Organisatie | Laarbeek |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening individuele studietoeslag 2015 gemeente Laarbeek |
Citeertitel | Verordening individuele studietoeslag 2015 gemeente Laarbeek |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp |
Geen
Participatiewet
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | Onbekend | 11-12-2014 Onbekend | Onbekend |
Verordening individuele studietoeslag Laarbeek 2015
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders;
gelet op artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel b en c, tweede en derde lid, van de Participatiewet;
gezien het advies van de Commissie Sociaal Domein;
vast te stellen de Verordening individuele studietoeslag Laarbeek 2015.
HOOFDSTUK 2 INDIVIDUELE STUDIETOESLAG
Artikel 3 Doelgroep studietoeslag
Een belanghebbende die behoort tot de doelgroep voor ondersteuning bij de arbeidsinschakeling kan een aanvraag indienen voor een individuele studietoeslag. Om hiervoor in aanmerking te komen is het vereist dat belanghebbende op de datum van de aanvraag aan de volgende voorwaarden voldoet, belanghebbende:
Artikel 4 De hoogte en duur van de toeslag
De toeslag als bedoeld in het eerste lid wordt verstrekt, zolang de belanghebbende recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, gedurende maximaal vier jaar.
HOOFDSTUK 3 OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 6. Nadere uitvoeringsregels
Het college kan bij uitvoeringsbesluit nadere regels stellen in het belang van een zorgvuldige uitvoering van deze verordening.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Laarbeek van 11 december 2014.
De raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,
M.L.M. van Heijnsbergen F.H.G.M. Ronnes
Toelichting individuele studietoeslag
De Invoeringswet Participatiewet introduceert een studieregeling in de Participatiewet: de individuele studietoeslag. De toeslag wordt aangemerkt als een vorm van bijzondere bijstand (artikel 5 onderdeel d Participatiewet). Het betreft een nieuwe vorm van aanvullende inkomensondersteuning voor bepaalde groepen studerenden. Het verlenen van een individuele studietoeslag is een discretionaire bevoegdheid van het college (dit volgt uit artikel 36b lid 1 Participatiewet)en is bedoeld voor arbeidsgehandicapte studenten.
De gemeenteraad dient in een verordening regels vast te stellen over het verlenen van een individuele studietoeslag (artikel 8 lid 1 onderdeel c Participatiewet). Deze regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de hoogte en de frequentie van de betaling van de individuele studietoeslag.
Verbeteren positie arbeidsmarkt arbeidsgehandicapten
De gedachte achter de individuele studietoeslag is dat het vooral voor mensen met een
arbeidshandicap van belang is de positie op de arbeidsmarkt te verbeteren middels het behalen van
een diploma. Werkgevers zijn volgens de wetgever vaak huiverig om mensen met een
arbeidshandicap in dienst te nemen. De wetgever verwacht dat de drempel om een contract aan te
bieden lager is als een werkgever ziet dat iemand met succes een studie heeft afgerond. Met het
verstrekken van een individuele studietoeslag krijgen mensen met een arbeidshandicap een extra
steun in de rug. Een studieregeling stimuleert mensen om toch de stap te zetten om naar school te
gaan of een studie te gaan volgen. Het afronden van een studie versterkt de positie op de arbeidsmarkt. Een diploma is een bewijs tegenover werkgevers dat iemand gemotiveerd is en veel in zijn mars heeft Ook biedt het een financiële compensatie voor het feit dat het voor deze groep vaak moeilijk is om de studie te combineren met een bijbaan.
Uit de Memorie van Antwoord blijkt het volgende. Een vereiste voor de individuele studietoeslag is dat een student niet in staat is met voltijdse arbeid het Wettelijk minimumloon (WML) te verdienen. Dit leidt ertoe dat studenten die per uur wel het WML kunnen verdienen hier niet voor in aanmerking komen. Doel van de studietoeslag is om studenten met een beperking een bron van inkomsten te geven ter vervanging van inkomsten uit een bijbaan.
Als studenten door een handicap/beperking geen bijbaantje kunnen nemen, is het redelijk een financiële compensatie te bieden. Om deze reden is ervoor gekozen dat mensen met alleen een medische urenbeperking niet voor een studietoeslag in aanmerking komen. Verder speelt nog mee dat de huidige bepaling aansluit bij de doelgroepbepaling van het instrument loonkostensubsidie.
Het is daarom voor gemeenten mogelijk gemaakt om als is vastgesteld dat iemand tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort, deze vaststelling ook te gebruiken om te bepalen of iemand op basis van dit vereiste in aanmerking komt voor de studietoeslag. Dit zorgt ervoor dat gemeenten geen apart beoordelingsinstrumentarium hoeven te ontwikkelen. Dit draagt in grote mate bij aan de uitvoerbaarheid van deze studietoeslag.
Het is niet goed te voorspellen hoeveel mensen uiteindelijk gebruik zullen gaan maken van deze regeling omdat het een nieuwe regeling betreft. Het is daarom verstandig om jaarlijks een inschatting te maken van het aantal mensen dat van deze regeling gebruik gaat maken in het komende jaar. Verder kan jaarlijks beoordeeld worden welk effect deze maatregel heeft. Blijven mensen die dit hebben ontvangen inderdaad vaker uit de bijstand of stromen ze allemaal toch volledig in zonder uitzicht op werk? De verordening kan worden aangepast als het budget (ernstig) overschreden wordt.
Vast te leggen regels in beleidsregels
In beleidsregels kan het college nadere regels stellen aan wie een individuele studietoeslag
kan worden verstrekt. In de beleidsregels kunnen ook groepen worden uitgesloten van het
recht op individuele studietoeslag.
De voorwaarden dat een belanghebbende recht moet hebben op studiefinanciering of een WTOS-tegemoetkoming, moet niet zodanig worden geïnterpreteerd dat belanghebbende ook daadwerkelijk studiefinanciering of een tegemoetkoming moet ontvangen. Het is voldoende dat hij recht heeft op studiefinanciering of een tegemoetkoming. Of recht hierop bestaat is afhankelijk van de gekozen opleiding, de leeftijd en het inkomen van een belanghebbende.
De artikelen 12, 43, 49 en 52 Participatiewet zijn niet van toepassing bij verlening van de individuele inkomenstoeslag (artikel 36b lid 2 Participatiewet). Een individuele studietoeslag wordt op aanvraag verleend (artikel 36b lid 1 Participatiewet). Artikel 43 Participatiewet is daarbij niet van toepassing (artikel 36b lid 2 Participatiewet). De aanvraag moet worden ingediend bij het college. Een individuele studietoeslag kan niet als lening worden verstrekt als belanghebbende met de toeslag schulden wil aflossen. Artikel 49 Participatiewet is namelijk niet van toepassing op de individuele studietoeslag (artikel 36 lid 5 Participatiewet). Ook artikel 52 Participatiewet is niet van toepassing op de individuele studietoeslag (artikel 36 lid 5 Participatiewet). Dit maakt dat de individuele studietoeslag niet kan worden verstrekt in de vorm van een voorschot.
Enkel die bepalingen die nadere toelichting behoeven worden hier behandeld.
Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Deze zijn vanzelfsprekend van toepassing op deze verordening.
Door personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a van de Participatiewet kan een verzoek om een individuele studietoeslag schriftelijk worden ingediend. Onder aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een persoon, een besluit te nemen (artikel 1:3, derde lid, van de Awb). Een aanvraag dient in beginsel schriftelijk te worden ingediend (artikel 4:1 Awb).
Om onduidelijkheid te voorkomen over de wijze waarop het verzoek moet worden ingediend, bepaalt artikel 2 van deze verordening dat het verzoek moet worden gedaan middels een door het college vastgesteld formulier. Een verzoek wordt dan gezien als een aanvraag zoals bedoeld in afdeling 4.1.1 van de Awb. Het gaat dan om een schriftelijke aanvraag (artikel 4:1 van de Awb) die wordt ondertekend door de aanvrager en ten minste de naam en het adres van de aanvrager bevat, de dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd (artikel 4:2, eerste lid, van de Awb). De aanvrager verschaft ook de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen (artikel 4:2, tweede lid, van de Awb). Een mondeling verzoek kan hiermee dus niet worden aangemerkt als een verzoek om een individuele studietoeslag zoals bedoeld in artikel 36b van de Participatiewet.
Artikel 3. Doelgroep studietoeslag
Een belanghebbende die behoort tot de doelgroep voor ondersteuning bij de arbeidsinschakeling kan
een aanvraag indienen voor een individuele studietoeslag. Artikel 36b lid 1 Participatiewet spreekt
overigens zowel over verzoek als aanvraag. Het college kan op een dergelijk verzoek – gelet op de
individuele omstandigheden van een belanghebbende - individuele inkomenstoeslag verlenen.
Hiervoor is vereist dat belanghebbende op de datum van de aanvraag:
onderwijsbijdrage en schoolkosten;
Artikel 4. De hoogte en duur van de toeslag
In dit artikel is de hoogte van de toeslag opgenomen. Aan een persoon die voldoet aan de voorwaarden voor een individuele toeslag wordt deze toegekend.
De toeslag bedraagt 10% van het wettelijk minimumloon dat voor de leeftijd van belanghebbende van toepassing is. Dat staat ongeveer gelijk aan één dag per week werken in een bijbaan. Hoe hoger de leeftijd, hoe hoger het bedrag dat betrokkenen ontvangen.
De oude studieregeling jonggehandicapten zoals deze onder de Wajong gegolden heeft, is mede gebaseerd geweest op het wettelijk minimumloon.
In onderstaande tabel zijn de bruto bedragen opgenomen per maand.
Financiële gevolgen voor Laarbeek in de komende jaren:
De uitgaven bruto zijn gebaseerd op het aantal in de gegevensset UWV.
De regeling is echter nieuw voor gemeenten en zal geleidelijk groeien.
Het eerste jaar is uitgegaan van 25% groei. Vervolgens zal het bedrag ieder jaar oplopen met 25% tot en met 2018.
De toeslag zal betaald moeten worden uit de bijzondere bijstand. Dienovereenkomstig gelden ook de betreffende randvoorwaarden.