Organisatie | Heerhugowaard |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels verlagen uitkering bij commerciële verhuur, in verband met de woonsituatie en bij schoolverlaters |
Citeertitel | Beleidsregels verlagen uitkering bij commerciële verhuur, in verband met de woonsituatie en bij schoolverlaters |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Beleidsregels |
Geen
Participatiewet, artikel 27, 28 en 33 vierde lid
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
04-03-2015 | 01-01-2015 | 01-01-2015 | Nieuwe regeling | 10-02-2015 Publicatie in Heerhugowaards Nieuwsblad d.d. 3 maar 2015 | BW15-0080 |
BELEIDSREGELS VERLAGEN UITKERING BIJ COMMERCIELE VERHUUR, IN VERBAND MET DE WOONSITUATIE EN BIJ SCHOOLVERLATERS
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerhugowaard;
overwegende dat het wenselijk is regels te stellen over het beleid ten aanzien van het verlagen van de uitkering bij commerciële verhuur, in verband met de woonsituatie en bij schoolverlaters;
gelet op de artikelen 27, 28 en 33 vierde lid van de Participatiewet;
beleidsregels verlagen uitkering bij commerciële verhuur, in verband met de woonsituatie en bij schoolverlaters
Ook is belanghebbende degene die ouder is dan de pensioengerechtigde leeftijd en een AIO-aanvulling ontvangt van de SVB. Degene die ouder is dan de pensioengerechtigde leeftijd en volledige AOW ontvangt van de SVB wordt pas als belanghebbende aangemerkt zodra ook voor de AOW de kostendelersnorm wordt ingevoerd.
Artikel 2. Verlagen uitkering bij inkomsten uit commerciële verhuur
Artikel 3. Aantonen van commerciële verhuur
Artikel 4. Verlaging norm in verband met woonsituatie
Artikel 5. Verlaging norm voor schoolverlaters
De verlaging voor schoolverlaters zoals bedoeld in artikel 28 van de wet bedraagt 20% van de gehuwdennorm.
Deze beleidsregels zijn niet van toepassing op wie en voor zover het overgangsrecht Wet werk en bijstand van toepassing is.
De beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na bekendmaking en hebben terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2015
Door de invoering van het begrip ‘kostendeler’ in de Participatiewet vervalt de verplichting om een Toeslagenverordening vast te stellen. De hoogte van de uitkering indien meer volwassenen in een woning wonen is vrijwel geheel vastgelegd in artikel 22a van de Participatiewet. Volstaan kan worden met het in beleidsregels vastleggen van het te voeren beleid over onderwerpen die niet in de Participatiewet zijn geregeld.
Deze beleidsregels zijn van toepassing op belanghebbenden van 21 jaar of ouder maar jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd met een uitkering ingevolge de Participatiewet, de IOAW, IOAZ en Bbz.
Ook zijn de regels van toepassing op belanghebbenden ouder dan de pensioengerechtigde leeftijd met een AIO-uitkering van de SVC. Zoals nu bekend wordt de kostendelersnorm per 1 juli 2016 ook ingevoerd voor AOW gerechtigden. Op het moment dat de kostendelersnorm ook voor hen wordt ingevoerd gelden deze regels ook voor hen.
Indien een persoon op commerciële basis als onder(ver)huurder, kostgever of kostganger zijn hoofdverblijf heeft in de woning waar ook een ander of anderen hun hoofdverblijf hebben, valt deze persoon niet onder het begrip kostendeler (artikel 22a, lid 4, b).
Vastgesteld moet worden bij welke huurprijs er gesproken kan worden van een commerciële huurprijs. Hiervan is sprake als een marktconforme huurprijs wordt betaald.
Via het Nibud kan een redelijke huurprijs berekend worden aan de hand van een puntentelling. Dit is een vrij gedetailleerde wijze van berekenen. De afmetingen van de kamer, het gebruik van gemeenschappelijke ruimten e.d. hebben invloed op het aantal punten. Het hanteren van deze methode is tijdsintensief en vereist vrijwel altijd een huisbezoek.
aarom is gekozen voor een vast percentage van de gehuwdennorm. Dit is duidelijker en makkelijker uitvoerbaar.
Bovendien wordt de norm (half) jaarlijks geïndexeerd.
De inkomsten uit onderverhuur of kostgeverschap dienen als inkomsten met de uitkering te worden verrekend. In dit artikel is bepaald welke percentages met de uitkering worden verrekend.
Tegenover de inkomsten staan ook extra uitgaven aan gas, elektra, water en bij kostgeverschap ook voeding. Bovendien is er sprake van verlies aan privacy.
Iemand die aangeeft dat hij op basis van een commerciële prijs onderhuurt of kostganger is, moet dit aantonen. In artikel 22a, vijfde lid van de Participatiewet staat dat de belanghebbende een schriftelijke overeenkomst moet overleggen en dat hij de betaling van de commerciële huurprijs moet aantonen door het overleggen van de bewijzen van bancaire betaling. Dit artikel regelt welke gegevens er in ieder geval in het huurcontract c.q. de kostgangersovereenkomst vermeld moeten zijn.
Het college kan, op grond van artikel 27 van de Participatiewet, de bijstandsnorm lager vaststellen voor zover de belanghebbende lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft als gevolg van zijn woonsituatie.
Lid d is van toepassing bij dak- en thuislozen (ook diegenen die vaak van adres wisselen) en een (DNO) postadres hebben.
De Participatiewet geeft de gemeente de bevoegdheid de uitkering van schoolverlaters tijdelijk lager vast te stellen.
Voor de duur van maximaal zes maanden na beëindiging van onderwijs of beroepsopleiding waarvoor aanspraak bestond op studiefinanciering of een tegemoetkoming op grond van de Wtos, wordt de norm voor een schoolverlater verlaagd.
Een schoolverlater is gewend aan de hoogte van inkomen van de studiefinanciering.
Tijdens de studieperiode werden de bestedingen afgestemd op het doorgaans beperkte inkomen. Bij beëindiging van de studie nemen de noodzakelijke kosten van het bestaan niet onmiddellijk toe. De bijstandsuitkering is hoger dan de studiefinanciering. Bovendien is de studiefinanciering een lening . Een uitkering is dan voordeliger.
Daarom wordt de uitkering voor schoolverlaters afgestemd op de hoogte van het tijdens de studie genoten inkomen. De invloed van inkomsten bijvoorbeeld uit arbeid of stagevergoeding tijdens de studie speelt hierbij geen rol. De bedoeling van deze norm is de schoolverlater financieel te stimuleren richting arbeidsmarkt, overeenkomstig de gedachte van werk boven uitkering.
Er wordt daarbij geen onderscheid gemaakt naar een (voormalig) uit- of thuiswonende student.
Opgemerkt wordt nog dat bij gehuwden die beiden schoolverlater zijn, de verlaging niet verdubbeld wordt. Deze blijft dan 20%. Wel wordt de periode waarover de verlaging wordt toegepast verlengd als beide partners na elkaar schoolverlater worden.