Organisatie | Bonaire |
---|---|
Organisatietype | Caribisch openbaar lichaam |
Officiële naam regeling | EILANDSBESLUIT VAN ALGEMENE STREKKING van 23 OKT 2013 no. 1 tot het vaststellen van een Regeling onderstand en uitkering bij wijze van pensioen en het intrekken van de Regeling onderstand bij wijze van pensioen (Eilandsbesluit onderstand en uitkering bij wijze van pensioen 2013) |
Citeertitel | Regeling onderstand en uitkering bij wijze van pensioen 2013 |
Vastgesteld door | Bestuurscollege |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Regeling onderstand bij wijze van pensioen.
De gegevens van inwerkingtreding zijn ontleend aan de bron van afkondiging van de tekstplaatsing.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
31-10-2013 | 01-01-2013 | Nieuwe regeling | 23-10-2013 A.B. 2013, no. 7 | Onbekend |
HET BESTUURSCOLLEGE VAN HET OPENBAAR LICHAAM BONAIRE:
dat de Regeling onderstand bij wijze van pensioen (AB 1983, no. 10) is verouderd;
dat de grondslag voor het toekennen van uitkeringen bij wijze van pensioen zoals opgenomen in de Landsverordening leeftijdsgrens ambtenaren (PB 1959, no. 126) is vervallen;
dat in de vergadering van het bestuurscollege van 5 maart 2013 is besloten om aanpassingen
dat in verband met het vorenstaande het wenselijk en noodzakelijk is om een nieuwe regeling vast te stellen ten einde de aanspraken op onderstand en uitkering bij wijze van pensioen te waarborgen en de Regeling onderstand bij wijze van pensioen (AB 1983, no. 10) in te trekken.
het Besluit leeftijdsgrens ambtenaren BES;
de circulaire van de minister-president van 7 april 1981, no. 4089/PZ;
de Regeling onderstand bij wijze van pensioen (AB 1983, no. 10),
artikel VII, lid 1, onderdeel B, van de Invoeringslandsverordening rechtspositionele regelingen 1996 (PB 1997, no. 313), en het Wachtgeldbesluit overheidsdienaren BES
het besluit van het bestuurscollege van 5 februari 2013 (archiefnummer 2013001708);
vast te stellen het navolgende eilandsbesluit, van algemene strekking:
Hoofdstuk 1 Onderstand bij wijze van pensioen
Onderstand bij wijze van pensioen wordt toegekend:
in geval van ontslag op grond van de opheffing van de door betrokkene beklede betrekking of tengevolge van een reorganisatie van de dienst, indien betrokkene tenminste 5 dienstjaren heeft volbracht, heeft de gewezen arbeider en werkster aanspraak op onderstand bij wijze van pensioen ingaande het tijdstip waarop betrokkene de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt en op grond van fictieve doortelling het aantal van 25 dienstjaren is bereikt.
Ieder jaar wordt de onderstand bij wijze van pensioen geïndexeerd met het percentage gelijk aan het consumentenprijsindexcijfer wat geldt voor Bonaire.
Bij de uitbetaling van de onderstand bij wijze van pensioen in de maand december wordt een eindejaarsuitkering ad USD 300,= uitgekeerd.
Na het overlijden van een gewezen arbeider of werkster, die in het genot was van onderstand bij wijze van pensioen, wordt aan diens weduwe of weduwnaar een bedrag uitgekeerd gelijk aan drie maal het bedrag van de maandelijkse onderstand bij wijze van pensioen van de overledene op het tijdstip van overlijden.
Indien de overledene geen weduwe of weduwnaar nalaat, geschiedt de uitkering ten behoeve van de minderjarige wettige of erkende natuurlijke kinderen van de overledene. Ontbreken ook zodanige kinderen, dan geschiedt de uitkering, indien de overledene kostwinner was van ouders, broers of zussen of meerderjarige kinderen, ten behoeve van deze betrekkingen.
Laat de overledene ook geen betrekkingen na als bedoeld in het tweede lid, dan kan het bedrag als bedoeld in het eerste lid geheel of ten dele worden uitgekeerd voor de betaling van de kosten van de laatste ziekte en de begrafenis, indien de nalatenschap van de overledene voor de betaling van die kosten niet toereikend is.
De onderstand bij wijze van pensioen van de weduwe of weduwnaar van de gewezen arbeider of werkster bedraagt vijf achtste gedeelte van de onderstand bij wijze van pensioen waarop de gewezen arbeider of werkster recht of uitzicht op zou hebben gehad, indien de arbeider of werkster met ingang van de dag na overlijden ontslag zou zijn verleend.
De onderstand bij wijze van pensioen voor wezen van de gewezen arbeider of werkster bedraagt:
voor elk kind, waarvan de ouder aan het overlijden van de gewezen arbeider of werkster recht op onderstand bij wijze van pensioen ontleent, een achtste van de onderstand bij wijze van pensioen, berekend overeenkomstig artikel 8. Wanneer de onderstand bij wijze van pensioen van de weduwe of weduwnaar van de gewezen arbeider of werkster, wegens het aangaan van een nieuw huwelijk, overlijden of vermissing, is geëindigd, wordt de onderstand bij wijze van pensioen verhoogd tot twee achtste van het bedrag waarvan het is afgeleid;
Onder wezen als bedoeld in artikel 9 wordt verstaan:
de kinderen van een gewezen arbeider of werkster tot wie het kind niet in familierechtelijke betrekking stond, die de leeftijd van 21 jaar nog niet hebben bereikt en niet gehuwd zijn, of gehuwd zijn geweest, indien ten behoeve van deze kinderen ten tijde van overlijden een onderhoudsplicht krachtens artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek BES was opgelegd, dan wel bij authentieke akte een onderhoudsplicht was erkend;
de onder a tot en met c genoemde kinderen die de leeftijd van 21 jaar maar nog niet van 25 jaar hebben bereikt en niet gehuwd zijn, of gehuwd zijn geweest en van wie behoudens in geval van ziekte of vakantie geheel of grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs;
de onder a. tot en met c. genoemde kinderen die de leeftijd van 21 jaar maar nog niet van 25 jaar hebben bereikt en niet gehuwd zijn, of gehuwd zijn geweest en die naar het oordeel van het bestuurscollege ten gevolge van ziekte of gebreken blijvend buiten staat zijn om met arbeid die voor hun krachten is berekend, een derde te verdienen van hetgeen lichamelijk en geestelijk gezonde kinderen van gelijke leeftijd in staat zijn met zodanige arbeid te verdienen.
De weduwe, weduwnaar of wezen als bedoeld in de artikelen 8, 9 en 10 hebben geen recht op onderstand bij wijze van pensioen, indien het huwelijk of de familierechtelijke betrekkingen, waaraan dat recht zou kunnen worden ontleend is gesloten of zijn ontstaan, nadat het ontslag van de gewezen arbeider of werkster was ingegaan.
Hoofdstuk 2 Uitkering bij wijze van pensioen
Uitkering bij wijze van pensioen wordt toegekend:
in geval van ontslag op grond van de opheffing van de door betrokkene beklede betrekking of tengevolge van een reorganisatie van de dienst, indien betrokkene tenminste 5 dienstjaren heeft volbracht, heeft de gewezen ambtenaar of arbeidscontractant aanspraak op uitkering bij wijze van pensioen ingaande het tijdstip waarop betrokkene de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt en op grond van fictieve doortelling het aantal van 20 dienstjaren is bereikt.
Ieder jaar wordt de uitkering bij wijze van pensioen geïndexeerd met het percentage gelijk aan het consumentenprijsindexcijfer wat geldt voor Bonaire.
Bij de uitbetaling van de uitkering bij wijze van pensioen in de maand december wordt een eindejaarsuitkering ad USD 300,= uitgekeerd.
Na het overlijden van een gewezen ambtenaar of arbeidscontractant, die in het genot was van uitkering bij wijze van pensioen, wordt aan diens weduwe of weduwnaar een bedrag uitgekeerd gelijk aan drie maal het bedrag van de maandelijkse uitkering bij wijze van pensioen van de overledene op het tijdstip van overlijden.
Indien de overledene geen weduwe of weduwnaar nalaat, geschiedt de uitkering ten behoeve van de minderjarige wettige of erkende natuurlijke kinderen van de overledene. Ontbreken ook zodanige kinderen, dan geschiedt de uitkering, indien de overledene kostwinner was van ouders, broers of zussen of meerderjarige kinderen, ten behoeve van deze betrekkingen.
Laat de overledene ook geen betrekkingen na als bedoeld in het tweede lid, dan kan het bedrag als bedoeld in het eerste lid geheel of ten dele worden uitgekeerd voor de betaling van de kosten van de laatste ziekte en de begrafenis, indien de nalatenschap van de overledene voor de betaling van die kosten niet toereikend is.
De uitkering bij wijze van pensioen van de weduwe of weduwnaar van de gewezen ambtenaar of arbeidscontractant bedraagt vijf zevende gedeelte van de uitkering bij wijze van pensioen waarop de gewezen ambtenaar of arbeidscontractant recht of uitzicht op zou hebben gehad, indien de ambtenaar of arbeidscontractant met ingang van de dag na overlijden ontslag was verleend.
De uitkering bij wijze van pensioen voor wezen van de gewezen ambtenaren of arbeidscontractanten bedraagt:
voor elk kind, waarvan de ouder aan het overlijden van de gewezen ambtenaar of arbeidscontractant recht op uitkering bij wijze van pensioen ontleent, een zevende van de uitkering bij wijze van pensioen, berekend overeenkomstig artikel 20. Wanneer de uitkering bij wijze van pensioen van de weduwe of weduwnaar van de gewezen ambtenaar of arbeidscontractant, wegens het aangaan van een nieuw huwelijk, overlijden of vermissing, is geëindigd, wordt de uitkering bij wijze van pensioen verhoogd tot twee zevende van het bedrag waarvan het is afgeleid;
Onder wezen als bedoeld in artikel 21 wordt verstaan:
de kinderen van een gewezen ambtenaar of arbeidscontractant tot wie het kind niet in familierechtelijke betrekking stond, die de leeftijd van 21 jaar nog niet hebben bereikt en niet gehuwd zijn of gehuwd zijn geweest, indien ten behoeve van deze kinderen ten tijde van overlijden een onderhoudsplicht krachtens artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek BES was opgelegd, dan wel bij authentieke akte een onderhoudsplicht was erkend;
de onder a tot en met c genoemde kinderen die de leeftijd van 21 jaar maar nog niet van 25 jaar hebben bereikt en niet gehuwd zijn of gehuwd zijn geweest en van wie behoudens in geval van ziekte of vakantie geheel of grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs;
de onder a tot en met c genoemde kinderen die de leeftijd van 21 jaar maar nog niet van 25 jaar hebben bereikt en niet gehuwd zijn, of gehuwd zijn geweest en die naar het oordeel van het bestuurscollege ten gevolge van ziekte of gebreken blijvend buiten staat zijn om met arbeid die voor hun krachten is berekend, een derde te verdienen van hetgeen lichamelijk en geestelijk gezonde kinderen van gelijke leeftijd in staat zijn met zodanige arbeid te verdienen.