Artikel 1 Begripsomschrijving
Deze verordening verstaat onder:
- a.
reclameobject: een openbare aankondiging in letters, cijfers,
tekens, symbolen of kleuren, of een reclamevoorwerp, of een
combinatie daarvan, zichtbaar vanaf de openbare weg.
- b.
Wet WOZ: de Wet waardering onroerende zaken.
- c.
waarde: de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet WOZ voor het
kalenderjaar, als be-
doeld in artikel 7, voor de onroerende zaak vastgestelde
waarde. Indien met betrekking tot
een onroerende zaak geen waarde op de voet van hoofdstuk IV van
de Wet WOZ is vastge-
steld, is de waarde de met overeenkomstige toepassing van het
bepaalde bij of krachtens
de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet WOZ
vastgestelde waarde.
- d.
vestiging:
- 1.
de onroerende zaak als bedoeld in artikel 16 van de Wet
WOZ, of een deel daarvan dat
door één organisatie of bedrijf wordt gebruikt;
- 2.
twee of meer onroerende zaken, als bedoelde in artikel
16 van de Wet WOZ, of delen
daarvan, die direct naast of boven elkaar gelegen zijn
en die tezamen door één organisa-
tie of bedrijf voor één doel worden gebruikt.
- e.
voorziening: specifiek hulpmiddel bestemd voor het aanbrengen
van één of meer (al dan niet wisselende) openbare
aankondigingen.
- f.
Artikel 2 Gebiedsomschrijving
Deze verordening is van toepassing binnen het gebied van de gemeente
Laarbeek, zoals aange
geven op de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende
kaart (Bijlage 1).
Artikel 3 Belastbaar feit
Onder de titel ‘reclamebelasting’ wordt, onder de bij deze verordening
gestelde voorwaarden,
binnen het gebied als bedoeld in artikel 2 een directe belasting geheven
ter zake van openbare
aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg.
Artikel 4 Belastingplicht
De reclamebelasting wordt geheven van de gebruiker van de vestiging,
waarop, waaraan, waar
in of waarbij één of meer reclameobjecten zijn aangebracht dan wel zijn
geplaatst.
Artikel 5 Belastingobject
De reclamebelasting wordt geheven per vestiging waarop, waaraan, waarin
of waarbij één of
meer reclameobjecten zijn aangebracht dan wel zijn geplaatst.
Artikel 6 Heffingsmaatstaf
- 1.
De heffingsmaatstaf is een vast bedrag per vestiging en een bedrag
dat afhankelijk is van de waarde van de vestiging.
- 2.
Indien de vestiging gelijk is aan de onroerende zaak als bedoeld in
artikel 16 van de Wet WOZ, is de heffingsmaatstaf een vast bedrag en
een bedrag dat afhankelijk is van de waarde van de vestiging.
- 3.
Indien de vestiging deel uitmaakt van een onroerende zaak als
bedoeld in artikel 16 van de Wet WOZ, is de heffingsmaatstaf een
vast bedrag en een bedrag dat afhankelijk is van het deel van de
waarde dat aan de vestiging kan worden toegerekend.
- 4.
Voor een vestiging als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, sub 2, is
de heffingsmaatstaf een vast bedrag en een bedrag dat afhankelijk is
van de waarden of de delen van de waarden die aan de vestiging
kunnen worden toegerekend.
- 5.
Bij de bepaling van de heffingsmaatstaf wordt buiten aanmerking
gelaten de waarde van de delen van de vestiging die in hoofdzaak tot
woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan
woondoeleinden.
Artikel 7 Belastingtarief
- 1.
Het vaste bedrag voor de reclamebelasting bedraagt € 350,- per
vestiging.
- 2.
Voor zover de waarde van de vestiging meer bedraagt dan € 147.000,-
wordt het in het vorige lid genoemde bedrag vermeerderd met € 1,00
per € 1.000,- waarde.
- 3.
De reclamebelasting bedraagt maximaal € 750,- per vestiging.
- 4.
Indien de vastgestelde waarde naar beneden toe wordt bijgesteld,
wordt de aanslag ambtshalve verminderd indien de lagere waarde leidt
tot een lager belastingbedrag voor de reclamebelasting.
Artikel 8 Belastingtijdvak
Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderjaar.
Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar
tijdsgelang
- 1.
De belastingschuld ontstaat bij het begin van het
belastingtijdvak.
- 2.
Indien de belastingplicht na het begin van het belastingtijdvak
aanvangt, ontstaat de belas-
tingschuld bij de aanvang van de belastingplicht.
- 3.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak
aanvangt, is de reclamebe-lasting verschuldigd voor zoveel twaalfde
gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde reclamebelasting als er
in dat jaar, na het tijdstip van de aanvang van de belastingplicht,
nog volle kalendermaanden overblijven.
- 4.
Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak
eindigt, wordt de aanslag op
verzoek van belastingplichtige verminderd met zoveel twaalfde
gedeelten van de voor dat
jaar verschuldigde reclamebelasting als er in dat jaar, na het
tijdstip van de beëindiging van
de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.
Artikel 9 Wijze van heffing
De reclamebelasting wordt geheven bij wege van aanslag.
Artikel 10 Vrijstellingen
De reclamebelasting wordt niet geheven voor openbare
aankondigingen:
- a.
die korter dan 13 weken aanwezig zijn, tenzij deze openbare
aankondigingen zijn aange-
bracht in een voorziening waarin, waaraan of waarop wisselende
openbare aankondigingen
worden aangebracht, die individueel korter dan 13 weken
aanwezig zijn, maar waarbij de
verschillende openbare aankondigingen gezamenlijk 13 weken of
meer aanwezig zijn;
- b.
die als algemene bewegwijzering waarmee een algemeen belang
wordt gediend, kunnen
worden aangemerkt;
- c.
die door de gemeente of in opdracht van de gemeente is geplaatst
of aangebracht, indien
en voor zover de openbare aankondiging geschiedt ter uitvoering
van de publieke taak;
- d.
die door (semi-)overheden of culturele, maatschappelijke of
daarmee gelijk te stellen licha-
men met ideële doelstellingen zijn aangebracht en betrekking
hebben op activiteiten die uit
sluitend een cultureel, maatschappelijk, charitatief of ideëel
belang dienen;
- e.
aangebracht door of namens winkeliersverenigingen of
centrummanagement, waarbij het
reclameobject uitsluitend bestaat uit een vlag, banier of zuil
met de naam van de winke-
liersvereniging of het centrummanagement;
- f.
aangebracht op bouwterreinen, voor zover deze opschriften
rechtstreeks betrekking hebben
op de op dat terrein in uitvoering zijnde
bouwwerkzaamheden;
- g.
die door politieke partijen zijn aangebracht;
- h.
die onderdeel uitmaken van voor de verkoop of verhuur bestemde
artikelen en producten in
een etalage of in de winkel;
- i.
bestemd voor de verkoop of verhuur van onroerende zaken, indien
deze aanwezig zijn in de
onmiddellijke nabijheid van de te verkopen of te verhuren
zaak;
- j.
aangebracht op scholen, zorginstellingen, ziekenhuizen, kerken
en moskeeën, en die uitslui-
tend betrekking hebben op de functie van het gebouw;
- k.
waarvan de (gezamenlijke) oppervlakte per vestiging minder dan
0,1 vierkante meter be-
draagt.
Artikel 11 Termijnen van betaling
- 1.
In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990
moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan
de eerste vervalt op de laatste dag van
de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het
aanslagbiljet is vermeld en
de tweede twee maanden later.
Indien de aanslag in één keer wordt betaald, moet dit vóór de
eerste vervaldag.
- 2.
In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van
de op één aanslagbiljet
verenigde aanslagen, of andere gemeentelijke heffingen, of als het
aanslagbiljet maar één
aanslag bevat, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van
automatische beta-
lingsincasso kunnen worden geïnd, dat het totaalbedrag van het
aanslagbiljet moet worden
betaald in 10 gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op of
omstreeks de laatste werk
dag van de maand volgend op die welke in de dagtekening van het
aanslagbiljet is vermeld
en elk van de volgende termijnen een maand later.
- 3.
De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in het eerste
en tweede lid gestelde
termijnen.
Artikel 12 Kwijtschelding
Van deze belasting wordt geen kwijtschelding verleend.
Artikel 13 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders
Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels stellen met
betrekking tot de heffing en invordering van de reclamebelasting.
Artikel 14 Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag volgend
op haar bekendmaking.
- 2.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.
- 3.
Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening
Reclamebelasting Laarbeek
2015’.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente
Laarbeek, d.d. 11 december 2014.
de griffier, de voorzitter,
M.L.M. van Heijnsbergen F.H.G.M. Ronnes
Bijlage 1 bij de Verordening Reclamebelasting Laarbeek 2015
Als aangewezen gebied, bedoeld in artikel 2 van de Verordening reclamebelasting
2015, geldt het op onderstaande kaart afgebakende gebied binnen de rode
lijn.