Organisatie | Roosendaal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Afstemmingsverordening Wet investeren in jongeren |
Citeertitel | Afstemmingsverordening Wet investeren in jongeren |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Externe bijlage | exb-2016-7483 |
Deze verordening vervangt de Verordening tijdelijke regels Wet investeren in jongeren
Gemeentewet, artikel 147, lid 1, Wet investeren in jongeren, artikel 12, lid 1, onderdeel b en artikel 41, lid 1
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
11-10-2010 | 01-10-2010 | 01-01-2012 | nieuwe regeling | 07-10-2010 Gemeenteblad 2010, nr. 43, Roosendaalse Bode 10 oktober 2010 | AO/2010-55 |
De raad van de gemeente Roosendaal;
gezien het advies van de commissie samenleving van 22 september 2010;
gelezen het voorstel van het college van 31 augustus 2010;
gelet op artikel 147, eerste lid Gemeentewet, en de artikelen 12, eerste lid, onderdeel b en 41, eerste lid, van de Wet investeren in jongeren;
overwegende dat het noodzakelijk is het verlagen van de inkomensvoorzieningen van jongeren van 18 jaar of ouder doch jonger dan 27 jaar bij wijze van sanctie bij verordening te regelen;
vast te stellen de volgende Afstemmingsverordening Wet investeren in jongeren
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
De bepalingen van deze verordening gelden alleen voor jongeren van 18 jaar of ouder doch jonger dan 27 jaar.
Het college legt, overeenkomstig deze verordening, een maatregel op indien de jongere naar het oordeel van het college de op hem rustende verplichtingen, bedoeld in hoofdstuk 5 van de wet, of de uit artikel 30c, tweede lid of derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen voortvloeiende verplichtingen, niet of onvoldoende nakomt, dan wel zich jegens het college zeer ernstig misdraagt.
Artikel 3. Berekeningsgrondslag
De maatregel wordt toegepast op de voor de jongere van toepassing zijnde inkomensvoorzieningsnorm.
Artikel 4. Het besluit tot opleggen van een maatregel
In het besluit tot opleggen van een maatregel worden in iedere geval vermeld: de reden van de maatregel, de duur van de maatregel, het percentage en het bedrag waarmee de inkomensvoorziening wordt verlaagd en, indien van toepassing, de reden om af te wijken van de standaardmaatregelen.
Artikel 5. Horen van belanghebbende
Indien het college het voornemen heeft om het werkleeraanbod op grond van artikel 21 van de wet en daarmee de inkomensvoorziening in te trekken, wordt de jongere in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze naar voren te brengen, voordat de inkomensvoorziening wordt ingetrokken.
Artikel 6. Afzien van het opleggen van een maatregel
Het college ziet af van het opleggen van een maatregel indien:
de gedraging meer dan één jaar vóór constatering van die gedragingen door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte inkomensvoorziening is verleend. Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden;
De maatregel wordt opgelegd met ingang van de eerste dag van de kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de jongere is bekendgemaakt. Indien over deze periode reeds een maatregel is toegepast, wordt de maatregel aansluitend op deze periode opgelegd. In alle gevallen wordt uitgegaan van de inkomensvoorzieningsnorm die geldt over de periode waarvoor de maatregel wordt opgelegd.
Indien het opleggen van een maatregel als bedoeld in het eerste lid niet mogelijk is, wordt in afwijking hiervan de maatregel met terugwerkende kracht opgelegd indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 44 van de wet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van een inkomensvoorziening en wegens beëindiging van de inkomensvoorziening het opleggen van een maatregel als bedoeld in het eerste lid niet (geheel) mogelijk is. Bij de herziening van het recht op een inkomensvoorziening op grond van artikel 40, derde lid, van de wet zal in deze situatie rekening worden gehouden met de met terugwerkende kracht op te leggen maatregel, alsmede met de terugvordering van de daardoor teveel of ten onrechte verstrekte inkomensvoorziening. De herziening kan niet worden toegepast over een ander tijdvak dat waarop de verwijtbare gedraging betrekking heeft.
Indien een opgelegde maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 44 van de wet wegens voortijdige beëindiging van de inkomensvoorziening en (volledige) herziening van de inkomensvoorziening naar het verleden toe, niet of niet volledig kan worden geëffectueerd, wordt deze alsnog in de toekomst ten uitvoer gebracht indien de jongere binnen één jaar na bekendmaking van de beslissing tot oplegging van een maatregel opnieuw een inkomensvoorziening gaat ontvangen.
Hoofdstuk 2. Het niet nakomen van de verplichtingen bedoeld in artikel 45 van de wet
Artikel 9. Indeling in categorieën
Gedragingen van de jongere inhoudende het niet of onvoldoende nakomen van de verplichtingen bedoeld in artikel 45 van de wet, worden onderscheiden in de volgende categorieën:
Artikel 10. De hoogte en duur van de maatregel
Indien binnen één jaar na de voorgaande verwijtbare gedraging sprake is van herhaling van verwijtbaar gedrag, wordt de grotere mate van verwijtbaarheid tot uitdrukking gebracht in een verzwaring van de verlaging. Onder voorgaande verwijtbare gedragingen wordt verstaan de voorgaande gedraging die aanleiding is geweest tot het treffen van een verlaging. Dit geldt evenzo indien de verlaging wegens dringende redenen niet is geëffectueerd.
Hoofdstuk 3. Niet nakomen van de inlichtingenplicht
Artikel 11. Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen
Gelet op het bepaalde in artikel 2, tweede lid, worden de gedragingen van de jongere, inzake het niet, niet behoorlijk of niet tijdig nakomen van de inlichtingenplicht op grond van artikel 44 van de wet tengevolge waarvan er ten onrechte of tot een te hoog bedrag aan inkomensvoorziening is verleend, afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag.
Met inachtneming van het bepaalde in artikel 2, tweede lid, wordt de hoogte en duur van de maatregel die hoort bij een verwijtbare gedraging als omschreven in het eerste lid vastgesteld volgens onderstaande matrix;
Hoofdstuk 4. Zeer ernstige misdragingen
Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening de jongere zich naar het oordeel van het college de op hem rustende verplichtingen, bedoeld in hoofdstuk 5 van de wet, of de uit artikel 30c, tweede lid of derde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen voortvloeiende verplichtingen, niet of onvoldoende nakomt, dan wel zich jegens het college zeer ernstig misdraagt, verlaagt het college het bedrag van de aan de jongere toegekende inkomensvoorziening conform de regels gesteld in deze verordening.