Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen
Artikel 1.1. BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN
In deze verordening wordt verstaan onder:
- a.
beleidsregels: de door het college, aanvullend aan
deze verordening, gestelde regels met betrekking tot
nadeelcompensatie.
- b.
college: college van burgemeester en
wethouders;
- c.
coördinatieverplichting: de coördinerende rol van het
college over de aanleg, ligging, instandhouding en opruiming van
alle kabels of leidingen in de gehele openbare grond;
- d.
gedoogplichtige: degene op wie een gedoogplicht rust
als bedoeld in artikel 1, van de Belemmeringenwet Privaatrecht
of in artikel 5.2, eerste lid, van de Telecommunicatiewet of via
een (publiekrechtelijke) vergunning;
- e.
grondroerder: degene, waaronder de netbeheerder,
onder wiens verantwoordelijkheid of leiding graafwerkzaamheden
worden verricht;
- f.
(huis)aansluiting:
het gedeelte van de kabel of leiding dat een netwerk verbindt
met een netwerkaansluitpunt, dan wel dit gedeelte ten behoeve
van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 16, onderdelen a
tot en met e, van de Wet Waardering Onroerende Zaken;
- g.
instemmingsbesluit: besluit van het
college op een melding van voorgenomen werkzaamheden aan kabels
ten behoeve van een openbaar elektronisch communicatienetwerk,
als bedoeld in artikel 5.4, eerste lid van de
Telecommunicatiewet;
- h.
kabel- en leidingentunnel: voor de geleiding van
kabels of leidingen aangebrachte infrastructuur, waarvan door
één of meerdere grondroerders gebruik kan worden gemaakt;
- i.
kabels of leidingen: kabels of leidingen als
onderdeel van een net(werk), daaronder mede begrepen de daarmee
verbonden (stalen) kasten t.b.v. schakel-, verdeel- en
onderstations geschikt voor het plaatsen op de openbare weg,
voorzieningen en andere hulpmiddelen, behoudens voor zover deze
verbindingen en hulpmiddelen liggen binnen de installatie van
een producent of van een afnemer, en ook omvattende lege buizen,
ondergrondse ondersteuningswerken en beschermingswerken,
elektriciteitskabels, gasleidingen, waterleidingen en kabels of
leidingen ten behoeve van industriële netwerken;
- j.
kunstwerk: civieltechnisch werk voor de
infrastructuur van wegen, water, spoorbanen, waterkeringen,
kabels of leidingen, niet bedoeld voor permanent verblijf;
- k.
nadere regels: de door het college, aanvullend aan
deze verordening, gestelde regels, voorwaarden en voorschriften
opgenomen in een separaat handboek kabels en leidingen;
- l.
netbeheerder: de rechtspersoon die handelt als
beheerder van een net of netwerk voor de levering van
elektriciteit, gas, water, aardwarmte of Warmte Koude Opslag,
dan wel aanbieder is van een (al dan niet openbaar) elektronisch
communicatienetwerk;
- m.
net of netwerk: een ondergrondse kabel of leiding,
daaronder mede begrepen lege buizen, ondergrondse
ondersteuningswerken en beschermingswerken, bestemd voor
transport van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, van
energie of van informatie;
- n.
niet-openbare kabels of leidingen: kabels of
leidingen (dan wel het netwerk waartoe deze behoren) die niet
gebruikt worden om openbare diensten aan te bieden;
- o.
openbaar elektronisch communicatienetwerk: openbaar
elektronisch communicatienetwerk als bedoeld in artikel 1.1,
onder h, van de Telecommunicatiewet;
- p.
openbare gronden: openbare gronden als bedoeld in
artikel 1.1, onder aa, van de Telecommunicatiewet;
- q.
omwonenden: de bewoners en bedrijfsmatige gebruikers
van alle percelen, grenzend aan het tracé van kabels of
leidingen;
- r.
registratiesysteem: geautomatiseerd systeem van het
college waarin instemmingen of meldingen van
(graaf)werkzaamheden aan kabels of leidingen en alles wat
daarmee samenhangt worden verwerkt door of namens het college of
de grondroerder;
- s.
spoedeisende werkzaamheden: reparatie of
onderhoudswerk waarvan uitstel niet mogelijk is als een ernstige
belemmering of storing in de dienstverlening via het betreffende
net is opgetreden;
- t.
vergunning: vergunning op basis van deze verordening
die bij het college aangevraagd moet worden voor voorgenomen
werkzaamheden aan kabels of leidingen;
- u.
werkzaamheden: handmatige of mechanische
(graaf)werkzaamheden, inclusief het opbreken en herstel van de
sleufverharding, in de openbare grond in verband met de aanleg,
instandhouding en opruiming van kabels of leidingen;
- v.
werkzaamheden van niet ingrijpende aard:
- 1.
het aanbrengen of verwijderen van kabels of leidingen in
reeds aangebrachte voorzieningen; reparaties of
onderhoudswerk aan kabels of leidingen met een
gezamenlijke lengte van minder dan vijfentwintig (25)
meter en niet vallend onder spoedeisende
werkzaamheden;
- 2.
Het maken van incidentele (huis)aansluitingen, waarbij
geen verhardingen of groenvoorzieningen worden gekruist,
tot een gezamenlijke lengte van vijfentwintig (25)
meter, inclusief nieuwbouwprojecten;
- 3.
Het maken van een montagegat of lasgat, dat wil zeggen;
een opbreking met een afmeting van maximaal 2 m², die
wordt gemaakt ten behoeve van het plaatsen van een
handhole, de toegang tot een handhole, plaatsen van
afsluiters, het opgraven van een kabelrol ten behoeve
van klantaansluitingen, het maken van aftakkingen, voor
het herstellen van kabel of leidingstoringen of voor
inspectiedoeleinden;
Artikel 1.2. TOEPASSELIJKHEID
1.Deze verordening is van toepassing op de aanleg, de ligging, het (in
stand) houden, het onderhoud, de exploitatie, het verleggen/verplaatsen
en het verwijderen van kabels of leidingen in of op openbare gronden,
voor zover de gemeente deze gronden beheert, in bezit heeft dan wel
daarover coördinatieverplichtingen heeft in of op kunstwerken.
Artikel 1.3. NADERE REGELS
- 1.
Het college stelt ter uitvoering van deze verordening nadere regels
vast.
- 2.
Deze nadere regels hebben in ieder geval betrekking op:
- a.
het tijdstip, de plaats en de wijze van uitvoering bij de
aanleg, onderhoud, verplaatsing en opruiming van kabels of
leidingen;
- b.
ordening, planning en coördinatie van werkzaamheden in
verband met de aanleg, instandhouding en opruiming van
kabels of leidingen;
- c.
de omgang met kabels of leidingen in verontreinigde gronden,
rond watergangen en stedelijk groen, en op verhardingen
boven kabels of leidingen.
Hoofdstuk 2: Werkzaamheden inzake kabels of leidingen, uitgezonderd kabels ten
dienste van een openbaar elektronisch communicatienetwerk
Artikel 2.1. VERGUNNING
- 1.
Het is verboden zonder vergunning van het college of in afwijking
van een verleende vergunning kabels of leidingen in, op of boven
openbare gronden en in of op kunstwerken:
- a.
aan te leggen en of te houden;
- b.
- c.
te onderhouden of te exploiteren;
- d.
- e.
- f.
een andere functie te geven of;
- g.
- 2.
Voor het verrichten van spoedeisende werkzaamheden of werkzaamheden
van niet ingrijpende aard is geen vergunning, als bedoeld in het
eerste lid, noodzakelijk, maar kan worden volstaan met een
(digitale) melding vooraf aan het college.
Artikel 2.2. AANVRAGEN EN MELDEN
- 1.
Een vergunning wordt door het college op aanvraag aan de
grondroerder verleend, nadat is gebleken dat wordt voldaan aan het
bepaalde bij of krachtens deze verordening.
- 2.
De vergunning dient 8 weken voor aanvang werkzaamheden te worden
aangevraagd.
- 3.
Een grondroerder die werkzaamheden wil verrichten, kan hierover
vooroverleg voeren met het college om de aanvraag, als bedoeld in
het eerste lid voor te bereiden.
- 4.
Als de werkzaamheden ook betrekking hebben op gronden van een andere
gedoogplichtige wordt uiterlijk vier weken na ontvangst van de
aanvraag, als genoemd in het eerste lid, het college schriftelijk in
kennis gesteld van de uitkomsten van het (voor)overleg tussen de
grondroerder en de overige gedoogplichtige(n).
- 5.
Werkzaamheden van niet ingrijpende aard dienen minimaal vijf (5)
werkdagen voorafgaand aan de start van de werkzaamheden gemeld te
worden.
- 6.
Spoedeisende werkzaamheden worden voorafgaand aan de start van de
werkzaamheden gemeld. Als een melding vooraf niet mogelijk is, wordt
de melding uiterlijk vóór 09.00 uur op de eerste werkdag na de start
van de uitvoering gedaan aan het college. Indien achteraf blijkt dat
de uitgevoerde werkzaamheden vergunningplichtig zijn, wordt er
alsnog een vergunning aangevraagd.
- 7.
Het college kan gebieden aanwijzen waarvoor de
uitzonderingsbepalingen voor spoedeisende werkzaamheden of
werkzaamheden van niet ingrijpende aard, als bedoeld in artikel 2.1,
tweede lid, niet van toepassing zijn.
Artikel 2.3. WEIGEREN, WIJZIGEN OF INTREKKEN VERGUNNING
- 1.
Het college kan de vergunning weigeren in het belang van:
- a.
- b.
- c.
- d.
De bescherming van het milieu
- 2.
Het college kan de vergunning wijzigen of intrekken, indien:
- a.
de grondroerder niet binnen een jaar na het onherroepelijk
worden van de vergunning met de werkzaamheden als omschreven
in de vergunning is begonnen;
- b.
de in de vergunning benoemde werkzaamheden langer dan een
aaneengesloten periode van zes maanden stilliggen;
- c.
de netbeheerder kabel(s) of leiding(en) definitief buiten
gebruik heeft gesteld;
- d.
de vergunning is verleend op basis van onjuiste of
onvolledige gegevens;
- e.
de vergunning in strijd met enig wettelijk voorschrift is
afgegeven;
- f.
de grondroerder het bepaalde bij of krachtens deze
verordening of de vergunningvoorschriften niet naleeft;
- g.
na het verlenen van de vergunning naar het oordeel van het
college gegronde aanleiding bestaat te veronderstellen dat
het van kracht blijven van de vergunning onaanvaardbare
schadelijke gevolgen heeft voor mens, natuur of milieu en
hieraan door het stellen van nadere voorschriften en
beperkingen aan de verleende vergunning niet kan worden
tegemoetgekomen;
- h.
dit naar het oordeel van het college redelijkerwijs nodig is
vanwege de uitvoering van gemeentelijke werkzaamheden van
openbaar belang en algemeen nut;
- i.
er sprake is van verkoop van gronden in eigendom van
gemeente, behorende tot de openbare ruimte, aan derden.
- 3.
Het college gaat niet over tot intrekking of wijziging van de
vergunning voordat het college de houder van de vergunning de
gelegenheid heeft gegeven om zijn zienswijze naar voren te brengen.
- 4.
Aan het besluit tot wijziging of intrekking van de vergunning kan de
verplichting worden verbonden om de betreffende kabel(s) of
leiding(en) te verleggen/verplaatsen of deze te verwijderen.
Artikel 2.4. INTREKKEN VERGUNNING OP VERZOEK NETBEHEERDER
- 1.
Het college trekt de vergunning in indien de netbeheerder
schriftelijk aan het college heeft verklaard van de vergunning geen
gebruik meer te willen maken.
- 2.
Degene die een schriftelijke verklaring als bedoeld in het eerste
lid afgeeft, wordt gedurende de tijd dat de kabel of leiding na de
verklaring nog in de openbare ruimte aanwezig is, beschouwd als
netbeheerder tenzij de leiding is overgedragen of wordt
geëxploiteerd of beheerd door een andere natuurlijke dan wel
rechtspersoon, in welk geval laatstgenoemde persoon als netbeheerder
wordt beschouwd.
Hoofdstuk 3: Werkzaamheden inzake kabels ten dienste van een openbaar elektronisch
communicatienetwerk
Artikel 3.1. INSTEMMINGSBESLUIT
1.Het is verboden zonder instemmingsbesluit of in afwijking van een
verleende instemmingsbesluit kabels in, op of boven openbare gronden en
in of op kunstwerken:
a) aan te leggen en of te houden;
b) te onderhouden of te exploiteren;
c) te wijzigen;
d) te verplaatsen;
e) een andere functie te geven of;
f) te verwijderen.
- 2.
Voor het verrichten van spoedeisende werkzaamheden of
werkzaamheden van niet ingrijpende aard is geen
instemmingsbesluit, als bedoeld in het eerste lid, noodzakelijk,
maar kan worden volstaan met een (digitale) melding vooraf aan
het college.
- 3.
Het instemmingsbesluit vervalt indien daarvan geen gebruik wordt
gemaakt binnen één jaar na de datum waarop het besluit
onherroepelijk is geworden.
Artikel 3.2. AANVRAGEN EN MELDEN
- 1.
Een instemmingsbesluit wordt door het college op aanvraag aan de
grondroerder verleend, nadat is gebleken dat wordt voldaan aan het
bepaalde bij of krachtens deze verordening.
- 2.
Een grondroerder die werkzaamheden wil verrichten, kan hierover
vooroverleg voeren met het college om de aanvraag, als bedoeld in
het eerste lid van dit artikel voor te bereiden.
- 3.
Als de werkzaamheden ook betrekking hebben op gronden van een andere
gedoogplichtige dan de gemeente Laarbeek wordt uiterlijk vier weken
na ontvangst van de aanvraag, als genoemd in het eerste lid, het
college schriftelijk in kennis gesteld van de uitkomsten van het
(voor)overleg tussen de grondroerder en de overige
gedoogplichtige(n).
- 4.
Werkzaamheden van niet ingrijpende aard worden minimaal vijf (5)
werkdagen voorafgaand aan de start van de werkzaamheden gemeld.
- 5.
Spoedeisende werkzaamheden worden voorafgaand aan de start van de
werkzaamheden gemeld. Als een melding vooraf niet mogelijk is, wordt
de melding uiterlijk vóór 09.00 uur op de eerste werkdag na de start
van de uitvoering gedaan aan het college. Indien achteraf blijkt dat
de uitgevoerde werkzaamheden instemmingsplichtig zijn, wordt er
alsnog een instemmingsbesluit aangevraagd.
- 6.
Het college kan gebieden aanwijzen waarvoor de
uitzonderingsbepalingen voor spoedeisende werkzaamheden of
werkzaamheden van niet ingrijpende aard, als bedoeld in artikel 3.1,
tweede lid, niet van toepassing zijn.
Artikel 3.3. INTREKKEN INSTEMMINGSBESLUIT
1.Indien een grondroerder zich niet houdt aan de voorschriften en
beperkingen uit het instemmingsbesluit, kan het college het
instemmingsbesluit intrekken. Het college gaat niet over tot intrekking
of wijziging van de vergunning voordat het college de houder van het
instemmingsbesluit de gelegenheid heeft gegeven om zijn zienswijze naar
voren te brengen.
Aan het besluit tot intrekking van het instemmingsbesluit kan de
verplichting worden verbonden om de betreffende kabel(s) te
verleggen/verplaatsen of deze te verwijderen.
Artikel 3.4. (MEDE)GEBRUIK VAN VOORZIENINGEN
- 1.
Een grondroerder is verplicht om bij de aanleg van kabels of
leidingen in openbare gronden zoveel mogelijk (mede)gebruik te maken
van bestaande, hetzij door andere netbeheerders dan wel door of in
opdracht van het college aangelegde voorzieningen.
- 2.
Het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.2., tweede lid, dan wel een
door het college geïnitieerd overleg naar aanleiding van een
aanvraag als bedoeld in artikel 3.2, eerste lid, is er mede op
gericht te bepalen of en zo ja langs welke delen van het tracé
gebruik kan worden gemaakt van bestaande voorzieningen als bedoeld
in het eerste lid.
- 3.
Indien de grondroerder een redelijk aanbod wordt gedaan om gebruik
te maken van de vooraangelegde voorzieningen, zoals mantelbuizen,
kabelgoten, of kabel- en leidingentunnels, is de grondroerder
verplicht om voor de aanleg of uitbreiding van zijn netwerk van deze
voorzieningen gebruik te maken.
- 4.
Indien de openbare gronden geen ruimte bieden voor de aanleg van
nieuwe leidingen, dient de grondroerder een alternatief tracé te
kiezen, of aan een netbeheerder een billijk verzoek tot medegebruik
van leidingen te doen, op grond van artikel 5.12, van de
Telecommunicatiewet.
Hoofdstuk 4: Algemene bepalingen
Artikel 4.1. GEGEVENSVERSTREKKING
- 1.
Voor het aanvragen van een vergunning of een instemmingsbesluit
wordt gebruik gemaakt van daartoe door het college vastgestelde
formulieren of registratiesysteem.
- 2.
Bij een aanvraag om een vergunning of een aanvraag voor een
instemmingsbesluit worden de navolgende gegevens verstrekt:
- a.
een schriftelijke machtiging als het een aanvraag betreft
voor de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels of
leidingen voor of namens een netbeheerder;
- b.
naam-, adres- en woonplaatsgegevens van de eigenaar,
beheerder en exploitant van de kabels of leidingen en van de
(onder)aannemer(s) die belast zijn met de werkzaamheden, en
de naam en telefoonnummer van de uitvoerder voor de
werkzaamheden;
- c.
een opgave van het aantal, de soort en het beoogde gebruik
van de kabels of leidingen;
- d.
welke belanghebbenden en instanties vooraf in kennis worden
gesteld van de voorgenomen datum van aanvang, beëindiging en
aard van de werkzaamheden;
- e.
Een (digitale) tekening in pdf-formaat van het gewenste
tracé ingetekend op de GBKN (schaal 1:500) voor bestaand
gebied, waarbij de tekening is voorzien van:
- i)
een tekeninghoofd met een uniek tekeningnummer en
een datum waarbij de datum van de laatste wijziging
geldt;
- ii)
- iii)
voor Synfra-partners een Gemma-nummer waaruit blijkt
dat de werkzaamheden zijn aangemeld;
- iv)
Het aantal kabels of leidingen inclusief de
materiaalsoort en tevens de diameter van de
leiding(en).
- f.
Voor gebieden die in ontwikkeling zijn wordt de kabel- of
leidingtracétekening, zoals vastgesteld door het college,
gebruikt voor de aanvraag van een vergunning dan wel een
instemmingsbesluit;
- g.
een opgave van de objecten, zowel van permanente als
tijdelijke aard, die ten tijde van de werkzaamheden worden
geplaatst en de situering daarvan op de tekening;
- h.
de doorsnede van de kabel of leiding(goot) en lengte en
breedte van de te graven sleuf;
- i.
een omschrijving van eventuele opbrekingen;
- j.
het voorgenomen tijdstip van aanvang en beëindiging van de
werkzaamheden.
- 3.
Indien de werkzaamheden betrekking hebben op kabels van
elektronische communicatienetwerken dienen, aanvullend op het tweede
lid, bij de aanvraag tevens de volgende gegevens te worden
verstrekt:
- a.
een opgave van het aantal kabels dat direct in gebruik wordt
genomen;
- b.
een opgave van het aantal kabels dat niet direct in gebruik
wordt genomen.
- 4.
Bij een melding (ten behoeve van spoedeisende werkzaamheden of
werkzaamheden van niet ingrijpende aard), worden de volgende
gegevens verstrekt:
- a.
een schriftelijke machtiging indien het een aanvraag betreft
voor de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels en/of
leidingen voor of namens een netbeheerder;
- b.
naam, adres en woonplaatsgegevens van de eigenaar, beheerder
en exploitant van de kabels of leidingen, naam en adres van
de (onder)aannemer(s) die belast zijn met de werkzaamheden,
en de naam en telefoonnummer van de uitvoerder voor de
werkzaamheden;
- c.
het adres van de graaflocatie;
- d.
de dagtekening van de melding;
- e.
de lengte van de sleuf die wordt opengebroken;
- f.
het oppervlak dat wordt opengebroken indien het alleen een
montagegat betreft;
- 5.
Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van de gegevens
die bij de aanvraag moeten worden verstrekt en over de wijze waarop
deze worden verstrekt.
- 6.
Het college stelt nadere regels vast over welke gegevens en
documenten noodzakelijk zijn voor de beoordeling van bijzondere
constructies.
Artikel 4.2. BESLISTERMIJNEN
- 1.
Een beslissing op een aanvraag om een vergunning of een aanvraag
voor een instemmingsbesluit wordt genomen uiterlijk acht weken na de
dag van ontvangst van de aanvraag. Het college kan de beslissing
voor ten hoogste vier weken verdagen.
- 2.
Betreft het een aanvraag waarbij meerdere gedoogplichtigen zijn
betrokken dan beslist het college binnen acht weken na de dag van
ontvangst van een volledige aanvraag.
- 3.
Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht is niet van
toepassing.
Artikel 4.3. VOORSCHRIFTEN EN BEPERKINGEN
- 1.
Het college kan aan de vergunning en het instemmingsbesluit nadere
voorschriften of beperkingen verbinden in het belang van:
- a.
- b.
veiligheid, waaronder mede verstaan wordt de
verkeersveiligheid of een goede doorstroming van het
verkeer;
- c.
het voorkomen of beperken van schade of overlast; waaronder
mede verstaan wordt de bescherming van eventuele
archeologische vondsten, van groenvoorzieningen, bomen en
beplantingen en van het uiterlijke aanzien van de
omgeving;
- d.
de bereikbaarheid van gronden of gebouwen; waaronder mede
verstaan wordt het veilig en doelmatig gebruik van openbare
gronden en gebouwen en het doelmatig beheer en onderhoud
ervan en het belang van nader aan te geven grote lokale
evenementen als weekmarkten en kermissen;
- e.
de ondergrondse ordening, waaronder mede verstaan wordt het
zo min mogelijk hinder veroorzaken voor reeds in de grond
aanwezige werken en het niet in gevaar brengen of zonder
noodzaak bemoeilijken van deze werken, waaronder mede
verstaan worden werken ten behoeve van de riolering en de
levering of het transport van elektronische informatie, gas,
water en elektriciteit.
- 2.
De voorschriften of beperkingen, zoals genoemd in het eerste lid,
hebben betrekking op:
- a.
het tijdstip, de plaats en wijze van uitvoering bij aanleg,
instandhouding, onderhoud, verplaatsing en opruiming van
kabels of leidingen;
- b.
het medegebruik van voorzieningen, zoals kabelgoten en
geleidingen, die door derden of de het college tegen
marktconforme prijzen ter beschikking worden gesteld;
- c.
het afstemmen van de voorgenomen werkzaamheden met
beheerders van overige in de grond aanwezige werken;
- d.
afmetingen van kasten, handholes en andere toebehoren
behorende bij het netwerk, niet zijnde een openbaar
elektronisch communicatienetwerk.
- 3.
De grondroerder start de werkzaamheden binnen een jaar na de datum
van vergunningverlening of instemmingsbesluit en voltooit de
werkzaamheden zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen 6 maanden na
aanvang, tenzij in de vergunning of het instemmingsbesluit anders is
bepaald.
- 4.
De grondroerder informeert omwonenden schriftelijk van de uit te
voeren werkzaamheden over aanvang, duur, aard en plaats van de
werkzaamheden.
- 5.
De wijze van uitvoering bij aanleg, onderhoud, verplaatsing en
opruiming van kabels of leidingen en medegebruik van voorzieningen
gebeurt volgens de door het college vastgestelde nadere regels.
- 6.
De grondroerder vergoedt aan het college de schade voortvloeiend uit
de werkzaamheden, waarbij de omvang beperkt is tot vergoeding van de
marktconforme kosten van de door het college ter beschikking
gestelde voorzieningen en van de meerdere marktconforme kosten van
onderhoud.
- 7.
De grondroerder is verplicht na het einde van de werkzaamheden de
grond, eventuele verhardingen en beplanting terug te brengen in de
oude staat, tenzij het college vooraf heeft aangegeven hier zelf
zorg voor te willen dragen.
- 8.
Het college stelt nadere regels op voor het in rekening brengen van
de kosten voor herstel, beheer, onderhoud en degeneratie van de
openbare ruimte die het rechtstreekse gevolg zijn van uitgevoerde
werkzaamheden aan leidingen in de openbare ruimte.
- 9.
Indien een grondroerder/netbeheerder binnen 5 jaar na groot
onderhoud of herinrichting van de openbare gronden werkzaamheden wil
uitvoeren, kan het college bijzondere voorwaarden stellen aan het
herstel. De hiermee gepaard gaande kosten zijn voor rekening van de
grondroerder.
- 10.
Ten aanzien van het herstellen van bijzondere bestrating stelt het
college nadere regels vast.
Hoofdstuk 5: Overige bepalingen
Artikel 5.1. NADEELCOMPENSATIE
Het college kan beleidsregels opstellen voor een door het college op
aanvraag toe te kennen financiële tegemoetkoming (bij wijze van
nadeelcompensatie) in het geval dat een netbeheerder als gevolge van een
besluit van het college, inhoudende een intrekking of wijziging van een
vergunning op grond van artikel 2.3, tweede lid onderdeel g, h of i,
schade lijdt of zal lijden die redelijkerwijs niet of niet geheel tot
het normale bedrijfsrisico kan worden gerekend en de vergoeding van deze
schade niet op een andere wijze is verzekerd.
Artikel 5.2. EIGENDOM
- 1.
Indien eigendom, exploitatie of beheer van de kabel of leiding wordt
overgedragen aan een andere netbeheerder, gaan de rechten en
plichten volgens deze verordening die betrekking hebben op de kabel
of leiding van rechtswege over op de nieuwe netbeheerder.
- 2.
De netbeheerder stelt het college onverwijld in kennis van het feit
dat het eigendom, de exploitatie of het beheer van de kabel of
leiding verandert.
- 3.
Op het eigendom van de kabels of leidingen zijn de desbetreffende
wettelijke bepalingen van toepassing.
Artikel 5.3. NIET-OPENBARE KABELS OF LEIDINGEN
1.Bij werkzaamheden in verband met de aanleg, instandhouding en
opruiming van niet-openbare kabels of leidingen in openbare wegen en
wateren is het bepaalde in deze verordening van overeenkomstige
toepassing.
Artikel 5.4. INFORMATIEPLICHT
- 1.
De netbeheerder stelt het college onverwijld en schriftelijk in
kennis van het feit dat een kabel of leiding niet langer ten dienste
staat van een net of netwerk in of op openbare gronden.
- 2.
In dit kader kan van de netbeheerder een overzicht van alle (niet)
in gebruik zijnde kabels of leidingen worden verlangd. De bewijslast
van ingebruikname ligt bij de netbeheerder.
Artikel 5.5. OVERLEG
- 1.
Het college kan periodiek een overleg organiseren, waarvoor de bij
de gemeente Laarbeek bekende netbeheerders en andere betrokken of
belanghebbende partijen worden uitgenodigd.
- 2.
In dit overleg worden de plannen van het college en van de diverse
netbeheerders en andere betrokken of belanghebbende partijen
besproken en eventueel afgestemd in het kader van de bepalingen van
deze verordening.
Hoofdstuk 6: Handhavings- en toezichtsbepalingen
Artikel 6.1. TOEZICHT EN HANDHAVING
1.Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze
verordening zijn belast de bij besluit van het college aangewezen
personen.
Artikel 6.2. BEVOEGDHEID COLLEGE
1.Het college is bevoegd de werkzaamheden stil te leggen, indien er
wordt gewerkt:
- a.
zonder voorafgaande aanvraag voor een vergunning of
instemmingsbesluit of melding (ten behoeve van spoedeisende
werkzaamheden of werkzaamheden van niet ingrijpende aard);
- b.
zonder vergunning of instemmingsbesluit of zonder toestemming
ingeval van meldingsplicht;
- c.
in afwijking van de uitvoeringsvoorschriften;
- d.
in afwijking van de voorschriften uit de vergunning of het
instemmingsbesluit;
Hoofdstuk 7. Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 7.1. OVERGANGSBEPALINGEN
- 1.
Voor kabels of leidingen die op de datum van inwerkingtreding van
deze verordening aanwezig en in gebruik zijn geldt de schriftelijke
instemming dan wel vergunning op grond waarvan zij gelegd zijn als
een vergunning- respectievelijk instemmingsbesluit krachtens deze
verordening.
- 2.
Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening
een melding is gedaan op grond van de Telecommunicatieverordening
Laarbeek 2010, maar waarop nog niet is beslist, wordt daarop deze
verordening toegepast.
Artikel 7.2. SLOTBEPALINGEN
1.Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.