Organisatie | Fryslân |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Subsidieregeling Natuur en Landelijk Gebied Fryslân |
Citeertitel | Subsidieregeling Natuur en Landelijk Gebied Fryslân |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp | subsidie, natuur en landschap |
De subsidieregeling Natuur en Landelijk Gebied Fryslân, zoals deze luidde voor inwerkingtreding van deze regeling, blijft van toepassing op aanvragen die voor inwerkingtreding van deze regeling zijn ontvangen.
N.v.t.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
26-09-2015 | Artt. 1.1, 5.1.2, 5.1.7, 5.1.8, 5.1.10, 5.1.13 | 22-09-2015 | GS-voorstel 1245345 (H4) | ||
03-07-2015 | 26-09-2015 | Artt. 2.1.1, 2.1.2, 2.1.3, 2.1.4, 2.1.5, 2.1.6, 2.1.7, 2.1.8, 2.1.9, 2.1.10, 2.1.11, 2.1.12, paragraaf 2.1 | 30-06-2015 | GS-voorstel 1220878 (H23) | |
31-10-2014 | 01-10-2014 | 03-07-2015 | nieuwe regeling | 28-10-2014 Provinciaal Blad, 2014, 2841 | gs-voorstel 1163491 |
Subsidieregeling Natuur en Landelijk Gebied Fryslân
Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân,
gelet op artikel 1.3, vierde lid, van de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2013;
gelet op de Wet inrichting landelijk gebied;
overwegende dat Provinciale Staten van Fryslân op 27 juni 2012 hebben vastgesteld de Nota Natuer en Lanlik Gebiet, Mei-inoar fierder;
overwegende dat wij het door ons vastgestelde Program Natuer en Lanlik Gebiet uitvoeren;
overwegende dat het wenselijk is de versterking van de landbouwinfrastructuur te stimuleren;
overwegende dat het wenselijk is om de bescherming en het behoud van karakteristieke landschapselementen in Fryslân te stimuleren;
besluiten vast te stellen de Subsidieregeling Natuur en Landelijk Gebied Fryslân als volgt:
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
weidevogelkerngebieden: de gebieden die als weidevogelkansgebied zijn aangemerkt op kaart 1 Weidevogelkansgebieden en parels, zoals opgenomen in bijlage 1 bij de Weidevogelnota 2014-2020 en die voldoen aan de Criteria voor selectie en ontwikkeling van weidevogelkerngebieden, zoals opgenomen in bijlage 2 bij de Weidevogelnota 2014-2020.
Hoofdstuk 5 Landschap en cultuurhistorie
Paragraaf 5.1 Landschap en cultuurhistorie generiek
De subsidie heeft tot doel het versterken van de landschappelijke en cultuurhistorische structuren en elementen die aangewezen zijn als zijnde van provinciaal belang in de structuurvisie Grutsk op ‘e Romte.
Een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend gedurende een door Gedeputeerde Staten vastgestelde periode.
Artikel 5.1.5 Aanvraagvereisten
In geval de subsidie wordt aangevraagd ten behoeve van een samenwerkingsverband, verstrekt de aanvrager de in het tweede lid bedoelde informatie voor iedere deelnemer in het samenwerkingsverband, alsmede een exemplaar van de samenwerkingsovereenkomst of de statuten van de rechtspersoon waarin wordt samengewerkt.
Artikel 5.1.6 Weigeringsgronden
De subsidie wordt geweigerd indien het subsidiebedrag minder dan € 10.000 bedraagt.
Artikel 5.1.7 Toetsingscriteria
De in artikel 5.1.2, eerste lid onder a tot en met c, bedoelde activiteiten dienen bij te dragen aan de versterking van de in de structuurvisie Grutsk op ‘e Romte aangewezen en in de Cultuurhistorische Kaart en landschapstypenkaart nader omschreven, landschappelijke en cultuurhistorische structuren en elementen van provinciaal belang.
Artikel 5.1.8 Subsidiabele kosten
Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen voor subsidie in aanmerking:
Artikel 5.1.9 Niet-subsidiabele kosten
Niet voor subsidie in aanmerking komen:
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij is geplaatst en heeft terugwerkende kracht tot 1 oktober 2014.
Een subsidie als bedoeld in deze regeling die wordt verstrekt aan een agrarische onderneming, wordt verstrekt met toepassing van Verordening (EU) Nr. 1408/2013 van de Euro-pese Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de de-minimissteun in de landbouwsector.
Een subsidie als bedoeld in deze paragraaf die wordt verstrekt aan een andere dan een agrarische onderneming, wordt verstrekt met toepassing van Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Europese Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de de-minimissteun.
Gedeputeerde staten kunnen de subsidieverlening of subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen, indien de subsidie in strijd is met bepalingen bij of krachtens het Verdrag betreffende de Europese Unie of met bepalingen bij of krachtens het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, waaronder begrepen het verbod van staatssteun zoals opgenomen in artikel 107 van dat Verdrag.
AlgemeenDeze regeling wordt vastgesteld in het kader van de door Provinciale Staten van Fryslân op 27 juni 2012 vastgestelde Nota Natuer en Lanlik Gebiet, Mei-inoar fierder. Ter uitvoering van deze beleidsnota voeren wij het Program Natuer en Lanlik Gebiet uit, waar de onderhavige regeling onderdeel van uitmaakt. Het betreft hier de opvolger van het provinciaal Meerjarenprogramma (pMJP) dat per 1 januari 2014 is afgelopen.
De regeling is een groeiregeling. In 2015 en later kunnen er onderdelen aan worden toegevoegd. Op dit moment zijn alleen de paragrafen ‘kavelruil’ en ‘landschap en cultuurhistorie generiek’ ingevuld. Dat betekent dat Gedeputeerde Staten deze subsidies kunnen openstellen en verstrekken. De subsidies voor natuur en voor water kunnen in een later stadium in hoofdstuk 3 respectievelijk 4 worden toegevoegd. Ook kunnen nog andere op landbouw of op landschap gerichte subsidies worden ingevoerd in hoofdstuk 2 respectievelijk hoofdstuk 5.
De reden dat deze andere paragrafen nog niet zijn ingevuld, is de volgende. Het ligt in de bedoeling om aan deze subsidies POP-middelen toe te voegen en deze in 2015 open te stellen. Omdat nog niet geheel duidelijk is hoe deze regelingen eruit moeten komen te zien (onder meer doordat in IPO-verband nog aan de provinciale POP-verordening wordt gewerkt) en bovendien de subsidie ook pas in 2015 opengesteld behoeft te worden, is ervoor gekozen om deze paragrafen vooralsnog open te laten.
Tenslotte is het niet uitgesloten dat de twee paragrafen te zijner tijd aangepast zullen worden aan het POP-regime, zodat ook aan deze subsidies POP-middelen toegevoegd zullen kunnen worden en de regelingen na aanmelding bij de Europese Commissie onder de vrijstellingsverordeningen 651/2014 van 17 juni 2014 en 702/2014 van 25 juni 2014 kunnen komen te vallen.
De regeling treedt gezien artikel 6.1 in werking met terugwerkende kracht tot 1 oktober 2014, zodat de openstelling van de kavelruilsubsidie per 1 oktober 2014 juridisch gedekt is. Verder is in artikel 6.2 zekerheidshalve opgenomen dat subsidieverstrekking dat de subsidieverlening kan worden aangepast in geval van strijdigheid met Europees recht.
De subsidieverstrekkingen vinden plaats als de-minimissteun (zie artikel 6.2, eerste en tweede lid), hetgeen betekent dat landbouwers erop moeten letten dat de totale overheidssteun die ze over drie belastingjaren ontvangen niet meer bedraagt dan € 15.000. Voor andere ondernemingen ligt de grens op € 200.000 over drie belastingjaren. Daartoe moet bij de aanvraag een de-minimisverklaring worden overlegd.
Paragraaf 2.1 Kavelruil De regeling sluit zo goed als mogelijk aan op de regeling zoals deze was opgenomen in de Subsidieverordening pMJP. In materieel opzicht betreft het dezelfde subsidie. Er zijn drie wijzigingen doorgevoerd ten opzichte van de oude regeling.
In de eerste plaats is het mogelijk gemaakt dat de subsidie als nevendoel heeft de realisering van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) of de realisering van weidevogelkerngebieden. Daarmee wordt het ook mogelijk om ruilverkavelingsprocessen te stimuleren waarbij natuurwaarden worden versterkt en niet alleen maar de agrarische infrastructuur. Het is mogelijk om verschillende openstellingen en verschillende subsidieplafonds te formuleren voor de verschillende in artikel 2.1.1 genoemde doelen.
Het tweede verschil is dat uitdrukkelijker dan in de oude regeling de eis geldt dat alleen subsidie kan worden verstrekt indien minimaal drie partijen bij de ruilverkaveling zijn betrokken waarvan minimaal twee ook daadwerkelijk ruilen (en dus grond inbrengen én toebedeeld krijgen). Dit is zeker gesteld door de verwijzing in artikel 2.1.2 naar artikel 85 van de Wet inrichting landelijk gebied (Wilg), waarvan het tweede lid dan luidt: 2. Bij een overeenkomst als bedoeld in het eerste lid kunnen mede partijen betrokken zijn die tegen inbreng van een geldsom onroerende zaken of tegen inbreng van onroerende zaken een geldsom bedingen, met dien verstande dat overeenkomsten waarbij niet meer dan drie partijen zijn betrokken slechts als ruilverkaveling bij overeenkomst worden aangemerkt indien alle partijen onroerende zaken inbrengen en ten hoogste één van hen daartegen slechts een geldsom bedingt.
Het derde materiële verschil ten opzichte van de oude regeling, is dat van deelnemers aan een ruilverkaveling voortaan een eigen bijdrage van € 200 per geruilde hectare wordt gevraagd. Dit is geregeld in artikel 2.1.9, tweede lid. De bijdrage is bedoeld als bijdrage van de agrariërs aan de proceskosten, conform het vastgestelde beleid in de Landbouwagenda (‘Foarutbuorkje II, Landbouwagenda provincie Fryslân 2014-2020’).
In artikel 2.1.7 wordt aangegeven welke kosten subsidiabel zijn. Het gaat daarbij grofweg gezegd om de proceskosten en de inrichtingskosten. Het is aan GS om te oordelen of, en in hoeverre, deze kosten noodzakelijk en adequaat zijn en dus subsidiabel moeten worden geacht. De aanschafprijs van grond wordt niet vergoed. Bij de inrichtingsmaatregelen genoemd in de onderdelen f. en g. van artikel 2.1.7, eerste lid, moet worden gedacht aan het dempen en/of graven van sloten, lichte egalisaties om percelen op elkaar aan te laten sluiten, het aanpassen of vervangen van drainage, het aanbrengen van kavelpaden of van ontsluitingsdammen. Voor de productieve investeringen (onderdeel f.), waarvan de agrarische onderneming dus voordeel geniet, geldt dat ze ingevolge artikel 2.1.9 voor ten hoogste 40% worden gesubsidieerd, met een maximum van € 600,- per geruilde hectare. Voor de inrichtingsmaatregelen die moeten worden gezien als niet-productieve investeringen (onderdeel g.), waarvan de agrarische onderneming dus geen voordeel geniet, is subsidiëring tot maximaal 100% mogelijk.
Paragraaf 5.1 Landschap en cultuurhistorie generiek De subsidie voor Landschap en cultuurhistorie generiek wordt ingezet ter realisering van de structuurvisie Grutsk op ‘e Romte. Tevens wordt de subsidie gebruikt voor de ontwikkeling en de proceskosten van de twee in Fryslân aanwezige Nationale Landschappen (Zuidwest Fryslân en de Noardlike Fryske Wâlden).
Voor de beantwoording van de vraag of de aangevraagde projecten al dan niet voldoen aan de toetsingscriteria van artikel 5.1.7, hebben GS beoordelingsvrijheid.
Er is voor gekozen om kleine projecten, waarbij het subsidiebedrag op minder dan € 10.000 zou uitkomen, in het geheel niet te verstrekken (artikel 5.1.6 lid 1). Voor wel te subsidiëren projecten geldt dat de subsidie niet meer dan de helft van de subsidiabele kosten kan bedragen, met een maximum subsidiebedrag van € 75.000 (artikel 5.1.10). Voor die subsidiabele kosten geldt, dat het vooral gaat om de fysieke uitvoering van het project, maar dat ook sommige proceskosten kunnen worden vergoed mits deze niet meer bedragen dan een kwart van de totale subsidiabele kosten (artikel 5.1.9).