Organisatie | Midden-Delfland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening tegemoetkoming kosten peuteropvang in Midden-Delfland |
Citeertitel | Verordening tegemoetkoming kosten peuteropvang in Midden-Delfland |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
20-03-2015 | 01-01-2015 | Nieuwe regeling | 24-02-2015 | 2015-00672 |
De raad van de gemeente Midden-Delfland:
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 29 januari 2015;
gelet op artikel 147, eerste lid, en artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 4:21 en volgende Algemene wet bestuursrecht;
overwegende dat het noodzakelijk is om regels te stellen omtrent de tegemoetkoming in de kosten van peuteropvang;
vast te stellen de ‘Verordening tegemoetkoming kosten peuteropvang in Midden-Delfland’.
Hoofdstuk I Algemene bepalingen
Gemeentelijk register: een gemeentelijk register ten behoeve van de waarborging van de kwaliteit en de rechtszekerheid van de peuteropvang alsmede ten behoeve van het toezicht en de handhaving. Het gemeentelijk register dient tevens voor ouders die voornemens zijn peuteropvang af te nemen om te beoordelen of zij voor peuteropvang in een bepaalde voorziening in aanmerking komen voor peutertoeslag
Ouderbijdragetabel: een door de gemeente opgesteld overzicht van de financiële bijdrage die ouders/verzorgers, wanneer deze geen recht hebben op de kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst, zelf moeten betalen voor een peuter- of VVE-peuterplaats. Deze eigen bijdrage wordt afgestemd op het gezamenlijk verzamelinkomen van het gezin
Hoofdstuk II Bepalen van de vergoeding
Een ouder die zijn woonplaats heeft in de gemeente Midden-Delfland heeft via een aanbieder van een voorschoolse voorziening aanspraak op peutertoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten aan voorschoolse voorzieningen, indien het peuteropvang betreft in een voorziening die is opgenomen in het gemeentelijk register.
Een aanvraag voor vergoeding van peuterplaatsen en VVE-peuterplaatsen wordt ingediend door de voorschoolse voorziening, die staat ingeschreven in het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LRKP) en voldoet aan de vereisten uit de wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie en de hieruit voortvloeiende regelgeving.
Artikel 11 Vaststelling van de peutertoeslag
De houder dient binnen acht weken na afloop van het kalenderjaar waarvoor de vergoeding is verleend een aanvraag tot vaststelling in bij het college en verstrekt hierbij een overzicht van het feitelijke aantal bezette peuterplaatsen en/of VVE-peuterplaaten over het voorbije kalenderjaar, de wijze waarop de ouderbijdragetabel voor peuterplaatsen en VVE-peuterplaatsen is toegepast en de overige gegevens die het college nodig heeft om de vergoeding vast te stellen.
Hoofdstuk IV Overige bepalingen
Artikel 12 Algemene subsidieverordening
De algemene subsidieverordening is van overeenkomstige toepassing, voor zover daar in deze verordening niet van wordt afgeweken.
Artikel 13 Gevallen waarin deze verordening niet voorziet
Het college is bevoegd om nadere regels te stellen met betrekking tot de uitvoering van deze verordening, in gevallen waarin deze verordening niet voorziet.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van deze verordening leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.
De in de verordening gehanteerde begrippen en begripsbepalingen hebben dezelfde betekenis als bedoeld in de Wet Kinderopvang, de wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie, de Algemene wet bestuursrecht en in de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, tenzij daarvan uitdrukkelijk in deze verordening wordt afgeweken.
Ouders melden hun kind aan bij de opvangorganisatie. Het is dan aan de houder om de gegevens van de ouder(s) op te vragen en te beoordelen of de betreffende ouder aanspraak kan maken op een vergoeding voor kinderopvangtoeslag of peutertoeslag. Per kind kan slechts één aanvraag voor peutertoeslag worden ingediend.
De peutertoeslag is bedoeld om de toegankelijkheid van peuteropvang voor alle peuters te borgen. Als ouders gebruik kunnen maken van een tegemoetkoming van de Belastingdienst in de kosten van kinderopvang, is de toegankelijkheid al geborgd. Deze ouders komen dan ook niet in aanmerking voor peutertoeslag.
Lid 3: Wanneer een kind door het feit dat er geen VVE-indicatie is geen gebruik kan maken van een VVE-peuterplaats kan dit kind, wanneer aan de voorwaarden wordt voldaan, wel gebruik maken van een reguliere peuterplaats.
Artikel 4 Hoogte van de peutertoeslag
De hoogte van de peutertoeslag is afhankelijk van de kosten voor ouders voor gebruik van de peuteropvang, maar ook van het inkomen van de ouder. Er is sprake van een inkomensafhankelijke bijdrage. Voor ouders waarvan het kind tot de VVE-doelgroep behoort, is de ouderbijdrage laag gehouden. Een kind behoort tot de VVE-doelgroep als uit indicatie blijkt dat het een (potentiële) ontwikkelingsachterstand heeft.
Lid 2 stelt een maximumtarief dat het college hanteert voor de peuteropvang. Aanbieders mogen peuteropvang wel duurder maken, maar voor de kosten die boven dit bedrag uitkomen wordt geen peutertoeslag meer verstrekt. Deze hogere kosten komen geheel voor rekening van de ouder. De uurprijs die bij de hoogte van de peutertoeslag in aanmerking wordt genomen is opgenomen in de beleidsregel ‘Notitie toekomstig beleid peuteropvang in Midden-Delfland’.
Artikel 5 Bevoegdheden college
Het college beslist op aanvragen voor een vergoeding en verleent op basis van de door de voorschoolse voorziening verstrekte informatie de peutertoeslag. De vaststelling van de peutertoeslag vindt vervolgens door het college plaats aan de hand van de afrekening (zie artikel 11 van de verordening).
Het college heeft de bevoegdheid om in aanvulling op deze verordening nadere regels te stellen als is opgenomen in de beleidsregel ‘Notitie toekomstig beleid peuteropvang in Midden-Delfland’ aan onder meer de uitvoering en kwaliteit van de peuteropvang en VVE-peuteropvang.
De houder van een voorschoolse voorziening vraagt bij het college een vergoeding aan als tegemoetkoming in de kosten voor een peuterplaats of VVE-peuterplaats gedurende een bepaalde periode. De houder moet ervoor zorgen dat de locatie en de opvang voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen en dat de locatie geregistreerd staat in het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LRKP).
De termijn waarbinnen het college een besluit moet nemen over de aanvraag van een tegemoetkoming geldt voor alle aanvragen voor peutertoeslag. Deze termijn geldt niet alleen voor nieuwe aanvragen, maar ook voor aanvragen die betrekking hebben op een voortzetting van de peutertoeslag.
In de verordening is een beslistermijn van 8 weken, na ontvangst van alle benodigde gegevens, opgenomen. Deze termijn kan eventueel worden verlengd met maximaal 6 weken. Het feit dat het college een termijn van 8 weken heeft om te beslissen over een aanvraag wil uiteraard niet zeggen dat het college deze termijn ook in alle gevallen moet benutten. Het college streeft ernaar de behandelingstermijn van aanvragen zo kort mogelijk te houden en vooral aanvragen waar spoed mee geboden is direct af te handelen.
Artikel 8 Ingangsdatum en periode van de peutertoeslag
Het college kan de tegemoetkoming voor een andere periode vaststellen. Dit is bijvoorbeeld het geval als de aanvrager voor een bepaalde periode recht heeft op de tegemoetkoming.
Artikel 9 Omvang van de peutertoeslag
Het college legt in beleidsregels vast hoe het wil omgaan met zijn bevoegdheid. Op deze manier wordt deze beoordeling zoveel mogelijk geobjectiveerd.
De subsidieverstrekking vindt plaats in de vorm van kwartaalvoorschotten. Dit betekent dat het totale bedrag waarop de aanvrager recht heeft, wordt gedeeld in vier gelijke delen (indien de aanvraag het gehele jaar betreft).
Het college betaalt de peutertoeslag en de tegemoetkoming uit aan de aanbieder van het kindcentrum. De ouder dient, al dan niet op verzoek van het kindcentrum, de gemeente te machtigen om de betaling rechtstreeks aan dat kindercentrum te doen. Deze machtiging verandert juridisch gezien niets aan de verhouding tussen de gemeente en de ouder. Ook al wordt het bedrag gestort op de rekening van het kindcentrum, er blijft sprake van betaling van een tegemoetkoming van gemeente aan de ouder.
Artikel 11 Vaststelling van de peutertoeslag
Dit artikel regelt de vaststelling en de verrekening door het college van de peutertoeslag. Als een hoger bedrag is uitgekeerd dan waarop men recht heeft, vordert het college het te veel betaalde bedrag terug.