Organisatie | Renswoude |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2015 |
Citeertitel | Onbekend |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Artt. 219 aanhef en letter g en 224 Gemeentewet
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 31-12-2015 | Onbekend | 09-12-2014 Digitaal gemeenteblad | Onbekend |
Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2015
Artikel 1 Voorwerp van belasting; belastbaar feit
Terzake van het houden van verblijf met overnachten binnen de gemeente in hotels,
pensions, vakantie-onderkomens, mobiele kampeeronderkomens, niet beroepsmatig
verhuurde ruimten en op vast standplaatsen tegen vergoeding in welke vorm dan ook
door personen die niet als ingezetenen in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens van de gemeente zijn ingeschreven, wordt onder de naam “toeristenbelasting” een directe belasting geheven.
Deze verordening verstaat onder:
a.vakantie-onderkomens: woningen en andere verblijven, niet zijnde mobielekampeeronderkomens of stacaravans, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd als verblijf voor vakantie- en andere recreatieve doeleinden;
b.mobiele kampeeronderkomens: tenten, vouwwagens, kampeerauto’s, toercaravans en soortgelijke onderkomens, dan wel soortgelijke voertuigen welke bestemd zijn voor dan wel gebezigd worden als verblijf voor vakantie- en andere recreatieve doeleinden;
c.niet-beroepsmatig verhuurde ruimte: woningen en andere verblijven of gedeeltendaarvan, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, welke niet in hoofdzaak bestemd zijn als verblijf voor vakantie- en andere recreatieve doeleinden, doch wel in bepaalde perioden van het jaar voor die doeleinden worden verhuurd dan wel te huur aangeboden;
d.vaste standplaatsen: een terrein of terreingedeelte dat bestemd is voor hetgedurende een seizoen of een jaar plaatsen van een zelfde mobiel kampeeronderkomen of stacaravan.
Artikel 5 Forfaitaire berekeningswijze van de heffingsgrondslag
van het aantal kampeeronderkomens bestemd voor verblijf van maximaal 3
personen, vermenigvuldigd met drie.
a.2. Het aantal malen dat door de in het eerste lid onder a bedoelde personen is overnacht, wordt bepaald op 90 ingeval verblijf wordt gehouden in vakantie- onderkomens en niet-beroepsmatig verhuurde ruimten, welke geschikt zijn voor gebruik of gebruikt mogen worden gedurende een seizoenperiode van ten hoogste zes maanden.
b.1. Het aantal malen dat door de in het eerste lid onder b bedoelde personen is overnacht wordt bepaald op 65 in geval verblijf wordt gehouden in mobiele kampeeronderkomens en stacaravans op vaste plaatsen welke geschikt zijn voor gebruik of gebruikt mogen worden gedurende het hele jaar.
2.Het aantal malen dat door de in het eerste lid onder b bedoelde personen is overnacht, wordt bepaald op 55 ingeval verblijf wordt gehouden in mobiele kampeeronderkomens en stacaravans op vaste standplaatsen welke geschiktzijn voor gebruik of slechts gebruikt mogen worden gedurende een seizoen- periode van ten hoogste zes maanden.
c.Het aantal malen dat door de in het eerste lid onder c bedoelde personen is overnacht, wordt bepaald op 40 ingeval verblijf wordt gehouden in mobiele kampeeronderkomens op niet vaste standplaatsen.
3.Het aantal mobiele kampeeronderkomens als bedoeld in het eerste lid, letter c, wordt vastgesteld op het gemiddelde van een zestal tellingen gedurende het belastingjaar, waarbij iedere telling valt binnen een afzonderlijke periode van twee maanden.
Artikel 6 Opteren voor niet-forfaitare heffingsgrondslag
In afwijking van het bepaalde in artikel 5 wordt op een door belastingplichtige bij deaangifte gedane aanvraag de heffingsgrondslag vastgesteld op het werkelijk aantalovernachtingen, indien door hem over te leggen bescheiden blijkt dat dit aantal lager isdan het op de voet van artikel 5 berekende aantal overnachtingen.
De belasting wordt niet geheven ter zake van het houden van verblijf met overnachtendoor degene die:
a.als verpleegde of verzorgde in een erkende inrichting totverpleging of verzorging van zieken, van gebrekkigen, van hulpbehoevenden of
van ouden van dagen verblijft;
b.als gebruiker van een woonwagen of woonschip als bedoeld in de Woonwagenwet(Stb. 1968, 98), onderscheidenlijk in de Wet op de woonwagens en woonschepen(Stb. 1918, 492), daarin overnacht;
c.verblijf houdt in een gemeubileerde woning indien hij ter zake van verblijf in, of het beschikbaar houden van die woning woonforensenbelasting is verschuldigd.
d.van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 200, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c,d,f,g,h, van voornoemde wet, en voorzover deze persoon verblijf houdt in een gelegenheid als bedoeld in artikel 2 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers
De belastingplichtige aan wie niet binnen een maand na afloop van het belastingjaar een aangiftebiljet is uitgereikt, is gehouden binnen veertien dagen na afloop van diemaand bij burgemeester en wethouders een schriftelijk verzoek in te dienen omuitreiking van een aangiftebiljet.
Geen aanslag wordt vastgesteld indien het aantal overnachtingen waartoe gelegenheid wordt of is gegeven gedurende het belastingjaar minder dan tien zal of heeft belopen.
Artikel 13 Voorlopige aanslaggrens
Na de aanvang van het belastingjaar doch niet vóór 1 mei kan aan de belastingplichtige een voorlopige aanslag worden opgelegd tot ten hoogste het bedrag waarop de aanslag over dat jaar vermoedelijk zal worden vastgesteld.
1.De voorlopige aanslagen worden ingevorderd in drie gelijke termijnen waarvan deeerste vervalt op de laatste dag van de maand, volgende op die waarin het aanslagbiljet is gedagtekend, de tweede een maand na de eerste vervaldag en de derde een maand na de tweede vervaldag.
2.De overige aanslagen worden ingevorderd in twee gelijke termijnen, waarvan deeerste vervalt op de laatste dag van de maand volgende op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld, de tweede twee maanden later.
De belastingplichtige is gehouden, voordat hij voor de eerste maal na het in werking treden van deze verordening gelegenheid tot overnachten verschaft, zulks aan burgemeester en wethouders schriftelijk te melden of aan de door burgemeester en wethouders aangewezen gemeenteambtenaar, bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdelen b. en d. van de Gemeentewet
Onverminderd het bepaalde in artikel 247, eerste lid, van de Gemeentewet wordt op overtreding van deze belastingverordening een geldboete gesteld in de eerste categorie.
Artikel 17 Verzending van aanslagen
Het college van burgemeester er wethouders kan bepalen dat voor de toezending of uitreiking van aanslagbiljetten, ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, voor de met de invordering van gemeentelijke belastingen belaste gemeenteambtenaren en andere gemeenteambtenaar in de plaats treedt.
Artikel 18 Machtiging tot overdracht van bevoegdheden
1.Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het verlenen vanschriftelijke toestemming met betrekking tot het verdagen van de uitspraak op hetbezwaarschrift voor ten hoogste een jaar.
2.Het college van burgemeester en wethouders kan een of meer gemeente-
ambtenaren aanwijzen die in zijn plaats treden met betrekking tot de uitvoering van enige wettelijke bepaling betreffende de heffing en invordering van toeristenbelasting.
Artikel 19 Nakoming van verplichtingen
De verplichtingen, bedoeld in de artikelen 47, 49 en 50 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en in de artikelen 58 en 60 van de Invorderingswet 1990, dan wel bedoeld of van toepassing verklaard in de algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 246a van de Gemeentewet, gelden mede jegens de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen gemeenteambtenaren belast met de heffing of invordering van gemeentelijke belastingen.
Artikel 21 Inwerkintreding; citeertitel
De “Verordening op de heffing en de invordering van toeristenbelasting” van 4 december 2012, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.