Organisatie | Almelo |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Subsidieverordening amateuristische kunstbeoefening 2001 |
Citeertitel | Subsidieverordening amateuristische kunstbeoefening 2001 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
regeling treedt ipv subsidieverordening amateuristische kunstbeoefening 1991
Algemene wet bestuursrecht, de Gemeentewet en de Algemene Subsidieverordening
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2002 | 20-03-2013 | nieuwe regeling | 13-12-2001 Onbekend | Onbekend |
Raadsbesluit van13 december 2001, houdende vaststelling van de subsidieverordening amateuristische kunstbeoefening 2001
gelet op de Algemene wet bestuursrecht, de Gemeentewet en de Algemene Subsidieverordening Gemeente Almelo 1999;
De in artikel 2, lid 1, bedoelde subsidie wordt verleend aan de hierna genoemde verenigingen:
Voor het verkrijgen van subsidie ingevolge deze verordening dient de vereniging:
Ten minste ¾ van het aantal werkende leden dient in de gemeente Almelo te wonen;
bereid te zijn tenminste tweemaal per jaar gratis medewerking te verlenen aan een door de gemeente te organiseren of aan te geven manifestatie, waaronder in ieder geval begrepen Koninginnedag, avondvierdaagse en intocht Sint Nicolaas. Voor eventuele medewerking aan andere evenementen wordt vooraf overleg gevoerd tussen gemeentebestuur en Almelose Muziekbond;
van zaalconcerten, kan door het college op een met redenen omkleed verzoek worden
aangemerkt als een orkest als bedoeld in lid 2 van dit artikel.
1.De exploitatiesubsidie per jaar bestaat uit een bedrag samengesteld uit:
. a een basissubsidie en een bedrag per werkend lid per 31 december van het betrokken jaar dat in of bij de gemeentebegroting wordt vastgesteld;
b een subsidie van 10% over de door de werkende leden betaalde contributie in het betrokken jaar;
een subsidie ten behoeve van de fondsvorming voor aanschaf en/of onderhoud van
instrumenten voor zover deze eigendom van de vereniging zijn, op basis van het in de
SONMO-regeling genoemde bedrag.
De in dit artikel, lid 1e bedoelde bedragen zullen niet direct aan de verenigingen worden uitgekeerd. De fondsvorming geschiedt door de gemeente. Verenigingen kunnen bij aanschaf van instrumenten hierop aanspraak maken tot maximaal dat deel, dat ten behoeve van de vereniging is gereserveerd. Met goedkeurig van het college kan, indien het fonds dit toelaat, een deel worden benut ten behoeve van de aankoop van uniforme kleding.
Vaststelling van de subsidie vindt door het college plaats binnen 6 weken na ontvangst van de aan de eisen voldoende aanvraag als bedoeld in de artikelen 8 en 24.
Tenminste 4 weken voordat een openbaar concert, een openbare voorstelling of een vervangende zang- of muziekuitvoering wordt gegeven, dient de vereniging een begroting in. Indien verenigingen gezamenlijk een openbaar concert of een openbare voorstelling geven, dienen deze verenigingen gezamenlijk een voorstel in. Bovendien zendt de vereniging tenminste één week voor het concert of de voorstelling een programma toe aan het college.
Indien verenigingen gezamenlijk een openbaar concert of een openbare voorstelling geven, dan wordt dit concert of deze voorstelling voor iedere vereniging afzonderlijk als één gegeven openbaar concert of één gegeven openbare voorstelling aangemerkt.
In het door het college goedgekeurde begrote tekort van een evenement als bedoeld in artikel 12 wordt een subsidie verleend van maximaal:
Voor de overige lasten wordt in beschouwing genomen een maximumbedrag, dat in of bij de gemeentebegroting wordt vastgesteld;
instrumentale medewerking, indien deze medewerking noodzakelijk is voor het
Op basis van de goedgekeurde begroting, als bedoeld in artikel 11, verleent het college de subsidie en wel op een dusdanig tijdstip, dat de vereniging binnen 4 weken na aanvraag, van deze beslissing kennis draagt.
Binnen 8 weken na de datum van het evenement zendt de vereniging rekening en verantwoording daarvan in. Binnen 4 weken na ontvangst hiervan wordt de subsidie vastgesteld met inachtneming van het gestelde in artikel 14.
In de kosten van opleiding van leerlingen aan een door het college als zodanig erkend opleidingsinstituut, wordt een subsidie verleend van 2/3 van de kosten per leerling per jaar.
De acceptabele kosten per leerling worden door het college bepaald.
De overeenkomstig artikel 9 vastgestelde subsidie wordt binnen 4 weken na vaststelling aan de verenigingen uitbetaald.
Op verzoek van de vereniging kan een voorschot van 75% worden verleend op de verleende subsidie als bedoeld in artikel 15. Het op grond van artikel 16 vastgestelde subsidie wordt uitbetaald binnen 4 weken na vaststelling onder aftrek van een eventueel verstrekt voorschot.
De subsidie, als bedoeld in artikel 17, wordt uitbetaald binnen 4 weken na datum van uitvoering.
Uitbetaling van de subsidie, als bedoeld in artikel 18, vindt plaats, binnen 4 weken na ontvangst van de rekening van het opleidingsinstituut.
Het college kan overkoepelende organisaties aanwijzen, via welke de verenigingen hun stukken dienen in te zenden en via welke alle betalingen aan de verenigingen zullen geschieden.
Het college kan, de verenigingen gehoord, formulieren vaststellen voor het opmaken van de exploitatieoverzichten, de begrotingen en de rekeningen en verantwoordingen, als bedoeld in deze verordening.
Het college bepaalt, de verenigingen gehoord, welke inkomsten en uitgaven ten laste van het exploitatieoverzicht dan wel ten laste van de evenementenbegroting moeten worden gebracht.
In alle gevallen waarin deze verordening niet of niet geheel voorziet, beslist het gemeentebestuur.
Op de Subsidieverordening amateuristische kunstbeoefening 2001.
Deze verordening, als opvolgster van die van 1991, is het gevolg van.
Ingaande 1 januari 1998 is de Algemene wet bestuursrecht (Awb) aangevuld met de zogenaamde derde tranche. In deze derde tranche is ondermeer een titel "4.2. Subsidies" opgenomen, op grond waarvan aan de verstrekking van subsidies eisen worden gesteld, die zowel voor de rijksoverheid als de decentrale (lagere) overheden van toepassing zijn.
Een zeer belangrijk element daarin opgenomen is, dat subsidies in principe een wettelijke grondslag moeten hebben. In feite betekent dit -dat behoudens in uitzonderingsgevallen- subsidieverstrekking gebaseerd dient te zijn op een subsidieregeling, die als regel wordt aangeduid als verordening. Door een dergelijke verordening wordt de desbetreffende overheid ondermeer gedwongen aan te geven welke voorschriften met het oog op het bereiken van de doeleinden van de subsidieverstrekking dienen te worden opgelegd.
Ten aanzien van de algemene regels voor het verstrekken van subsidie heeft invoering van de derde tranche geleid tot vaststelling door de Gemeenteraad van de Algemene Subsidieverordening Gemeente Almelo 1999 (raadsbesluit 15 juli 1999, nr. 88). In deze verordening is opgenomen, dat de raad (deel) verordeningen kan vaststellen, die ten minste bepalen:
Hoewel de subsidiering van de amateuristische kunstbeoefening reeds vele jaren geregeld is in een verordening dient aanpassing hiervan plaats te vinden aan de derde tranche Awb en de hiervan afgeleide –hiervoor reeds genoemde- algemene subsidieverordening. In de vernieuwde verordening is eveneens rekening gehouden met het gestelde in de "Aanwijzingen voor de decentrale regelgeving", die een kwaliteitsverbetering van de regelgeving door in het bijzonder standaardisering hiervan, nastreven.
Voor de goede orde wordt opgemerkt dat in het nu voorgelegde model geen inhoudelijke veranderingen in de subsidiecomponenten en de –voorwaarden zijn aangebracht. De wijzigingen betreffen aanpassingen aan de op de derde tranche Awb geënte algemene subsidieverordening en genoemde decentrale regelgeving en zijn in een aantal gevallen ook van tekstuele aard. Dit laatste mede ter verduidelijking van bestaande teksten.
Aan de begripsomschrijvingen is toegevoegd een omschrijving van "exploitatieoverzicht".
In dit artikel is tot uitdrukking gebracht dat de verplichtingen en de bepalingen in de algemene subsidieverordening van toepassing zijn, tenzij in de verordening amateuristische kunstbeoefening een afwijkende regeling is getroffen. Deze laatste gaat dan voor.
Dit artikel geeft aan welke verenigingen voor subsidie in aanmerking kunnen komen.
Om in aanmerking te kunnen komen voor subsidie worden aan de verenigingen eisen gesteld, die een waarborg inhouden dat subsidie op een verantwoorde wijze kan worden verstrekt en besteed.
In dit artikel wordt tot uitdrukking gebracht dat door de verenigingen ook eigen inkomsten dienen te worden ingebracht.
Aan de verenigingen worden eisen gesteld ten aanzien van het aantal werkende leden en de woonplaats, het aantal concerten of uitvoeringen, waaronder die bij bepaalde manifestaties, en
-zo mogelijk- aansluiting bij een overkoepelende organisatie.
Dit artikel voorziet in bepaalde ontheffings- of wijzigingsmogelijkheden ten aanzien van het gestelde in artikel 6.
De aanvraagperiode voor de exploitatiesubsidie en de uitsluiting van inkomsten en uitgaven voor evenementen is hierin bepaald.
In dit artikel is opgenomen hoe de exploitatiesubsidie wordt opgebouwd.
Een belangrijk onderdeel is de fondsvormingsubsidie voor instrumenten en de daarvoor vastgelegde regeling.
In tegenstelling tot de huidige verordening zijn in dit artikel geen nominale bedragen meer opgenomen voor de basissubsidie. Deze worden door de gemeenteraad in of bij de gemeentebegroting vastgesteld. Voor het jaar 2001 geldt een basisbedrag van f 300,- + f 1,- per werkend lid op 31 december 2001.
Vaststelling van de subsidie dient binnen de gestelde periode plaats te vinden.
Aan de verlening van evenementensubsidie zijn voorwaarden gesteld ten aanzien van vooraf in te dienen informatie.
Hierin wordt aangegeven voor hoeveel concerten of voorstellingen (evenementen)subsidie kan worden verstrekt.
Ook wordt de ruimte geboden om één extra gesubsidieerd evenement te kunnen uitvoeren.
Bij door de verenigingen gezamenlijk uit te voeren evenementen is geregeld hoe dit moet worden aangemerkt qua evenement per vereniging.
In dit artikel zijn de wijze en inhoud van de subsidieverlening geregeld. Het gaat daarbij om de directe kosten die aan het evenement verbonden zijn. Ten aanzien van de zaalhuur betreft dit alleen de huur die moet worden betaald voor het concert of de uitvoering zelf.
In tegenstelling tot de vorige verordening zijn in dit artikel geen nominale bedragen meer opgenomen voor de overige lasten. Deze worden door de gemeenteraad in of bij de gemeentebegroting vastgesteld.
Voor het jaar 2001 geldt voor de overige lasten een maximumbedrag van:
f.700,00 voor toneel-, cabaret- en volksdansverenigingen;
f. 1.000,00 voor orkesten, accordeonverenigingen, harmonie- en fanfareorkesten, brassbands
f. 1.000,00 voor zangverenigingen zonder professionele, vocale of instrumentale
f. 3.000,00 voor zang-, musical- en operetteverenigingen met professionele vocale of
instrumentale medewerking, indien deze medewerking noodzakelijk is voor het
f. 6.000,00 voor oratoriumverenigingen en voor verenigingen, die een oratorium uitvoeren
waarbij een professioneel begeleidingsorkest noodzakelijk is;
f. 6.000,00 voor musical- en operetteverenigingen, die voor hun voorstelling noodzakelijkerwijs
gebruik moeten maken van een professioneel begeleidingsorkest.
In deze artikelen worden termijnen gesteld ten aanzien van de subsidieverlening en –vaststelling.
Voor uitvoeringen in de aangegeven accommodaties kan een door het college vastgestelde subsidie worden verstrekt. Dit bedrag is voor het jaar 2001 vastgesteld op een bedrag van f 150,- per uitvoering.
Om hiervoor in aanmerking te kunnen komen dient vooraf deze subsidie te worden aangevraagd.
In de opleidingskosten van leerlingen wordt een aanzienlijk subsidie verstrekt. Het opleidingsinstituut en de kosten per leerling worden door het college bepaald.
Hierin worden de subsidiebetalingsperiodes bepaald en de mogelijkheid van voorschotverlening bij de evenementensubsidie.
In bijzondere, relevante gevallen kan dit van toepassing worden verklaard.
Dit artikel is opgenomen om de juiste informatie voor de vaststelling van subsidies te verkrijgen. Ook voor de verenigingen kan dit als een ondersteunende factor bij de invulling hiervan worden aangemerkt.
Gelet op de onduidelijkheden die kunnen ontstaan bij de toewijzing van de inkomsten en uitgaven is bepaling daarvoor door het college wenselijk.
Hoewel getracht is in deze verordening alle zaken afdoende te regelen, is niet uit te sluiten dat er zich toch onvoorziene situaties voordoen. Dit artikel voorziet hierin.
De verordening is van toepassing op aanvragen na de datum van publicatie. Voor daarvoor gedane aanvragen blijft de bestaande verordening gelden. Feitelijke consequenties heeft dit laatste niet, omdat de subsidiemogelijkheden en –bedragen niet worden gewijzigd.
Door een jaartal aan de verordening toe te voegen kan verwarring ten aanzien van de toe te passing regeling worden voorkomen.