Organisatie | Nissewaard |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nissewaard houdende regels omtrent herziening, terugvordering en verhaal (Beleidsregels herziening, terugvordering en verhaal 2015) |
Citeertitel | Beleidsregels herziening, terugvordering en verhaal 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Algemene wet bestuursrecht, art. 4:81
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2020 | artikel 3 | 17-12-2019 | 19.B.00426 | ||
01-02-2017 | 01-01-2017 | 01-01-2020 | art. 1, art. 6 | 24-01-2017 | 14.B.00007 |
24-01-2015 | 01-01-2015 | 01-01-2020 | nieuwe regeling | 02-01-2015 | 14.B.00532 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nissewaard;
gelet op de bepalingen in de Participatiewet, Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en het Bijstandsbesluit Zelfstandigen 2004,
vast te stellen de beleidsregels herziening, terugvordering en verhaal 2015
Hoofdstuk 2 Bevoegdheid tot opschorting, onderzoek, herziening en intrekking
Hoofdstuk 3 Bevoegdheid tot terugvordering en hoogte vordering
Het college maakt gebruik van de bevoegdheid tot terugvordering en vordert de kosten van bijstand terug in de gevallen die in artikel 58 tot en met 60 van de wet, artikel 25 tot en met 31 Ioaw, artikel 25 tot en met 31 Ioaz en artikel 44 tot en met 47 BBZ 2004 zijn aangegeven, voor zover zich daar geen andere wettelijke bepalingen of regelingen tegen verzetten.
Artikel 4 Brutering van de vordering
Het college gaat niet over tot terugvordering van loonbelasting en premies volksverzekeringen, als bedoeld in artikel 58 lid 5 van de wet, en artikel 25 lid 4 van de Ioaw en Ioaz tenzij:
De debiteur over in aanmerking te nemen middelen als bedoeld in paragraaf 3.4 van de wet beschikt of kan beschikken, waardoor debiteur redelijkerwijs had kunnen weten dat teveel of ten onrechte bijstand is verstrekt, en debiteur deze middelen niet heeft aangewend ter aflossing van teveel of ten onrechte verstrekte bijstand.
Hoofdstuk 4 Afzien van invordering
Artikel 5 Afzien van invordering
Het college ziet af van (verdere) invordering, waar het geen vordering(en) betreft welke zijn vastgesteld naar aanleiding van schending van de inlichtingenplicht, indien een jaar na het eerste onderzoek naar inningsmogelijkheden één of meerdere vorderingen, die bij elkaar niet meer bedragen dan € 250, wederom oninbaar blijken.
Artikel 6 Invordering bij schuldrelingen
In geval het minnelijke schuldregelingstraject of het wettelijk schuldsaneringstraject ingevolge de Wet schuldsanering natuurlijke personen met goed gevolg is beëindigd, besluit het college tot het buiten invordering stellen van de (restant)vordering voor zover het geen vordering betreft die het gevolg is van schending van de inlichtingenplicht en bestuurlijke boeten.
Hoofdstuk 5 Terugvordering en invordering
Aflossing debiteur met uitkering
Indien het onder a genoemde niet mogelijk is, wordt voor zover de debiteur binnen Nederland staat ingeschreven in de Basisregistratie personen, op basis van een onderzoek een bedrag naar draagkracht vastgesteld, waarbij de Tremanormen worden toegepast en de debiteur geacht wordt minimaal een inkomen op bijstandsniveau te verwerven.
Aflossing debiteur zonder uitkering
Indien het onder a genoemde niet mogelijk is, wordt voor zover de debiteur binnen Nederland staat ingeschreven in de Basisregistratie personen, op basis van een onderzoek een bedrag naar draagkracht vastgesteld, waarbij de Tremanormen worden toegepast en de debiteur geacht wordt minimaal een inkomen op bijstandsniveau te verwerven.
Hoofdstuk 6 Algemene leenbijstand
Artikel 10 Aflossing en opschorting betalingsverplichting leenbijstand
Aflossing van algemene leenbijstand, welke is verstrekt op basis van artikel 50 van de wet, waarbij sprake is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid en eventuele opschorting van de betalingsverplichting vindt plaats conform de aflossing van reguliere vorderingen, zoals gesteld in dit document.
Indien op grond van artikel 50 lid 2 van de wet algemene bijstand in de vorm van een lening wordt verstrekt en er geen sprake is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid, vindt gedurende bijstandsverlening geen aflossing van het verstrekte bedrag plaats wanneer de debiteur eigenaar is van de woning, woonwagen of woonschip en daar zijn hoofdverblijf heeft.
Hoofdstuk 7 Bevoegdheid tot verhaal
Artikel 12 Ontbreken draagkracht
Het college acht in ieder geval tijdelijk geen draagkracht aanwezig indien de onderhoudsplichtige:
Artikel 14 Afzien van invordering bij schuldregeling
Artikel 15 Maatstaven verhaalsbedrag
In gevallen waarin de onderhoudsplichtige niet voldoet aan de inlichtingenplicht als bedoeld in artikel 62i van de wet, legt het college voor de ex-partner een verhaalsbijdrage op ter hoogte van maximaal de bruto verstrekte bijstand. Voor de kinderalimentatie wordt aangesloten bij de maxima conform de Tremanormen, waarbij deze nooit meer kan bedragen dan de verstrekte bijstand.
Voor de berekening van de draagkracht wordt voor de hoogte van de zorgkorting standaard uitgegaan van 0%, tenzij de onderhoudsplichtige middels een te verifiëren verklaring en/of ouderschapsplan aantoont zorg te dragen voor één of meerdere van de ten laste komende kinderen of uit het formulier zorgverdeling een ander percentage blijkt.
Artikel 16 Geen splitsing verhaalsbedrag
Het verhaalsbedrag dat wordt verlangd ten behoeve van de ex-partner en minderjarige kinderen wordt gesteld op het gehele voor verhaal beschikbare bedrag.
Artikel 21 Afwijkingsbevoegdheid
Het college handelt in overeenstemming met bovenstaande beleidsregel, tenzij dat naar het oordeel van het college voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen uitgangspunten, conform artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht.