Organisatie | Oldambt |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Bezoldigingsregeling gemeente Oldambt 2015 |
Citeertitel | Bezoldigingsregeling gemeente Oldambt 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | Onbekend | 27-01-2015 | Onbekend |
Burgemeester en wethouders van de gemeente Oldambt:
Gelet op het bepaalde in artikel 3:1 van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling (CAR-UWO);
Gelet op het gestelde in artikel 160 van de Gemeentewet;
Gehoord het Georganiseerd overleg;
tot vaststelling van de navolgende
Voor de toepassing van deze regeling wordt verstaan onder:
De ambtenaar in de zin van artikel 1:1 lid 1 sub a van de CAR-UWO.
De bezoldiging als bedoeld in artikel 3:1, lid 2, sub c van de CAR-UWO, zijnde:
Het salaris vermeerderd met de aan de betreffende medewerker toegekende emolumenten en toelagen.
De toelagen en/of emolumenten kunnen uitsluitend betrekking hebben op:
Het salaris als bedoeld in artikel 3:1 lid 2 sub b van de CAR-UWO.
De schaal als bedoeld in artikel 3:1 lid 2 sub a en bijlage IIa van de CAR-UWO.
De aanloopschaal is de salarisschaal die één (1) schaal onder de functionele salarisschaal ligt.
Een aan de functie toegekende module uit het functiewaarderingssysteem HR 21, die kan worden toegevoegd aan functies waarvan de medewerker (een gedeelte van) de volgende taken verricht:
De salarisschaal waarop de functie conform het functiewaarderingssysteem is ingedeeld.
Een aanduiding zijnde een getal dat bij de salarisschaal in bijlage IIa van de CAR-UWO is opgenomen.
Alle in deze regeling genoemde toelagen waarop aanspraak bestaat.
Het hoogste bedrag van een salarisschaal.
Een betrekking als bedoeld in artikel 1:1 lid 1 sub k van de CAR-UWO.
De werkzaamheden door de medewerker te verrichten krachtens en overeenkomstig hetgeen door het daartoe bevoegde gezag is opgedragen.
De jaarlijkse personeelsbeoordeling
De eindbeoordeling voortvloeiende uit de jaarlijkse cyclus van plannings-, functionerings- en beoordelingsgesprekken conform de notitie Beoordelings- en Beloningsbeleid.
Een medewerker heeft recht op salaris vanaf het moment dat hij feitelijk in dienst treedt.
Het salaris wordt berekend, gebaseerd op de arbeidsduur per week, en uitbetaald per maand.
Wanneer het salaris of een toelage moet worden berekend over een gedeelte van een kalendermaand, wordt het bedrag vastgesteld door het maandbedrag te delen door het aantal dagen van de betreffende kalendermaand.
Het recht op salaris eindigt in geval van ontslag met ingang van de dag waarop het ontslag ingaat.
Het salaris van de medewerker die in deeltijd werkt, wordt vastgesteld naar evenredigheid van het salaris bij een volledige werktijd.
De salarissen van de medewerkers worden vastgesteld op de bedragen volgens de salarisschalen zoals opgenomen in bijlage IIa van de CAR-UWO.
De toepassing van bijlage IIa vindt plaats conform het gestelde in artikel 3:1, derde t/m vijfde lid van de CAR-UWO.
Burgemeester en wethouders bepalen de voor de betreffende functie geldende salarisschaal. Dit vindt plaats aan de hand van functiebeschrijvingen, functiewaarderingsonderzoek en de vastgestelde conversie.
Functies die lager zijn ingedeeld dan salarisschaal 10 en waarop de coördinatiemodule van toepassing is verklaard, worden één salarisschaal hoger ingedeeld.
Indien de medewerker (nog) niet volledig voldoet aan de eisen die aan de functie worden gesteld, kan het salaris bepaald worden op een salarisschaal met een lager maximumsalaris dan het maximum van de voor de functie geldende salarisschaal (zie artikel 5 van deze regeling).
Zonder voorafgaand ontslag kan voor een medewerker geen salarisschaal gaan gelden met een lager maximumsalaris dan het salaris van de reeds voor hem geldende salarisschaal. Een verlaging kan wel plaatsvinden bij definitieve herplaatsing van een zieke medewerker als bedoeld in artikel 7:16 lid 2 van de CAR-UWO dan wel bij disciplinaire straf, als bedoeld in hoofdstuk 16 van de CAR-UWO.
Lid 6 is niet van toepassing indien in een sociaal plan hierover andere afspraken zijn gemaakt.
Bij indiensttreding wordt de medewerker ingedeeld in de op zijn functie betrekking hebbende salarisschaal. Op welke periodiek in de salarisschaal de medewerker wordt ingedeeld is afhankelijk van:
Indien de medewerker bij indiensttreding naar verwachting nog niet volledig voldoet aan de eisen die de functie stelt, wordt hij ingeschaald in de aanloopschaal. Inschaling in de aanloopschaal is alleen mogelijk indien de verwachting bestaat, dat er binnen afzienbare tijd wordt voldaan aan de gestelde eisen.
De maximale duur dat een medewerker in de aanloopschaal wordt ingedeeld bedraagt één (1) jaar. Dit kan maximaal met nog één (1) jaar worden verlengd indien de beoordeling daartoe aanleiding geeft. Bij bevordering naar de functionele schaal zijn de bepalingen uit artikel 9 van deze regeling van toepassing.
Het salaris van de medewerker wordt bij gebleken voldoende functioneren binnen de voor hem geldende salarisschaal jaarlijks periodiek verhoogd tot het naast hogere bedrag. Dit geldt niet voor de medewerker die het maximum van de voor hem geldende schaal reeds heeft bereikt. Gebleken voldoende functioneren wordt bepaald aan de hand van de jaarlijkse personeelsbeoordeling.
De periodieke verhoging wordt toegekend voor de eerste maal met ingang van 1 januari van het jaar volgend op de aanstelling en nadien telkens op 1 januari van het volgende jaar.
In afwijking van het gestelde in lid 2 vindt bij indiensttreding op of na 1 juli, per 1 januari daaropvolgend geen periodieke verhoging plaats.
De diensttijd die als medewerker in tijdelijke dienst wordt doorgebracht en die onmiddellijk gevolgd wordt door een aanstelling of arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, komt in aanmerking voor een beoordeling en de daaruit voortvloeiende salarisconsequentie als bedoeld in het eerste lid van dit artikel.
Als er in een betreffend jaar niet meer dan 6 maanden arbeid is verricht, kan de direct leidinggevende bepalen, dat niet kan worden vastgesteld of sprake is van voldoende functioneren in de zin van lid 1. De volgende tijd kan aangemerkt worden als het niet verrichten van arbeid:
Wanneer de uitkomst van de jaarlijkse beoordelingsronde uitkomt op de kwalificatie “ontoereikend” vindt geen salarisverhoging als bedoeld in artikel 6 plaats.
Aan de medewerker, die het maximumsalaris van de voor hem geldende salarisschaal nog niet heeft bereikt, kan een extra salarisverhoging tot een in de salarisschaal genoemd bedrag, niet uitgaande boven het maximumsalaris, worden toegekend wanneer de uitkomst van de jaarlijkse beoordelingsronde uitkomt op de kwalificatie “zeer goed”.
Wanneer voor de medewerker een salarisschaal gaat gelden met een hoger maximumsalaris, wordt het salaris in de nieuwe schaal vastgesteld op een bedrag, gelegen onmiddellijk boven het salaris, dat de medewerker in de oude schaal zou hebben genoten. Indien deze overschaling tegelijkertijd plaatsvindt met een periodieke verhoging vindt eerst de overschaling plaats en wordt vervolgens de periodieke verhoging toegepast.
Bij toepassing van het eerste lid van dit artikel wordt het salaris in de nieuwe schaal vastgesteld op het eersthogere bedrag in die schaal, waarmee gerealiseerd wordt dat het verschil tussen het nieuwe salaris en het oude salaris van de medewerker tenminste 75% bedraagt van het verschil tussen het bedrag dat de medewerker laatstelijk genoot en het naast hogere bedrag in de oude schaal, dan wel het naast lagere bedrag in de oude schaal, indien de medewerker in de oude schaal al op het maximum was ingedeeld.
Aan de medewerker kan om redenen van krapte op de arbeidsmarkt, werving en/of behoud door het college van B&W een arbeidsmarkttoelage worden toegekend.
De hoogte van de arbeidsmarkttoelage wordt per individueel geval vastgesteld.
Jaarlijks wordt beoordeeld of de reden van toekenning van de toelage nog bestaat en kan de toelage worden voortgezet dan wel worden gestopt.
Bij het beëindigen van de arbeidsmarkttoelage, ongeacht de duur en de hoogte van de toelage, kan de betreffende medewerker geen aanspraak maken op de afbouwregeling op grond van artikel 18 van deze regeling.
Wanneer de medewerker gedurende drie opeenvolgende jaren een arbeidsmarkttoelage geniet kan deze worden omgezet in een persoonlijke toelage
Indien een (groep) medewerker(s) een uitstekende kortdurende of eenmalige prestatie heeft geleverd, kan het college van B&W een gratificatie als bedoeld in artikel 15:1:28 van de CAR-UWO toekennen.
De medewerker die volledig een functie waarneemt waarvoor een hogere salarisschaal geldt dan voor zijn eigen functie, ontvangt een toelage conform het bepaalde in artikel 3:1:2 van de CAR-UWO.
Onder overwerk wordt verstaan hetgeen is bepaald in artikel 1:1 lid 1 sub l van de CAR-UWO.
De medewerker die in een lagere salarisschaal dan schaal 10 is ingedeeld ontvangt voor overwerk een vergoeding conform artikel 3:2:1 van de CAR-UWO.
De medewerker die in consignatiedienst overuren verricht en is ingedeeld in salarisschaal 5 of lager krijgt de overwerktoeslag uitbetaald naar het maximum van salarisschaal 6
Het recht op een overwerkvergoeding geldt uitsluitend voor de medewerker, zoals bedoeld in artikel 4:3 van de CAR-UWO, voor wie de bijzondere regeling van de werktijden van toepassing is.
De medewerker op wie de standaardregeling voor de werktijden van toepassing is en die door het college is aangewezen om arbeid te verrichten buiten het dagvenster als bedoeld in artikel 4:2 lid 2 van de CAR-UWO heeft recht op een buitendagvenster vergoeding.
De vergoeding zoals bedoeld in lid 1 bedraagt:
De medewerker, die naar het oordeel van burgemeester en wethouders onder bezwarende omstandigheden van lichamelijke aard arbeid verricht, ontvangt een compensatie in de vorm van een toelage op het salaris , tenzij compensatie voor de bedoelde bezwarende omstandigheden aantoonbaar zijn verdisconteerd in de bezoldiging van de medewerker.
Onder ´bezwarende omstandigheden van lichamelijke aard´ moet worden verstaan;
De toelage zoals bedoeld in het eerste lid bedraagt een percentage van het maandsalaris:
De medewerker, op wie de bijzondere regeling van de werktijden van toepassing is, zoals bedoeld in artikel 4:3 van de CAR-UWO heeft, behoudens de uitzondering genoemd in artikel 3:3 lid 2 CAR-UWO recht op een vergoeding voor onregelmatige dienst over de werktijd vastgesteld op:
De toelage zoals bedoeld in het eerste lid bedraagt per gewerkt uur een percentage van het voor de medewerker geldende uurloon en wel:
Voor de in het vorige lid onder sub a genoemde ochtend- en avonduren wordt de toelage slechts toegekend, indien de arbeid is aangevangen voor 7.00 uur, respectievelijk is beëindigd na 19.00 uur.
In afwijking van het bepaalde in dit artikel geldt voor medewerkers, werkzaam in het zwembad met een dienstverband van minimaal 16 uur per week een vaste onregelmatigheidstoeslag van 7% van het maandsalaris.
Aan de medewerker voor wie een lagere salarisschaal geldt dan schaal 10 en die buiten de werktijdenregeling als bedoeld in de artikelen 4:1 t/m 4:7 van de CAR-UWO ingevolge een schriftelijke aanwijzing van Burgemeester en wethouders zich regelmatig of vrij regelmatig bereikbaar en beschikbaar moet houden teneinde bij oproep arbeid te verrichten, wordt een toelage toegekend.
De toelage zoals bedoeld in het eerste lid bedraagt per dag een percentage van het salaris dat is afgeleid van het maximumsalaris behorend bij schaal 6 en wel:
De medewerker die is ingedeeld in salarisschaal 6 of lager, en die van 31 december op 1 januari bereikbaar en beschikbaar is ontvangt hiervoor een extra vergoeding van netto € 50.
De medewerker voor wie naar het oordeel van burgemeester en wethouders bij de vaststelling van de bezoldiging rekening is gehouden met bereikbaarheids- of beschikbaarheidsdiensten komt niet in aanmerking voor een toelage als in dit artikel bedoeld.
Het hoofd BHV, de ploegleiders, bedrijfshulpverlener en de EHBO’ers ontvangen jaarlijks een vergoeding. De hoogte van deze vergoeding bedraagt voor het Hoofd BHV € 260,00, voor de ploegleider(s) € 230,00 en voor de overigen € 165,00 bruto per jaar. Hiervoor geldt als voorwaarde dat de bedrijfshulpverlener in het bezit is van het basisdiploma bedrijfshulpverlening, en de EHBO’er van een geldig EHBO diploma.
Indien de medewerker meerdere functies vervult ontvangt hij een meervoud van deze vergoeding.
Aan de medewerker wiens bezoldiging een blijvende verlaging ondergaat van tenminste 3% van de som van het salaris en de toelage, als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van een toelage als bedoeld in de artikelen 14 tot en met 17, wordt een aflopende toelage toegekend, mits hij de betreffende toelage, direct voorafgaande aan het tijdstip van vorenbedoelde beëindiging of vermindering daarvan, gedurende tenminste 2 jaren zonder een onderbreking van langer dan twee maanden heeft ontvangen.
De hoogte van de in het eerste lid van dit artikel bedoelde toelage is het bedrag dat overeenkomt met hetgeen in de laatste drie maanden aan betreffende toelage is uitbetaald.
De in het eerste lid van dit artikel bedoelde toelage wordt in twee jaar als volgt afgebouwd:
De medewerker die 5 jaar of minder van zijn AOW gerechtigde leeftijd afzit ontvangt in afwijking van het eerste lid een blijvende toelage, mits hij de betreffende toelage direct voorafgaande aan het tijdstip van beëindiging of vermindering ervan, gedurende tenminste 5 jaar heeft ontvangen.
De aflopende toelage als bedoeld in lid 1 wordt omgezet in een blijvende toelage, zodra de medewerker 5 jaar van zijn AOW gerechtigde leeftijd afzit en mits hij de betreffende toelage direct voorafgaande aan het tijdstip van beëindiging of vermindering ervan, gedurende tenminste 5 jaar heeft ontvangen.
In gevallen waarin deze regeling niet of niet in redelijkheid voorziet, kunnen burgemeester en wethouders een bijzondere voorziening treffen. Wanneer dit algemeen geldend is wordt het GO hierover gehoord.