Organisatie | Heerhugowaard |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels individuele inkomenstoeslag |
Citeertitel | Beleidsregels individuele inkomenstoeslag |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | beleidsregels individuele inkomenstoeslag |
Geen.
1.Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2018 | 24-07-2020 | Wijziging van artikel 1 en artikel 3 | 21-11-2017 | BW17-0483 en Bij17-691 | |
04-03-2015 | 01-01-2015 | 01-01-2018 | Nieuwe regeling | 10-02-2015 Publicatie in Heerhugowaards Nieuwsblad d.d. 3 maart 2015 | BW15-0080 |
beleidsregels Individuele inkomenstoeslag
Artikel 2. Toepassing kostendelersnorm
Bij de berekening van de van toepassing zijnde inkomensgrens wordt de kostendelersnorm toegepast.
Artikel 3. Geen recht op individuele inkomenstoeslag
1.Niet voor individuele inkomenstoeslag komt in aanmerking de belanghebbende die tijdens de laatste 12 maanden van de referteperiode een maatregel is opgelegd wegens een schending van
een arbeids-of re-integratieverplichting als bedoeld in de Participatiewet en/of de Afstemmingsverordening Participatiewet, de IOAW, de IOAZ dan wel een maatregel is opgelegd door het uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Een waarschuwing wordt hier niet als maatregel beschouwd.
2.Niet voor individuele inkomenstoeslag komt in aanmerking de belanghebbende bij wie door het college dan wel het UWV in de referteperiode een benadelingsbedrag wegens verzwegen inkomsten uit arbeid is vastgesteld als gevolg van schending van de inlichtingenplicht.
Artikel 4. Uitzicht op inkomensverbetering
Indien de veronderstelde inkomensverbetering ingevolge lis 1 sub a, b, e en f zich niet voordoet binnen de aangegeven termijn bestaat de mogelijkheid dat belanghebbende wel in aanmerking kan komen voor de inkomenstoeslag. Er dient dan opnieuw een afweging gemaakt te worden over het zicht op inkomensverbetering.
Artikel 5. Geen uitzicht op inkomensverbetering
Geen uitzicht op inkomensverbetering heeft:
de uitkeringsgerechtigde die op de aanvraagdatum een uitkering ontvangt op grond van de Participatiewet, de IOAW of IOAZ en die een ontheffing heeft van de arbeidsverplichtingen genoemd in artikel 9 lid 1 onder a en b Participatiewet of artikel 37 lid 1 onder a, c, en e IOAW/IOAZ voor een periode van meer dan 6 maanden;
TOELICHTING BELEIDSREGELS INDIVIDUELE INKOMENSTOESLAG
De individuele inkomenstoeslag is een extra tegemoetkoming voor belanghebbenden die langdurig moeten rondkomen van een laag inkomen en geen uitzicht hebben op inkomensverbetering. Daarmee is het de opvolger van de huidige langdurigheidstoeslag.
De gemeenteraad heeft de Verordening Individuele inkomenstoeslag 2015 vastgesteld.
Artikel 36 van de Participatiewet stelt o.a. als voorwaarde dat het recht op een individuele inkomenstoeslag alleen bestaat indien er géén uitzicht is op inkomensverbetering.
Het college kan op grond van artikel 36 Participatiewet beleidsregels stellen ten aanzien van het begrip uitzicht op inkomensverbetering. Wie heeft wel en wie heeft geen uitzicht op inkomensverbetering?
Iedere aanvraag wordt beoordeeld op grond van de criteria uit artikel 36 van de Participatiewet en de verordening maar ook op de vraag of er sprake is van ‘uitzicht op inkomensverbetering’.
Bij elke aanvraag wordt daarbij gekeken naar de krachten en bekwaamheden van de aanvrager (en eventuele partner) en naar de inspanningen die betrokkene heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen. Als dit is beoordeeld, kan vastgesteld worden of de aanvrager (en/of de eventuele partner) uitzicht heeft op inkomensverbetering. Alleen als daar geen uitzicht op is en er wordt aan de overige voorwaarden voortvloeiend uit artikel 36 Participatiewet en de Verordening individuele inkomenstoeslag voldaan, dan is er recht op de individuele inkomenstoeslag.
In deze beleidsregels worden de criteria voor deze beoordeling neergelegd.
Omwille van de leesbaarheid is steeds “hij” gebruikt in de tekst. Waar hij staat kan ook “zij” gelezen worden.
Behoeft geen nadere toelichting
Artikel 2. Toepassing kostendelersnorm
De inkomenstoeslag wordt toegekend indien het inkomen lager is dan 120% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Bij de berekening hiervan wordt de kostendelersnorm toegepast.
Artikel 3. Geen recht op individuele inkomenstoeslag
De toeslag is slechts bedoeld voor mensen die geen uitzicht hebben op inkomensverbetering. Zo wordt gewaarborgd dat bepaalde groepen met een goed arbeidsmarktperspectief niet in aanmerking komen voor de inkomenstoeslag.
Het college beoordeelt of belanghebbende op de aanvraagdatum uitzicht heeft op inkomensverbetering. Deze beoordeling geschiedt aan de hand van:
Het Rijk heeft geen definitie gegeven wat verstaan wordt onder de krachten en bekwaamheden van een persoon. Het college heeft de bevoegdheid deze definitie nader te specificeren. Aansluiting wordt gezocht bij de bepalingen/uitgangspunten die het UWV hanteert bij de beoordeling van het begrip passende arbeid in relatie tot arbeidsongeschiktheid.
Deze definitiebepalingen van het UWV vormen het vertrekpunt bij de beoordeling van de individuele aanvraag.
Het college zal in het individuele geval moeten beoordelen of belanghebbende inspanningen heeft verricht om tot inkomensverbetering te komen. Dit is in beginsel niet het geval als belanghebbende in de referteperiode één van de re-integratieverplichtingen ingevolge de wet en de Afstemmingsverordening heeft geschonden[1].
Noot 1: CRvB 17-12-2013, nr.12/83 WWB, ECLI:NL CRVB2013:2824
In het bijzonder geldt dit voor de zwaardere overtredingen waarbij verondersteld kan worden dat door het verzuim het uitzicht op inkomensverbetering aanzienlijk is verminderd. Dit is het geval als een persoon niet of onvoldoende naar vermogen heeft getracht algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen, te behouden of te aanvaarden zonder dat er sprake is van bijzondere omstandigheden, die aanleiding hebben gegeven om af te zien van een verlaging van de uitkering.
Het handelt hier specifiek om de volgende gedragingen:
De overtreding van de geüniformeerde arbeidsverplichtingen van artikel 18
De bepalingen van artikel 8. Gedragingen Participatiewet van de Afstemmingsverordening Participatiewet IOAW en IOAZ
De bepalingen van artikel 9. Gedragingen IOAW en IOAZ van de Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ
Het college hanteert het uitgangspunt dat bij deze zwaardere gedragingen het in de lijn der verwachting ligt dat een persoon zijn uitzicht op inkomensverbetering aanzienlijk heeft verminderd.
Bij lichtere schendingen van de re-integratieverplichtingen is het minder evident dat een persoon zijn uitzicht op inkomensverbetering heeft verspeeld. Alleen als in redelijkheid een causaal verband gelegd kan worden tussen de schending en het verspeeld perspectief op inkomensverbetering bestaat geen recht op de inkomenstoeslag. Dit is bij de zwaardere gedragingen volgens het college meer evident. Bij lichtere gedragingen is deze relatie minder evident. Zo is het causale verband tussen niet tijdige verlenging van de inschrijving bij het UWV WERKbedrijf en het ontbrekend uitzicht op inkomensverbetering wel erg ver van elkaar verwijderd.
Ter voorkoming van rechtsongelijkheid met uitkeringsgerechtigden van het UWV wordt voor hen dezelfde lijn doorgetrokken.
Artikel 4. Uitzicht op inkomensverbetering
Lid 1 sub a en b Onderwijs/scholing/studiefinanciering
Belanghebbende die een opleiding volgt of kan volgen als bedoeld in de WTOS, een studie volgt of kan volgen als bedoeld in de WSF 2000, studiefinanciering ontvangt op grond van de WSF 2000 of die in de referteperiode een opleiding of onderwijs heeft gevolgd wordt geacht uitzicht op inkomensverbetering te hebben.
Belanghebbende die tijdens de referteperiode door ziekte de studie/opleiding moest staken en daardoor geen uitzicht meer heeft op inkomensverbetering kan wel in aanmerking komen voor de inkomenstoeslag.
Lid 1 sub c Minnelijke schuldregeling of Wsnp
Belanghebbende die in het minnelijke schuldregeling traject of de Wsnp zit, leeft gedurende dit traject van een inkomen ter hoogte van de voor hem van toepassing zijnde bijstandsniveau. Het meerdere van het gezamenlijk inkomen wordt aangewend voor de aflossing van schulden. Daarnaast heeft belanghebbende na afloop van het traject weer uitzicht op inkomensverbetering.
Lid 1 sub d Bewust deeltijd werken
Als een belanghebbende die in deeltijd werkt, wel meer zou kunnen werken, maar er bewust voor kiest om dit niet te doen, heeft hij uitzicht op inkomensverbetering.
Belanghebbende die parttime werkt moet zelf aantonen dat hij naar vermogen maximaal werkt.
Lid 1 sub e Binnen 6 maanden hoger inkomen
Als redelijkerwijs aannemelijk is dat belanghebbende binnen 6 maanden een inkomen kan krijgen dat hoger is dan de geldende inkomensgrens voor de individuele inkomenstoeslag bestaat er uitzicht op inkomensverbetering (b.v. als op het moment van aanvraag al vaststaat dat belanghebbende een baan heeft waarvan de ingangsdatum binnen een termijn van 6 maanden is).
Lid 1 sub f arbeidsgericht traject
Hiervan kan sprake zijn bij het volgen van een traject met baangarantie.
Artikel 5. Geen uitzicht op inkomensverbetering
Sub a: Volledig arbeidsongeschikt
Een belanghebbende die volledig arbeidsongeschikt is heeft per definitie geen uitzicht op betaalde arbeid en de daarmee samenhangende inkomensverbetering. De situatie voor gehuwden is lastiger te bepalen. De echtgenoot die de arbeids-ongeschiktheidsuitkering ontvangt heeft per definitie geen uitzicht op inkomensverbetering. Dit geldt niet voor de andere echtgenoot. Deze kan uitzicht hebben op inkomensverbetering, maar er voor kiezen thuis te blijven. De beoordeling van de mogelijkheid tot arbeidsparticipatie van deze echtgenoot vindt plaats door de klantmanager.
Sub b: Uitkeringsgerechtigde met ontheffing arbeidsverplichting
De uitkeringsgerechtigde op grond van de Participatiewet, de IOAW of de IOAZ met een vrijstelling van de genoemde arbeidsverplichting heeft gedurende de vrijstellingsperiode geen uitzicht op inkomensverbetering. Na afloop van de ontheffingsperiode zal dit telkens opnieuw beoordeeld moeten worden. Bij een nieuwe aanvraag zal daarom telkens een nieuwe beoordeling gemaakt moeten worden.
Sub c: Naar vermogen maximaal werken
Een belanghebbende die naar vermogen maximaal werkt heeft geen zich op inkomensverbetering.
Sub d: Overige belanghebbende zonder uitzicht op inkomensverbetering
Dit artikel bevat een niet-limitatieve opsomming. Het is niet mogelijk om alle doelgroepen te benoemen die geen uitzicht op inkomensverbetering hebben, dit vanwege de individuele toets die altijd moet plaatsvinden. Om die reden is dit lid toegevoegd.