kostprijsbepaling. In de gemeente Schagen bestaan deze indirecte kosten uit de zogenaamde apparaatskosten, welke volgens een systeem van tijdschrijven aan de diverse producten binnen de begroting worden toegerekend.
Artikel 229b lid 2 Gemeentewet stelt dat ook eventuele bijdragen aan bestemmingsreserves en voorzieningen voor noodzakelijke vervanging van de betrokken activa meegenomen mogen worden voor bepaling van de geraamde kostprijs en dus voor de bepaling van het tarief. Artikel 12 lid 2 van de verordening bepaalt dat deze kosten ook daadwerkelijk worden meegenomen voor de berekening van de geraamde kostprijs. Indien is gekozen voor het systeem van het toerekenen van bespaarde rente dan is het verplicht om ook deze rente als lasten mee te nemen in de kostprijs.
Op grond van lid 2 dient ook de compensabele BTW voor rioolrechten en afvalstoffenheffing te worden meegenomen. De begroting en jaarstukken zijn exclusief de compensabele BTW. Voor dit soort heffingen is echter in de wet bepaald dat ze wel meegenomen mogen worden in de kostprijsberekening, omdat de gemeente deze kosten wel heeft, ook al wordt de BTW gecompenseerd.
Het rentepercentage voor de toerekening van rentekosten aan de investeringen is niet alleen van invloed op de lasten, maar ook op de kostprijs. In de gemeentelijke praktijk wordt gewerkt met de methode van renteomslag. Het rentepercentage dat wordt gehanteerd bij de omslagmethode is van invloed op de kostprijs. Artikel 12 lid 3 legt het te hanteren rentepercentage voor de rentetoerekening vast.
Artikel 13 Financieringsfunctie
De financieringsfunctie (treasury) is een belangrijk onderdeel van het middelenbeheer. Gezien de kwetsbaarheid van deze functie bevat artikel 212 Gemeentewet het expliciete voorschrift dat de verordening nadere richtlijnen bevat over de financieringsfunctie. In dit artikel wordt hieraan uitvoering gegeven. Het gaat om de kaders voor het uitvoeren van de financieringsfunctie. De uitvoering van de financieringsfunctie zelf komt aan de orde in de paragraaf Financiering in de begroting en het jaarverslag zoals die in het Besluit begroting en verantwoording is voorgeschreven. In dit artikel stelt de raad algemene richtlijnen die voor het college gelden. Deze richtlijnen zijn nader uitgewerkt in het treasurystatuut dat in de raadsvergadering van 30 oktober 2001 is vastgesteld. In het tweede lid van dit artikel wordt hier dan ook naar verwezen.
Artikel 14 Registratie bezittingen, activa en vermogen
Voor een goed beeld van de financiële positie is een volledige registratie van de gemeentelijke bezittingen onontbeerlijk. Om te garanderen dat de registratie actueel en juist is, wordt het college in dit artikel opgedragen periodiek de registratie te controleren en bij afwijkingen maatregelen te treffen tot herstel.
In dit artikel wordt nader invulling gegeven aan de verplichting om jaarlijks in de begroting en het jaarverslag een paragraaf Lokale heffingen aan te bieden. In eerste instantie is gekozen voor een minimale invulling door alleen die onderwerpen te noemen die in het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten zijn voorgeschreven, te weten:
In de paragraaf Lokale heffingen in het jaarverslag worden dezelfde onderwerpen behandeld, met dien verstande dat aangegeven wordt in hoeverre de verwachte inkomsten ook daadwerkelijk zijn gerealiseerd en het voorgenomen beleid is uitgevoerd.
Artikel 16 Weerstandsvermogen en risicomanagement
Een gemeente loopt risico’s. Deze risico’s zijn van uiteenlopende aard. Tegen een deel van deze risico’s kan een gemeente zich verzekeren, kunnen voorzieningen worden gevormd of anderszins worden opgevangen. Voor een deel van de risico’s is dit echter niet het geval. Deze risico’s kunnen, als ze zich voordoen, (grote) financiële consequenties hebben. Niet verzekerde risico’s en risico’s waarvoor geen voorzieningen zijn getroffen dienen te worden opgevangen met het eigen vermogen, door belastingverhoging of door beleidsmatige ombuigingen op de begroting.
Het is dus zaak voor een gemeente dat ze zich bewust is van de risico’s die ze loopt en ze beheerst.
Het eerste lid van artikel 16 regelt over welke risico’s en hun financiële consequenties de raad in de paragraaf weerstandsvermogen van de begroting en de jaarstukken moet worden geïnformeerd, waarbij tevens een inschatting wordt gemaakt van de kans dat deze risico’s zich voordoen en aangegeven wordt op welke wijze de risico’s zullen worden beperkt.
Verder dient het college op basis van deze inventarisatie van de risico’s de gewenste weerstandscapaciteit te bepalen. Dit is geregeld in lid 2 van artikel 16. Hiermee wordt voldaan aan de minimumeisen die in het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten worden gesteld ten aanzien van de paragraaf weerstandsvermogen.
Artikel 17 Onderhoud kapitaalgoederen
In dit artikel stelt de raad regels voor de begrotings- en verantwoordingsinformatie aan de raad over het onderhoud aan kapitaalgoederen. De paragraaf onderhoud kapitaalgoederen zal in ieder geval het kader aan moeten geven voor het beleid op dit punt. Ook zal tot uitdrukking moeten komen wat de financiële consequenties van dit beleid en op welke wijze hiermee in de begroting rekening is gehouden.
In de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen van het jaarverslag zal vervolgens aangegeven moeten worden in hoeverre het voorgenomen beleid is gerealiseerd.
Dit artikel geeft aan over welke onderwerpen inzake de uitoefening van de financieringsfunctie de raad in ieder geval wordt geïnformeerd in de verplichte paragraaf financiering bij de begroting en de jaarstukken. Overeenkomstig het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten wordt hierbij in ieder geval aandacht besteed aan de beleidsvoornemens ten aanzien van het risicobeheer van de financieringsportefeuille.
Het domein van de ambtelijke organisatie is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van het college. Beleid op dit gebied wordt dan ook vormgegeven door het college. In de paragraaf bedrijfsvoering dient de raad jaarlijks over dit beleid te worden geïnformeerd.
Onderdeel van deze informatie is de stand van zaken met betrekking tot de lopende onderzoeken naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het door het college gevoerde bestuur, bedoeld in artikel 213a Gemeentewet, en de besteding van de hiervoor beschikbare budgetten.
In dit artikel wordt uitvoering gegeven aan de voorschriften in het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten ten aanzien van de paragraaf verbonden partijen. Hierin dient minimaal te worden opgenomen:
Daar de begroting en de jaarstukken openbare stukken zijn, kan vermelding van bepaalde informatie de belangen van de gemeente schaden. Gedacht kan bijvoorbeeld worden aan het voornemen om een financieel belang af te stoten, hetgeen in bepaalde situaties de onderhandelingspositie van de gemeente kan aantasten. Deze gegevens hoeven dan niet herkenbaar in de begroting en de jaarstukken te worden opgenomen.
Ingevolge het Besluit begroting en verantwoording dient een lijst van verbonden partijen te worden bijgehouden.
Een belangrijke taak van een gemeente is het daadwerkelijk ingrijpen in de ruimtelijke ordening van een gemeente door het voeren van een actief grondbeleid. De bepaling van de uitgangspunten van dit beleid hoort thuis bij de raad. Artikel 21 lid 1 regelt dat het college eenmaal in de vier jaar, bij voorkeur aan het begin van een nieuwe zittingsperiode van de raad, een nota grondbeleid aan de raad aanbiedt ter behandeling en vaststelling. In deze nota kan de raad de kaders vaststellen voor het toekomstig grondbeleid. De raad kan de nota uiteraard ook tussentijds agenderen.
Bij de invulling van dit artikel is met name gelet op hetgeen in het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten op dit punt is voorgeschreven, te weten:
Ook hier geldt dat daar waar het opnemen van in de verordening geëiste informatie de belangen van de gemeente kan schaden, bijvoorbeeld het opnemen van de financiële onderhandelingsruimte in de begroting voor de aankoop van een stuk grond, deze informatie niet herkenbaar in de begroting en de jaarstukken opgenomen hoeft te worden.
In artikel 22 worden de kaders gegeven voor de inrichting van administratie van de gemeente. In hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens moeten worden vastgelegd en aan welke eisen de vastgelegde gegevens moeten voldoen. De verordening bepaalt niet welke regels en activiteiten hiervoor in de uitvoering nodig zijn. Dat is een taak van het college. Deze zal deze zaken wel in een besluit moeten vastleggen voor de aansturing van de ambtelijke organisatie. Een en ander geldt ook voor artikel 23, 24 en 25.
Artikel 23 Financiële administratie
Een belangrijk onderdeel van de administratie is de financiële administratie. Bij algemene maatregel van bestuur stelt het Rijk eisen aan de verantwoordingsinformatie van gemeenten. In het Besluit begroting en verantwoording zijn onder andere waarderingsgrondslagen, balansindeling en verplicht te leveren financiële gegevens vastgelegd. Vanuit de financiële administratie moeten gegevens worden aangeleverd voor de verantwoordingsinformatie aan de raad, maar ook aan gedeputeerde staten, in hun rol als toezichthouder, het rijk, de Europese Unie etc.
Artikel 24 Financiële organisatie
In dit artikel worden uitgangspunten voor de inrichting van de financiële organisatie gegeven waaraan het college bij het stellen van regels voor de ambtelijke organisatie invulling moet geven. De uitgangspunten vormen kaders voor het college, waaraan zij zich moet houden.
In de onderdelen a en b worden eisen gesteld aan de toedeling van taken aan organisatieonderdelen van de gemeente en de toewijzing van functies aan functionarissen. In onderdeel c worden eisen gesteld aan de budgettoedeling en de verantwoording daarover.
Artikel 25 Aanbesteding en inkoop
De inkoop van goederen en diensten en de aanbesteding van werken zijn belangrijke en kwetsbare activiteiten die een groot budgettair effect kunnen hebben. Het hanteren van een protocol is naast de desbetreffende administratieve aspecten worden gezien als een vorm van risicobeheersing. De aansprakelijkheid kan zo worden beperkt en er wordt jegens derden rechtszekerheid gecreëerd. Artikel 25 legt aan het college de zorg op om regels op te stellen voor de aanbesteding van werken, leveringen en diensten. De regelgeving van de Europese Unie dient daarbij nageleefd te worden. Doordat de regels worden vastgelegd kan de accountant bij zijn controle van de jaarstukken nagaan of de interne regels (en de Europese regelgeving) zijn nageleefd. Het vormt dan een onderdeel van de rechtmatigheidstoets. De accountant beoordeelt hiervoor eveneens het systeem van interne regels.
Voor de gemeente Schagen geldt dat de regels met betrekking tot de aanbesteding van werken, leveringen en diensten zijn neergelegd in de nota Aanbestedingsbeleid gemeente Schagen, welke op 29 mei 2001 door de raad is vastgesteld.
Artikel 26 Subsidieverstrekking
Een ander kwetsbare activiteit van gemeenten is de subsidieverlening. Ook hiervoor is het hanteren van een protocol te zien als een vorm van risicobeheersing. Het kader voor de subsidieverstrekking wordt gevormd door de subsidieverordening van de gemeente Schagen.
De wetgever heeft bepaald dat de verordening op grond van artikel 212 Gemeentewet bij alle gemeenten met ingang van het begrotingsjaar 2004 van toepassing moet zijn. De oude verordening blijft nog van kracht op de begroting en jaarrekening van 2003.
In dit artikel wordt de naam aangegeven waarmee men in de gemeentelijke stukken naar deze verordening kan verwijzen.