Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Veenendaal

Re-integratieverordening Participatiewet Veenendaal 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieVeenendaal
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingRe-integratieverordening Participatiewet Veenendaal 2015
CiteertitelRe-integratieverordening Participatiewet Veenendaal 2015
Vastgesteld doorburgemeester
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpWerk en economie

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 6, tweede lid, van de Participatiewet
  2. artikel 8a, eerste lid, van de Participatiewet
  3. artikel 8a, tweede lid, van de Participatiewet
  4. artikel 10b, vijfde lid, van de Participatiewet
  5. artikel 10b, zevende lid, van de Participatiewet
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-11-201901-06-20211e wijziging Re-integratieverordening Participatiewet Veenendaal.

19-09-2019

gmb-2019-268019

23-12-201701-01-201706-11-2019artikel 9

22-06-2017

gmb-2017-225193

228044
19-07-201623-12-2017Aanpassing artikel 8

23-06-2016

Gemeenteblad

Onbekend
01-01-201531-08-2016Onbekend

19-02-2015

Gemeenteblad

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Re-integratieverordening Participatiewet Veenendaal 2015

De raad van de gemeente Veenendaal;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 13 januari 2015, nummer 2014.00089A;

Overwegende dat op 1 januari 2015 de Participatiewet in werking is getreden;

gelet op de artikelen 8a, eerste lid, aanhef en onder a, c, d en e, en tweede lid, en 10b, vierde lid, van de Participatiewet;

gezien het advies van de Cliëntenraad WWB;

besluit vast te stellen de Re-integratieverordening Participatiewet Veenendaal 2015.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • -

    de doelgroep: personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de wet;

  • -

    een grote afstand tot de arbeidsmarkt: deelname aan de arbeidsmarkt van een persoon is redelijkerwijs niet mogelijk binnen één jaar;

  • -

    een korte afstand tot de arbeidsmarkt: deelname aan de arbeidsmarkt van een persoon is redelijkerwijs mogelijk binnen één jaar;

  • -

    langdurig werkloze: een persoon die 12 maanden of langer geen reguliere betaalde betrekking heeft gevonden;

  • -

    loonkosten: het brutoloon inclusief vakantiegeld en wettelijke werkgeverslasten;

  • -

    meeneembare voorziening: een op een medewerker met een arbeidsbeperking toegesneden hulpmiddel dat noodzakelijk is om naar behoren de werkzaamheden te kunnen verrichten als het gaat om een voorziening die niet aard- en nagelvast is en waarover een werkgever normaliter niet beschikt.

  • -

    de wet: de Participatiewet.

Hoofdstuk 2. Beleid en financiën

Artikel 2a. Evenwichtige verdeling en financiering

  • 1.

    Het college kan de voorziening, bedoeld in artikel 6, aanbieden aan personen die behoren tot de doelgroep met een korte afstand tot de arbeidsmarkt.

  • 2.

    Het college kan de voorzieningen, bedoeld in de artikelen 4, 5 en 8, aanbieden aan personen die behoren tot de doelgroep met een grote afstand tot de arbeidsmarkt.

  • 3.

    Bij het aanbieden van een re-integratievoorziening aan een niet-uitkeringsgerechtigde geldt het volgende:

    • a.

      er wordt bij voorkeur een groepsgerichte activiteit ingezet;

    • b.

      er wordt bij het inzetten van een andere voorziening een afweging gemaakt tussen kosten en baten.

  • 4.

    Het college houdt bij het aanbieden van de in deze verordening opgenomen voorzieningen rekening met de omstandigheden en functionele beperkingen van een persoon. De omstandigheden hebben in ieder geval betrekking op zorgtaken van die persoon en de mogelijkheid dat hij behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie of gebruik maakt van de voorziening beschut werk.

    Onder zorgtaken wordt in ieder geval verstaan:

    • a.

      de opvang van ten laste komende kinderen tot vijf jaar, en

    • b.

      de noodzakelijkheid van het verrichten van mantelzorg.

  • 5.

    Het college zendt jaarlijks aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid van het beleid. Het verslag bevat in ieder geval het oordeel van de cliëntenraad.

Artikel 2b. Budget- en subsidieplafonds

Het college kan een of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen zoals genoemd in hoofdstuk 3. Het bereiken van een door het college ingesteld subsidie- of budgetplafond, vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening, onverlet artikel 7 van de Wet.

Hoofdstuk 3. Voorzieningen

Artikel 3. Algemene bepalingen over voorzieningen

  • 1.

    Het college kan ter uitvoering van deze verordening nadere regels vaststellen waarin wordt vastgelegd welke voorzieningen, waaronder ondersteunende voorzieningen, het college in ieder geval kan aanbieden en de voorwaarden die daarbij gelden voor zover daarover in deze verordening geen nadere bepalingen zijn opgenomen.

    2. Het college biedt uitsluitend een voorziening bij een werkgever aan als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing op de arbeidsmarkt plaatsvindt

  • 3.

    Het college kan een voorziening beëindigen als:

    • a.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als bedoeld in de artikelen 9 en 17 van de wet, de artikelen 13 en 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de artikelen 13 en 37 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen niet nakomt;

    • b.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep;

    • c.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een in deze verordening genoemde voorzieningen, tenzij het betreft een persoon als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de wet;

    • d.

      naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling;

    • e.

      de voorziening naar het oordeel van het college niet meer geschikt is voor de persoon die gebruik maakt van de voorziening;

    • f.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt niet naar behoren gebruik maakt van de aangeboden voorziening;

    • g.

      de persoon die aan de voorziening deelneemt niet meer voldoet aan de voorwaarden die in deze verordening worden gesteld om in aanmerking te komen voor die voorziening.

Artikel 4. Werkstage

  • 1.

    Het college kan een persoon een werkstage gericht op arbeidsinschakeling aanbieden als deze:

    • a.

      behoort tot de doelgroep, en

    • b.

      nog niet actief is geweest op de arbeidsmarkt of een afstand tot de arbeidsmarkt heeft door langdurige werkloosheid.

  • 2.

    Het doel van een werkstage is het opdoen van werkervaring of het leren functioneren in een arbeidsrelatie.

  • 3.

    Een werkstage wordt ingezet voor drie maanden met een maximale eenmalige verlenging van drie maanden.

  • 4.

    In een schriftelijke overeenkomst wordt in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      het doel van de werkstage, en

    • b.

      de wijze waarop de begeleiding plaatsvindt.

Artikel 5. Sociale activering

  • 1.

    Het college kan een persoon die behoort tot de doelgroep activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering voor zover er een reële kans bestaat dat deze op enig moment algemeen geaccepteerde arbeid kan verkrijgen.

  • 2.

    Het college stemt de duur van de in het eerste lid bedoelde activiteiten af op de mogelijkheden en capaciteiten van die persoon.

Artikel 6. Detacheringsbaan

  • 1.

    Het college kan zorgen voor toeleiding van een persoon die behoort tot de doelgroep naar een dienstverband met een werkgever, gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2.

    De werknemer kan door deze werkgever door middel van een detacheringsconstructie te werk worden gesteld bij een inlener.

  • 3.

    De werknemer wordt uitsluitend geplaatst als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing op de arbeidsmarkt plaatsvindt.

Artikel 7. Scholing

  • 1.

    Het college kan een persoon die behoort tot de doelgroep een scholingstraject aanbieden.

  • 2.

    Een scholingstraject voldoet in ieder geval aan de volgende eisen:

    • a.

      het is gericht op arbeidsinschakeling, en

    • b.

      het is gericht op het behalen van een startkwalificatie op de arbeidsmarkt, en

    • c.

      de scholing dient kortdurend te zijn en gericht op snelle arbeidsinschakeling, en

    • d.

      de meest doelmatige scholingsmogelijkheid dient te worden benut.

  • 3.

    Het eerste lid is niet van toepassing op personen als bedoeld in artikel 7, derde lid, onderdeel a, van de wet

Artikel 8. Proefplaatsing

  • 1.

    Een proefplaatsing betreft het verrichten van reguliere werkzaamheden bij een werkgever met behoud van uitkering met als doel de inschakeling van de belanghebbende in reguliere arbeid te bevorderen.

  • 2.

    Een proefplaatsing wordt toegekend voor maximaal twee maanden.

  • 3.

    De proefplaatsing als bedoeld in het voorgaande lid kan steeds met periodes van maximaal twee maanden worden verlengd tot een maximumduur van in totaal zes maanden indien:

    • a.

      in de persoon van de belanghebbende gelegen factoren een langere periode noodzaken;

    • b.

      belanghebbende deze periode langer dan een week ziek is geweest;

    • c.

      de werkgever aan kan tonen dat verlengen in dit specifieke geval noodzakelijk is;

    • d.

      meer tijd nodig is om de loonwaarde te bepalen.

  • 4.

    Voorafgaand aan de proefplaatsing worden in een schriftelijke overeenkomst tussen college en de werkgever in ieder geval afspraken gemaakt over:

    • a.

      het doel van de proefplaatsing;

    • b.

      de duur van de proefplaatsing;

    • c.

      dat geen sprake is van een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:160 Burgerlijk Wetboek;

    • e.

      dat de werkgever tijdens de proefplaatsing geen salaris is verschuldigd;

    • f.

      de wijze van begeleiding;

    • g.

      een intentieverklaring dat de werkgever belanghebbende, bij gebleken geschiktheid, na de proefplaatsing een dienstverband van minimaal zes maanden aanbiedt voor minimaal het aantal uren dat voor de proefplaatsing is overeengekomen, tenzij tijdens de proefplaatsing blijkt dat de uren in het belang van belanghebbende verlaagd moet worden;

    • h.

      dat de werkgever tijdens de proefplaatsing voor de belanghebbende een ongevallen- en aansprakelijkheidsverzekering afsluit en de gemeente vrijwaart voor alle in- en buitengerechtelijke aanspraken op vergoeding van eventuele schades;

    • i.

      het feit dat door de proefplaatsing de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing op de arbeidsmarkt plaatsvindt;

    • j.

      dat belanghebbende de werkzaamheden zal verrichten conform de voor de betreffende functie en werkzaamheden geldende voorschriften en wettelijke bepalingen. Een proefplaatsing kan niet worden aangeboden indien belanghebbende eerder bij de betreffende werkgever, organisatie of inlener heeft gewerkt of stage heeft gelopen in dezelfde of vergelijkbare functie, tenzij er sprake is van gewijzigde omstandigheden die naar het oordeel van het college een proefplaatsing rechtvaardigen.

Artikel 9. Participatievoorziening beschut werk

  • 1.

    Om de in artikel 10b, eerste lid, van de wet, bedoelde werkzaamheden mogelijk te maken worden de volgende voorzieningen op de arbeidsinschakeling aangeboden:

    • a.

      fysieke aanpassingen van de werkplek of de werkomgeving;

    • b.

      uitsplitsing van taken;

    • c.

      aanpassingen in de wijze van werkbegeleiding, werktempo of arbeidsduur.

  • 2.

    Voor zover nodig worden aan personen van wie is vastgesteld dat zij uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben, tot het moment van aanvang van de dienstbetrekking, bedoeld in artikel 10b, eerste lid, van de wet, daarnaast de volgende voorzieningen op de arbeidsinschakeling aangeboden:

    • a.

      dagbesteding zoals bedoeld als maatwerkvoorziening binnen de Wmo Veenendaal;

    • b.

      sociale activering als bedoeld in artikel 5;

    • c.

      scholing als bedoeld in artikel 7;

    • d.

      persoonlijke ondersteuning als bedoel in artikel 11;

    • e.

      schuldhulpverlening als bedoeld in de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening.

Artikel 10. Ondersteuning bij leer-werktraject

Het college kan ondersteuning aanbieden aan een persoon uit de doelgroep ten aanzien van wie het college van oordeel is dat een leer-werktraject nodig is, voor zover deze ondersteuning nodig is voor het volgen van een leer-werktraject en het personen betreft:

  • a)

    van zestien of zeventien jaar van wie de leerplicht of de kwalificatieplicht, bedoeld in de Leerplichtwet 1969, nog niet is geëindigd, of

  • b)

    van achttien tot 27 jaar die nog geen startkwalificatie hebben behaald.

Artikel 11. Persoonlijke ondersteuning

Aan een persoon die behoort tot de doelgroep kan het college persoonlijke ondersteuning bij het verrichten van de aan die persoon opgedragen taken aanbieden in de vorm van structurele begeleiding als hij zonder persoonlijke ondersteuning niet in staat is de aan hem opgedragen taken te verrichten.

Artikel 12. Loonkostensubsidie als re-integratievoorziening

  • 1.

    Het college kan een loonkostensubsidie verstrekken aan een werkgever die een arbeidsovereenkomst sluit met een medewerker die naar de mening van het college een afstand tot de arbeidsmarkt heeft en deze subsidie een bijdrage levert aan het verkleinen van de afstand tot de arbeidsmarkt.

  • 2.

    Het college stelt de maximale hoogte, als percentage van de loonkosten, en de maximale duur van de loonkostensubsidie vast.

  • 3.

    Minimaal één maal per twaalf maanden beoordeelt het college of de loonkostensubsidie bedoelt in lid 1, nog steeds bijdraagt aan het verkleinen van de afstand tot de arbeidsmarkt van de medewerker als bedoeld in hetzelfde lid.

Artikel 13. Uitstroompremie

1.Het college kan eenmalig een uitstroompremie toekennen aan een langdurig werkloze die duurzaam uitstroomt naar algemeen geaccepteerde arbeid.

Artikel 14. Meeneembare voorzieningen

  • 1.

    Definities:

    • a.

      Belanghebbende in de zin van dit artikel: de medewerker met een arbeidsbeperking die een meeneembare voorziening nodig heeft.

  • 2.

    Aan een belanghebbende kan een meeneembare voorziening dan wel een vergoeding voor de aanschaf daarvan worden toegekend voor zover aan onderstaande voorwaarden wordt voldaan:

    • a.

      de meeneembare voorziening is naar verwachting gedurende minimaal zes maanden noodzakelijk om de belanghebbende zijn of haar werk te kunnen laten uitvoeren;

    • b.

      er is sprake van een dienstverband voor de duur van tenminste zes maanden en voor minimaal 12 uur per week;

    • c.

      er kan voor de meeneembare voorziening geen beroep worden gedaan op een voorliggende voorziening;

    • d.

      de meeneembare voorziening behoort niet tot de standaarduitrusting van de belanghebbende en is evenmin algemeen gebruikelijk binnen de betreffende branche;

    • e.

      de kosten van de mee te nemen voorziening dienen proportioneel te zijn.

  • 3.

    In afwijking van artikel 2 onder b. kan een meeneembare voorziening ook worden toegekend bij een proefplaatsing met behoud van uitkering.

  • 4.

    Bij de keuze van een mee te nemen voorziening wordt gekozen voor de meest adequate en goedkoopste oplossing.

  • 5.

    Een meeneembare voorziening die in natura wordt toegekend wordt in beginsel in bruikleen beschikbaar gesteld aan de belanghebbende tenzij sprake is van een individuele maatwerkvoorziening of dat bruikleen gezien de aard van de voorziening niet mogelijk of wenselijk is.

Artikel 15. Nadere regels

Het college stelt bij nadere regels vast:

  • 1.

    Onder welke voorwaarden, welke personen, bedoeld in artikel 7, eerste lid onderdeel a en werkgevers van deze personen in aanmerking komen voor de voorzieningen in deze verordening.

  • 2.

    Voor welke vergoeding als genoemd in artikel 12, naar hoogte en duur een werkgever in aanmerking komt.

  • 3.

    Welke regels gelden voor het aanbod van scholing of opleiding en voor de premie en de hoogte van die premie indien additionele werkzaamheden worden verricht als bedoeld in artikel 10a van de wet.

  • 4.

    Vwb Beschut werk

    • a.

      op welke wijze wordt bepaald welke personen in aanmerking komen voor de ambtshalve vaststelling, bedoeld in artikel 10b eerste lid van de wet;

    • b.

      welke voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling worden aangeboden om de onder 4a bedoelde werkzaamheden mogelijk te maken;

    • c.

      de wijze waarop de omvang van het aanbod van de voorziening, bedoeld in artikel 10b eerste lid, wordt vastgesteld.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 16. Intrekken oude verordening en overgangsrecht

  • 1.

    De Re- integratieverordening Veenendaal 2013 wordt ingetrokken.

  • 2.

    Een persoon die gebruik maakt van een toegekende voorziening op grond van de Re- integratieverordening Veenendaal 2013, die moet worden beëindigd op grond van deze verordening, behoudt deze voorziening voor zover wordt voldaan aan de voorwaarden uit de Re- integratieverordening Veenendaal 2013 voor de duur:

    • a.

      van 12 maanden, gerekend vanaf de inwerkingtreding van deze verordening, of

    • b.

      dat deze is verstrekt, als dat korter is dan de periode als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.

  • 3.

    Het college kan na afloop van de in het eerste lid, onderdeel a, bedoelde periode, besluiten of een voorziening wordt voortgezet.

  • 4.

    De Re- integratieverordening Veenendaal 2013 blijft van toepassing ten aanzien van een voortgezette voorziening als bedoeld in het tweede lid.

Artikel 17. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Re-integratieverordening Participatiewet Veenendaal 2015.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 19 februari 2015,

mevrouw drs. F.A. van Hooijdonk

griffier

de heer mr. A.W. Kolff

voorzitter