Organisatie | Peel en Maas |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel verhaal Participatiewet |
Citeertitel | Beleidsregel verhaal Participatiewet |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | geen |
Deze regeling heeft terugwerkende kracht
Participatiewet
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
08-01-2015 | 01-01-2015 | 01-01-2017 | nieuwe regeling | 05-01-2015 | 1894/2014/589412 |
BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN PEEL EN MAAS;
Gelet op het bepaalde in artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;
Gelet op het bepaalde in artikel 55 en 62 Participatiewet;
Gelet op het bepaalde in artikel 6 van de verordening bestrijding misbruik en oneigenlijk gebruik WWB, IOAW en IOAZ;
Overwegende dat het wenselijk is beleidsregels vast te stellen voor het gebruik maken van de bevoegdheid van het opleggen van een verplichting tot het eisen van alimentatie en het verhalen van bijstand op onderhoudsplichtigen.
Vast te stellen de volgende beleidsregel:
In deze beleidsregel worden de volgende afkortingen en begrippen gehanteerd:
a.Bijstandsnorm : de op de leef- en woonsituatie van toepassing zijnde bijstandsnorm zoals bedoeld in artikel 4, 20, 21, 22, 22a, 23 en 24 van de wet inclusief de van toepassing zijnde van de wet inclusief de van toepassing zijnde verlaging zoals bedoeld in artikel 27 en 28 van de Participatiewet, inclusief reservering vakantiegeld;
Artikel 2 Bevoegdheid tot verhaal
Het college verhaalt de kosten van bijstand naar de regels aangegeven in hoofdstuk 6.5 van de Participatiewet.
Burgemeester en wethouders maken gebruik van de bevoegdheid tot het verhalen vankosten van bijstand;
Op degene aan wie de persoon die bijstand ontvangt of heeft ontvangen een schenkingheeft gedaan voor zover bij het besluit op de aanvraag met de geschonken middelenrekening zou zijn gehouden als de schenking niet had plaatsgevonden, tenzij gelet op alleomstandigheden aannemelijk is geworden dat de schenker op het moment van de schenking de noodzaak tot het verkrijgen van bijstand redelijkerwijze niet heeft kunnen voorzien;
Artikel 7 Geheel of gedeeltelijk afzien van het nemen van een verhaalsbesluit
Burgemeester en wethouders kunnen afzien af van het nemen van een verhaalsbesluit als:
Artikel 8 Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek
In afwijking van artikel 12 kunnen burgemeester en wethouders, op verzoek van
degene op wie verhaald wordt, besluiten gedeeltelijk af te zien van verhaal van kosten
van bijstand voor zover het betreft verschuldigde verhaalsbedragen die op het moment
van het besluit opeisbaar zijn, als:
1.redelijkerwijs te voorzien is dat degene op wie wordt verhaald niet zal kunnen
voortgaan met het betalen van zijn schulden;
2.redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen
van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen en;
3.de vordering van de gemeente wegens verhaal van bijstand tenminste zal worden
voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.
Artikel 9 Intrekking van het besluit tot afzien van verhaal wegens schuldenproblematiek
Het besluit tot het gedeeltelijk afzien van verhaal wordt ingetrokken of ten nadele van debelanghebbende gewijzigd als:
1.niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregelingtot stand gekomen is, die voldoet aan de eisen bedoeld in de artikel 15 genoemdevoorwaarden a,b en c;
2.de belanghebbende zijn schuld aan de gemeente niet overeenkomstig de
3.onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste ofvolledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.
Artikel 10 Beoordeling van mate en duur van de onderhoudsplicht
Maatstaven voor vaststellen verhaalsbedrag
Bij de beoordeling van het bestaan van het verhaalsrecht als bedoeld in artikel 5 onder 1, 2, en 3 en de omvang van het te verhalen bedrag wordt rekening gehouden met de maatstaven die gelden en de omstandigheden die van belang zijn als de rechter moet beslissen over de vraag of en, zo ja, tot welk bedrag een uitkering tot levensonderhoud na echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed zou moeten worden toegekend.
Artikel 11 Verhalen op grond van een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud
Als een rechterlijke uitspraak over levensonderhoud verschuldigd op grond vanBoek 1 van het Burgerlijk Wetboek die uitvoerbaar is, niet wordt nagekomen én aan belanghebbende geen verplichting kan worden opgelegd zoals gesteld in artikel 4 lid 2, wordt verhaald in overeenstemming met deze uitspraak. Het besluit tot verhaal wordt in dat geval per brief meegedeeld aan degene op wie wordt verhaald, met de aanmaning het verschuldigde
binnen dertig dagen na verzending van de brief te voldoen.
Als aan de aanmaning geen gevolg wordt gegeven verhaalt de gemeente het verschuldigdetenzij onderhoudsplichtige bijstand ontvangt. Het besluit tot verhaal levert een executoriale titelop, die op kosten van de schuldenaarwordt betekend en met toepassing van de voorschriften van het Wetboek van BurgerlijkeRechtsvordering ten uitvoer wordt gelegd. De onderhoudsgerechtigde wordt in kennis gesteldvan het verhaalsbesluit.
Artikel 12 Wijziging van een door de rechter vastgesteld bedrag levensonderhoud
De gemeente zal hier alleen toe overgaan, als de onderhoudsbijdrage meer dan € 50,00 per maand hoger vastgesteld wordt op grond van de draagkrachtberekening. De onderhoudsplichtige wordt hierover schriftelijk geïnformeerd. Bij een verlaging van de onderhoudsbijdrage op grond van de draagkrachtberekening moet de onderhoudsplichtige zelf een verzoek hiertoe bij de Rechtbank in dienen. Een gerechtelijke alimentatiebeschikking die op basis van draagkrachtberekening is vastgesteld en niet ouder dan drie jaar, wordt gevolgd.
Artikel 13 Het verhaalsbesluit
Een besluit tot verhaal op grond van artikel 12 wordt door het college aan degene opwie verhaal wordt gezocht meegedeeld. Het besluit vermeldt het bedrag of de bedragenwaarvan, evenals de termijn of termijnen waarbinnen, betaling wordt verlangd. Bijverhaal op de nalatenschap kan de mededeling worden gericht tot de langstlevendeechtgenoot of een der erfgenamen die bij de afwikkeling van de nalatenschap zijnbetrokken.
Als de belanghebbende niet uit eigen beweging bereid is de verlangde gelden aan degemeente te betalen of niet of niet tijdig tot betaling overgaat, kunnen burgemeester enwethouders besluiten tot verhaal in rechte. Burgemeester en wethouders zien af vanverhaal in rechte als het te verhalen bedrag een bedrag van € 600,00 niet te bovengaat.
Artikel 15 Heronderzoek naar draagkracht
Tenminste één keer per drie jaar verrichten burgemeester en wethouders onderzoek naar dedraagkracht voor het voldoen van een verhaalsbijdrage. Als gewijzigdeomstandigheden daartoe aanleiding geven wordt als gevolg van dit onderzoek debetalingsverplichting gewijzigd vastgesteld. Wijziging van de betalingsverplichtinggebeurt niet als de draagkracht ten opzichte van het vorige verhaalsbesluit met niet meerdan € 50,00 per maand vermeerderd is of met een bedrag van € 25,00 per maand isverminderd.
Artikel 16 Invordering door vereenvoudigd derdenbeslag
Als de belanghebbende niet bereid is de door de rechter vastgestelde bijdrage voorlevensonderhoud of de op verzoek van de gemeente vastgestelde bijdrage te voldoen danwordt die uitspraak ten uitvoer gelegd door middel van executoriaal beslagovereenkomstig de artikelen 479b tot en met 479g, behoudens artikel 479e lid 2 van hetWetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, indien strikte toepassing van deze beleidsregels leidt tot onbillijkheden van zwaarwegende aard.
Panningen, 5 januari 2015
Burgemeester en wethouders van de gemeente Peel en Maas,
de gemeentesecretaris/directeur, de burgemeester,
drs. H. Mensink W.J.G. Delissen-van Tongerlo
Toelichting beleidsregel verhaal Participatiewet
Het college wil op een zo effectief en efficiënt mogelijke wijze uitvoering geven aan de bevoegdheid om uitkering te verhalen op onderhoudsplichtige. Uitgangspunt hierbij is de (financiële) zelfredzaamheid van bijstandsgerechtigde te bevorderen, ook als hij of zij geen recht meer heeft op bijstand.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 2 Bevoegdheid tot verhaal
Verhaal van verleende bijstand is een gemeentelijke bevoegdheid en is mogelijk in drie situaties:
wanneer er sprake is van een wettelijke onderhoudsplicht, op de nalatenschap van diegene diebijstand heeft ontvangen en op de persoon aan wie de persoon bijstand ontvangt of heeft ontvangeneen schenking heeft gedaan. In bepaalde gevallen kan de minderjarige, die vermogend is of wordt,aangesproken worden op de onderhoudsverplichting ten opzichte van zijn ouder of ouders.
Uitgangspunt is om gebruik te maken van de in de Participatiewet genoemde mogelijkheden om kosten van bijstand te verhalen. Een en ander past binnen de financiële verantwoordelijkheid van de gemeente voor de bijstandsmiddelen. Het college maakt gebruik van de hierboven bedoelde bevoegdheid in de gevallen en op grond van de bepalingen in deze beleidsregel.
In artikel 62 van de Participatiewet worden de verhaalsmogelijkheden beschreven t.a.v. de onderhoudsplicht van de (ex)echtgenoot en/of minderjarige kinderen.
Ten aanzien van de echtgenoten is niet van belang of een echtscheiding al dan niet heeftplaatsgevonden. Tijdens het huwelijk is altijd sprake van onderlinge onderhoudsplicht, dus ookgedurende de echtscheiding. Wanneer de echtscheiding heeft plaatsgevonden, d.w.z. deechtscheiding is ingeschreven in de Registers van de Burgerlijke Stand, dan wordt verder verhaald op grond van artikel 62 aanhef en onderdeel b van de Participatiewet.
Deze beide bepalingen zijn eveneens van toepassing op verhaal ten behoeve van minderjarigekinderen in het gezin van de bijstandsgerechtigde.
De te verhalen bijstand betreft hierbij uitsluitend de (bruto) algemene bijstand. Bijzondere bijstand en leenbijstand wordt dus niet op de onderhoudsplichtige verhaald.
De duur van de onderhoudsplicht naar de ex-echtgenoot is wettelijk gelimiteerd tot 12 jaar vanaf de datum van inschrijving van de echtscheiding in de Registers van de Burgerlijke Stand. De limitering geldt voor echtscheidingen, die ná 1 juli 1994 zijn ingeschreven. In bijzondere, en vrij zeldzame gevallen kan de rechtbank, op verzoek deze duur verlengen. Oudere echtscheidingen zijn nog onderworpen aan het oude Burgerlijk Wetboek, waarbij de onderhoudsplicht niet is gelimiteerd. In dergelijke gevallen behoort de onderhoudsplichtige, in het algemeen 15 jaar na de echtscheiding, de rechtbank om beëindiging van zijn onderhoudsverplichtingen verzoeken.
Overigens geeft het Burgerlijk Wetboek nog een limitering aan, in gevallen waarbij het huwelijk korter dan 5 jaar heeft geduurd én er geen kinderen uit dit huwelijk zijn voortgekomen. In deze gevallen is de duur van de onderhoudsverplichtingen jegens de gewezen echtgenoot van rechtswege beperkt tot de duur van het huwelijk.
Artikel 3 lid a behoeft geen toelichting.
Artikel 3 lid b geeft aan dat het college altijd aansluit bij de in het alimentatievonnis vastgestelde alimentatiebedrag. Een alimentatievonnis met een zgn. ‘nihil-beding’ valt niet onder dit artikel. Met het genoemde ‘nihil-beding’ geven een of beide ex-partners aan af te zien van alimentatie zonder dat hiervoor een financiële reden aan ten grondslag hoeft te liggen. Ingeval van een alimentatievonnis met ‘nihil-beding’ of ingeval er geen alimentatievonnis is, dan zal eerst een administratief onderzoek plaatsvinden (via polisgegevens Suwinet) om vast te stellen of de onderhoudsplichtige over draagkracht beschikt. Dit betekent dat uit Suwinet moet blijken dat onderhoudsplichtige een inkomen heeft van minimaal de voor hem/haar geldende bijstandsnorm + € 250,00 (ivm kosten zorgverzekering en woonlasten). Laatstgenoemde verhoging is een indicatie om het onderzoeksproces werkbaar te houden. Zijn de inkomsten van onderhoudsplichtige hoger én het alimentatievonnis is ouder dan 3 jaar, dan kan aan belanghebbende de verplichting worden opgelegd een nieuw alimentatievonnis te eisen, zoals vastgesteld in artikel 4 Ook in deze situatie blijft belanghebbende dus verantwoordelijk.
Artikel 4 Verplichting tot het (op)eisen van alimentatie
Met dit artikel maakt het college gebruik van de mogelijkheid om de bijstandsgerechtigde teverplichten zijn of haar medewerking te verlenen om de onderhoudsbijdrage van deonderhoudsplichtige af te dwingen. De onderhoudsverplichting wordt door ons college beschouwd als een voorliggende voorziening conform artikel 5 sub e van de Participatiewet, een voorziening buiten de wet waarop de belanghebbende aanspraak kan maken dan wel een beroep op kan doen.
Voordat deze verplichting wordt opgelegd zal eerst een globaal onderzoek verricht worden naar de mogelijk beschikbare draagkracht van de onderhoudsplichtige. Dit gebeurt aan de hand van de uit Suwinet beschikbare informatie met betrekking tot het inkomen van onderhoudsplichtige en informatie van onderhoudsgerechtigde zoals omschreven in deze toelichting bij artikel 3 sub b. Als uit dit onderzoek blijkt dat onderhoudsplichtige geen draagkracht zal hebben, bijvoorbeeld als laatstgenoemde een zelf ook een bijstandsuitkering heeft, dan zal deze verplichting niet worden opgelegd.
Ingeval belanghebbende al een alimentatievonnis heeft maar onderhoudsgerechtigde weigert om alimentatie te betalen, dan wordt aan belanghebbende de verplichting opgelegd tot invordering over te gaan bij voorkeur door inschakeling van het LBIO. Hieraan zijn er namelijk geen kosten verbonden voor belanghebbende in tegenstelling tot het inschakelen van een deurwaarder.
Het staat belanghebbende echter vrij om hiervoor een deurwaarder in te schakelen.
Gedurende de periode waarin onderhoudsgerechtigde de procedure heeft gestart om de verschuldigde alimentatie te ontvangen maar hierover nog niet kan beschikken, wordt deze niet in mindering gebracht op de bijstandsuitkering. Korting van alimentatie op de bijstandsuitkering vindt plaats vanaf het moment dat onderhoudsgerechtigde deze ook daadwerkelijk ontvangt. Daarnaast wordt de ontvangen alimentatie toegerekend naar de periode waarop deze betrekking heeft.
Het gaat hier om de verhaalsbijdrage die door het college wordt opgelegd ingeval er niet op grond van artikel 3 en 4 afgezien kan worden van verhaal dan wel geen verplichting aan bijstandsgerechtigde opgelegd kan worden. Verhaalsbijdragenopgelegd bij rechterlijke uitspraak worden onverkort ingevorderd en niet verminderd.
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 7 Geheel of gedeeltelijk afzien van het nemen van een verhaalsbesluit
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 8 Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek
Voor dit artikel geldt in het bijzonder, dat het hierbij gaat om verhaalsbijdragen, die op het momentvan het besluit tot kwijtschelding opeisbaar zijn. Daarbij behoort er tevens sprake te zijn van een
Er wordt expliciet gesproken van verhaalsbijdragen, en niet van onderhoudsbijdragen.
Dit betekent, dat alleen die verhaalsbijdragen bij de regeling kunnen worden betrokken, waarvoor eenexecutoriale titel voorhanden is, met andere woorden, bijdragen die al in rechte zijn vastgesteld opgrond van artikel 62b Participatiewet.
Artikel 9 Intrekking van het besluit tot afzien van verhaal wegens schuldenproblematiek
Voor dit artikel geldt dat nadrukkelijk moet worden bedacht, dat de onderhoudsverplichting, dus de betalingsverplichting van in rechte gestelde onderhoudsbijdragen, ook ná het besluit tot kwijtschelding blijft voortduren. Daarom is het van groot belang, dat daarmee rekening wordt gehouden bij een voortduring van de onderhoudsverplichting. Dit leidt ertoe, dat de schuldhulpverlener bij de draagkracht van de onderhoudsplichtige ten behoeve van zijn schuldregeling rekening moet houden met de lopende verplichting. Dit moet nadrukkelijk in de brief aan de onderhoudsplichtige of de schuldhulpverlener worden vermeld.
De voorwaarde dat alleen de opeisbare bijdragen in de schuldregeling kunnen worden betrokken, impliceert dat bijdragen, die (nog) niet in rechte zijn vastgesteld, niet kunnenworden kwijtgescholden. Tegelijkertijd zijn deze niet (via een dwangmaatregel) invorderbaar.
In beginsel zal worden ingestemd met de aangeboden regeling. Het oorspronkelijke verhaalsbesluitblijft gehandhaafd, echter de opboeken (en invordering) zal achterwege blijven zolang deonderhoudsplichtige naar behoren meewerkt aan de schuldregeling.
Gedurende de schuldregeling zal periodiek in een heronderzoek worden nagegaan, of deonderhoudsplichtige nog naar behoren meewerkt. Mocht blijken dat dit niet (meer) het geval is, danzal het verhaalsbesluit alsnog geëffectueerd worden, wat inhoudt dat de nog niet geboekte
verhaalsbijdragen alsnog worden geboekt en bij de onderhoudsplichtige worden geïncasseerd. Inindividuele gevallen kan verhaal in rechte worden ingesteld. Na afloop van de schuldregeling zal eennieuw verhaalsonderzoek worden uitgevoerd, omdat immers dan de onderhoudsplichtige geacht wordt schuldenvrij te zijn.
Artikel 10 Beoordeling van mate en duur van de onderhoudsplicht
Lid 1 Maatstaven voor vaststellen verhaalsbedrag:
Het betreft hier de uitvoering van de zogeheten Tremanormen, volgens het Rapportalimentatienormen van de NVvR. Deze normen worden door de rechtbanken gehanteerd bij devaststelling van de alimentatie en voorzien in zowel een zogenaamde netto- als een bruto berekening.
Lid 2 Geen splitsing verhaalsbedrag:
Wanneer zowel voor de (ex-)echtgenoot als voor de kinderen een verhaalsbijdrage moet wordenopgelegd, dan dient de verhaalsbijdrage te worden vastgesteld op het gehele voor verhaalbeschikbare bedrag. Er wordt geen splitsing gemaakt in een deel dat als partneralimentatie wordt
aangemerkt, en een deel dat als kinderalimentatie dient. De bijstand, die aan een alleenstaande ouder wordt verstrekt, kan niet worden gesplitst in een deel dat ten behoeve van de verzorgende ouder komt, en een deel dat specifiek bedoeld is voor de kinderen. De bijstand is immers onsplitsbaar.
Wel wordt een overzicht opgenomen waaruit blijkt hoe de verschuldigde verhaalsbijdrage isvastgesteld. In dit overzicht wordt vermeld hoeveel kinder- en partneralimentatie deonderhoudsplichtige verschuldigd is. De onderhoudsplichtige kan de verschuldigde kinderalimentatie
vervolgens opnemen in zijn belastingaangifte.
Deze behoeven geen toelichting.
Artikel 11 Verhalen op grond van een rechterlijke uitspraak betreffende
In rechte vastgestelde verhaalsbijdragen zijn bevoorrecht op grond van artikel 62i Participatiewet. Tevens kan met een executoriale verhaalsbeschikking een vereenvoudigd executoriaal beslag worden gelegd.
Dit geldt dus voor verhaalsvorderingen die door de rechter zijn vastgesteld, maar is ook voorverhaalsvorderingen ingevolge artikel 62 onder b (vereenvoudigd beslag). In gevallen waarbij derechtbank al een alimentatieverplichting heeft vastgesteld, dan kan de invordering van de
achterstallige alimentatie worden overgedragen aan het LBIO.
Artikel 12 Wijziging van een door de rechter vastgesteld bedrag levensonderhoud
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 13 Het verhaalsbesluit
Dit artikel behoeft geen toelichting.
In dit artikel is vastgesteld dat geen invorderingsmaatregelen worden ondernomen als het totaal van de verhaalsvordering niet meer dan € 600,00 bedraagt op grond van doelmatigheidsoverwegingen.
Artikel 15 Heronderzoek naar draagkracht
Dit artikel behoeft geen toelichting.
Artikel 16 Invordering door vereenvoudigd derdenbeslag
Dit artikel behoeft geen toelichting.
In bijzondere gevallen dient, wanneer zich daartoe bijzondere omstandigheden voordoen, demogelijkheid aanwezig te zijn om af te wijken van het gestelde in deze beleidsregel. Dit artikel geeftaan burgemeester en wethouders daartoe de bevoegdheid.