Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Vlissingen

Verordening op het beheer en gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVlissingen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op het beheer en gebruik van de gemeentelijke begraafplaatsen
CiteertitelBeheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen Vlissingen
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Het overzicht van de in de tekst verwerkte wijzigingen is mogelijk niet compleet. Er kunnen wijzigingen ontbreken tussen het ontstaan van de regeling en de eerste opgenomen wijziging daarvan.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet op de lijkbezorging, art. 35
  2. Gemeentewet, art. 147, lid 1
  3. Gemeentewet, art. 149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Regeling graven, asbezorging en grafbedekking Vlissingen 2009

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-06-200821-10-2010art. 11

24-04-2008

Gemeenteblad, 2008, VII.02

Geen.
10-01-200101-01-2001nieuwe regeling

21-12-2000

Gemeenteblad, 2001, VII.02

Geen.

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op het beheer en gebruik van de gemeentelijk begraafplaatsen

 

 

Hoofdstuk I Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

a.

College:

Het college van burgemeester en wethouders van Vlissingen;

b.

Begraafplaatsen:

-de Noorderbegraafplaats aan de President Rooseveltlaan;

-de begraafplaats aan de Molenweg te Oost-Souburg;

-de begraafplaats aan de Zuidwateringstraat te Ritthem;

-de Joodse begraafplaats aan de Vredehoflaan.

c.

Eigen graf:

Een graf waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

-het doen begraven en begraven houden van lijken;

-het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

-het doen verstrooien van as in het graf;

d.

Algemeen graf:

een graf bij de gemeente in beheer waarin aan een ieder gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van lijken;

e.

Eigen urnengraf:

een graf waarin aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot: - het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen; - het doen verstrooien van as in het graf;

f.

Eigen urnennis:

een nis waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met (open nis) of zonder (gesloten nis) urnen;

g

Urn:

een voorwerp ter berging van één of meer asbussen;

h.

Asbus:

een bus ter berging van as van een overledene;

i

Verstrooiingsakker:

een plek waarop as wordt verstrooid;

j.

Gedenkplaats:

een plaats ingericht om overledenen te gedenken door middel van naamplaatjes;

k

Grafbedekking:

gedenkteken en/of grafbeplanting op een graf;

l.

Beheerder:

de ambtenaar die belast is met de dagelijkse leiding van de begraafplaatsen of degene die hem vervangt;

m

Rechthebbende:

de rechthebbende op een eigen graf.

(gewijzigd Rdbs. 29 augustus 2002, nr. 7.2)

Artikel 2 Uitbreiding begrippen eigen en algemeen graf

  • 1.

    Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang, onder “eigen graf” mede verstaan: eigen urnengraf en eigen urnennis.

  • 2.

    Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang, onder “algemeen graf” mede verstaan: algemeen kindergraf.

Hoofdstuk II Openstelling, orde en rust op de begraafplaats

Artikel 3 Openstelling begraafplaatsen

  • 1.

    De begraafplaatsen zijn voor een ieder dagelijks toegankelijk tussen zonsopgang en zonsondergang.

  • 2.

    Ter handhaving van de orde en rust op de begraafplaatsen kunnen de toegangen tijdelijk worden gesloten, of kan een gedeelte van een begraafplaats tijdelijk worden afgesloten.

  • 3.

    Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaatsen of een deel van een begraafplaats niet voor het publiek geopend zijn, zich daarop te bevinden.

Artikel 4 Ordemaatregelen

  • 1.

    Het is aan steenhouwers, hoveniers en daarmede gelijk te stellen personen verboden, anders dan met toestemming van het college, werkzaamheden voor derden aan grafbedekkingen op de begraafplaatsen te verrichten.

  • 2.

    Het is verboden met (brom)fietsen op de begraafplaatsen te rijden.

  • 3.

    Het is verboden met motorvoertuigen op de begraafplaatsen te rijden: a. anders dan voor het vervoeren van materialen elders dan op de daartoe aangewezen rijwegen; b. sneller dan 10 km per uur.

  • 4.

    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in de aanhef en onder a. van het derde lid.

  • 5.

    Bezoekers, personeel van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de begraafplaatsen hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

  • 6.

    Degenen die zich niet aan de in het vijfde lid bedoelde aanwijzingen houden, moeten zich op eerste aanzegging van de beheerder van de begraafplaats verwijderen.

Artikel 5 Beheerder

  • 1.

    Dodenherdenkingen, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaats moeten vijf dagen tevoren worden gemeld aan de beheerder onder opgave van datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop de plechtigheid zal plaatsvinden.

  • 2.

    De deelnemers aan de plechtigheid, bedoeld in het eerste lid, moeten zich in het belang van de orde, rust en netheid houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

Artikel 6 Opgravingen en ruimen

Het opgraven van lijken en het ruimen van graven is slechts toegestaan indien daarbij geen andere personen aanwezig zijn dan degenen die met deze werkzaamheden zijn belast.

Hoofdstuk III Voorschriften voor lijk- en asbezorging

Artikel 7 Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van graf en nis

  • 1.

    Degene, die wil doen begraven, as wil doen bijzetten of as wil doen verstrooien, geeft daarvan uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan die waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de houder van de begraafplaatsadministratie, met vermelding van het gewenste tijdstip. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om het lijk binnen zesendertig uur na het overlijden te begraven moet de kennisgeving aan het hiervoor bedoelde kantoor zo tijdig mogelijk worden gedaan.

  • 2.

    Het lijk dient bij aankomst op de begraafplaats te zijn voorzien van een duurzaam identiteitskenmerk.

  • 3.

    Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as, en het daarna sluiten van een graf, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen mag uitsluitend geschieden door het personeel van de begraafplaats op aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder. Nabestaanden kunnen deze werkzaamheden onder toezicht van de beheerder gedeeltelijk zelf verrichten indien zij hun wens daartoe uiterlijk om 12.00 uur van de voorafgaande werkdag mondeling of schriftelijk aan de beheerder of aan de houder van de begraafplaatsadministratie hebben kenbaar gemaakt. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. De nabestaanden dienen bij deze werkzaamheden de aanwijzingen van de beheerder op te volgen.

Artikel 8 Gebouwen en geluidsinstallatie

  • 1.

    Tijdens een begrafenisplechtigheid op de Noorderbegraafplaats en de begraafplaats Oost-Souburg kan gebruik worden gemaakt van de aula en de geluidsinstallatie.

  • 2.

    De wens tot het gebruik van aula en geluidsinstallatie wordt schriftelijk opgegeven in de kennisgeving, bedoeld in het eerste lid van artikel 7.

Artikel 9 Over te leggen stukken

  • 1.

    Begraving mag slechts geschieden indien van tevoren het verlof tot begraven is overlegd aan de beheerder.

  • 2.

    Indien de begraving of de bezorging van as in een eigen graf of nis zal plaatsvinden, dient een machtiging daartoe aan de houder van de begraafplaatsadministratie te worden overlegd, ondertekend door de rechthebbende. Indien deze is overleden dient degene die in de uitvaart voorziet de machtiging te ondertekenen, waardoor deze automatisch rechthebbende wordt op het betreffende eigen graf of de betreffende nis.

  • 3.

    Begraving of bijzetting in een eigen graf, waarvan het verkregen grafrecht binnen een periode van tien jaar eindigt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met het aantal jaren dat nodig is om de wettelijke termijn van grafrust te overbruggen. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door degene die in de uitvaart voorziet.

  • 4.

    De beheerder respectievelijk de houder van de begraafplaatsadministratie onderzoekt de genoegzaamheid van de overgelegde stukken.

Artikel 10 Tijden van begraven en asbezorging

  • 1.

    De tijd van begraven en het bezorgen van as is: - op werkdagen van 9.00 tot 15.00 uur; - op zaterdagen van 9.00 tot 12.00 uur.

  • 2.

    Zowel de begin- als eindtijd van de plechtigheid op de begraafplaats dient tussen de in het eerste lid aangegeven tijden te liggen.

  • 3.

    Per plechtigheid wordt uitgegaan van een tijdreservering van 1 uur.

  • 4.

    Op de begraafplaatsen mag slechts één begrafenis of asbezorging tegelijkertijd plaatsvinden.

  • 5.

    Het college kan in bijzondere gevallen van deze tijden afwijken.

Hoofdstuk IV Indeling en uitgifte

Artikel 11 Indeling

  • 1.

    Op de begraafplaatsen kunnen worden uitgegeven: a. eigen graven; b. algemene graven en algemene kindergraven; c. eigen urnengraven en eigen urnennissen; d. ruimten voor het aanbrengen van een naamplaatje op de gedenkplaats.

  • 2.

    De uitgifte van de voorzieningen onder c. en d. van het eerste lid is mogelijk op de Noorderbegraafplaats en de begraafplaats aan de Molenweg te Oost-Souburg.

  • 3.

    Het college bepaalt bij nader vast te stellen regels hoeveel lijken en hoeveel asbussen met of zonder urnen er kunnen worden begraven of bijgezet in de voorzieningen onder a., b. en c. van het eerste lid. Het bepaalt tevens de afmetingen en de uitgifteduur van de voorzieningen onder a. t/m d. van het eerste lid.

  • 4.

    Het college kan gedeelten van de begraafplaatsen aanwijzen voor asverstrooiing. De verstrooiing dient plaats te vinden onder toezicht van de beheerder.

(gew. Rdb. 24-04-2008, nr. 10.4)

Artikel 12 Uitgifte

Alle voorzieningen onder a. t/m d. van het eerste lid van artikel 11 worden slechts voor direct gebruik en in volgorde van ligging uitgegeven.

Artikel 13 Categorieën

Het college kan bij nader vast te stellen regels de algemene en eigen graven onderverdelen in categorieën. Het bepaalt voor de verschillende categorieën de situering en oppervlakte.

Artikel 14 Termijnen

  • 1.

    Het college verleent, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaatsen dat toelaat, op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag, voor de tijd van twintig jaar het recht op een eigen graf. De termijn begint te lopen op de datum waarop het eigen graf is uitgegeven.

  • 2.

    Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde recht wordt op aanvraag van de rechthebbende verlengd telkens met een termijn van tien jaren, mits de aanvraag vóór het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend.

  • 3.

    Een recht als in het eerste en tweede lid van dit artikel bedoeld, kan slechts aan één rechthebbende worden verleend ten behoeve van zichzelf en voor de personen genoemd in artikel 15, eerste lid. Verlening van het recht ten behoeve van een ander is slechts mogelijk indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

  • 4.

    Het college stelt grafruimte ter beschikking voor algemene graven voor een termijn van vijftien jaar. Verlenging van de termijn is niet mogelijk.

  • 5.

    Het college verleent, voor zover de daartoe bestemde ruimte dat toelaat, op een daartoe bij het college schriftelijk in te dienen aanvraag, het recht voor het hebben van een naamplaatje op de gedenkplaats voor een termijn van tien jaar.

  • 6.

    Het bedoelde recht kan op aanvraag van de rechthebbende worden verlengd, telkens voor een termijn van tien jaar.

Artikel 15 Overschrijving van verleende rechten

  • 1.

    Het recht op een eigen graf kan op aanvraag van de rechthebbende worden overgeschreven ten name van de echtgenoot of levenspartner dan wel een bloedverwant of aanverwant tot en met de derde graad. Overschrijving op verzoek van de rechthebbende ten name van een ander dan de vorengenoemde personen is slechts mogelijk, indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

  • 2.

    Na het overlijden van de rechthebbende kan het eigen graf worden overgeschreven op naam van de echtgenoot of levenspartner dan wel een bloed- of aanverwant tot en met de derde graad, mits de aanvraag hiertoe wordt gedaan binnen één jaar na het overlijden van de rechthebbende. Overschrijving ten name van een ander dan in de vorige zin bedoelde personen is slechts mogelijk, indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

  • 3.

    Indien na het overlijden van de rechthebbende de aanvraag tot overschrijving aan het college niet wordt gedaan binnen de in het tweede lid van dit artikel gestelde termijn, is het college bevoegd het recht op het eigen graf te doen vervallen.

  • 4.

    Na het verstrijken van de in het tweede lid genoemde termijn van een jaar kan het college het eigen graf alsnog op naam stellen van een nieuwe rechthebbende, tenzij dit recht betrekking heeft op een eigen graf dat inmiddels is geruimd.

Artikel 16 Afstand doen van graven

Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen ten behoeve van de gemeente van het recht op het eigen graf. Van de ontvangst van zodanige verklaring doet het college schriftelijk mededeling aan de rechthebbende.

Hoofdstuk V Grafbedekking en ruiming

Artikel 17 Vergunning grafbedekking

  • 1.

    Voor het hebben van een grafbedekking is een schriftelijke vergunning nodig van het college. Bij eigen graven wordt de vergunning op naam gesteld van de rechthebbende, bij algemene graven op naam van de aanvrager van de begrafenis.

  • 2.

    Omtrent de wijze van aanvrage van de vergunning, de aard en de afmetingen van de grafbedekking en de wijze van aanbrengen kan het college nadere regels vaststellen.

  • 3.

    Het college kan ontheffing verlenen van de door hen vastgestelde nadere regels.

  • 4.

    Het college kan de vergunning weigeren indien: a. niet voldaan wordt aan de door hen vastgestelde nadere regels; b. de grafbedekking afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats; c. de duurzaamheid van de materialen onvoldoende is; d. de constructie van de grafbedekking ondeugdelijk is.

  • 5.

    Grafbedekking die in strijd met deze verordening of uitvoeringsbesluiten op grond van deze verordening is geplaatst, dient bij eigen graven door de rechthebbende en bij algemene graven door de aanvrager van de begrafenis, te worden verwijderd ongeacht of de strijdigheid met de verordening of uitvoeringsbesluiten door zijn toedoen of medeweten is ontstaan.

Artikel 18 Grafbeplanting

  • 1.

    Niet blijvende en vaste beplantingen op een graf, die in verwaarloosde staat verkeren of zodanig groot zijn geworden dat naastliggende graven worden benadeeld, kunnen door de beheerder worden verwijderd of gesnoeid, zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding.

  • 2.

    Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door de beheerder worden verwijderd.

  • 3.

    Linten, siervazen en dergelijke voorwerpen worden gedurende twaalf weken ter beschikking gehouden van degene die in de begrafenis of asbestemming heeft voorzien en daartoe tevoren een mondelinge of schriftelijke aanvraag heeft ingediend bij de beheerder.

Artikel 19 Onderhoud door gemeente

  • 1.

    Het onderhoud van de grafoppervlakken zonder grafbedekking en de winterharde grafbeplantingen gebeurt vanwege de gemeente. Onder onderhoud wordt in dit geval verstaan het verwijderen van onkruid en het in die mate snoeien dat overlast wordt voorkomen.

  • 2.

    Van gemeentewege wordt er aan grafgedenktekens, urnen en sluitplaten geen onderhoud verricht. Alleen het jaarlijks schoonhouden van de steen en banden van een grafgedenkteken kan vanwege de gemeente worden uitgevoerd, wanneer daartoe schriftelijk een aanvraag is ingediend.

Artikel 20 Onderhoud door de rechthebbende

  • 1.

    De rechthebbende of de vergunninghouder voor de grafbedekking is, voor zover de gemeente daarin niet voorziet, verplicht de grafbedekking goed te onderhouden, zodat deze naar het oordeel van het college het uiterlijk aanzien van de begraafplaats niet schaadt en geen gevaar voor belendende graven of bezoekers kan opleveren.

  • 2.

    Grafbedekkingen worden geacht voor rekening en risico van de rechthebbende of vergunninghouder te zijn aangebracht. Schade als gevolg van vorst, wateroverlast, brand, vandalisme en andere van buiten komende oorzaken, of ontstaan door het weghalen en terugplaatsen van een grafbedekking ten behoeve van een bijzetting of opgraving, en eventuele gevolgschade voor derden, is voor risico en rekening van de rechthebbende.

  • 3.

    Rechthebbenden en vergunninghouders zijn op eerste aanschrijven verplicht het onderhoud aan een grafbedekking uit te voeren of de aan een grafbedekking toegebrachte schade (ongeacht de oorzaak) te herstellen, indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van het college het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt. Indien het adres van de rechthebbende of vergunninghouder niet bekend is vindt mededeling van de oproep tot onderhoud of herstel plaats bij de ingang tot de begraafplaats en bij het graf.

  • 4.

    Indien binnen drie maanden na de dag van aanschrijving of melding geen onderhoud, herstel of vernieuwing heeft plaatsgevonden, is het college bevoegd tot verwijdering en vernietiging van de grafbedekking over te gaan, voor rekening van de rechthebbende of vergunninghouder.

Artikel 21 Verwijdering grafbedekking en ruiming algemene graven

  • 1.

    Na het verstrijken van de graftermijn van 15 jaar kunnen de grafbedekkingen worden verwijderd en de graven worden geruimd. Bij de ruiming van de graven aanwezige overblijfselen worden begraven op één van de daartoe bestemde gedeelten van de begraafplaats.

  • 2.

    Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking en de ruiming van de algemene graven wordt tenminste één jaar voorafgaande aan het tijdstip van de uitvoering door het college bekend gemaakt door het plaatsen van een bordje bij de betreffende graven en door een openbare kennisgeving in de plaatselijke pers.

  • 3.

    Ook wordt het in het tweede lid bedoelde voornemen tenminste zes maanden voor de uitvoering schriftelijk meegedeeld aan de vergunninghouders van de grafbedekking en de aanvragers van de begrafenis, voor zover hun adres bekend is.

  • 4.

    Op grond van een daartoe door de vergunninghouder ingediende aanvraag bij de houder van de begraafplaatsadministratie, blijven de grafbedekking of de restanten ervan na verwijdering nog gedurende twaalf weken ter beschikking van de vergunninghouder. De aanvraag kan worden ingediend gedurende de in het tweede en derde lid genoemde termijnen.

  • 5.

    De grafbedekking vervalt aan de gemeente indien: a. geen verzoek op grond van het vierde lid is ingediend en de termijnen waarbinnen het verzoek had kunnen worden ingediend zijn verstreken; b. de grafbedekking niet binnen twaalf weken nadat ze van het graf is verwijderd, is afgehaald.

  • 6.

    Nabestaanden van een overledene die begraven is in een algemeen graf kunnen gedurende de in het tweede en derde lid genoemde termijnen bij de houder van de begraafplaatsadministratie een aanvraag indienen om bij de ruiming de stoffelijke resten, indien mogelijk, bijeen te doen brengen voor herbegraving.

Artikel 22 Verwijdering grafbedekking en ruiming eigen graven

  • 1.

    Na het verstrijken van de graftermijn van 20 jaar en indien geen gebruik is gemaakt van de mogelijkheid de graftermijn te verlengen als bedoeld in het tweede lid van artikel 14, kan de grafbedekking worden verwijderd en het graf worden geruimd. Bij de ruiming van het graf nog aanwezige overblijfselen worden begraven op één van de daartoe bestemde gedeelten van de begraafplaats.

  • 2.

    Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking en de ruiming van de eigen graven wordt tenminste één jaar voorafgaande aan het tijdstip van de uitvoering door het college bekend gemaakt door het plaatsen van een bordje bij de betreffende graven en door een openbare kennisgeving in de plaatselijke pers.

  • 3.

    Ook wordt het in het tweede lid bedoelde voornemen ten minste zes maanden voor de uitvoering schriftelijk meegedeeld aan de rechthebbenden, voor zover hun adres bekend is.

  • 4.

    Op grond van een daartoe door de rechthebbende ingediende aanvraag bij de houder van de begraafplaatsadministratie, blijven de grafbedekking of de restanten ervan na verwijdering nog gedurende twaalf weken ter beschikking van de rechthebbende. De aanvraag kan worden ingediend gedurende de in het tweede en derde lid genoemde termijnen.

  • 5.

    De grafbedekking vervalt aan de gemeente indien: a. geen verzoek op grond van het vierde lid is ingediend en de termijnen waarbinnen het verzoek had kunnen worden ingediend zijn verstreken; b. de grafbedekking niet binnen twaalf weken nadat ze van het graf is verwijderd, is afgehaald.

  • 6.

    De rechthebbende op een eigen graf kan, indien besloten wordt de graftermijn niet te verlengen, een aanvraag indienen bij de houder van de begraafplaatsadministratie om bij de ruiming de stoffelijke resten bijeen te doen brengen voor herbegraving.

  • 7.

    De rechthebbende op een eigen urnengraf en eigen urnennis kan, indien besloten wordt de termijn niet te verlengen, een aanvraag indienen bij de houder van de begraafplaatsadministratie om de asbus ter beschikking te houden om elders bij te zetten of om de as te doen verstrooien. Indien geen aanvraag is ingediend wordt de as ambtshalve verstrooid. Wat betreft eventueel aanwezige voorwerpen wordt gehandeld overeenkomstig het vijfde lid.

Hoofdstuk VI Gedeelte voor kerkgenootschap

Artikel 23 Afwijkende regels en kennisgeving onderhoudsbehoefte van graven

  • 1.

    Het college kan na overleg met het bestuur van het kerkgenootschap ten aanzien van de indeling van de graven, de onderverdeling van graven in categorieën en de eisen voor de grafbedekking op het ter beschikking van het kerkgenootschap gestelde deel van de begraafplaats nadere regels stellen die afwijken van de regels krachtens de artikelen 11, derde lid, 13 en 17, tweede lid van deze verordening.

  • 2.

    Het bestuur van het kerkgenootschap kan het college schriftelijk verzoeken hem er schriftelijk van in kennis te stellen dat er onderhoud of herstel door de rechthebbende of vergunninghouder nodig is van de grafbedekking op één of meer graven op het deel van de begraafplaats dat aan het kerkgenootschap ter beschikking is gesteld.

  • 3.

    Op grond van het in het tweede lid genoemde verzoek stelt het college het bestuur van het kerkgenootschap schriftelijk in kennis dat de grafbedekking van één of meer graven onderhoud en herstel behoeft.

  • 4.

    De kennisgeving laat de bevoegdheid van het college onverlet om de rechthebbende op een graf of de vergunninghouder voor een grafbedekking ervan in kennis te stellen dat de grafbedekking moet worden onderhouden of hersteld.

Hoofdstuk VII Instandhouden historische graven en opvallende grafbedekking

Artikel 24 Lijst

  • 1.

    Het college houdt een lijst bij van graven die van historische betekenis zijn of waarvan de grafbedekking een opvallende kwaliteit heeft.

  • 2.

    Alvorens tot ruiming van graven wordt overgegaan onderzoekt het college of er graven zijn die in aanmerking komen om op de lijst te worden bijgeschreven.

  • 3.

    Het college beslist over het ruimen van graven en het verwijderen van grafbedekkingen die op de in het eerste lid bedoelde lijst staan.

Hoofdstuk VIII Inrichting register

Artikel 25 Voorschriften

  • 1.

    Het college kan voorschriften vaststellen voor het register van de begraven lijken en de bezorgde as.

  • 2.

    Het register wordt bijgehouden door de houder van de begraafplaatsadministratie.

Hoofdstuk IX Slotbepalingen

Artikel 26 Overgangsbepaling

De rechten en verplichtingen met betrekking tot graven die voortvloeien uit de ingevolge artikel 28 ingetrokken verordening, worden geacht ingevolge deze verordening te zijn ontstaan.

Artikel 27 Strafbepaling

Hij die handelt in strijd met artikel 3, derde lid en artikel 4 wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

Artikel 28 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt op een nader door het college te bepalen dag in werking, met ingang van welke datum de bestaande verordening, de “Verordening regelende de inrichtring en het gebruik der algemene begraafplaatsen en het vervoeren en bezorgen van lijken” van 14 december 1970 (sedert gewijzigd), vervalt.

Artikel 29 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als 'Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen Vlissingen'.

Vlissingen, 21 december 2000

De raad van de gemeente Vlissingen,

De secretaris, de voorzitter,

 

drs. C.G.H. Koenst A. van Dok- van Weele

TOELICHTING

Algemeen

In artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewetis bepaald dat gemeentelijke verordeningen door de raad worden vastgesteld voor zover de bevoegdheid daartoe niet bij de wet of door de raad krachtens de wet aan het college of burgemeester is toegekend. Ingevolge artikel 149 van de Gemeentewet maakt de raad de verordening die hij in het belang van de gemeente nodig acht. Sinds de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur op 7 maart 2002 zijn in de gemeente de bevoegdheden van de raad en het college ontvlecht. In het kader van de ontvlechting van raad en college zijn de bestuursbevoegdheden van de Gemeentewet geconcentreerd bij het college en zijn de kaderstellende en controlerende bevoegdheden van de raad versterkt. De grondslag voor de verordenende bevoegdheid voor begraafplaatsen berust op artikel 149 van de Gemeentewet. Daarnaast moet worden genoemd artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging dat een verordening eist voor de dagen en uren dat de gemeente gelegenheid moet geven tot begraven.

Gemeentelijk begraafplaatsenbeleid2.1 InleidingDe Beheersverordening begraafplaatsen bevat verschillende regels die de gemeenten hanteren voor de instandhouding en de dienstverlening op de gemeentelijke begraafplaatsen. In dit hoofdstuk schenken wij aandacht aan enkele van deze regels. 2.2 Gemeentelijke verantwoordelijkheid en regelgevingDe burgers hebben vaak een emotionele betrokkenheid met de begraafplaatsen en alles wat zich daarop afspeelt. Daarbij stelt de dienstverlening hen voor financiële lasten. Dit maakt het nodig om de rechten en verplichtingen duidelijk vast te leggen. Er is naar gestreefd om overbodige regelgeving te voorkomen en procedures kort te houden. De beheerder van de begraafplaats kan worden aangewezen voor contacten met de burgers voor bijvoorbeeld het in ontvangst nemen van diverse aanvragen. De verantwoordelijkheid van de gemeente voor de begraafplaats kan worden vergeleken met de verantwoordelijkheid die zij heeft bij de zorg voor andere collectieve voorzieningen zoals wandelgebieden en fietspaden. De verschillende aspecten van de begraafplaatsen vragen in bestuurlijk opzicht om een speciale aanpak. De waarde die aan de begraafplaatsen wordt toegekend maakt het voorts nodig dat er een inventarisatie wordt samengesteld van de historische en culturele waarden die op de begraafplaats aanwezig zijn. Het model voorziet in het opstellen van een lijst van gedenkwaardige graven en bijzondere gedenktekens die het waard zijn om zo lang mogelijk in stand te worden gehouden. Deze lijst geeft derhalve uitdrukking aan de waarden van de begraafplaats als zodanig. Zij dient een ander doel dan de monumentenlijst. Voor de dienstverlening op begraafplaatsen noemt het model een uitgebreid voorzieningenpakket. De regeling noemt algemene en eigen graven, bestemmingen voor as en gedenkplaatsen voor vermisten of voor overledenen in den vreemde als het lichaam niet naar Nederland is vervoerd. Hiermee wordt voldaan aan de behoeften die de samenleving in verband met het bezorgen van de doden vraagt. In deze regeling is vastgelegd dat de gemeente in beginsel bereid is om de voorzieningen te treffen. Het wil dus niet per se zeggen dat alle voorzieningen daadwerkelijk op iedere gemeentelijke begraafplaats aanstonds aanwezig moeten zijn. Het verdient misschien aanbeveling om met het treffen van sommige feitelijke voorzieningen te wachten tot de vraag zich aandient. Van belang is wel om vast te leggen en bekend te maken dat de gemeente in principe bereid is om deze voorzieningen te bieden zodra blijkt dat daaraan behoefte is. De als mogelijkheid aanwezige dienstverlening is dan in de volle breedte voor iedereen duidelijk. De beheersverordening geeft het college de bevoegdheid om de graven en urnennissen in te delen in categorieën. Het verdient aanbeveling om daarbij niet in de eerste plaats de verschillende soorten graven als uitgangspunt te nemen, maar zo veel mogelijk aan te sluiten bij de natuurlijke situatie van het park en de daarop aangebrachte beplanting en kunstvoorwerpen. Op deze wijze kan een te strakke en starre inrichting worden voorkomen en behoudt het park zijn aantrekkelijkheid voor veel ingezetenen. Het is voor nabestaanden, voor uitvaartondernemers, hoveniers en steenhouwers begrijpelijkerwijs gewenst als de overboeking van een grafruimte of de goedkeuring van een grafbedekking snel kan verlopen. Daarom kunnen de aanvragen om grafuitgiften en vergunningen voor grafbedekking volgens dit voorstel het best worden ingediend bij de beheerder van de begraafplaats. Door mandaat van de beslissingsbevoegdheid aan de beheerder kunnen de verzoeken door hem worden behandeld en afgewikkeld onder verantwoordelijkheid van het college. 2.3 Algemene gravenDe positie van hen die kiezen voor een plaats in een algemeen graf wordt verbeterd. De nadere regels van burgemeester en wethouders bevatten een aanbod van plaatsen in algemene graven voor 10 of 20 jaar, naar keuze. Verder wordt de mogelijkheid om bij ruiming van algemene graven de stoffelijke resten beschikbaar te houden voor herbegraving elders uitdrukkelijk genoemd. 2.4 OrdemaatregelenOp de begraafplaatsen moet orde, rust en netheid bestaan. Daarom bevat het model gedragsvoorschriften voor hen die van de begraafplaats gebruikmaken. Dit kunnen bezoekers, uitvaartondernemers, hoveniers of steenhouwers zijn. Personen die zich niet gedragen volgens de aanwijzingen van de beheerder, kunnen door hem van de begraafplaats worden verwijderd. Tegen overtreding van de ordevoorschriften is straf bedreigd. De politie kan als gevolg van de strafbedreiging tegen ordeverstoringen optreden en zo nodig proces verbaal opmaken. Uitdrukkelijk is vastgesteld dat bij opgraving van een lichaam of bij ruiming van een of meer graven alleen de personen aanwezig mogen zijn die met de werkzaamheden zijn belast. 2.5 Verplichte verlengingHet gebeurt veelvuldig dat in eigen graven begravingen, bijzettingen of asbezorging plaatsvinden betrekkelijk kort voor het aflopen van de uitgiftetermijn. Daarom is vastgelegd dat in dergelijke gevallen begraving of bijzetting alleen kan plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn. Uiteraard zal die verlenging dan een periode moeten omvatten die de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk maakt aan de wettelijke minimumtermijn voor het ruimen van graven. 2.6 Overboeking van een eigen grafHet recht op een eigen graf wordt verleend door een beschikking van het college. Hierin wordt aan de aanvrager het uitsluitend recht gegeven om lijken in een bepaald graf te doen begraven. In juridisch opzicht is een vergelijking mogelijk met de vergunning om standplaats in te nemen op de openbare weg. De koopman mag op een bepaalde plaats staan. Net als bij de standplaatsvergunning steunt het recht om lijken in een bepaald graf te begraven, in de praktijk aangeduid als 'eigen graf', op een persoonlijke beschikking. De eigenaar kan zijn recht dus niet verkopen. Het recht kan op verzoek van de rechthebbende wel worden overgeschreven op een ander. De kring van de nieuwe rechthebbende wordt in beginsel beperkt tot de echtgenoot of levenspartner dan wel een bloedverwant tot en met de derde graad. De achtergrond van deze beperking is gelegen in het feit dat de schaarste aan eigen graven op de begraafplaats kan leiden tot het 'opkopen' van graven door willekeurige derden. Ervaringen in gemeenten hebben geleerd dat een dergelijke ontwikkeling verre van denkbeeldig is. Het is ongewenst daaraan medewerking te verlenen. Het spreekt daarbij vanzelf dat de mogelijkheid open blijft dat ook een ander dan een familielid of levenspartner als nieuwe rechthebbende wordt aangewezen. 2.7 Voorschriften grafbedekkingHet aanzien van begraafplaatsen kan chaotisch worden als elke regelgeving ontbreekt. Het andere uiterste, een strak keurslijf van bepalingen die elke persoonlijke of kunstzinnige uiting aan banden legt of onmogelijk maakt, moet worden voorkomen. Dit model geeft de burgers de nodige vrijheid; het beperkt zich tot het aangeven van de materiaalkeuze, te weten duurzame materialen, en de maximale afmetingen voor grafbedekkingen. Binnen die afmetingen zijn de betrokkenen in beginsel vrij in de vormgeving van de grafbedekking. Dit model beperkt zich tot enige algemene eisen waaraan grafbedekkingen moeten voldoen:

  • 1.

    de grafbedekking mag geen afbreuk doen aan het aanzien van de begraafplaats;

  • 2.

    de duurzaamheid van de materialen moet voldoende zijn;

  • 3.

    de constructie moet deugdelijk zijn;

  • 4.

    de grafbedekking moet voldoen aan de door burgemeester en wethouders gegeven nadere regels.

Als er door de rechthebbende geen grafbedekking wordt aangebracht zal wel moeten worden aangeduid dat er een overledene begraven ligt om te voorkomen dat bezoekers ongewild over het graf lopen. Uit een aanduiding bij het graf en de administratie zal voorts moeten blijken welke overledene daar begraven is. 2.8 Verplicht onderhoudHet model stelt verplicht dat enkele handelingen van het onderhoud, zoals het onderhoud van blijvende grafbeplanting en het jaarlijks schoonmaken en stellen van het gedenkteken, van gemeentewege worden verzorgd. Een dergelijke verplichting bestaat al in veel gemeenten. Er zijn dan ook twee belangrijke aspecten aan verbonden. In de eerste plaats laat het onderhoud van veel graven thans te wensen over. Een verplicht onderhoud van gemeentewege komt het aanzien van de begraafplaatsen ten goede. Het tweede aspect is van financiële aard. Voor het verplicht onderhoud kan een bedrag in rekening worden gebracht bij de rechthebbende op het graf. De gemeente kan hiermee deze kosten van onderhoud verhalen. De regeling geldt voor nieuw uit te geven graven, alsmede voor de graven waarvan de termijn wordt verlengd. Zij kan uiteraard niet van toepassing zijn op graven waarvan de uitgiftetermijn op het moment van inwerkingtreding van de nieuwe verordening nog loopt. Naast het minimum aan onderhoud van gemeentewege zijn de rechthebbenden op eigen graven, gezien de aard en de omvang en de lange tijdsduur dat deze graven bestaan, verplicht hun grafbedekkingen behoorlijk te onderhouden en zo nodig te herstellen. Indien er sprake is van verwaarlozing van de grafbedekking kan de beheerder van de begraafplaats de nabestaande aanspreken en sommeren tot het overgaan van herstelwerkzaamheden aan de grafbedekking. 2.9 Het ter beschikking van een kerkgenootschap gestelde deelDe wet geeft aan de kerkgenootschappen die daarom vragen het recht op een afzonderlijk deel van de gemeentelijke begraafplaats. Gebleken is dat er bij de kerkgenootschappen behoefte bestaat aan een lokale regelgeving voor deze ter beschikking van de kerkgenootschappen gestelde delen. Daarom geeft dit model aan het college de bevoegdheid om ten aanzien van bepaalde onderwerpen nadere regels vast te stellen die kunnen afwijken van de nadere regels die gelden voor de rest van de begraafplaats. Daarnaast kan het kerkgenootschap verlangen om in kennis te worden gesteld van de onderhouds- en herstelbehoeften van een of meer graven op het ter beschikking van het kerkgenootschap gestelde deel. Hierdoor kan het kerkgenootschap in de gelegenheid worden gesteld om mede zorg te besteden aan het aanzien van en de goede gang van zaken op het ter beschikking van de kerk gestelde afzonderlijke deel. 2.10 Delen die ter beschikking zijn gesteld van het Nederlands Israëlitisch KerkgenootschapDe graven op een joods gedeelte van de gemeentelijke begraafplaats verdienen aparte vermelding omdat er ter plaatse vaak geen Israëlitische gemeenschap meer bestaat en voorts omdat er meestal geen nabestaanden van de overledenen meer in leven zijn. Wel zijn verschillende gemeenten in het verleden verplichtingen aangegaan in de eerste plaats met het ter beschikking stellen van een gedeelte op de gemeentelijke begraafplaats aan het Nederlands Israëlitisch Kerkgenootschap en ten tweede bij de beslissingen tot grafuitgiften. Vervolgens hebben veel gemeenten na de Tweede Wereldoorlog op gronden van piëteit de zorg voor de ter beschikking gestelde gedeelten en de daarop gelegen graven op zich genomen. Joodse graven moeten volgens de joodse voorschriften onaangeroerd blijven liggen. Aangenomen moet dan ook worden dat de graven op de joodse gedeelten in het verleden voor onbepaalde tijd zijn uitgegeven. Het Nederlands Israëlitisch Kerkgenootschap te Amsterdam heeft de rechten van de vroegere lokale Israëlitische gemeenschappen overgenomen en waakt over het voortbestaan van de graven.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2, eerste lid Uitbreiden begrippen

Voor een eigen graf, eigen urnengraf en eigen urnennis gelden vrijwel dezelfde rechten en plichten. De woorden “voor zover van belang” zijn ingevoegd omdat de bepalingen betreffende het ruimen en het wegnemen van een asbus alleen werken bij een eigen graf, respectievelijk eigen urnengraf.

Artikel 3, eerste lid Openstelling begraafplaatsen

De verruiming van de openingstijd is een aanpassing aan de reeds bestaande praktijk en de uitvoering van besluit 15 uit de Nota Begraven en bestemmen van as in Vlissingen. (raadsvergadering 28/09/2000)

Artikel 3, tweede lid

Tijdelijke afsluiting kan bijvoorbeeld nodig zijn bij een opgraving/herbegraving of bij het ruimen van graven.

Artikel 4 Ordemaatregelen

Alle aanwezigen op de begraafplaatsen, zowel als bezoeker, nabestaande of beroepshalve, moeten zich er steeds van bewust zijn dat hun werkzaamheden storend kunnen zijn voor rouwende nabestaanden en tijdens uitvaartplechtigheden. De bevoegdheid van de beheerder om personen weg te sturen als zij zich niet aan zijn aanwijzingen houden en de verbodsbepalingen, bieden voldoende mogelijkheden om tegen ongewenste activiteiten op te kunnen treden.

Artikel 5

Met dit artikel wordt beoogd om plechtigheden ordelijk te laten verlopen.

Door te eisen dat de mededeling vijf dagen vooraf moet plaatshebben, kan voorkomen worden dat de plechtigheid samenvalt met een begrafenis. Een begrafenis moet volgens de wet uiterlijk op de vijfde dag na overlijden geschieden.

Artikel 6 Opgravingen en ruimen

De aard van de werkzaamheden bij het opgraven en ruimen van graven brengt met zich mee dat het bezwaarlijk is om toe te staan dat anderen hierbij aanwezig zijn. De praktijk heeft aangetoond dat er behoefte is aan een wettelijk voorschrift om de toegang hierbij van derden te weren.

Artikel 7, eerste lid Kennisgeving en uitvoering begraven en asbestemming

Een schriftelijke kennisgeving is nodig om misverstanden te voorkomen en een goede planning te kunnen maken. De termijn van 12 uur bij aanvragen van begrafenis of asbestemming is de minimum termijn die nodig is om de vereiste maatregelen te kunnen nemen.

Artikel 7, derde lid

Hiermee wordt nabestaanden de mogelijkheid geboden om zelf bepaalde handelingen te verrichten. De wijze van rouwverwerking is aan verandering onderhevig en het is te verwachten dat de familie in toenemende mate actief bij de uitvaart betrokken wil zijn. Daarbij zullen de aanwijzingen en hulp van het personeel van de begraafplaats nodig blijven, ook om redenen van veiligheid, in het bijzonder bij het openen en sluiten van het graf.

Artikel 9, eerste lid Over te leggen stukken

De wet eist dat er een verlof tot begraven aanwezig is, afgegeven door de ambtenaar van de burgerlijke stand.

Artikel 9, tweede lid

De bezorging van as omvat zowel het bijzetten als de verstrooiing.

Artikel 9, derde lid

De wettelijke termijn van grafrust is de termijn dat een lijk volgens de wet ten minste begraven moet blijven voordat het mag worden geruimd.

Artikel 10, eerste lid Tijden van begraven

De wet verplicht tot de mogelijkheid van begraven op iedere dag behalve de zondag en algemeen erkende feestdagen.

Artikel 10, vijfde lid

Een bijzonder geval kan zich voordoen als de burgemeester toestemming heeft gegeven om een lijk binnen 36 uur te begraven. Sommige nabestaanden vragen om deze toestemming om godsdienstige redenen. Daarnaast kan spoed geboden zijn in geval van lijkvinding.

Artikel 11. Indeling graven en asbezorging

Naast de eigen graven noemt dit artikel de verschillende andere soorten van voorzieningen op de begraafplaats. Met deze voorzieningen wordt tegemoetgekomen aan de behoeften van de nabestaanden die de crematie op enige afstand van huis hebben doen plaatsvinden en graag een identificatiepunt in de omgeving hebben om de overledene dichtbij te kunnen gedenken. Gedenkplaatsen kunnen bijvoorbeeld worden uitgegeven voor vermisten of als de persoon in het buitenland is overleden en het stoffelijk overschot niet naar Nederland is vervoerd.

Artikel 13 Categorieën

Een indeling in categorieën is nodig als er behoefte is aan het vaststellen van verschillende regels voor de grafbedekkingen op de graven die liggen op de verschillende delen (categorieën) van de begraafplaatsen.

Artikel 14. Termijnen

Lid 1 van artikel 15 is opgenomen omdat sommige rechthebbenden in de veronderstelling verkeren dat de uitgiftetermijn pas begint te lopen op het moment van de eerste begraving of bijzetting. De Wet op de lijkbezorging bepaalt dat vanaf twee jaar voor het verstrijken van de lopende termijn, verlenging van de graftermijn kan worden aangevraagd. Binnen een jaar na het begin van deze periode moet het college volgens het wetsvoorstel de rechthebbende op het graf mededelen dat de graftermijn gaat aflopen, hetzij per brief, hetzij door aanplakking op de begraafplaats tot aan het einde van de periode dat de rechthebbende om verlenging van de termijn van uitgifte kan vragen. Het is van belang om de rechthebbenden mede te delen dat verlenging van de termijn tijdig moet worden aangevraagd. Indien er ten tijde van de opheffing van de begraafplaats nog rechten op eigen graven bestaan, zal in overleg met de rechthebbenden op die graven moeten worden bezien welke beslissingen er ten aanzien van die graven zullen worden genomen. Ook een stichting kan rechthebbende kan zijn indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

Artikel 15, tweede en vierde lid Overschrijving van verleende rechten

Het is gewenst dat er na overlijden van een rechthebbende een nieuwe rechthebbende wordt aangewezen die de verantwoordelijkheid voor de grafruimte en de daaraan verbonden kosten op zich neemt. Tot aanwijzing van een nieuwe rechthebbende kunnen alleen de personen bevoegd worden geacht die belang hebben bij het graf. Dit zijn in de eerste plaats de bloed- en aanverwanten, genoemd in het eerste lid van dit artikel. De ervaring heeft geleerd dat het gewenst is om slechts één persoon als rechthebbende te doen aanwijzen. Deze bepaling stelt de termijn op één jaar. Het vierde lid brengt tot uitdrukking dat de termijn met de nodige soepelheid zal worden gehanteerd.

Artikel 16 Afstand doen van graven

Dit artikel is opgenomen om buiten twijfel te stellen dat de rechthebbende afstand van het graf kan doen.

Artikel 17 Vergunning grafbedekking

De vergunningseis geldt voor de grafbedekkingen op algemene en eigen graven. De grafbedekking zal op punten als vormgeving, constructie en materiaalkeuze aan bepaalde minimumeisen moeten voldoen. Deze eisen zijn nader uitgewerkt in de nadere regels van het college. Zij zijn ruim geformuleerd, zodat zelden een verzoek om ontheffing zal worden ingediend. De vergunningseis omvat het gedenkteken en de winterharde beplantingen.

Artikel 19 Onderhoud door gemeente

Het onderhoud door de gemeente is een minimale zorg met de bedoeling dat de begraafplaats als geheel een verzorgd aanzien heeft en overlast naar naastliggende graven zoveel mogelijk wordt voorkomen.

In de meeste gevallen is het voldoende als de gedenktekens eenmaal per jaar worden gereinigd.

Artikel 20 Onderhoud door de rechthebbende

De aard en de afmetingen van de grafbedekkingen, en met name op eigen graven waar het recht telkens met een termijn verlengd kan worden, maken dat niet kan worden volstaan met het minimum aan onderhoud door de gemeente. Daarom zijn de rechthebbenden en vergunninghouders verplicht de grafbedekking behoorlijk te onderhouden en zo nodig te herstellen. In verband met het juridisch eigendom en het daarmee samenhangende risico voor de gemeente, is de tekst van dit artikel zodanig geredigeerd dat het risico wordt geminimaliseerd.

Artikel 21 en 22, eerste lid Verwijdering grafbedekking en ruimen graven

Het ruimen van de grafbedekkingen, de zogenaamde bovengrondse ruiming, omvat het verwijderen van zowel de grafgedenktekens als de grafbeplanting.

Artikel 21 en 22, tweede en derde lid

De belanghebbenden waarvan het adres bekend is worden schriftelijk van de komende ruiming op de hoogte gesteld. Een reactietermijn van een half jaar is elders gebleken voldoende te zijn. Om ook zoveel mogelijk van de overige belanghebbenden te kunnen bereiken vindt een jaar van te voren melding plaats via een aanduiding bij de graven en via een publicatie in de plaatselijke pers.

Artikel 21 en 22, vierde lid

De grafgedenktekens kunnen, met name bij het ruimen van zeer oude graven, reeds sterk vervallen of kapot zijn voordat de ruiming plaatsvindt. Daarom wordt in dit lid vermeld “of de restanten ervan”. Daar waar bij de grafbedekking bestaat uit grafbeplanting zal het vanwege soort, grootte of standplaats, niet altijd mogelijk zijn zodanig te rooien dat hergebruik mogelijk is.

Artikel 22, zesde en zevende lid

Het zesde en zevende lid openen de mogelijkheid om bij ruiming de stoffelijke overblijfselen c.q. de as een andere bestemming te geven dan begraven in een verzamelgraf c.q. verstrooiing. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan herbegraven in een ander graf op dezelfde of een andere begraafplaats.

(Besluit 8 uit nota Begraven en bestemmen van as in Vlissingen / raadsvergadering 28/09/00)

Artikel 23, eerste lid Afwijkende regels

Het ter beschikking van een kerkgenootschap gestelde deel op een gemeentelijke begraafplaats valt volgens de Wet op de lijkbezorging onder het beheer van de gemeente. Hierdoor is ook de beheersverordening op dit gedeelte van toepassing. Het college is dus verantwoordelijk voor de goede gang van zaken op het ter beschikking gestelde gedeelte. Zij voorzien ook in het minimale onderhoud van de grafbedekkingen op het kerkelijk deel (artikel 19). Wegens het kerkelijk karakter kunnen er redenen bestaan om voor dit deel ten aanzien van enkele onderwerpen nadere regels vast te stellen die afwijken van de nadere regels die gelden voor het overige gedeelte van de begraafplaats.

Artikel 24 Lijst

Graven kunnen van betekenis zijn; hetzij door de overledene die er begraven ligt, dan wel alleen door het gedenkteken. De overledene kan voor de plaatselijke gemeenschap van betekenis zijn geweest, zodat de naam nog bekend is bij de volgende generatie(s). Het gedenkteken kan opvallen door zijn vormgeving en door het gebruikte materiaal. Er dient te worden gezorgd dat dit soort graven niet ondoordacht worden geruimd en dat soms vrij zeldzame voorwerpen, op een terrein dat zozeer aan het verleden herinnert, behouden blijven. De lijst is een inventarisatie van gedenkwaardige graven. Daarnaast kan de inhoud van de lijst een hulpmiddel zijn voor het samenstellen van de monumentenlijst