Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hulst

Re-integratieverordening Wet werk en bijstand

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHulst
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingRe-integratieverordening Wet werk en bijstand
CiteertitelRe-integratieverordening WWB
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpSociale Zaken en Werkgelegenheid

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. gelet op artikel 147
  2. artikel 7 van de wet Werk en Bijstand
  3. artikel 8 van de wet Werk en Bijstand
  4. artikel 9 van de wet Werk en Bijstand
  5. artikel 10 van de wet Werk en Bijstand
  6. artikel 34 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW)
  7. artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW)
  8. artikel 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW)
  9. artikel 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW)
  10. Artikel 34 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ)
  11. Artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ)
  12. Artikel 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ)
  13. Artikel 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ)
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

09-04-200901-04-200901-01-2012Nieuwe regeling

02-04-2009

Zeeuwsch Vlaams Advertentieblad, 08-04-2009

Rb2009/20B

Tekst van de regeling

Intitulé

RE-INTEGRATIEVERORDENING WET WERK EN BIJSTAND

De raad van de gemeente Hulst;

 

Gezien het advies van de commissie Samenleving;

 

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders dd. 3 maart 2009;

 

gelezen de beleidsaanbeveling Loonkostensubsidie en Europese regelgeving zoals genoemd in de Verzamelbrief april 2004 van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;

 

gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet, de artikelen 7, 8, 9 en 10 van de Wet werk en bijstand (WWB), de artikelen 34, 35, 36 en 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en 34, 35, 36 en 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);

 

overwegende dat het noodzakelijk is de re-integratie bij verordening te regelen;

 

B E S L U I T :

 

vast te stellen de volgende:

RE-INTEGRATIEVERORDENING WET WERK EN BIJSTAND

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijving

Artikel 2. Opdracht college

  • 1.

    Het college biedt ondersteuning aan uitkeringsgerechtigden tot 65 jaar, Anw-ers, Nuggers, jongeren alsmede personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet.

  • 2.

    Het college zorgt voor een voldoende gevarieerd aanbod van voorzieningen.

  • 3.

    Het college kan bij het bepalen van het aanbod aan voorzieningen prioriteiten stellen in verband met de financiële mogelijkheden en in verband met maatschappelijke, economische en conjuncturele ontwikkelingen.

  • 4.

    Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van de cliënt, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid.

  • 5.

    Het college bevordert de beschikbaarheid van voorzieningen voor de opvang van kinderen niet ouder dan 12 jaar van alleenstaande ouders, voor zover die opvang nodig is voor het volgen van een traject of voor deelname aan een voorziening, of voor het bereiken van het doel van een traject of een voorziening.

  • 6.

    Uitvoering van dit artikel vindt plaats binnen de daarvoor door de gemeenteraad beschikbaar gestelde middelen.

Hoofdstuk 2. Doel en doelgroep

Artikel 3. Doel van de ondersteuning

  • 1.

    Het college biedt uitkeringsgerechtigden, Anw-ers, Nuggers, jongeren alsmede personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet, ondersteuning aan bij arbeidsinschakeling en, voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    Het college kan aan uitkeringsgerechtigden, Anw-ers, Nuggers en jongeren evenals personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet, voorzieningen gericht op maatschappelijke participatie aanbieden.

  • 3.

    Voor het verstrekken van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling of maatschappelijke participatie aan personen aan wie het UWV een uitkering verstrekt sluit het college een overeenkomst met het UWV.

  • 4.

    Geen recht op ondersteuning bestaat indien sprake is van een voorliggende voorziening welke naar mening van het college in voldoende mate bijdraagt aan de re-integratie van de aanvrager.

Artikel 4. Verplichtingen

  • 1.

    Een persoon die door het college een voorziening wordt aangeboden is verplicht hiervan gebruik te maken.

  • 2.

    Een alleenstaande ouder aan wie een ontheffing is verleend zoals bedoeld in artikel 9a van de wet en die niet beschikt over een startkwalificatie is gehouden ten minste een voorziening te accepteren met scholing of een opleiding die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert, tenzij het college van oordeel is dat een dergelijke scholing of opleiding de krachten en bekwaamheden van de alleenstaande ouder te boven gaat.

  • 3.

    De persoon die deelneemt aan een voorziening is gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de IOAW, de IOAZ, de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen, deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

  • 4.

    Indien een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het derde lid, dan kan het college voor WWB uitkeringsgerechtigden de uitkering verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand, voor IOAW en IOAZ uitkeringsgerechtigden conform het maatregelenbesluit IOAW/IOAZ.

  • 5.

    Indien de persoon, niet zijnde een uitkeringsgerechtigde, die gebruik maakt van een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, kan het college de kosten van de voorziening dan wel de subsidie geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

  • 6.

    Indien de persoon die aan een voorziening deelneemt zijn verplichtingen in het kader van de wet en/of verordening niet nakomt of niet meer behoort tot de doelgroep van de wet, kan het college de voorziening beëindigen.

Artikel 5 Sluitende aanpak

  • 1.

    Het college biedt iedere uitkeringsgerechtigde / jongere na inschrijving bij het CWI een aanbod voor een voorziening waar mogelijk gericht op inschakeling in algemeen geaccepteerde arbeid.

  • 2.

    Het college kan aan uitkeringsgerechtigden, Anw-ers, Nuggers en jongeren voorzieningen aanbieden gericht op maatschappelijke participatie.

  • 3.

    Het college kan in individuele gevallen afwijken van het gestelde in het eerste en tweede lid.

Artikel 6 Budget en subsidieplafonds

  • 1.

    Het college kan één of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen. Een door het college ingesteld subsidie- of budgetplafond vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op de specifieke voorziening.

  • 2.

    Het college kan een plafond instellen voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor een specifieke voorziening.

Hoofdstuk 3. Voorzieningen en projecten

Artikel 7. Werkstage

  • 1.

    Het college kan aan personen als bedoeld in art. 1 lid 1 onder a, b, c en d een werkstage aanbieden.

  • 2.

    Het doel van de werkstage is het opdoen van werkervaring dan wel het testen of uitproberen van een bepaalde werkomgeving of persoon. De betrokkene kan de werkomgeving testen ook kan een werkgever de geschiktheid van betrokkene voor de aangeboden werkplek testen.

  • 3.

    Het college plaatst de persoon alleen indien door zijn plaatsing de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en indien door zijn plaatsing geen verdringing van bestaande werkgelegenheid plaatsvindt.

  • 4.

    Het college kan aan de werkgever een vergoeding vragen.

Artikel 8. Participatieplaatsen

  • 1.

    Het college kan aan personen als bedoeld in artikel 1 onderdeel a een participatieplaats aanbieden en voor personen aan wie het UWV een uitkering verstrekt een participatieplaats uitvoeren.

  • 2.

    Het doel van een participatieplaats is re-integratie. De betrokkene moet werkervaring opdoen of tijd nodig hebben om te wennen aan werkgerelateerde aspecten.

  • 3.

    Het college plaatst een persoon alleen als er sprake is van een additionele functie; een speciaal gecreëerde functie of een functie die alleen met speciale begeleiding verricht kan worden.

Artikel 9. Loonkostensubsidie

  • 1.

    Het college kan een loonkostensubsidie aan een werkgever of een detacheringsbedrijf verstrekken gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    De verstrekking van loonkostensubsidie is een generieke regeling.

  • 3.

    Het college verstrekt de loonkostensubsidie alleen indien door de plaatsing de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing van bestaande werkgelegenheid plaatsvindt.

Artikel 10. Scholing

  • 1.

    Het college kan een vorm van scholing aanbieden gericht op arbeidsinschakeling of maatschappelijke participatie.

  • 2.

    Voor personen, bedoeld in artikel 1, onderdeel b en c, geldt daarnaast de aanvullende voorwaarde dat belanghebbende zich beschikbaar dient te stellen voor de arbeidsmarkt voor tenminste 12 uur per week.

  • 3.

    Voor personen bedoeld in artikel 1 onderdeel e, die een ontheffing genieten zoals bedoeld in artikel 9 a van de wet, is scholing gericht op het behalen van een startkwalificatie.

  • 4.

    Aan de persoon zoals bedoeld in artikel 1 onderdeel e, die al beschikt over een startkwalificatie en een ontheffing geniet zoals bedoeld in artikel 9 a van de wet, kan het college op verzoek een opleiding aanbieden hoger dan het niveau van een startkwalificatie of ter behoud van arbeidscompetenties, mits het college van oordeel is dat deze opleiding de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert.

  • 5.

    Het college kan aan personen die gebruik maken van een participatieplaats zoals bedoeld in artikel 8 van deze verordening en die geen startkwalificatie hebben, 6 maanden na aanvang van de participatieplaats, een voorziening aanbieden gericht op arbeidsinschakeling in de vorm van scholing of een opleiding.

Artikel 11. Projecten

  • 1.

    Het college wijst voor de uitvoering van ‘Work First’ en voor de uitvoering en de exploitatie van een voorlichtings- en opleidingscentrum (VOC) voor de glastuinbouw Dethon aan als opdrachtnemer.

  • 2.

    Bij vraaggerichte trajecten of projecten kan het college nadere besluiten nemen over eventuele investeringen, bijdragen en opdrachtnemerschap.

  • 3.

    Het college kan in beleidsregels de omvang en de hoogte van de bijdrage voor projecten vastleggen.

Artikel 12. Inkomensvrijlating en premies

  • 1.

    De uitkeringsgerechtigde die arbeid in deeltijd heeft of aanvaardt, waarmee een inkomen wordt verworven dat minder bedraagt dan de voor de uitkeringsgerechtigde van toepassing zijnde norm, vindt vrijlating van inkomsten uit arbeid plaats zoals bedoeld in artikel 31 tweede lid onder o van de wet.

  • 2.

    Het college kan een premie verstrekken aan een uitkeringsgerechtigde die arbeid aanvaardt, werkzaamheden als zelfstandige gaat verrichten, waarmee geheel of gedeeltelijk in de kosten van bestaan kan worden voorzien.

  • 3.

    Het college verstrekt aan personen die gebruik maken van een participatieplaats zoals genoemd in artikel 8 eens in de zes maanden een premie van 250 euro indien de werkzaamheden van betrokkene naar het oordeel van het college de arbeidsparticipatie bevorderen.

  • 4.

    Het college kan in beleidsregels nadere bepalingen opnemen.

Artikel 13. Persoonsgebonden re-integratiebudget

  • 1.

    Het college kan aan personen een vergoeding verstrekken in de vorm van een op arbeidsinschakeling gericht persoonlijk re-integratiebudget.

  • 2.

    Onder een persoonsgebonden re-integratiebudget wordt verstaan een vergoeding ter voldoening van noodzakelijke te maken kosten van werkzaamheden die zijn gericht op arbeidsinschakeling.

  • 3.

    Het college kan in beleidsregels hierover nadere bepalingen opnemen.

Artikel 14. Overige voorzieningen

Het college kan de hieronder genoemde voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling aanbieden:

  • a.

    Work First;

  • b.

    Plaatsingskosten / plaatsingsfee;

  • c.

    intensieve begeleiding;

  • d.

    diagnostische instrumenten;

  • e.

    trainingen, cursussen, scholing;

  • f.

    integrale trajecten;

  • g.

    duale trajecten;

  • h.

    jobhunting, bemiddeling en nazorg.

Artikel 15. Overige vergoedingen

Het college kan een vergoeding verstrekken aan personen zoals genoemd in artikel 1, onderdeel a, d en q voor kosten die gemaakt zijn in het kader van de arbeidsinschakeling, vrijwilligerswerk of maatschappelijke participatie. Het kan hierbij gaan om de onderstaande kosten:

  • a.

    verhuiskosten in verband met aanvaarden van reguliere arbeid;

  • b.

    reiskosten;

  • c.

    onkostenvergoeding vrijwilligerswerk;

  • d.

    stagevergoeding;

  • e.

    kosten voor kinderopvang;

  • f.

    kosten van leermiddelen;

  • g.

    overige kosten.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 16. Voorliggende voorzieningen

Het college verstrekt geen vergoeding voor kosten waarvoor, al dan niet door de gemeente, reeds een andere vergoeding kan worden verstrekt.

Artikel 17. Beleid

Het college kan ten behoeve van de uitvoering van deze verordening nadere beleidsregels vaststellen.

Artikel 18. Hardheidsclausule

  • 1.

    Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien onverkorte toepassing zou leiden tot onredelijkheid of onbillijkheid.

  • 2.

    In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

Artikel 19. Citeerartikel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Re-integratieverordening WWB”

Artikel 20. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt direct na publicatie in werking en werkt terug tot 1 april 2009. De Re-integratieverordening WWB zoals deze is vastgesteld door de Raad op 3 april 2008 wordt ingetrokken op de dag waarop deze verordening in werking treedt.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Hulst van 2 april 2009.

De gemeenteraad van de gemeente Hulst,

De Raadsgriffier, De Raadsvoorzitter,

Drs. D.J.M. Van Bunder J.F. Mulder

Publicatie: Zeeuwsch-Vlaams Advertentieblad d.d. 8 april 2009.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1.         Begripsbepalingen

 

Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de begripsbepalingen uit de Wet werk en bijstand (WWB).

   

Artikel  2.        Opdracht college

 

De WWB geeft in artikel 7 het college de verantwoordelijkheid voor het bieden van ondersteuning gericht op arbeidsinschakeling. Hoewel belanghebbenden aanspraak kunnen maken op ondersteuning, is er geen afdwingbaar recht op ondersteuning op de manier zoals de belanghebbende dat mogelijk het liefst zou zien. Het is aan het college om zorg te dragen voor voldoende aanbod van voorzieningen, waarbij het college te maken heeft met beperkte financiële middelen, terwijl de vraag naar ondersteuning afhankelijk is van een veelheid aan sociaal-economische factoren. Het college kan een aanspraak op een voorziening niet weigeren. Als het budget niet toereikend is moet het college zorgdragen voor een alternatief.

Het college houdt bij het aanbieden van een voorziening rekening met de combinatie arbeid en zorg, met de mogelijkheden en beperkingen van een cliënt maar ook met het uitgangspunt “de kortste weg naar duurzame arbeid”. Gesubsidieerde arbeid wordt op grond van de wet gezien als een vorm van algemeen geaccepteerde arbeid, met dien verstande dat gesubsidieerde arbeid in principe geen einddoel is.

Re-integratie moet bovendien de kortste weg naar arbeid zijn. Daarmee wordt niet alleen de tijd tussen de inzet van het instrument en de werkaanvaarding bedoeld, maar ook de inspanningen die het kost om dat doel te bereiken.

Alleen als arbeidsinschakeling binnen afzienbare termijn niet tot de mogelijkheden behoort, kan zelfstandige maatschappelijke participatie een doel van de inzet van voorzieningen zijn.

De uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de inhoud van het traject ligt bij het college. Binnen de grenzen van die verantwoordelijkheid wordt rekening gehouden met de wensen van de belanghebbende. De inhoud van het traject wordt besproken met de belanghebbende, vervolgens wordt door beide partijen een trajectplan ondertekend.

Ook vergoeding van noodzakelijke reiskosten en kosten van kinderopvang worden aangemerkt als voorziening. Bij personen die nog op een oude WIW of ID baan werken is er sprake van een arbeidsovereenkomst met een werkgever en ligt de verantwoordelijkheid voor het al dan niet vergoeden van deze kosten bij de werkgever. Dit is voortzetting van bestaand beleid.

 

 Artikel  3.    Doel van de ondersteuning

 

Het uiteindelijke doel van de ondersteuning zoals in allerlei vormen is vastgelegd in deze verordening, is uitstroom (uit de uitkering) naar algemeen geaccepteerde arbeid. Hierbij wordt gestreefd naar duurzame arbeid. Als dit doel niet bereikbaar is, wordt gestreefd naar zelfstandige maatschappelijke participatie. Bij dit laatste valt te denken aan vrijwilligerswerk, mantelzorg en deelname aan activiteiten in wijk of buurt.

In het tweede lid is, overeenkomstig artikel 7 derde lid WWB, geregeld dat het college ook personen met een uitkering van het UWV woonachtig in de gemeente Hulst kan ondersteunen bij de arbeidsinschakeling. De instrumenten en de voorwaarden worden in een overeenkomst met het UWV nader uitgewerkt. Achterliggende gedachte is dat ook deze inwoners van de gemeente op deze manier kunnen worden ondersteund bij het vinden van betaalde arbeid èn om instroom in de bijstand te voorkomen.

Het derde lid geeft aan dat als er een trajectplan of een deel van een trajectplan op een andere wijze dan uit het Participatiebudget van de gemeente gefinancierd kan worden, er geen voorziening ingevolge deze verordening zal worden verstrekt.

 

 Artikel  4.    Verplichtingen

 

In de wet zijn de verplichtingen die verbonden zijn aan het recht op een uitkering uitgebreid aangegeven. Het eerste en tweede en derde lid sluiten aan bij deze verplichtingen. Het vierde lid legt een verbinding tussen de verplichtingen die worden verbonden aan de re-integratie van klanten en de maatregelen opgenomen in de Afstemmingsverordening WWB. In de Afstemmingsverordening staat het percentage vermeld waarmee een uitkering kan worden verlaagd. Echter voor personen zonder uitkering waarvoor wel voorzieningen worden ingezet zoals Anw-ers, nuggers, jongeren en personen met een gesubsidieerde baan, kan de gemeente de uitkering niet verlagen. Daarom zijn in het vierde lid mogelijkheden opgenomen om in die gevallen (een deel van) de gemaakte kosten terug te vorderen.

In het vijfde lid zijn mogelijkheden opgenomen om de voorziening te beëindigen indien men niet langer tot de doelgroep behoort of indien men niet voldoet aan de verplichtingen van de wet of verordening. Hieronder vallen ook verplichtingen welke zijn opgenomen in het trajectplan/contract.

 

Artikel 5       Sluitende aanpak

 

De Wet inschakeling werkzoekenden (WIW) kende een wettelijke sluitende aanpak voor jongeren (art. 9 WIW). de WWB kent geen bepalingen over sluitende aanpak. De wetgever gaat ervan uit dat door de systematiek van de wet er in de praktijk de facto een sluitende aanpak ontstaat.

Desondanks is de gemeente van oordeel dat een sluitende aanpak geregeld dient te worden. In het beleid is vastgelegd dat in principe voor iedereen een trajectplan/contract dient te worden opgesteld. Alle beschikbare middelen zoals genoemd in de verordening kunnen ingezet worden. Het tweede lid wordt aangegeven dat het ook van belang is aan alle groepen van deze verordening, en dan in het bijzonder voor personen met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt, voorzieningen voor maatschappelijke participatie in te zetten. Met een inzet van dergelijke middelen kunnen mensen op termijn begeleid worden naar algemeen geaccepteerde arbeid.  In het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) zullen mensen gemotiveerd worden deel te nemen aan maatschappelijke participatietrajecten en activiteiten te verrichten gericht op mantelzorg en ander vrijwilligerswerk.

Het derde lid geeft de mogelijkheid om van de algemene sluitende aanpak in specifieke, individuele gevallen af te wijken. Dit kan met name aan de orde komen voor diegenen die een ontheffing van de arbeidsverplichting hebben gekregen.

 

 Artikel 6.     Budget en subsidieplafonds

 

De wet stelt dat het ontbreken van financiële middelen geen reden kan zijn voor het afwijzen van een aanvraag voor een voorziening. Dit houdt in dat er geen algemeen plafond kan worden ingesteld. Wel kan per voorziening een plafond worden ingebouwd. Dit laat de mogelijkheid open om naar een ander instrument uit te wijken. De gemeente kan, om de financiële risico’s te beheersen, een verdeling maken van de middelen over de verschillende voorzieningen. Indien het college hierover hiertoe overgaat, zal hierover ruim van te voren een besluit worden genomen.

 

 Artikel  7.    Werkstage

 

In deze verordening wordt er voor gekozen om naast de in de wet opgenomen Participatieplaatsen ook de voorziening Werkstage op te nemen. De werkstage kan in tegenstelling tot de Participatieplaatsen ook worden ingezet voor personen zonder een uitkering.

Als er sprake is van werken zonder dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst en als het uiteindelijk doel uit- of doorstroom naar algemeen geaccepteerde arbeid is, zet de gemeente het instrument Werkstage in. Het leren werken staat hierbij steeds centraal. Er is weliswaar sprake van het persoonlijk verrichten van arbeid maar dit is overwegend gericht op het uitbreiden van kennis en ervaring van de belanghebbende. De Werkstage kan ook ingezet worden als proefperiode voor een werkgever en een uitkeringsgerechtigde, nugger, Anw-er of jongere om ervaring met elkaar op te doen. Het doel van een dergelijke proefperiode is dat de betrokkene daarna geheel of gedeeltelijk door de werkgever in dienst genomen wordt.

  

Artikel 8.     Participatieplaatsen

 

Als een uitkeringsgerechtigde gaat werken voor een langere periode zonder dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst kan de gemeente besluiten het instrument participatieplaats in te zetten. Het leren werken staat hierbij steeds centraal. De duur, uitvoering, randvoorwaarden worden in nadere beleidsregels uitgewerkt.

Voor uitkeringsgerechtigden van het UWV kan de gemeente uitvoering geven aan invulling van participatieplaatsen. Hieraan moet dan wel een overeenkomst met het UWV aan ten grondslag liggen (art 7 lid 3 Wwb). Het ligt voor de hand dat de kosten die de gemeente hiervoor maakt (uitvoeringskosten, verstrekken van premies en scholing na 6 maanden) vergoed worden door het UWV.

Het doel van de participatieplaats is het opdoen van arbeidsvaardigheden of het wennen aan werkgerelateerde aspecten. De participatieplaats wordt in principe ingezet voor personen waarvoor uitstroom naar reguliere arbeid in eerste instantie niet aan de orde is.

Het derde lid houdt in dat bij een bedrijf of instelling een participatieplaats alleen mogelijk is als er geen verdringing plaatsvindt of als de concurrentieverhoudingen niet nadelig worden beïnvloed. In dit kader zal worden nagegaan of er in een half jaar voorafgaande aan de plaatsing geen ontslag heeft plaatsgevonden voor dezelfde werkzaamheden. Voorts mogen aan de te plaatsen persoon geen productie eisen worden opgelegd.

 

 Artikel  9.    Loonkostensubsidie

 

Doel van de loonkostensubsidie is om uitkeringsgerechtigden, nuggers, Anw-ers en jongeren die door de grotere afstand tot de arbeidsmarkt minder productief zijn, sneller en makkelijker aan werk te helpen. Bijkomend doel is werkgevers die door een gebrek aan werkervaring van de genoemde personen huiverig zijn deze in dienst te nemen vanwege de extra financiële risico's die daaraan verbonden zijn te stimuleren tot het aangaan van een dienstverband. Door deze subsidiering worden die financiële risico’s tijdelijk gecompenseerd. Uitgangspunt is dat belanghebbende, gedurende de periode dat de loonkostensubsidie wordt verstrekt, aanvullende vaardigheden en werkervaring kan opdoen, zodat de afstand tot de arbeidsmarkt aan het eind van de subsidieperiode is verkleind. Ten einde te voorkomen dat in het kader van Europese regelgeving sprake zou zijn van een aanmeldingsplichtige steunmaatregel is in lid 3 opgenomen dat het gaat om een generieke loonkostensubsidie. Dit betekent dat ieder bedrijf of onderneming ongeacht de vestigingsplaats van de onderneming of de plaats van tewerkstelling van de werknemer, een beroep kan doen op loonkostensubsidie, uiteraard zover aan de overige bepalingen van dit artikel wordt voldaan.In nadere beleidsregels kunnen zaken worden vastgelegd als de doelgroepen en de maximale vergoeding.

 

 Artikel 10.    Scholing

 

Scholing kan worden ingezet om de kansen en vaardigheden op de arbeidsmarkt te vergroten. Het tweede lid geeft aan dat de scholing zowel aangeboden kan worden als voorziening of dat er middelen ter financiering van de scholing kunnen worden ingezet. Dit laatste kan van belang zijn indien de cliënt op eigen initiatief een vorm van scholing voorstelt die het college noodzakelijk acht, maar die niet in het reguliere scholingsaanbod is opgenomen. Met de in dit artikel bedoelde scholing wordt met name arbeidsrelevante scholing bedoeld waar op korte of middellange termijn vraag naar is, en die tevens op korte of middellange termijn afgerond kan worden.

 

 Artikel  11.   Projecten

 

De uitvoering van het hier genoemde project en de voorziening Work First is een voorbehouden opdracht voor de Gemeenschappelijke Regeling Dethon. De reden voor het vastleggen van deze voorbehouden opdrachten in deze verordening is dat bij het opzetten van Work First en van een proefkas en opleidingskas voor de glastuinbouw een blijvende infrastructuur moet worden opgezet. Het opstarten of voortbestaan mag niet in gevaar komen door een aanbestedingsprocedure of door een wisseling van exploitanten als gevolg van een aanbestedingsprocedure.

De organisatievorm, de hoogte van de bijdrage en de wijze van exploitatie zal door het college nader worden vastgesteld.

Bij vraaggerichte trajecten waarbij werkgevers een baangarantie afgeven kan sprake zijn van bijzondere en unieke situaties die niet vooraf in een verordening kunnen worden geregeld. In dergelijke gevallen kan het college nadere besluiten nemen of de vorm en hoogte van een eventuele bijdrage. Vaak voorzien de trajecten in specifieke situaties zoals er momenteel projecten zijn ter preventie van jeugdwerkloosheid (‘POS/AKA’ en ‘Samenscholen en Samenwerken’).

 

 Artikel  12.   Premies

 

Het eerste lid behoeft geen nadere toelichting. Dit lid stelt uitkeringsgerechtigden in staat in aanmerking te komen voor een inkomensvrijlating zoals geregeld in de WWB.

Als toelichting op lid 2 wordt gemeld, dat op grond van de WWB alleen een eenmalige premie kan worden toegekend in het kader van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (art. 31 lid 2 sub j Wwb). Om de bereidheid tot deelname aan het arbeidsproces te vergroten is het verstrekken van een stimuleringspremie een goed middel. Daarnaast helpt het verstrekken van premies de armoedeval op te vangen. De armoedeval kan ontstaan door het mislopen van allerlei voorzieningen wanneer men een inkomen heeft dat net iets boven het minimum ligt. Het meest eenvoudige is om met de hoogte van het bedrag aan te sluiten bij het maximum bedrag op grond van art. 31 lid 2 sub j WWB.

De gemeente is verplicht om de hoogte van de premie bij invulling van een participatieplaats (na zes maanden) bij verordening te regelen. Een premie zal jaarlijks nooit meer bedragen dan het bedrag genoemd in artikel 31 tweede lid onder j van de wet. Dit bedrag wordt vastgesteld op 250 euro per half jaar.

Het college stelt in beleidsregels nadere voorwaarden vast (lid 3).

   

Artikel 13.    Persoonsgebonden re-integratiebudget

 

Een persoonsgebonden re-integratiebudget kan beschikbaar worden gesteld als een persoon op eigen initiatief met een voorstel komt. Het college moet vooraf goedkeuring verlenen aan het voorgestelde traject. Daarna kan de persoon zelf uitvoering geven aan de onderdelen opgenomen in het trajectplan. Bij dit trajectplan gelden dezelfde voorwaarden als bij alle andere trajectplannen. De persoon verstrekt zelf alle benodigde verantwoordingsinformatie. Het college kan in beleidsregels nadere voorwaarden vaststellen.

 

Artikel 14.    Overige voorzieningen

 

Alle door de gemeente ingekochte producten en instrumenten gelden als voorziening.

 

Artikel 15.    Overige vergoedingen

 

Soms moeten extra kosten gemaakt worden in het kader van de arbeidsinschakeling of een traject. Het kan hier zowel trajecten gericht op arbeidsinschakeling als trajecten gericht op maatschappelijke participatie betreffen. Aantoonbare, reële kosten kunnen worden vergoed. Het college kan ter nadere uitvoering van dit artikel beleidsregels vastleggen.

Ingevolge artikel 31 lid 2 onder k van de WWB is het mogelijk een kostenvergoeding te verstrekken voor het verrichten van vrijwilligerswerk en voor het verrichten van vrijwilligerswerk gericht op arbeidsinschakeling. Voor de hoogte van de vrij te laten bedragen wordt aangesloten bij de bedragen die in dit artikel van de WWB worden genoemd en die zijn afgestemd op de fiscale forfaitaire vrijwilligersregeling.

Dat in dit artikel aan de personengroep de inburgeringsplichtige is opgenomen, heeft te maken met het feit dat de gemeente te maken kan krijgen met (on)kostenvergoedingen vanuit een inburgeringstraject ingevolge de Wet inburgering die samenhangen met re-integratie-activiteiten (gecombineerd of duaal traject).

 

 Artikel 16.    Voorliggende voorzieningen

 

Dit artikel beoogt dubbele subsidiëring van dezelfde kosten uit verschillende bronnen te voorkomen.

 

 Artikel 17.    Beleid

 

De wet vraagt aan de gemeenteraad om het re-integratiebeleid in een verordening vast te leggen. De belangrijkste voorwaarden en uitgangspunten zijn in de voorgaande artikelen vastgelegd. Het college kan nadere beleidsregels en een beleidsplan opstellen waarin de algemene uitgangspunten uit de verordening nader worden uitgewerkt.

 

 Artikel 18.    Hardheidsclausule

 

Indien de toepassing van deze verordening tot onbillijkheden leidt, kan het college ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen. Van deze mogelijkheid dient zeer terughoudend gebruik gemaakt te worden, om het scheppen van precedenten tegen te gaan.

 

 Artikel 19.    Citeerartikel

 

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

 

 Artikel 20.    Inwerkingtreding

 

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.