Organisatie | Neder-Betuwe |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels bijzondere bijstand Neder-Betuwe 2015 |
Citeertitel | Beleidsregels bijzondere bijstand 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling is vervangen door de Beleidsregels bijzondere bijstand Neder-Betuwe 2017.
Deze regeling treedt met terugwerkende kracht in werking op 01-01-2015.
Deze regeling vervangt de Handreiking Bijzondere bijstand en Voorzieningen voor minima 2012 Gemeente Neder-Betuwe.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
03-03-2015 | 01-01-2015 | 01-08-2017 | nieuwe regeling | 10-02-2015 Elektronisch Gemeenteblad, 02-03-2015 | Z/15/30982 |
Artikel 8. Te verstrekken informatie
Bij de aanvraag worden die gegevens overgelegd die naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn om de aanspraak op bijzondere bijstand te kunnen beoordelen.
Artikel 11. In aanmerking te nemen vermogen
Bij het bepalen van het in aanmerking te nemen vermogen wordt niet meegenomen:
Het vermogen in de vorm van een eigen woning, mits de woning door belanghebbende zelf bewoond wordt en in aanmerking te nemen tegoeden op bank- of girorekeningen ontbreken, voor zover de te verstrekken bijzondere bijstand over de draagkrachtperiode niet meer bedraagt dan de van toepassing zijnde bijstandsnorm.
Artikel 15. Wijzigingen draagkracht tijden draagkrachtperiode
De draagkracht wordt vastgesteld op het moment van de aanvraag overeenkomstig de daarvoor geldende regels. Wijzigingen die zich daarna voordoen worden in beginsel niet meegenomen. De vastgestelde draagkracht wordt slechts gewijzigd indien een wijziging van de persoonlijke of financiële situatie van de belanghebbende daartoe aanleiding geeft.
Artikel 18. Zelfstandig of in een instelling wonende jongeren 18 tot 21 jaar
Hoofdstuk 5. Individuele verstrekking
Voor bijzondere bijstandverlening komen in ieder geval de volgende woonkosten in aanmerking:
Artikel 25. Overige kostensoorten
Voor bijzondere bijstandverlening komen in ieder geval de volgende overige kosten in aanmerking:
Uitvaartkosten aan erfgenamen en bloed- of aanverwanten die krachtens de artikel 392-396 van Boek I van het Burgerlijk Wetboek tot onderhoud van de overledenen verplicht zouden zijn geweest, voor zover de uitvaartkosten niet uit de nalatenschap voldaan kunnen worden en de erfgenaam of bloed-aanverwant niet over toereikende middelen beschikt om (een deel van) de uitvaartkosten te voldoen.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het college van B&W van de gemeente Neder-Betuwe op 10 februari 2015.
De verlening van bijzondere bijstand is geregeld in de Participatiewet. In artikel 35 van deze wet is bepaald dat bijzondere bijstand wordt verstrekt voor de noodzakelijk kosten van het bestaan die als gevolg van bijzondere individuele omstandigheden niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer verdraagt dan de bijstandsnorm.
Bij de bijzondere bijstand is niet de aard van de kosten bepalend, maar de omstandigheden van belanghebbende. De beoordeling van de noodzaak van kosten en van bijzondere individuele omstandigheden is aan het college van burgemeester en wethouders.
Het college stelt deze beleidsregels bijzondere bijstand vast als richtlijn voor de uitvoering van de bijzondere bijstand. De beleidsregels dragen daarmee bij aan de rechtsgelijkheid en rechtszekerheid en zijn ook van belang voor de doelmatigheid van de uitvoering. Wel is de bijzondere bijstand met de wetswijziging per 1 januari 2015 nog meer een individuele beoordeling geworden. Deze beleidsregels bieden daarom ook de ruimte voor noodzakelijk maatwerk.
Enkel die bepalingen die nadere toelichting behoeven worden hier behandeld.
In dit artikel worden de begrippen toegelicht.
Artikel 2. Bijzondere bijstand
In principe wordt ervan uitgegaan dat algemene kosten van bestaan kunnen worden bekostigd vanuit de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Bijzondere bijstand wordt daarom alleen toegekend voor bijzondere en noodzakelijke kosten die de aanvrager zelf niet kan bekostigen. Hierop kan aanspraak worden gemaakt voor allerlei kostensoorten.
De hoogte van de te verlenen bijzondere bijstand wordt (individueel) bepaald door de hoogte van de noodzakelijke kosten. Daarbij geldt als uitgangspunt dat, wanneer ter zake van bepaalde kosten meerdere (adequate) voorzieningen mogelijk zijn, voor de goedkoopste voorziening moet worden gekozen.
Als richtlijn wordt hierbij gebruik gemaakt van de Nibud-prijzengids. Gezien de individuele afweging die gemaakt moet worden, kan hier beargumenteerd van worden afgeweken. Wanneer de te maken kosten hoger zijn mogen deze vergoed worden, tenzij de meerkosten ten opzichte van de richtprijzen niet noodzakelijk zijn. Bijvoorbeeld als een luxere, duurdere versie wordt gewenst, maar ook kan worden volstaan met een goedkopere basisuitvoering.
Daar waar in de beleidsregels maximumbedragen worden genoemd, zijn doorgaans goedkopere oplossingen beschikbaar of betreft het een budget voor minimaregelingen. In dat laatste geval is het maximale bedrag een harde grens.
Artikel 4. Vorm van de bijstand
De bijstand wordt in principe om niet verleend. Dat betekent dat er geen terugbetalingsverplichting is voor de verstrekte bijstand. Maar er zijn ook uitzonderingen waarin gekozen kan worden voor een renteloze geldlening, een borgstelling of verstrekking in natura.
De wet heeft in ieder gepaald dat voor duurzame gebruiksgoederen allereerst wordt getracht een lening te krijgen bij een kredietverlenende instantie, desnoods met borgstelling. Pas daarna wordt gekeken naar de mogelijkheid van leenbijstand en tot slot pas bijstand om niet.
De beleidsregels bepalen tot slot dat bij tekortschietend besef van verantwoordelijkheid kan worden afgeweken van het verstrekken om niet. We gaan er daarbij vanuit dat mensen alles doen of nalaten om een beroep op bijzondere bijstand te voorkomen. De bijstand is immers het vangnet voor diegene die dat echt nodig hebben. Als men zich onvoldoende inspant om aanspraak op bijzondere bijstand te voorkomen, is sprake van een onnodig beroep en van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid.
Artikel 5. Bestedingsverplichting
Bijzondere bijstand die wordt verstrekt voor noodzakelijke kosten, dienen ook aan die kosten besteed te worden. Dit is vooral van belang bij de bijzondere bijstand die voor specifieke kosten wordt verstrekt.
De gemeente moet de besteding van de bijstand controleren. In deze beleidsregels is ervoor gekozen dat in principe middels een steekproef te doen. Dat betekent wel dat alle aanvragers na toekenning minimaal 1 jaar de bewijzen van de besteding moeten bewaren. De gemeente kan verzoeken om deze te overleggen als bewijs van juiste besteding van de bijzondere bijstand.
Artikel 6. Voorliggende voorziening
Bijzondere bijstand is een vangnet. Dat betekent dat eerst moet worden gekeken of kosten niet op een andere wijze vergoed kunnen worden. Dan is er sprake van een voorliggende voorziening, waar eerst aanspraak op gemaakt moet worden. In dit artikel worden diverse voorliggende voorzieningen opgesomd. Deze opsomming is niet limitatief. Bij elke aanvraag wordt opnieuw gekeken of er voorliggende voorzieningen zijn.
Specifiek wordt in lid 3 de aanvullende zorgverzekering en tandartsverzekering genoemd. Bij een aanvraag van bijzondere bijstand voor medische kosten wordt verplicht gesteld dat aanvrager aanvullend verzekerd is. Uitzondering hierop vormen situaties waarin personen vanwege bijvoorbeeld een WSNP-traject of betalingsachterstand niet in staat zijn zich aanvullend te verzekeren.
Tot slot wordt in het laatste lid toegelicht dat bijzondere bijstand aanvullend op de voorliggende voorziening kan worden ingezet. Hiervan is sprake als de voorliggende voorziening slechts een gedeelte van de kosten vergoed en de resterende kosten niet uit eigen middelen betaald kunnen worden.
Artikel 7. Aflossing bijstand in de vorm van een renteloze geldlening
Dit artikel ligt de voorwaarden voor de bijzondere bijstand toe, wanneer de bijstand wordt toegekend als een renteloze geldlening. Daarbij wordt in principe uitgegaan van een terugbetalingsperiode van 36 maanden, waarbij maandelijks maximaal 5% van de relevante bijstandsnorm wordt betaald. Bij tekortschietend besef van verantwoordelijkheid zoals toegelicht in artikel 6 wordt afgeweken van de maximale periode en is de maandelijkse aflossing 10% van de relevante bijstandsnorm. Daarbij wordt wel rekening gehouden met de beslagvrije voet.
Artikel 8. Te verstrekken informatie
Dit artikel bepaald dat het college alle informatie kan opvragen van de aanvrager die nodig is om de aanvraag te kunnen beoordelen.
Artikel 9. Moment indiening aanvraag
In principe dient eerst een aanvraag ingediend en goedgekeurd te worden, voordat kosten gemaakt worden. Dit artikel beschrijft echter ook de handelswijze bij omstandigheden waarbij dat redelijkerwijs niet mogelijk is.
Artikel 10. In aanmerking te nemen inkomen
In dit artikel is beschreven welke inkomsten meegerekend moeten worden bij het bepalen van de draagkracht van een aanvrager.
In lid 2 worden enkele specifieke kosten genoemd waarmee het inkomen in de berekening verlaagd mag worden.
Artikel 11. In aanmerking te nemen vermogen
In dit artikel is beschreven welk vermogen meegerekend moet worden bij het bepalen van de draagkracht van een aanvrager.
Dit artikel bepaald wanneer draagkracht vanuit inkomsten en/of vermogen moet worden ingezet om (een deel van) de kosten te betalen waarvoor bijzondere bijstand wordt aangevraagd. In bepaalde gevallen zoals vermeld in deze beleidsregels kan van deze algemene bepalingen worden afgeweken.
Artikel 13. Toepassing kostendelersnorm
In het eerste lid wordt bepaald dat de kostendelersnorm is uitgesloten van het bepalen van het recht op bijzondere bijstand. Waar in deze beleidsregels wordt verwezen naar de relevante bijstandsnorm, wordt dan ook de bijstandsnorm voor die persoon zonder toepassing van de kostendelersnorm bedoeld. De kostendelersnorm is ingevoerd om waar mensen gezamenlijk kosten voor bijvoorbeeld huur en eten kunnen delen de algemene bijstand daarop aan te passen. De bijzondere bijstand is echter niet bedoeld voor algemene bestaansmiddelen, maar voor bijzondere omstandigheden. Er is hierbij sprake van een individuele beoordeling. Daarom wordt er bij de vaststelling van het in aanmerking te nemen inkomen geen rekening gehouden met de kostendelersnorm.
Wanneer bijvoorbeeld een betalingsregeling getroffen wordt, wordt vanzelfsprekend wel uitgegaan van het daadwerkelijke inkomen. Dat betekent dat bij de bijstandsnorm dan wel rekening wordt gehouden met een eventuele kostendelersnorm, omdat dan het daadwerkelijke inkomen lager is.
Artikel 14. Draagkrachtperiode
Het college bepaald het begin en eindpunt van de periode waarover draagkracht wordt gemeten. In principe is deze periode vastgesteld op 12 maanden. Voor uitgaven die met grotere regelmaat terugkomen zoals maandelijkse kosten kan deze periode korter zijn. In lid 2 is deze uitzondering opgenomen. Daarnaast wordt in lid 2 ook vastgesteld hoe de draagkrachtperiode is voor reeds gemaakte kosten.
Artikel 15. Wijzigingen draagkracht tijden draagkrachtperiode
De draagkracht wordt beoordeeld op het moment van aanvraag, zoals vastgelegd in artikel 14. Daarna wordt er niet gerekend met een andere draagkrachtperiode, tenzij de situatie van aanvrager in negatieve zin veranderd.
De gemeente mag bepalen dat de aanvrager de kosten moet opsparen totdat deze in totaal meer bedragen dan een drempelbedrag. In deze beleidsregels is ervoor gekozen geen drempelbedrag te hanteren.
Dit artikel legt vast dat het college de mogelijkheid heeft om extern advies in te winnen om te bepalen of kosten daadwerkelijk noodzakelijk en bijzonder zijn. Specifiek worden hierbij medische kosten genoemd, omdat in die gevallen vaker een bewijs van een deskundige gevraagd wordt.
Artikel 18. Zelfstandig of in een instelling wonende jongeren 18 tot 21 jaar
Jongeren tot 21 jaar hebben een lagere bijstandsnorm. In bepaalde situaties kan het echter noodzakelijk zijn om deze bijstandsnorm aan te vullen tot het niveau van iemand van 21 tot de pensioengerechtigde leeftijd. Dit artikel voorziet in deze mogelijkheid wanneer een jongere zelfstandig woont of in een instelling woont en geen aanspraak kan maken op ouders.
Als men (tijdelijk) geen huurtoeslag ontvangt of de woonkosten om een andere reden te hoog zijn, dan kan men recht hebben op een woonkostentoeslag. Dit kan zowel van toepassing zijn voor huurders als voor woningbezitters.
Bij het toekennen van een woonkostentoeslag wordt vastgesteld of een verhuisplicht wordt opgelegd. Na 12 maanden moet opnieuw worden beoordeeld of iemand in aanmerking komt voor woonkostentoeslag. Daarbij wordt onder andere getoetst of men zich voldoende heeft ingespannen om aan de opgelegde verhuisverplichting te voldoen. De toekenning kan meermaals opnieuw beoordeeld en toegekend worden, maar elke keer maximaal voor 12 maanden.
Bij de woonkostentoeslag dient de draagkracht volledig te worden ingezet. Dat betekent dat alle inkomsten boven de relevante bijstandsnorm benut dienen te worden.
Dit artikel geeft een niet-limitatieve opsomming van diverse medische kosten waarvoor bijzondere bijstand verstrekt kan worden. In lid 2 worden daaraan expliciete voorwaarden verbonden voor alternatieve geneeswijzen. In lid 3 wordt een ooglaserbehandeling in principe uitgesloten, omdat het verstrekken van een bril of lenzen daarbij als voorliggende voorziening wordt gezien.
Dit artikel beschrijft in welke gevallen en onder welke voorwaarden bijzondere bijstand kan worden toegekend voor woonkosten.
Reiskosten vallen in principe onder algemene bestaanskosten. Dit artikel beschrijft diverse gevallen waarin desondanks aanspraak kan worden gemaakt op bijzondere bijstand.
In lid 4 worden specifiek de hogere reiskosten in verband met scholing genoemd. Hiervoor is in principe de WTOS en vanaf 1 augustus 2015 het kindgebonden budget een passende en toereikende voorliggende voorziening. Wanneer dit toch onvoldoende blijkt te zijn, kan aanspraak worden gemaakt op een vergoeding vanuit de bijzondere bijstand.
Artikel 23. Kosten ivm kinderen
In bijzondere gevallen kan bijzondere bijstand worden aangevraagd voor kosten in verband met kinderen. In lid 1 wordt aangegeven dat dit mogelijk is voor de babyuitzet. Omdat dit eigenlijk wordt gezien als algemene bestaanskosten is dan sprake van een renteloze geldlening.
In lid 2 is vastgelegd dat bijzondere bijstand kan worden verstrekt voor de ouderbijdrage zoals wordt geïnd door het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen, tot aanspraak gemaakt kan worden op kinderbijslag.
Artikel 24. Kosten voor bewindvoering en rechtsbijstand
In bepaalde gevallen kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor bewindsvoering en rechtsbijstand.
In lid 1 is vastgelegd dat aanspraak kan worden gemaakt op bijzondere bijstand voor kosten van rechtsbijstand. Daarvoor dient wel een bewijs van het Juridisch Loket te worden overhandigd om de noodzaak van de rechtsbijstand aan te tonen, tenzij het Juridisch Loket geen diagnosedocument hoeft af te geven. Dat is het geval wanneer sprake is van een strafzaak, asielzaak of bestuurlijke sanctie. Ook geldt dit bij de gang naar een hogere instantie in een civiele of bestuursrechtelijke zaak.
Artikel 25. Overige kostensoorten
Dit artikel geeft een niet-limitatieve opsomming van diverse kosten waarvoor bijzondere bijstand verstrekt kan worden, naast de genoemde kosten in artikel 20 tot en met 25.
Het 5e lid van dit artikel geeft nogmaals aan bij toekenning van bijzondere bijstand een individuele afweging gemaakt moet worden.
Artikel 26. Kosten in principe uitgesloten van bijzondere bijstand
Dit artikel noemt enkele specifieke kosten die in principe zijn uitgesloten van bijzondere bijstand.
Lid 1 sluit uit dat bij elke grote inkomensterugval aanspraak kan worden gemaakt. Zoals in artikel 26 is beschreven kan wel bijzondere bijstand worden toegekend als er sprake is van liquiditeitsproblemen.
Lid 2 en 3 zijn uitgesloten, omdat scholing en opleiding evenals woon-werkverkeer mogelijk wel als re-integratie activiteit vergoed kunnen worden, maar niet als noodzakelijke kosten bijzondere bijstand gelden. Re-integratiemiddelen zijn hierbij een voorliggende voorziening.
Lid 4 sluit doorbetaling van kosten bij detentie uit.
Lid 5 sluit kosten van naturalisatie uit, aangezien dit niet als noodzakelijke kosten wordt gezien.
Voor de groep met de genoemde kenmerken uit lid 1 is het mogelijk om een computer vergoed te krijgen. Dit is van belang omdat in het onderwijs gebruik wordt gemaakt van computers en schoolgaande kinderen voor hun ontwikkeling ook thuis gebruik moeten kunnen maken van een computer. Hierbij wordt met een computer ook het beeldscherm, toetsenbord en printer bedoeld. Overige kosten zijn uitgesloten in lid 6.
Omdat het van belang is dat zowel het kind als de ouder(s) ook gebruik kunnen maken van de computer wordt hierbij ook een basiscursus aangeboden in het 3e lid.
Artikel 28. Kosten voor sociaal-culturele en sportieve activiteiten en maatschappelijke participatie
Om te stimuleren dat iedereen kan participeren, kan bijzondere bijstand worden verstrekt voor sociaal-culturele, sportieve en maatschappelijke activiteiten. Daarvoor wordt jaarlijks per gezinslid € 100,- beschikbaar gesteld. Dit bedrag is overdraagbaar binnen het gezin, omdat het ene gezinslid meer kosten kan hebben dan het andere gezinslid. Deze vergoeding geldt nadrukkelijk alleen voor kosten die ook daadwerkelijk worden gemaakt. Voor schoolgaande kinderen kan een hogere bijdrage worden gegeven zoals bepaald in artikel 29, als vervanging van het bepaalde in dit artikel lid 2.
Naast algemene sociaal-culturele, sportieve en maatschappelijke activiteiten, kan nog specifiek bijzondere bijstand worden verstrekt voor het behalen van een zwemdiploma A. Deze bijstand is nadrukkelijk niet gelimiteerd tot kinderen. Ook volwassenen zonder zwemdiploma kunnen hier aanspraak op maken.
Artikel 29. Maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen
Voor schoolgaande kinderen wordt in dit artikel op basis van groepskenmerken zoals genoemd in lid 1 een vergoeding voor sociaal-culturele, educatieve, sportieve of maatschappelijke activiteiten verstrekt. Deze vergoeding is hoger dan de algemene regeling zoals vastgelegd in artikel 28. Juist voor kinderen in deze leeftijdsgroep wordt het van belang geacht dat ze kunnen deelnemen aan activiteiten, ongeacht de inkomenssituatie van de ouder(s). Ook zijn hierin meerkosten voor indirecte schoolkostenopgenomen.
Artikel 30. Witgoedregeling langdurige minima
Wanneer men langdurig een laag inkomen heeft, zijn de mogelijkheden om te sparen voor tegenvallers beperkt. Op basis van dit groepskenmerk zoals vastgelegd in lid 1, wordt ervan uitgegaan dat men niet kan sparen voor vervangingskosten van wit- (en bruin-) goed, zoals bijvoorbeeld wasmachines. Gemiddelde vervangingskosten per 3 jaar zijn vastgesteld op € 500,-. Voor toekenning van de bijstand dient eerst de noodzaak van de vervanging vastgesteld te worden. Het gevraagde bedrag wordt na vaststelling van de noodzaak verstrekt op basis van een pro forma nota. In de periode van 3 jaar kan het totaal aan kosten niet de bepaalde € 500,- overschrijden.
Artikel 31. Collectieve zorgverzekering
Dit artikel bepaald dat elke inwoner met een inkomen tot 110% van de bijstandsnorm kan aansluiten bij de collectieve ziektekostenverzekering waarover de gemeente afspraken heeft gemaakt. Collectiviteit levert hierbij een financieel voordeel op.