Organisatie | Laarbeek |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening loonkostensubsidie Participatiewet 2015 gemeente Laarbeek |
Citeertitel | Verordening loonkostensubsidie Participatiewet 2015 gemeente Laarbeek |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Participatiewet
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 29-09-2018 | Onbekend | 11-12-2014 Onbekend | Onbekend |
Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Laarbeek van 11 december 2014.
M.L.M. van Heijnsbergen F.H.G.M. Ronnes
Toelichting Verordening loonkostensubsidie Participatiewet Laarbeek 2015
Deze verordening geeft uitvoering aan artikel 6, tweede lid van de Participatiewet. Overeenkomstig deze bepaling dient de raad bij verordening regels vast te stellen over de doelgroep loonkostensubsidie en de loonwaarde. De regels dienen in ieder geval te bepalen:
In deze verordening gaat het om iets anders dan de werkgeverspremie zoals omschreven in artikel 15 van de Re-integratieverordening Participatiewet Laarbeek 2015. De loonkostensubsidie zoals beschreven in deze verordening kan uitsluitend worden ingezet als de persoon in kwestie behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel e van de Participatiewet: mensen met een arbeidsbeperking. Deze nieuwe vorm van loonkostensubsidie is niet per definitie tijdelijk, maar kan indien nodig voor een langere periode worden ingezet. Met dit instrument compenseert de gemeente werkgevers voor de verminderde productiviteit van de werknemer (zie Kamerstukken II 2013/14, 33 161, nr. 107, blz. 60).
Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Algemene wet bestuursrecht of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Deze zijn vanzelfsprekend van toepassing op deze verordening. Voor de duidelijkheid zijn een aantal belangrijke wettelijke definities hieronder weergegeven.
Onder de doelgroep loonkostensubsidie (artikel 6, eerste lid, onderdeel e, Participatiewet) wordt verstaan: personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid onderdeel a, van wie is vastgesteld dat zij met voltijdse arbeid niet in staat zijn tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben.
Onder loonwaarde (artikel 6, eerste lid, onderdeel g, Participatiewet) wordt verstaan: vastgesteld percentage van het rechtens geldende loon voor de door een persoon, die tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort, verrichte arbeid in een functie naar evenredigheid van de arbeidsprestatie in die functie van een gemiddelde werknemer met een soortgelijke opleiding en ervaring, die niet tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort.
Onder een dienstbetrekking (artikel 6, eerste lid, onderdeel f, Participatiewet) wordt verstaan: een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke dienstbetrekking.
Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven worden hieronder behandeld.
Artikel 1 – Vaststelling wie tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort.
In artikel 10c van de Participatiewet is geregeld wanneer wordt vastgesteld of een persoon tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort: op schriftelijke aanvraag of ambtshalve. Ambthalve vaststelling is alleen mogelijk bij:
personen als bedoeld in artikel 34a, vijfde lid onderdelen b en c, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (hierna: WIA), artikel 35, vierde lid, onderdelen b en c, van de WIA en artikel 36, derde lid, onderdelen b en c, van de WIA tot het moment dat het inkomen uit arbeid in dienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon bedraagt en ten behoeve van die persoon in die twee jaren geen loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d van de Participatiewet is verleend;
In artikel 10c van de Participatiewet is ook bepaald dat het aan het college is om vast te stellen of een persoon tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort. Binnen de wettelijke kaders is het vervolgens aan de raad om vast te stellen op welke wijze wordt bepaald of mensen tot de doelgroep loonkostensubsidie behoren en of loonkostensubsidie voor hen wordt ingezet (zie Kamerstukken II 2013/14, 33 161, nr. 107, blz. 62). In artikel 1, tweede lid, is vastgelegd welke criteria daarbij in acht genomen worden.
Bij de vaststelling of iemand tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort laat het college zich adviseren door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Het college draagt personen voor die zouden kunnen behoren tot de doelgroep loonkostensubsidie, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen adviseert en neemt daarbij eveneens de in het tweede lid neergelegde criteria in acht. Op basis van het advies van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen beslist het college of iemand tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort.
Artikel 2 – Vaststelling loonwaarde
In artikel 10c van de Participatiewet is bepaald dat als een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie en een werkgever voornemens is een dienstbetrekking aan te gaan met die persoon, het college de loonwaarde van die persoon vaststelt. Hiervoor is geen aanvraag vereist. De <naam uitvoeringsorganisatie Participatiewet> adviseert het college met betrekking tot de vaststelling van de loonwaarde van een persoon. De vastgestelde loonwaarde legt het college vast in een beschikking waartegen zowel de betrokken persoon als diens (potentiële) werkgever bezwaar en beroep kunnen instellen.
In de bijlage bij artikel 2 wordt de methode die het college gebruikt om de loonwaarde van die persoon te bepalen beschreven.
In het geval een dienstbetrekking tot stand komt, verleent het college loonkostensubsidie aan de werkgever met inachtneming van artikel 10d van de Participatiewet.