Organisatie | Den Helder |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Den Helder 2015 |
Citeertitel | Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning Den Helder 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlagen | Inleiding Afkortingenlijst |
Regeling vervangt het Verstrekkingenboek gemeente Den Helder 2007, het Protocol gebruikelijke zorg en richtlijnen hulp bij het huishouden gemeente Den Helder en de beleidsregel Eigen bijdrage maatschappelijke opvang en vrouwenopvang 2014
Artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht, artikel 8, lid 5, artikel 11, lid 6, artikel 12, lid 2 en 3, artikel 13, lid 2 en de artikelen 15 en 17 Verordening Maatschappelijke ondersteuning Den Helder 2015.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 04-01-2016 | Nieuwe regeling | 09-12-2014 Stadsnieuws 2014, 51 | b14.00715 |
In de nieuwe Wmo 2015 staat de eigen verantwoordelijkheid van de burger en zijn sociale netwerk nadrukkelijk voorop en is de gemeente alleen aan zet voor zover de burger niet zelf of met de hulp van dat netwerk tot participatie kan komen. De gedachte die jaren geleden met ‘De Kanteling’ al is ingezet, wordt nu in de wet verankerd. Voor zover citaten worden opgevoerd zijn deze ontleend aan de Wmo 2015 en de bijbehorende Memorie van Toelichting.
Het recht op compensatie van de domeinen is in zekere zin vervangen door het recht op een zorgvuldige toegangsprocedure in de nieuwe Wmo 2015. Dit betekent dat zelfredzaamheid tijdens het gesprek met de zorgvrager, nog meer dan voorheen, het vertrekpunt is.
De omschrijving van ‘zelfredzaamheid’ bevat twee elementen:
Reikwijdte algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL)
Algemene dagelijkse levensverrichtingen zijn handelingen die mensen dagelijks in het gewone leven verrichten, met inbegrip van een deel van de persoonlijke verzorging.
De ADL-uitgangspunten worden gebruikt om te bepalen in hoeverre iemand zelfredzaam is. Iemand die als gevolg van aantoonbare lichamelijke en of geestelijke beperkingen ADL-verrichtingen niet zelf kan uitvoeren, zal hulp nodig hebben en, indien hij zoveel hulp nodig heeft dat het niet verantwoord is dat hij zonder enige vorm van (vrijwel) continu toezicht en hulp leeft, zelfs niet langer thuis kunnen blijven wonen.
Voor de zelfredzaamheid van mensen zijn de volgende ADL-verrichtingen van belang:
“ondersteuning bieden bij het in en uit bed komen, aan- en uitkleden, bewegen, lopen, gaan zitten en weer opstaan, toiletbezoek, eten/drinken, medicijnen innemen, ontspanning en sociaal contact”.
Bij de beoordeling in hoeverre iemand zelfredzaam is op het gebied van de algemene dagelijkse levensverrichtingen wordt nadrukkelijk gekeken naar:
“het bieden van ondersteuning bij het laten uitvoeren van deze handelingen door de inwoner zelf” .
Reikwijdte gestructureerd huishouden
Ondersteuning met het oog op het voeren van een gestructureerd huishouden omvat bijvoorbeeld hulp bij contacten met officiële instanties, hulp bij het aanbrengen van structuur in het huishouden, hulp bij het leren om zelfstandig te wonen, hulp bij het omgaan met onverwachte gebeurtenissen die de dagelijkse structuur doorbreken of hulp bij het omgaan met geld.
Op grond van de Wmo 2015 gaat het bij participatie om het deelnemen aan het maatschappelijke verkeer. Dit wil zeggen dat iemand, ondanks zijn lichamelijke of geestelijke beperkingen, op gelijke voet met anderen in redelijke mate mensen kan ontmoeten, contacten kan onderhouden, boodschappen kan doen en aan maatschappelijke activiteiten kan deelnemen. Daarvoor is het ook een vereiste dat hij zich kan verplaatsen.
Van gebruikelijke hulp is sprake indien er een huisgenoot aanwezig is, die in staat kan worden geacht het huishoudelijk werk over te nemen.
Onder huisgenoot wordt verstaan:
“een persoon die- ofwel op basis van een familieband, ofwel op basis van een bewuste keuze - één huishouden vormt met de persoon die beperkingen ondervindt. Een huisgenoot is bijvoorbeeld een inwonend kind, maar zijn ook inwonende ouders. Of er sprake is van inwoning wordt beoordeeld aan de hand van de concrete en feitelijke situatie. Daarbij staat inwonend tegenover het hebben van een volledig eigen en zelfstandige huishouding, waarbij er geen zaken zoals huisnummer, kosten nutsvoorzieningen en voordeur door elkaar lopen”.
Bij gebruikelijke hulp wordt rekening gehouden met de leeftijd van de huisgenoot. Tot 18 jaar wordt van huisgenoten verwacht dat zij hun bijdrage leveren bijvoorbeeld door hun eigen kamer schoon te houden en/of door hand- en spandiensten te verrichten, zoals het doen van (kleine) boodschappen en het helpen bij de afwas. Bij gebruikelijke hulp wordt uitgegaan van de mogelijkheid om naast een volledige baan een huishouden te kunnen runnen. Alleen bij daadwerkelijke afwezigheid van de huisgenoot gedurende een aantal dagen en nachten zullen de niet-uitstelbare taken overgenomen kunnen worden. Bij het zwaar en licht huishoudelijk werk gaat het veelal om uitstelbare taken. Alleen als schoonmaken niet kan blijven liggen (bijvoorbeeld door regelmatig geknoeide vloeistoffen en eten) zal dat direct moeten gebeuren. Hier zal dan ondanks de gedeeltelijk gebruikelijke hulp wel voor geïndiceerd worden.
Mantelzorg en bovengebruikelijke zorg
Mantelzorg wordt in de Wmo 2015 gedefinieerd als:
“hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen en opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zvw die rechtstreeks voortvloeien uit een tussen personen bestaande sociale relatie en niet wordt verleend in het kader van hulpverlenend beroep”.
Onder sociale netwerk in het kader van de bestaande sociale relaties wordt verstaan:
“personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt”.
Mantelzorg overstijgt gewoonlijk de gebruikelijke zorg en wordt bovengebruikelijke zorg genoemd. Tot 2013 was mantelzorg per definitie bovengebruikelijke zorg die voor vergoeding in het kader van de AWBZ in aanmerking kwam.
In de Wmo 2015 blijft mantelzorg in principe vrijwillig. Wel krijgt de gemeente de opdracht om eerst na te gaan of het probleem van de cliënt met inzet van eigen netwerk kan worden opgelost. Dat zou kunnen inhouden dat met het eigen sociaal netwerk of de mantelzorger wordt afgesproken dat deze bovengebruikelijke zorg levert. Bij deze afweging dient de gemeente de belangen en de draagkracht van de mantelzorger mee te wegen. Inzet van respijtzorg kan de draagkracht van de mantelzorger versterken. Een mantelzorger heeft onder de Wmo 2015 geen zelfstandig recht op een maatwerkvoorziening. De maatwerkvoorziening wordt altijd toegekend aan degene met de beperking. Wel krijgt de gemeente de opdracht de mantelzorger(s) te betrekken bij het gesprek en na te gaan of behoefte bestaat aan ondersteuning vanuit algemene voorzieningen.
Algemeen gebruikelijke voorzieningen
Algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn in principe voor iedereen beschikbaar, of mensen nu wel of geen beperking hebben. Wat in een concrete situatie algemeen gebruikelijk is, hangt vaak af van de geldende maatschappelijke normen op het moment van de aanvraag. Algemeen gebruikelijke voorzieningen hoeven niet vanuit de Wmo te worden verstrekt.
Een voorziening is algemeen gebruikelijk als deze:
Heel duidelijk zijn deze criteria niet. De jurisprudentie verwoordt het zo:
“een voorziening waarvan aannemelijk is te achten dat belanghebbende daarover ook zou hebben beschikt als hij niet gehandicapt was”.
Uitzonderingen op deze criteria kunnen zijn situaties waarin:
De definitie van een algemene voorziening in de Wmo 2015 luidt:
“een aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op het versterken van zelfredzaamheid en participatie, of op opvang”.
Hierbij kan een onderscheid gemaakt worden tussen voorzieningen in de markt, waarmee de gemeente geen bemoeienis heeft en voorzieningen die geheel of gedeeltelijk door de gemeente worden bekostigd. Deze voorzieningen zijn voorliggend aan de maatwerkvoorziening.
De zin ”zonder voorafgaand onderzoek toegankelijk” moet wel in de context worden bekeken. Het betekent in dit verband dat de gemeente voor deze voorziening geen beschikking afgeeft. De voorziening in kwestie kan wel een toegangstoets doen of iemand tot de doelgroep van de voorziening behoort. De Wmo 2015 biedt gemeenten meer mogelijkheden om voor voorzieningen te verwijzen naar gesubsidieerde of commerciële algemene voorzieningen.
Het verschil tussen maatwerkvoorzieningen en individuele voorzieningen wordt als volgt uitgelegd in de Wmo 2015:
“het begrip ‘maatwerkvoorziening’ duidt beter dan het voorheen gebruikelijke begrip 'indivduele voorziening' aan dat het niet gaat om één of meer concrete en herhaalbaar in te zetten aanbod van activiteiten en voorzieningen, maar om een op maat van de persoon gesneden afgestemd geheel van maatregelen”.
Een maatwerkvoorziening is dus een op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten (waaronder begeleiding), hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere
Ad A. Zelfredzaamheid en participatie
De gemeente beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter ondersteuning van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met behulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen.
De maatwerkvoorziening levert een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie om zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving te kunnen blijven.
Ad B. Opvang en beschermd wonen
De gemeente beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter ondersteuning van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten (al dan niet in verband met risico’s voor veiligheid) voor zover de cliënt deze problemen niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met behulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen.
De maatwerkvoorziening levert een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zich zo snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.
De gemeente mag de voorziening die het goedkoopst adequaat is inzetten. Dit begrip betekent zoveel als dat de voorziening doelmatig moet zijn. Het begrip heeft zowel betrekking op een voorziening in natura als op een persoonsgebonden budget (pgb).
In de jurisprudentie is over dit begrip nog geen volledige duidelijkheid. Het begrip is vooral van toepassing op ouderen die een Wmo-voorziening aanvragen. Bij het ouder worden mag van mensen gevraagd worden dat zij anticiperen op beperkingen die te maken hebben met ouderdom en daarvoor reserveren. Voor huishoudelijke ondersteuning vindt de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) dat deze bij een zeker inkomen en bij een zekere leeftijd als algemeen gebruikelijk kan worden beschouwd. Daarnaast wordt verwacht van senioren of personen met een chronisch of zelfs progressief ziektebeeld dat zij anticiperen op de toekomst.
Er zijn voorzieningen waarvan voorzienbaar is dat deze ooit nodig zullen zijn, en waarvoor men zelf dient te zorgen. Dit zijn ook algemeen gebruikelijke voorzieningen.
Onder persoonsgebonden budget wordt verstaan:
“Bedrag waaruit namens het college betalingen worden gedaan voor diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot een maatwerkvoorziening behoren, en die een cliënt van derden heeft betrokken”.
Onder cliëntondersteuning wordt verstaan:
“Onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen”.
“Geheel van schriftelijk of elektronisch vastgelegde gegevens met betrekking tot een melding van huiselijk geweld of kindermishandeling of een vermoeden daarvan “.
Onder geweld bij de verstrekking van een voorziening wordt verstaan:
“Seksueel binnendringen van het lichaam van of ontucht met een cliënt, alsmede lichamelijk en geestelijk geweld jegens een cliënt, door een beroepskracht dan wel door een andere cliënt met wie de cliënt gedurende het etmaal of een dagdeel in een accommodatie van een aanbieder verblijft”.
Onder spoedeisend geval wordt verstaan:
“Situatie waarin terstond opvang noodzakelijk is, al dan niet in verband met risico’s voor de veiligheid als gevolg van huiselijk geweld”.
Onder vertegenwoordiger wordt verstaan:
“Een persoon of rechtspersoon die een cliënt vertegenwoordigt die niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake”.
Onder woningaanpassing wordt verstaan:
“ Bouwkundige of woontechnische ingreep in of aan een woonruimte”.
HOOFDSTUK 2 TOEGANGSPROCEDURE; VAN MELDING TOT AANVRAAG
De positie van de cliënt is in de Wmo 2015 versterkt. In de Wmo 2015 is een uitvoerige beschrijving van een zorgvuldige toegangsprocedure opgenomen. Het recht op compensatie van de domeinen is in zekere zin vervangen door het recht op een zorgvuldige toegangsprocedure. Burgers moeten zich eerst ‘melden’ bij de gemeente met de hulpvraag. Een formele schriftelijke aanvraag mag niet direct worden ingediend. Dan gaat de gemeente onderzoek doen naar wat de aanvrager precies vraagt en nodig heeft. De vorm waarin dit geregeld wordt, is vrij. Dit onderzoek moet echter uiterst zorgvuldig gebeuren. Het komt er op neer dat het verzoek van de aanvrager al behandeld wordt zonder dat er een formele aanvraag aan ten grondslag ligt. In de praktijk gebeurde dit onder de oude Wmo ook. Dit is een uitvloeisel van het ‘keukentafelgesprek’ en de ‘Kantelingsgedachte’. Nu wordt deze werkwijze in de nieuwe wet expliciet benoemd.
Het college voorziet, en op verzoek van de cliënt in de beschikbaarheid van cliëntondersteuning:
HOOFDSTUK 3 ALGEMENE BEGRENZINGEN BIJ HET VERSTREKKEN VAN EEN MAATWERKVOORZIENING
Een persoon heeft slechts recht op een maatwerkvoorziening voor zover hij staat ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP) als inwoner van de gemeente Den Helder en zijn woonplaats heeft in de gemeente Den Helder:
Ingevolge artikel 1:10 lid 1 BW bevindt de woonplaats zich te zijner woonstede, en bij gebrek van woonstede ter plaatse van zijn werkelijk verblijf. Het gaat om waar iemand werkelijk woont, de plaats waar iemand niet vandaan gaat dan met een bepaald doel en tevens met het plan om, als dat doel is bereikt, terug te keren.
Bij het bepalen van de mate van zelfredzaamheid wordt ook betrokken het in staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen, met inbegrip van persoonlijke verzorging: het in en uit bed komen, aan- en uitkleden, bewegen/lopen, gaan zitten en weer opstaan, lichamelijke hygiëne, toiletbezoek, eten/drinken, medicijnen innemen, ontspanning, sociaal contact.
Artikel 7 Geen recht op een maatwerkvoorziening
Er bestaat geen recht op een maatwerkvoorziening, indien:
Een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft, reeds eerder in het kader van een wettelijke regeling of bepaling is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan of niet meer gebruikt kan worden als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen.
HOOFDSTUK 4 SPECIFIEKE CRITERIA BIJ HET VERSTREKKEN VAN HUISHOUDELIJKE HULP
Indien huisgenoten alleen in het weekend aanwezig zijn wordt van deze huisgenoten verwacht dat de schoonmaakwerkzaamheden in het weekend worden uitgevoerd. Hiermee wordt gedoeld op kinderen die door de week elders op kamers verblijven, echtgenoten die buiten de stad werken en alleen in het weekend thuiskomen.
Artikel 9 Uitgangspunten normtijden
Bij de vaststelling van de normtijden gelden de volgende uitgangspunten:
HH1 omvat de volgende werkzaamheden:
a.licht huishoudelijk werk: opruimen, stof afnemen, beddengoed rechttrekken, huishoudelijke afval opruimen;
b.zwaar huishoudelijk werk: stofzuigen, schrobben, dweilen, sanitair en keuken schoonmaken, bedden verschonen;
c.was verzorging:het sorteren en wassen van kleding met behulp van een wasmachine, centrifugeren, ophangen /afhalen van de was, vouwen en strijken en opbergen.
HH2 omvat de volgende werkzaamheden:
d. licht huishoudelijk werk: opruimen, stof afnemen, beddengoed rechttrekken, huishoudelijke afval opruimen;
e. zwaar huishoudelijk werk: stofzuigen, schrobben, dweilen, sanitair en keuken schoonmaken, bedden verschonen;
f. was verzorging: het sorteren en wassen van kleding met behulp van een wasmachine, centrifugeren, ophangen-afhalen van de was, in- en uitruimen wasdroger, vouwen en strijken en opbergen.
g. organisatie van het huishouden: organiseren, plannen van huishoudelijke taken;
h. het actief signaleren van veranderingen van de gezondheidssituatie, de leefomstandigheden en de sociale omgeving van de cliënt.
HOOFDSTUK 5 SPECIFIEKE CRITERIA BIJ HET VERSTREKKEN VAN WOONVOORZIENINGEN
Een persoon met een beperking kan voor een woningaanpassing in aanmerking komen indien een verhuizing naar een aangepaste of makkelijker aan te passen woning niet te realiseren of niet de goedkoopst adequate oplossing is en ook een algemene voorziening geen oplossing kan bieden. Hierbij dient de belanghebbende van de voorziening afhankelijk te zijn voor het uitvoeren van de algemene dagelijkse levensverrichtingen.
Bij een woningaanpassing gaat het om de belemmeringen in en rond de woning te verminderen of op te heffen. Het betreffen de belemmeringen met betrekking tot de normale woonfuncties als slapen, eten, lichaamsreiniging en dergelijke. Voor het bereiken van de woning wordt gesteld dat voor aanpassing in aanmerking komt 20 vierkante meter verhard pad tussen de openbare weg en de toegang van de woning die gebruikt wordt. Het gebruik van een hobby-, werk- of recreatieruimte valt niet onder de compensatieplicht van de gemeente. Evenmin is het de bedoeling dat vanuit professionele oppas of verzorgingsoogpunt dan wel vanuit therapeutisch oogpunt hulpmiddelen en/of voorzieningen worden aangebracht of dat er belemmeringen worden opgeworpen. Hulpmiddelen ten behoeve van professionele verzorging zijn uitgesloten.
Een aanbouw wordt alleen overwogen als essentiële woonruimtes niet op een andere manier bereikbaar kunnen worden gemaakt (verhuizing heeft het primaat) en een losse woonunit geen goedkopere en meest adequate oplossing is. Ook het feit dat de verhuurder de huurwoning niet beschikbaar wil houden voor personen met een beperking of geen toestemming wil geven voor de verbouwing kan een reden zijn om een losse woonunit te verstrekken.
De belanghebbende kan wanneer er sprake is van een aantoonbare allergie voor huisstofmijt en dit aantoonbare beperkingen met zich meebrengt in aanmerking komen voor sanering van de vloerbedekking in de slaapkamer. Bij uitzondering kan ook de vloerbedekking in de woonkamer worden gesaneerd, indien betrokkene bijvoorbeeld aantoonbaar een groot deel van de dag in de woonkamer doorbrengt (moet doorbrengen). Sanering van gordijnen, gestoffeerde meubels e.d. komen niet voor vergoeding in aanmerking. Deze hoeven niet acuut te worden vervangen en kunnen op termijn, passend binnen het budget van de belanghebbende, worden vervangen.
Een vergoeding voor sanering onder lid 10, artikel 9, is slechts mogelijk, voor zover de betreffende vloerbedekking nog niet is afgeschreven. Als afschrijvingstermijn wordt 8 jaar gehanteerd, zodat de financiële tegemoetkoming als volgt wordt vastgesteld:
0 - 2 jaar oud: vergoeding 100% van de aanschafkosten;
2 - 4 jaar oud: 75% van de kosten;
4 - 6 jaar oud: 50% van de kosten;
6 - 8 jaar oud; 25% van de kosten.
Indien het artikel 8 jaar of ouder is, wordt geen vergoeding verstrekt.
Artikel 12 Typen woonvoorzieningen
Een verstrekking kan bestaan uit een of meerdere van de onderstaande typen (of een combinatie hiervan):
Artikel 13 Maximum vergoedingen
Richtlijnen voor het aantal m2 waarvoor ten hoogste een financiële tegemoetkoming wordt verleend, aangegeven per vertrek in een zelfstandige woning.
Aantal m2 waarvoor ten hoogste financiële tegemoetkoming wordt verleend in geval van aanbouw van een vertrek of in geval van uitbreiding van een reeds aanwezig vertrek | ||
Het aantal m2 verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, dan wel tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort, dat bij het nieuw aanleggen van paden dan wel bij het aanpassen van bestaande paden ten hoogste voor financiële tegemoetkoming in aanmerking komt, bedraagt 20 m2.
Artikel 14 Gemeenschappelijke ruimten
Gemeenschappelijke ruimten kunnen worden aangepast indien zonder deze aanpassingen de woonruimte voor de belanghebbende ontoegankelijk blijft. De navolgende aanpassingen aan gemeenschappelijke ruimten komen in aanmerking voor een tegemoetkoming:
Overige aanpassingen aan gemeenschappelijke ruimten zijn uitgesloten.
De belanghebbende kan in aanmerking komen voor een verhuis- en inrichtingskostenvergoeding indien verhuisd wordt naar een aangepaste of een makkelijker aan te passen woning. Die woning kan zich in dezelfde woonplaats of gemeente bevinden, of in een andere woonplaats of gemeente. De gemeente waar de woning staat van waaruit de belanghebbende verhuist, verstrekt de financiële tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten.
Van de persoon met een beperking wordt verwacht dat hij/zij actief op zoek gaat naar een andere woning en de ondernomen activiteiten schriftelijk bijhoudt, zo mogelijk in de vorm van kopieën van de correspondentie. De termijn van een jaar kan worden verlengd als de persoon met een beperking niet voldoende activiteiten onderneemt in het zoeken naar een woning.
Indien een belanghebbende tweemaal een aangeboden geschikte of geschikt te maken woning weigert op niet reële gronden wordt de tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskostenvergoeding ingetrokken. De bemiddeling naar andere geschikte woonruimte wordt gestaakt. Tevens is het niet mogelijk om dan alsnog de huidige woning aan te passen.
Lid 4 van artikel 16 is zowel van toepassing bij huurwoningen als bij koopwoningen. Bij een koopwoning zal een afweging gemaakt moeten worden of het kopen van een andere geschikte of gemakkelijk aan te passen woning gezien kan worden als de meest goedkope en adequate oplossing. Met de verhuizing zijn immers meer kosten gemoeid dan alleen de kosten van het aanpassen. Het kopen van een andere duurdere woning kan onevenredige kosten opleveren voor de persoon met een beperking of het gezin waartoe het behoort. In overleg met de betrokken partijen zal bezien moeten worden welke keuze de voorkeur heeft. In de belangenafweging zullen alle feiten en omstandigheden – financiële en niet financiële – gewogen moeten worden. De verwachting voor wat betreft de bruikbaarheid van de woning in de toekomst kan ook een rol spelen.
Ook als er een geschikte huurwoning beschikbaar is, geldt het primaat van verhuizen naar die woning voor de eigenaar van de koopwoning. Er kan en mag verwacht worden dat de eigen woning verkocht wordt. Denk bijvoorbeeld aan de situatie dat een geschikte seniorenwoning te huur is. Mede gelet op de toekomst ligt het voor de hand dat er gekozen wordt voor de huurwoning.
HOOFDSTUK 6 SPECIFIEKE CRITERIA BIJ HET VERSTREKKEN VAN VERVOERSVOORZIENINGEN
Een vervoersvoorziening is een voorziening ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsten. Dit betekent dat naar voorzieningen gekeken wordt, waarmee een cliënt afstanden kan afleggen binnen de gemeentegrenzen. Voor het opheffen van vervoersbeperking buiten de gemeentegrenzen kan gebruik gemaakt worden van Valys. Valys regelt het vervoer van deur naar deur buiten de gemeentegrenzen.
De volgende selectiefactoren worden meegewogen:
Er bestaat een relatie tussen de leeftijd van de belanghebbende en diens verplaatsingsgedrag, Bij de beoordeling van een vervoersvoorziening wordt daarmee rekening gehouden. Zo bestaat er een groot verschil in verplaatsingsgedrag van dat van een kind, dat van een volwassene en dat van een oudere. Naarmate de leeftijd toeneemt, neemt de vervoersbehoefte eerst toe, en op latere leeftijd weer af.
* Bij kinderen onder de 5 jaar wordt geacht dat zij geen zelfstandige vervoersbehoefte hebben omdat de ouders hen meenemen.
* Kinderen van 5 tot en met 11 jaar kunnen een zelfstandige vervoersbehoefte hebben over de middellange afstand. Zij hebben geen zelfstandige vervoersbehoefte over de lange afstand. Zij worden geacht bij het vervoer begeleid te worden.
* Kinderen van 12 jaar en ouder en volwassenen hebben een zelfstandige vervoersbehoefte;
Voor motieven voor vervoer komen in aanmerking de dingen die men normaliter van dag tot dag pleegt te doen: winkelen, sport, hobby, bezoeken aan bijeenkomsten, culturele activiteiten, familie- en vriendenbezoeken. Hiermee wordt de vervoersbehoefte in kaart gebracht. Gekeken wordt naar de levensstijl van de persoon met beperkingen, waarbij de levensstijl van personen zonder beperkingen als referentiekader wordt gebruikt, of het dagelijkse leven zoals dat vóór de beperkingen werd geleid. Van de persoon met beperkingen wordt wel verlangd dat deze zijn verplaatsingspatroon enigermate aan de beperkingen aanpast.
HOOFDSTUK 7 SPECIFIEKE CRITERIA BIJ HET VERSTREKKEN VAN BEGELEIDING
Het onderzoek door het college naar de aanspraak op begeleiding richt zich eerst op de objectieve bepaling van de beperkingen die de ingezetene in zijn functioneren ondervindt als gevolg van een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap.
Om toegang te kunnen krijgen tot de maatwerkvoorziening begeleiding dient er sprake te zijn van een objectief vastgestelde somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking, een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap. De aanvrager dient dit in eerste instantie zelf, eventueel met hulp van zijn netwerk, aan te tonen.
Bij hulp bij het huishouden gaat het om het overnemen van huishoudelijke taken, al dan niet in combinatie met de organisatie van deze taken. Bij de functie begeleiding gaat het om de hulp bij de regie/structuur van het huishouden gericht op het plannen, stimuleren en voorspreken van deze taken, waarna de belanghebbende die taken zelf uitvoert.
Artikel 24 Gebruikelijke begeleiding
Alle begeleiding van de cliënt door de ouder, door partners onderling, door inwonende kinderen en/of andere huisgenoten is gebruikelijke begeleiding als er sprake is van een kortdurende situatie met uitzicht op een dusdanig herstel van het probleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de cliënt, dat de maatwerkvoorziening begeleiding daarna niet langer is aangewezen. Daarbij gaat het over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden.
Artikel 25 Uitzonderingen gebruikelijke begeleiding
Er gelden de volgende uitzonderingen op artikel 24 (gebruikelijke begeleiding):
Artikel 26 Voorliggende voorzieningen
Er zijn verschillende voorzieningen voorliggend de op de maatwerkvoorziening begeleiding:
Aanvullende verzekering: de aanvullende verzekering valt niet onder de Zorgverzekeringswet en is in die zin geen voorliggende voorziening. Als belanghebbende een aanvullende verzekering heeft, dan heeft dit een algemeen gebruikelijk karakter. De inhoud van deze verzekering en het gebruik hiervan kan van invloed zijn op de soort en omvang van de indicatie.
HOOFDSTUK 10 PERSOONSGEBONDEN BUDGET; REGELS, AFWIJZINGSGRONDEN EN HOOGTE VAN HET TARIEF
Artikel 32 Toewijzingscriteria
Een gemeentelijk persoonsgebonden budget wordt verstrekt indien:
Er mag niet reeds voorafgaand aan de beschikking een begin worden gemaakt met de uitvoering van de werkzaamheden c.q. tot aanschaf van de voorziening worden overgegaan c.q. gestart worden met de uitvoering van de ondersteuning waarop het persoonsgebonden budget betrekking heeft, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de gemeente.
Artikel 34 Voorwaarden betalen persoon uit het sociale netwerk
Het uitbetalen van een persoon die behoort tot het sociale netwerk van de cliënt is alleen onder voorwaarden mogelijk:
Er sprake is van verlies aan inkomsten voor deze persoon uit het sociale netwerk. Dit is het geval wanneer deze persoon behoort tot de beroepsbevolking en door de geboden hulp minder kan deelnemen aan de arbeidsmarkt. Er is geen sprake van inkomstenverlies wanneer deze persoon uit het sociale netwerk een uitkering ontvangt. Het verlenen van 8 uur zorg aan een persoon die behoort tot het netwerk is zogenaamde ‘gebruikelijke zorg’ en gaat niet perse ten koste van een betaalde baan.
Artikel 37 Zaken die niet mogen worden bekostigd
De volgende zaken mogen niet uit een pgb worden bekostigd:
Artikel 38 Hoogte van het tarief; algemene uitgangspunten
Het pgb bedraagt maximaal de hoogte van de kosten waarbij is uitgegaan van de goedkoopst adequate voorziening, dit wordt bepaald op grond van marktconsultatie door middel van het overleggen van drie offertes. Het tarief is altijd marktconform. Een cliënt die een duurdere voorziening wenst dan de voorziening die het goedkoopst adequaat is, betaalt de meerkosten zelf.
Het totaal van inkomsten uit pgb van de informele hulp kan niet meer bedragen dan de bijstandsnorm. De pgb-houder en de gemeente bepalen of de informele hulp een vergoeding ontvangt en zo ja: de hoogte van de vergoeding. Hierover worden afspraken vastgelegd in het persoonlijk ondersteuningsplan. Er kan voor gekozen worden een onkostenvergoeding te verstrekken.
Artikel 39 Hoogte van het tarief; specifieke uitgangspunten
Het pgb voor vervoer van en naar de dagbesteding bedraagt maximaal de hoogte van de kosten waarbij is uitgegaan van de goedkoopst adequate vervoersvoorziening, dit wordt bepaald op grond van marktconsultatie door middel van het overleggen van drie offertes. Het tarief is altijd marktconform. Een cliënt die een duurdere voorziening wenst dan de voorziening die het goedkoopst adequaat is, betaalt de meerkosten zelf.
HOOFDSTUK 11 EIGEN BIJDRAGE IN DE KOSTEN
Artikel 41 Eigen bijdrage voor woningaanpassing
Voor woningaanpassingen ten behoeve van personen onder de 18 jaar wordt een eigen bijdrage opgelegd aan de onderhoudsplichtige ouders of daarmee gelijkgestelden.
Artikel 42 Hoogte van de eigen bijdrage
Het maximum van de eigen bijdrage als bedoeld in artikel 12, lid 1 b, van de verordening bedraagt:
voor de ongehuwde persoon die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, nog niet heeft bereikt € 19,40 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn bijdrageplichtig inkomen meer bedraagt dan € 22.331. Het bedrag van € 19,40 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat inkomen en € 22.331;
voor de ongehuwde die de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, heeft bereikt € 19,40 per vier weken, met dien verstande dat indien zijn bijdrageplichtig inkomen meer bedraagt dan € 16.634 het bedrag van € 19,40 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat inkomen en € 16.634;
voor de gehuwde personen indien een van beide de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, nog niet heeft bereikt of beiden die leeftijd nog niet hebben bereikt € 27,60 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke bijdrageplichtig inkomen meer bedraagt dan € 27.917 het bedrag van € 27,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat gezamenlijke inkomen en € 27.917;
voor de gehuwde personen die beiden de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, hebben bereikt € 27,60 per vier weken, met dien verstande dat indien hun gezamenlijke bijdrageplichtig inkomen meer bedraagt dan € 23.046 het bedrag van € 27,60 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat gezamenlijke inkomen en € 23.046.
HOOFDSTUK 12 WAARDERING VAN MANTELZORGERS
Artikel 43 Jaarlijkse waardering mantelzorgers
Het Mantelzorgcentrum ontvangt jaarlijks een budget voor de uitvoering van het blijk van waardering voor mantelzorgers, die woonachtig zijn in de gemeente Den Helder. Het Mantelzorgcentrum biedt jaarlijks na overleg met de gemeente en relevante ketenpartners een extra ondersteuningsaanbod voor mantelzorgers aan voor diverse doelgroepen. Het aanbod kan onder meer bestaan uit:
Het college draagt zorg voor adequate informatie over het beschikbare ondersteuningsaanbod.