Organisatie | Buren |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Bibob-beleid horeca- en escortbedrijven en evenementen gemeente Buren 2015 |
Citeertitel | Bibob-beleid horeca- en escortbedrijven en evenementen gemeente Buren 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
05-03-2015 | 01-01-2015 | 05-11-2019 | Onbekend | 24-02-2015 | B&W/15/01537 |
Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen
De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Buren, elk bestuursorgaan voor zover bevoegd;
de burgemeester en het college van b&w, elk bestuursorgaan voor zover bevoegd, voor een aantal vergunningaanvragen wil beoordelen of naast de weigeringsgronden vastgelegd in de relevante geldende wet- en regelgeving, de Wet Bibob aanleiding geeft een vergunning te weigeren of onder voorwaarden te verlenen of in te trekken.
onverminderd het bepaalde in de Beleidsregels Wet Bibob gemeente Buren, vastgesteld op 5 oktober 2004, vast te stellen het volgende Bibob-beleid horeca- en escortbedrijven en evenementen gemeente Buren 2015
In deze beleidslijn wordt verstaan onder:
Bibob-toets: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij door de burgemeester of het college volgens deze beleidsregels wordt beoordeeld of er redenen ontleend aan de wet Bibob aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren respectievelijk de beschikking in te trekken, dan wel een advies aan te vragen;
Onderzoek: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij met toepassing van de wet Bibob door de burgemeester of het college wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, respectievelijk de beschikking in te trekken of te beëindigen, daaraan voorschriften te verbinden dan wel een advies bij het Bureau te vragen;
Hoofdstuk 2. Toepassingsbereik
1.De burgemeester of het college, past, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregel daarover is bepaald, de wet toe met betrekking tot aanvragen en beschikkingen zoals bedoeld in:
Artikel 3 van de Drank- en Horecawet, indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, overname van een bestaand bedrijf of wijziging van de ondernemingsvorm. De categorieën slijterijen en para commerciële instellingen zijn uitgezonderd van de Bibob toets, tenzij sprake is van in artikel 4 genoemde situaties.
Artikel 4. Bijzondere situaties
De burgemeester of het college kan de wet ook toepassen:
Als er vermoedens zijn dat een aanvraag of een beschikking van in artikel 3 genoemde categorieën, voor zover de soort aanvraag daarin niet is opgenomen, mede zal worden gebruikt om uit strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten, of strafbare feiten te plegen.
Als het Bibob-vragenformulier niet volledig wordt ingevuld en/of onvolledig met de gevraagde documenten wordt ingediend, dan wordt de aanvraag op grond van artikel 4:5 van de Awb buiten behandeling gesteld, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door de burgemeester of het college gestelde termijn aan te vullen. Een weigering om gevraagde extra informatie aan te leveren dan wel onvolledig in te dienen, kan leiden tot het intrekken van de eventueel reeds verstrekte vergunning. Bij volharding zal de weigering worden beschouwd als een ernstige mate van gevaar, zoals genoemd in artikel 3 in samenhang met artikel 4 van de Wet Bibob.
Het onderzoek naar het zich voordoen van de reguliere weigeringsgronden alsmede van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de wet Bibob bestaat uit:
het verzamelen, bewerken en analyseren van informatie die, al dan niet door middel van het in het vorige artikel bedoelde vragenformulier en de daarbij te voegen bijlagen is verstrekt door de betrokkene en gegevens die zijn verkregen uit informatiebronnen die de burgemeester of het college volgens de wet Bibob kan raadplegen.
Indien het Openbaar Ministerie op basis van artikel 11 in samenhang met artikel 26 van de wet Bibob de burgemeester of het college wijst op de wenselijkheid om een advies aan te vragen, kan de burgemeester of het college het Bureau om een advies vragen om te beoordelen of weigering dan wel intrekking op grond van de wet Bibob mogelijk is.
De burgemeester of het college informeert betrokkene schriftelijk over het voornemen om een advies aan Bureau Bibob aan te vragen. Betrokken wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 31 van de Wet Bibob.
De betrokkene wordt de mogelijkheid geboden om binnen een termijn van zeven dagen (gerekend vanaf de verzending van de schriftelijke kennisgeving) de aanvraag in te trekken.
Het besluit tot vaststellen wordt bekendgemaakt door publicatie op de gemeentepagina in het huis-aan-huisblad De Stad Buren.
Aldus vastgesteld op 24 februari 2015, elk bestuursorgaan voor zover bevoegd,
De burgemeester van Buren,
J.A. de Boer MSc.
College van burgemeester en wethouders,
de secretaris, mr. R.P. van der Starre
de burgemeester, J.A. de Boer MSc.
Nota-toelichting 1. Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In de beleidsregel wordt een aantal definities beperkter gedefinieerd dan in de wet. Het gaat om de definities ‘beschikkingen’ en ‘betrokkene’. De genoemde begrippen worden in de beleidsregel beperkt uitgelegd, vanwege de hierin gemaakte keuze de wet toe te passen op een selectief aantal gebieden genoemd in de wet.
Gemeenten zijn niet verplicht gebruik te maken van de Wet Bibob. Het is echter van belang om elk instrument dat - ter bestrijding van (al dan niet georganiseerde) criminaliteit - wordt aangeboden, te benutten. Op deze manier wordt immers al het mogelijke gedaan om criminele activiteiten te bestrijden.
In 2005 is in de gemeente Buren voor het eerst Bibob-beleid vastgesteld. Inmiddels is het toepassingsbereik van de Wet Bibob uitgebreid door een wijziging van de Wet Bibob.
In deze beleidslijn wordt er voor gekozen aanvullend op de Beleidsregels Wet Bibob gemeente Buren 2005 het toepassingsbereik en de categorieën van openbare inrichtingen vast te leggen.
De categorieën waarop Bibob wordt toegepast zijn nader uitgewerkt in de artikelen 3 en 4 van de beleidsregel. In artikel 3 wordt bepaald de wet toe te passen in een aantal sectoren, waar risico's op ongewenste criminele activiteiten het meest aanwezig of het grootst kunnen worden geacht. Het gaat om vergunningen ten behoeve van horeca-inrichtingen (nat en droog waaronder coffeeshops), seksinrichtingen, escortbedrijven, evenementen en aanwezigheidsvergunningen voor speelautomaten. Daarnaast wordt Bibob toegepast bij bijzondere situaties (zie verder onder artikel 4).
Vergunningen ten behoevevanhoreca-inrichtingen
De horecabedrijven vallen uiteen in alcoholverstrekkende en niet alcoholverstrekkende horeca. Met alcoholverstrekkende horeca worden bedrijven bedoeld, waarin bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse (cafés en restaurants). Voor deze bedrijven is een vergunning op grond van artikel 3 van de Drank- en Horecawet vereist.
Niet-alcoholverstrekkende horeca zijn de horecabedrijven, waarin geen alcoholhoudende dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse (cafetaria's, afhaalzaken, maar ook coffeeshops).
Para commerciële inrichtingen en slijterijen.
De aanvragen voor vergunningen voor para commerciële instellingen op grond van artikel 4 van de Drank- en Horecawet, zoals verenigingen en stichtingen met een maatschappelijke, sportieve en educatieve doelstelling, en slijterijen zijn uitgezonderd van de Bibob-toets. Er is geen informatie bekend dat deze branches met behulp van de horecavergunning criminele activiteiten ondernemen. Zij behoren niet tot de risicogroep.
Als echter uit informatie van derden (politie, OM, Belastingdienst of (andere partners van) het Regionaal Informatie- en Expertise Centrum) blijkt dat een Bibob procedure wordt geadviseerd, dan wordt voor deze categorieën wel een Bibob-procedure gestart via artikel 4 van de beleidsregel.
Binnen de niet alcoholverstrekkende horecabedrijven hebben de coffeeshops een bijzondere positie. Het gaat hier immers om het gedogen van strafbaar handelen. De handel in softdrugs is een strafbaar feit en wordt slechts onder bepaalde – door het Openbaar Ministerie opgestelde - voorwaarden toegestaan.
De laatste jaren is regelmatig gebleken dat sommige coffeeshops relaties hebben met de groothandel in soft- of harddrugs. Of de shop daarbij als dekmantel of als contactadres functioneert, is niet altijd duidelijk. In de coffeeshopwereld is het heel gebruikelijk dat eenmanszaken en vof's omgevormd worden tot naamloze en besloten vennootschappen, die vervolgens weer onder moedermaatschappijen hangen. Bij het uitpluizen van deze bedrijven, blijkt regelmatig dat een aantal personen achter deze rechtspersonen zitten. Soms is het achterhalen van de bedrijfsstructuur zo ingewikkeld, dat hulp hierbij nodig is. Een advies van Bureau Bibob kan daarbij duidelijkheid bieden.
In de gemeente Buren is het verboden om een coffeeshop te exploiteren (art. 2:28, lid 1 Apv en Beleidsregel nulbeleid coffeeshop).
De beleidslijn wordt toegepast op cafés en restaurants (de natte horeca), coffeeshops, cafetaria's en afhaalzaken (de droge horeca), indien sprake is van vestiging van een nieuw bedrijf, overname van een bestaand bedrijf of wijziging van de ondernemingsvorm, op grond van artikel 3, eerste lid, onder a en c van de beleidslijn.
Bestaande bedrijven worden tussentijds getoetst indien de vergunninghouder een wijzigingsvergunning aanvraagt of indien zich een intrekkingsgrond (tweede lid) of een bijzondere situatie als bedoeld in artikel 4 van de beleidslijn voordoet.
Seksinrichtingen, sekswinkels, escortbedrijven
Met het begrip seksinrichtingen wordt bedoeld de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimten waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
In de gemeente Buren is het verboden om een seksinrichting te exploiteren of te vestigen (art. 3:9 Apv).
Ook is het verboden een sekswinkel te exploiteren in de door het college aangewezen gebieden (3:10 Apv). Het college heeft in 2005 alle bebouwde kommen in de gemeente Buren aangewezen als gebied waar het verboden is om een sekswinkel te exploiteren.
Om een escortbedrijf te exploiteren, is in de gemeente Buren een exploitatievergunning op grond van artikel 3:4 van de Apv vereist. In de artikelen 3:5, 3:6 en 3:7 Apv staan de algemeen geldende regels en verboden voor het exploiteren van een escortbedrijf.
Een escortbedrijf is een bedrijf dat - meestal telefonisch - bemiddelt tussen klanten en prostituees. Voor een escortbedrijf geldt een bezoekersverbod. Ook geldt het verbod om het escortbedrijf als seksinrichting te exploiteren en/of te gebruiken (art. 3:5 Apv).
Als het om een escortbedrijf zonder bezoekers gaat, dan is het college bevoegd gezag. Als het gaat om escortbedrijven in voor het publiek openstaande gebouwen, dan is de burgemeester het bevoegd gezag (artikel 3:2 Apv).
De afgelopen jaren is er veel commotie geweest in Nederland met betrekking tot vechtsportevenementen. In een aantal gevallen zijn deze evenementen flink uit de hand gelopen. Deze ervaringen zijn aanleiding geweest om de gemeentelijke evenementenvergunningen in het kader van de Wet Bibob te toetsen indien het een aanvraag voor een vechtsportevenement betreft zoals free fight (het vrije gevecht), vale tudo (Brazilaans Mixed Martial Arts), cage fight (kooigevecht), kickboksen en Nuay Thai (Thaiboksen) in al hun varianten.
De burgemeester of het college, hanteert de volgende procedure voor de toetsing van de al verleende vergunningen (intrekken vergunning):
In de gevallen waarin de officier van justitie de gemeente ‘tipt’ om een advies aan het landelijk bureau Bibob te vragen is sprake van een zwaarwegend feit en wordt een verzoek om advies aan het bureau Bibob gericht. Voordat de burgemeester hiertoe overgaat, zal met het bureau Bibob overleg plaatsvinden over de wenselijkheid van een uitgebreide toets door de gemeente en de gewenste aanvullende gegevens;
In gevallen waarin de mutatiefrequentie voor een bepaald pand of in een bepaald gebied hoog is, of indien informatie van derden daartoe aanleiding geeft, wordt een uitgebreide toets uitgevoerd. De vergunninghouder zal dan worden verzocht aanvullende gegevens te verstrekken en (alsnog) het uitgebreide vragenformulier in te vullen.
Als de vergunninghouder weigert medewerking te verlenen bij het overleggen van de gevraagde gegevens c.q. het vragenformulier weigert in te vullen, dan zal hij nadrukkelijk worden uitgenodigd alsnog de benodigde gegevens te overleggen en het vragenformulier in te vullen. Als dan blijkt dat onvoldoende medewerking wordt verleend kan dit grond zijn voor het buiten behandeling stellen van de vergunningaanvraag of voor de intrekking van de reeds verleende vergunning
De toevoeging "indien sprake is van...", zoals genoemd in artikel 3, zorgt ervoor dat de aanvragen op dit terrein in eerste instantie niet in de volle breedte aan Bibob worden getoetst. De Drank- en Horecawet en de Apv schrijven namelijk voor dat in veel meer, dan in de genoemde, gevallen nieuwe vergunningen moeten worden aangevraagd (dit is bijvoorbeeld al zo wanneer een horecabedrijf van leidinggevende verandert). Aangezien het te ver voert om de wet op al deze aanvragen toe te passen, is de laatste zinsnede toegevoegd. Dit betekent echter niet dat in een concrete situatie, waarbij om een andere dan de bovengenoemde reden een beschikking wordt aangevraagd, er geen Bibob toets zou kunnen plaatsvinden terwijl dit wel gewenst is. Indien aanleiding bestaat voor het vermoeden dat de beschikking zou kunnen worden gebruikt ter facilitering van criminele activiteiten, dan moet getoetst kunnen worden aan Bibob. Artikel 4 biedt de mogelijkheid om in bijzondere situaties toch aan Bibob te toetsen met betrekking tot de in artikel 3 genoemde categorieën. Het gaat hierbij om alle soorten van aanvragen die voor de genoemde categorieën worden ingediend. In artikel 3 wordt bijvoorbeeld de aanvraag voor het wijzigen van een leidinggevende of het veranderen van een inrichting niet genoemd. Deze aanvragen kunnen middels artikel 4 wel getoetst worden aan Bibob als daarvoor aanleiding bestaat.
Daaraan is een aantal voorwaarden verbonden. Op grond van artikel 4, eerste lid, onder a, moet het vermoeden duidelijk naar voren komen uit de verkregen informatie van o.a. de aanvrager zelf, uit interne informatie bijvoorbeeld van de handhavers of uit dossiers van betrokkene en uit informatie van de politie en andere externe partijen, zoals het RIEC, in het kader van informatie-uitwisseling. Als uit de indicatorenlijst een duidelijk vermoeden naar voren komt, dan wordt een aanvrager direct geconfronteerd met een vragenformulier.
Als een tip van het OM wordt ingediend omtrent in artikel 3 genoemde categorieën, dan wordt direct een Bibob onderzoek gestart. Naar aanleiding daarvan ontvangt de betrokkene direct een Bibob-formulier. Het gaat immers om een vermoeden dat de beschikking gebruikt gaat worden of wordt voor de facilitering van criminele activiteiten. Op dat moment is al informatie beschikbaar waaruit dit blijkt. Hierbij gaat het ook om alle soorten van aanvragen met betrekking tot de in artikel 3 genoemde categorieën.
Verder heeft de burgemeester of het college van b&w, op grond van artikel 4, onder c, de mogelijkheid andere categorieën of bepaalde gebieden aan te wijzen. Deze aanwijzing moet gebeuren aan de hand van een onderbouwd dossier en middels een algemene bekendmaking.
Op basis van het bestaande instrumentarium kan de gemeente de aanvraag kritisch onderzoeken. Door gebruik te maken van de zgn. open bronnen kan de nodige informatie worden vergaard. Aan de hand van een – bij ministeriële regeling vastgesteld - vragenformulier wordt de aanvrager verzocht om diverse gegevens aan te leveren.
Gelet op het voorgaande wordt de volgende procedure gehanteerd bij aanvragen zoals genoemd in de artikelen 3 en 4.
Bij alle aanvragen worden de aangeleverde gegevens (bescheiden, inclusief vragenlijst) en het ingevulde vragenformulier bestudeerd en geanalyseerd. Indien dit een nuttige aanvulling is wordt om een mondelinge toelichting van de aanvrager verzocht in bijzijn van eventueel andere betrokkenen en – als dit toegevoegde waarde heeft – de (dorpskern)agent.
Als de aanvrager weigert medewerking te verlenen bij het overleggen van de gevraagde gegevens, dan zal hij nadrukkelijk worden uitgenodigd alsnog de benodigde gegevens te overleggen. Als dan blijkt dat onvoldoende medewerking wordt verleend, dan kan dit grond zijn voor de weigering van de vergunning op grond van de Wet Bibob of wordt de aanvraag buiten behandeling gelaten (let wel: richtlijn voor het weigeren van de vergunning op grond van de Wet Bibob is, als de vereiste gegevens die volgens deze wet aangeleverd moeten worden ontbreken. Bij het ontbreken van gegevens die vereist zijn op grond van een andere wet, bijvoorbeeld een verklaring van sociale hygiëne op grond van de Drank- en Horecawet, wordt de aanvraag buiten behandeling gelaten (artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht).
Hulpmiddel interne beleidsindicatorenlijst (bijlage 1)
Als hulpmiddel voor bovenstaande procedure kan gebruik worden gemaakt van de interne beleidsindicatorenlijst (bijlage 1). De indicatoren zijn onderverdeeld in de categorieën bedrijfsstructuur, de financiering, de omstandigheden in de persoon van de aanvrager en algemeen geldende en beleidsindicatoren.
Artikel 6. Onderzoek (eigen huiswerk)
Bij de uitvoering van het onderzoek zal in eerste instantie gebruik gemaakt worden van de informatie die bij de gemeente bekend/aangeleverd is. Daarnaast kan gebruik gemaakt worden van bronnen die voor de gemeente beschikbaar zijn.
Artikel 26 Wet BIBOB bepaalt dat de officier van justitie die beschikt over gegevens die er op wijzen dat een betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die reeds zijn gepleegd of nog gepleegd zullen worden, de burgemeester kan wijzen op de wenselijkheid het Bureau om een advies te vragen.
Voor het raadplegen van zogeheten (voor onder meer de gemeente) gesloten bronnen is de gemeente aangewezen op diverse partners die verenigd zijn in het Regionaal Informatie en Expertise Centrum (RIEC).
Een Bibob-onderzoek kan diep ingrijpen in de persoonlijke levenssfeer van betrokkenen. Daarom moet de afweging om over te gaan tot zo’n onderzoek weloverwogen en met in achtneming van de beginselen van behoorlijk bestuur te worden genomen. Het Bibob instrumentarium moet als ultimum remedium gebruikt worden. Eerst moeten (alle) andere (juridische) mogelijkheden worden nagegaan om een beschikking te kunnen weigeren of in te trekken voordat Bibob ter hand wordt genomen.
Voordat advies wordt gevraagd aan bureau Bibob moet eerst het zgn. eigen huiswerk zijn gedaan. De adviesaanvraag kan onderbouwd worden met bijvoorbeeld informatie van derden, politierapportages, rapportages van de Belastingdienst, informatie van (de partners van) het Regionaal Informatie en Expertise Centrum of een tip van de Officier van Justitie.
Indien de burgemeester van oordeel is dat een verzoek om advisering aan het Bureau gerechtvaardigd is, dient hij de aanvrager op grond van artikel 32 van de Wet Bibob te informeren. De aanvrager heeft hierop nog zeven dagen de mogelijkheid om zijn aanvraag in te trekken. Als de aanvrager deze termijn ongebruikt laat verstrijken, wordt advies gevraagd aan bureau Bibob.
De informatieplicht is in de beleidslijn opgenomen en voorzien van de plicht om betrokkene te informeren over de opschorting van de beslistermijn die het gevolg is van een adviesaanvraag. Indien daadwerkelijk wordt overgegaan tot het aanvragen van een advies, dient deze aanvraag te worden voorzien van een afschrift van de mededelingsbrief aan betrokkene. Het Bureau neemt een verzoek om advies niet in behandeling indien betrokkene daarover niet vooraf is geïnformeerd.
Uitvoering van deze beleidslijn wordt elke vier jaar geëvalueerd.
Onderwerpen voor de evaluatie kunnen zijn: knelpunten, benodigde capaciteit en budget, juridische ontwikkelingen, samenwerking tussen partners, samenwerking met bureau Bibob, ervaringen binnen de branches en de beoordeling van de vraag of de wet nog op andere (deel)terreinen moet worden toegepast.
BIJLAGE 1: Indicatorenlijst openbare inrichtingen