Organisatie | Berg en Dal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel kinderopvang gemeente Groesbeek 2015 |
Citeertitel | Beleidsregel kinderopvang gemeente Groesbeek 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | kinderopvang |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-02-2015 | 01-01-2015 | nieuw beleid | 24-02-2015 www.officielebekendmakingen.nl, Gemeenteblad van 26 februari 2015, nr 16630 | Onbekend |
HOOFDSTUK 2. GRONDEN VOOR TEGEMOETKOMING
Een ouder heeft voor een berekeningsjaar aanspraak op een tegemoetkoming in aanvulling op de kinderopvangtoeslag als bedoeld in artikel 1.13 van de wet, indien de ouder in dat jaar:
algemene bijstand of een uitkering ontvangt op grond van de Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen of de Algemene nabestaandenwet, en gebruik maakt van een voorziening, gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onder a, van de Wet werk en bijstand, artikel 34, eerste lid, onder a, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en artikel 34, eerste lid, onder a, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, die de noodzaak tot kinderopvang met zich brengt,
HOOFDSTUK 4. VERLENING VAN DE TEGEMOETKOMING
Het college weigert de tegemoetkoming indien:
de opvang niet noodzakelijk is in het kader van de bedoeling van de wet; een ouder als bedoeld in artikel 2 moet deelnemen aan een voorziening gericht op arbeidsinschakeling (inclusief sociale activering gericht op arbeidsinschakeling) als bedoeld in artikel 7, eerste lid van de WWB respectievelijk de IOAW en IOAZ, die de noodzaak tot kinderopvang met zich mee brengt ( zie artikel 2, eerste lid).
Toelichting op de Beleidsregel Kinderopvang
De hoofdregel van de wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wko) is dat ouders een tegemoetkoming kunnen krijgen voor de kosten van kinderopvang als zij werk en zorg combineren. In een aantal bijzondere gevallen kunnen ouders die geen inkomen uit arbeid hebben, toch aanspraak maken op een tegemoetkoming.
Wanneer, als gevolg van sociaal medische problematiek van de ouder/verzorger en/of kinderen, er een ontwikkelingsachterstand dreigt voor deze kinderen en de ouder/verzorger niet werkt of een traject volgt gericht op re-integratie, kan de ouder/verzorger een aanvraag doen voor vergoeding van kosten voor kinderopvang in het kader van een sociaal medische indicatie kinderopvang (SMI).
In de herindelingsgemeenten zijn tot op heden verordeningen van kracht, gebaseerd op de toenmalige Wet kinderopvang die de tegemoetkoming inzake de sociaal medische indicatie regelen.
In artikel 1.13 van de Wko is opgenomen, dat het college een tegemoetkoming kan verstrekken in aanvulling op de kinderopvangtoeslag. Het ligt dan ook voor de hand de daarop betrekking hebbende bepalingen onder te brengen in beleidsregels. Deze beleidsregels regelen de vaststelling van de tegemoetkoming aan ouders die behoren tot de groep personen die in de Wko zijn vermeld.
Een tegemoetkoming voor kinderopvang is naast de in de Wko genoemde doelgroepen mogelijk bij de aanwezigheid van een SMI. Van een SMI is sprake als de ouder, de partner en/of het kind lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke of psychische beperkingen (of een combinatie daarvan) heeft waardoor kinderopvang noodzakelijk is. Er kan ook sprake zijn van een sociaal medische indicatie als de kinderopvang noodzakelijk is voor een goede en gezonde ontwikkeling van het kind. De ouder kan zelf een verklaring overleggen van bijvoorbeeld een behandelend huisarts, medisch specialist, consultatiebureau of maatschappelijk werk. De gemeente kan (aanvullend) advies opvragen bij een onafhankelijk adviesorgaan (bijvoorbeeld de GGD of een second opinion bij een andere huisarts) om de noodzaak van de kinderopvang op grond van sociaal-medische redenen, de indicatie, vast te stellen.
De indicatie bevat in ieder geval:
Als er sprake is van een passende voorliggende voorziening, is een tegemoetkoming voor kinderopvang op grond van sociaal-medische problematiek door de gemeente niet mogelijk. Het college weigert de tegemoetkoming, indien er sprake is van een voorliggende voorziening. Tot een voorliggende voorziening wordt in ieder geval gerekend een voorziening op grond van:
Aanvraag en verlening tegemoetkoming
Als de noodzaak van kinderopvang op grond van sociaal medische indicatie is vastgesteld kan de aanvraag verder in behandeling worden genomen.
In de beleidsregels is opgenomen welke stukken bij de aanvraag moeten worden overgelegd en voor de aanvraag een aanvraagformulier beschikbaar wordt gesteld.
Hoogte en duur van de tegemoetkoming
In artikel 1.8 van de Wko is geregeld, dat ouders, die aanspraak hebben op een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang, een inkomensafhankelijke bijdrage betalen. Ouders/verzorgers met een inkomen op minimum niveau ontvangen een tegemoetkoming die vrijwel alle kosten dekt. Met betrekking tot de tegemoetkoming aan sociaal medisch geïndiceerde personen wordt de hoogte van de tegemoetkoming afgestemd op het inkomen van de aanvrager.
De tegemoetkoming wordt maximaal verleend tot 31 december van een kalenderjaar. Verder wordt een tegemoetkoming in aanvulling op de kinderopvangtoeslag verstrekt, zodanig dat het totaal van de kinderopvangtoeslag en de tegemoetkoming niet meer bedraagt dan de kosten van kinderopvang.