Organisatie | Ommen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | 2eWijziging Gemeenschappelijke regeling Bestuursdienst Ommen-Hardenberg |
Citeertitel | Gemeenschappelijke Regeling Bestuursdienst Ommen-Hardenberg |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Wet gemeenschappelijke regelingen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
16-12-2015 | 01-01-2019 | art. 12, 13, 35 | 08-12-2015 Staatscourant, 15-12-2015 | Onbekend | |
26-02-2015 | 16-12-2015 | Onbekend | 11-02-2015 Staatscourant, 25-02-2015 | Onbekend |
De Colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de gemeenten Hardenberg en Ommen, ieder voor zover het hun eigen bevoegdheden betreft;
met het doel de kwaliteit van de gemeentelijke dienstverlening te optimaliseren, dekwetsbaarheid van de respectievelijke ambtelijke organisaties te beperken en de kosten van de uitvoering van de gemeentelijke taken zo goed mogelijk te beheersen, is besloten de gemeenschappelijke regeling Bestuursdienst Ommen-Hardenberg te treffen;
inmiddels tot een nieuwe directiestructuur is besloten;
met ingang van 1 januari 2016 de gewijzigde Wet gemeenschappelijke regeling bepaalt dat het aantal leden van het dagelijks bestuur niet meer mag bedragen dan de helft van het aantal leden van het algemeen bestuur;
de GR (artikel 12) hierop moet worden aangepast;
tevens enkele andere kleine aanpassingen kunnen plaatsvinden;
de besluiten van de gemeenteraden van Hardenberg en Ommen, respectievelijk 17 en 19 november 2015, en de toepasselijke bepalingen van de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet, de Algemene wet bestuursrecht en de Archiefwet;
de navolgende – gewijzigde – gemeenschappelijke regeling te treffen genaamd “Gemeenschappelijke Regeling Bestuursdienst Ommen-Hardenberg”, tot de vorming van een openbaar lichaam met rechtspersoonlijkheid in de zin van artikel 8 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
Artikel 2: Openbaar Lichaam en bestuurssamenstelling
Waar in deze regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, treden het Openbaar Lichaam, het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur en de Voorzitter in de plaats van respectievelijk de gemeente, de raad, het college en of de burgemeester.
2. Belang, taken en bevoegdheden
Het belang waarvoor de Regeling wordt getroffen, is het bewerkstelligen van een kwalitatief goede en doelmatige uitvoering door het Openbaar Lichaam van de door de deelnemers aan het Openbaar Lichaam opgedragen taken, zoals vastgelegd in de vastgestelde en vast te stellen verordeningen, regelingen, beleid, overige besluiten en in de jaarlijks vast te stellen begroting van de deelnemers.
Artikel 5: Bevoegdheidstoedeling
De daartoe bevoegde bestuursorganen van de deelnemers bepalen in afzonderlijke delegatie-, mandaat- en volmachtbesluiten, welke bevoegdheden die samenhangen met de taakgebieden zoals vermeld in artikel 4 van de Regeling bedoelde taken, overgedragen respectievelijk toegekend dienen te worden aan de Algemeen Directeuren van het Openbaar Lichaam.
Artikel 6: Planning- en controlcyclus
In begroting wordt een aantoonbare, evenredige relatie opgenomen tussen de (jaarlijkse) financiële bijdrage die de individuele deelnemers leveren aan de instandhouding van de Bestuursdienst en de capaciteit (in uren) die de Bestuursdienst beschikbaar stelt of heeft gesteld voor de uitvoering van de taken van de twee deelnemers.
Indien sprake is van onvoldoende kwalitatief of onzorgvuldig handelen van het Openbaar Lichaam ten aanzien van een of beide deelnemende gemeenten als gevolg waarvan schade is ontstaan of dreigt te ontstaan, wordt dit zo snel mogelijk maar uiterlijk binnen drie maanden na constatering van de geleden of dreigende schade bij het betreffende college resp. de betreffende colleges gemeld.
Over de wijze van afhandeling van aan (vertegenwoordigers van) het Openbaar Lichaam toe te rekenen schade die in het kader van de uitvoering van de taken van het Openbaar Lichaam is ontstaan, maar niet voor vergoeding door een verzekeraar in aanmerking komt, wordt besloten door het Dagelijks Bestuur.
De zittingsduur van de leden van het Algemeen Bestuur is gelijk aan die van de leden van de gemeenteraden. De leden van het Algemeen Bestuur blijven na het verstrijken van de in de vorige zin genoemde termijn hun functie waarnemen tot het tijdstip, dat de nieuwe leden (leden nieuwe Colleges van burgemeester en wethouders) door de respectieve gemeenteraden zijn aangewezen.
Artikel 9: Werkwijze Algemeen Bestuur
Het Algemeen Bestuur van het Openbaar Lichaam vergadert zo vaak als het daartoe besluit, maar tenminste tweemaal per jaar en verder als de Voorzitter of één College van burgemeester en wethouders dit onder schriftelijke opgave van de te behandelen onderwerpen verzoekt; een verzoek van het College van burgemeester en wethouders dient te worden gericht aan de Voorzitter.
In het Algemeen Bestuur heeft elk College van burgemeester en wethouders één stem. Bij staken van de stemmen treden de Colleges van burgemeester en wethouders terstond met elkaar in overleg, teneinde zo mogelijk tot een oplossing te komen. Per situatie wordt bezien welke oplossingswijze het best bij het probleem past (bijvoorbeeld mediation of juridische/financiële toetsing van de verschillende standpunten).
Artikel 12: Samenstelling, benoeming, zittingsduur
Indien er tussentijds één of meer vacatures in het Dagelijks Bestuur ontstaan, wijst het Algemeen Bestuur zo spoedig mogelijk een nieuw lid aan. Dit gebeurt op voordracht van het College van burgemeester en wethouders wiens vertegenwoordiger is afgetreden/ontslagen. Tot die tijd kunnen de resterende leden van het Dagelijks Bestuur geldige besluiten nemen.
Een lid van het Dagelijks Bestuur kan door het Algemeen Bestuur worden ontslagen als dit lid niet langer het vertrouwen van het Algemeen Bestuur geniet. De artikelen 49 en 50 Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing. Op het ontslagbesluit is artikel 7:1 Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
Artikel 13: Werkwijze Dagelijks Bestuur
In de vergadering van het Dagelijks Bestuur heeft elk college van burgemeester en wethouders één stem. Bij staken van de stemmen zal het betreffende voorstel ter besluitvorming worden voorgelegd aan het Algemeen Bestuur. Als bij het Algemeen Bestuur de stemmen eveneens staken treden de Colleges van burgemeester en wethouders terstond met elkaar in overleg, teneinde zo mogelijk tot een oplossing te komen. Per situatie wordt bezien welke oplossingswijze het best bij het probleem past (bijvoorbeeld mediation of juridische/financiële toetsing van de verschillende standpunten).
Het Dagelijks Bestuur geeft zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval binnen 30 dagen na ontvangst van het daartoe strekkende verzoek aan de raden van de Deelnemers, door tussenkomst van het betreffende College van burgemeester en wethouders, de door één of meer leden van die Raden schriftelijk gevraagde inlichtingen, waarvan het verstrekken niet in strijd is met het algemeen belang.
De Colleges van burgemeester en wethouders van de Deelnemers zijn gehouden het Dagelijks Bestuur in kennis te stellen van de bij hen in voorbereiding zijnde plannen en/of maatregelen met betrekking tot de in artikel 4 bedoelde taken, voor zover deze redelijkerwijs van belang kunnen zijn voor het functioneren van het Openbaar Lichaam.
Artikel 28: Begroting en jaarrekening
Het Dagelijks Bestuur draagt er zorg voor dat de Planning- en Control cyclus, de meerjarenbegroting voor het Openbaar Lichaam, alsmede een ontwerpbegroting van inkomsten en uitgaven voor het komend dienstjaar, voorzien van de nodige toelichtingen en specificaties, alsmede de jaarrekening, zodanig wordt ingericht dat de data van 1 augustus en 15 juli, worden gehaald.
Op wijzigingen van de begroting zijn de voorafgaande bepalingen van dit artikel – met uitzondering van de genoemde data - van overeenkomstige toepassing. Wijzigingen in de vastgestelde begroting welke geen effect hebben op het begrote financiële resultaat van het Openbaar Lichaam, worden hiervan uitgezonderd. Deze wijzigingen worden door het Algemeen Bestuur vastgesteld.
Mocht er tussen het Openbaar Lichaam en een van de Deelnemers een geschil ontstaan over de uitvoering van de taken, dan treden het Dagelijks Bestuur en het betreffende College van burgemeester en wethouders terstond met elkaar in overleg, teneinde het geschil verder te verkennen en, op te lossen.
Per situatie wordt bezien welke oplossingswijze het best bij het probleem past (bijvoorbeeld mediation of juridische/financiële toetsing van de verschillende standpunten).
10. Toetreding, wijziging, opheffing
Het college en de burgemeester van elke deelnemende gemeente kunnen, na vooraf verkregen instemming van de raad van die gemeente, besluiten dat de deelneming aan deze regeling wordt opgezegd. De raden van de overige gemeenten worden over de besluiten geïnformeerd. Een dergelijk besluit kan voor de eerste keer worden genomen drie jaar na de inwerkingtreding van deze regeling.
11. Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 36: Bestaande samenwerkingen en deelnemingen
De op het moment van inwerkingtreding van deze Regeling bestaande privaatrechtelijke, dan wel publiekrechtelijke samenwerkingsverbanden van de Deelnemers afzonderlijk of gezamenlijk met derden, blijven bestaan tot het moment waarop ieder van de Colleges en de burgemeesters van de Deelnemers, na een gezamenlijke inventarisatie daarvan met het Dagelijks Bestuur, besloten heeft welke van de per Deelnemer geïnventariseerde samenwerkingsverbanden door de betreffende gemeente gehandhaafd, dan wel opgezegd dienen te worden. In geval van opzegging kan een College en burgemeester besluiten de betreffende taken te laten uitoefenen door het Openbaar Lichaam.
Ondertekening
8december 2015,
Burgemeester en wethouders van de gemeente Ommen,
secretaris, L. Dennenberg burgemeester, mr. M. Boumans MPM
Burgemeester van de gemeente Ommen,
burgemeester, mr. M. Boumans MPM
Burgemeester en wethouders van de gemeente Hardenberg,
secretaris, J.M.G Waaijer MBA burgemeester, P.H. Snijders.
Burgemeester van de gemeente Hardenberg,
burgemeester, P.H. Snijders.
Voor nadere informatie over de argumenten die hebben geleid tot de samenwerking tussen beide gemeenten, wordt verwezen naar voorstellen van de colleges van burgemeester en wethouders van Hardenberg en Ommen aan de gemeenteraden van beide gemeenten, die hebben geleid tot richtinggevende uitspraken van beide raden van medio april 2011 om te komen tot ambtelijke samenwerking tussen beide gemeenten.
De tekst van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr) is leidend geweest bij hetopstellen van deze regeling. Artikelen waarvan de inhoud direct te herleiden is tot de tekst van de wet, worden niet nader toegelicht. De primaire doelstelling van de Colleges van B&W en de burgemeesters was het opstellen van een regeling die zo goed mogelijk aan hun wensen voldoet.
Naar aanleiding van een wijziging in de directie (benoemen van de gemeentesecretarissen als Algemeen Directeur) en van de Wgr zelf is de GR eind 2014 geactualiseerd.
In het eerste lid is een aantal relevante begrippen beschreven die in de tekst van degemeenschappelijke regeling regelmatig voorkomen.
Artikel 2: Openbaar lichaam en bestuurssamenstelling
Hier wordt het Openbaar Lichaam ingesteld. Het Openbaar Lichaam heeft de naam“Bestuursdienst Ommen-Hardenberg” en heeft bevoegdheden voor het uitvoeren van de taken van de Bestuursdienst. Het Openbaar Lichaam heeft ambtenaren en dienst en beheert de productiemiddelen. Hiertoe is het noodzakelijk dat de Bestuursdienst rechtspersoonlijkheid bezit; de Bestuursdienst is zo’n rechtspersoon. Het Openbaar Lichaam is gevestigd in Hardenberg. De regeling kent, ingevolge de Wet gemeenschappelijke regelingen (hierna: Wgr), drie bestuursorganen. Naast het Algemeen Bestuur, het Dagelijks Bestuur geldt ook de Voorzitter als een apart bestuursorgaan.
Het belangrijkste doel van de Regeling is dat de door de Deelnemers aan het Openbaar Lichaam opgedragen taken, kwalitatief goed en op een doelmatige wijze worden uitgevoerd. Hoe de opgedragen taken uitgevoerd dienen te worden, wordt nader uitgewerkt.
Artikel 4: Taken van de Bestuursdienst van de Deelnemers
De Deelnemers laten overeenkomstig het bepaalde in artikel 3 van deze Regeling, degemeentelijke taken door het Openbaar Lichaam uitvoeren. De gemeenten laten alle ambtelijke taken (met uitzondering van de functie(s) van gemeentesecretaris en raadsgriffier) door het Openbaar Lichaam uitvoeren.
Artikel 5: Algemene bevoegdheidstoedeling
De Colleges van B&W en de burgemeesters houden de bevoegdheden die ze voorafgaand aan de nieuwe ambtelijke organisatie hebben. De Colleges van B&W en de burgemeesters hebben en kunnen bepaalde bevoegdheden delegeren of mandateren aan de ambtelijke organisatie.
Daartoe is een delegatie-, mandaat- en volmachtsbesluit opgesteld waarin de verleende bevoegdheden worden opgenomen. Dit overzicht wordt periodiek geactualiseerd worden, al dan niet als gevolg van gewijzigde wet- en regelgeving.
Bij het opstellen van het delegatie-, mandaat- en volmachtsbesluit zal zo veel mogelijk getracht worden om de bevoegdheden voor de Bestuursdienst op een goed vergelijkbare dan wel (bijna) identieke wijze neer te leggen als de mandaatregelingen van de Colleges van B&W van beide gemeenten.
Artikel 6: Planning- en controlcyclus
Ingevolge de Wgr dient de begroting van het Openbaar Lichaam vastgesteld te worden voordat de gemeentelijke begrotingen vastgesteld worden. Deze begroting is gericht op de kosten voor de bedrijfsvoering.
Er is een kostenverrekenmodel opgesteld over de wijze waarop de kosten/uitgaven van het Openbaar Lichaam aan de Deelnemers worden toegerekend. Dit verrekenmodel maakt vervolgens integraal deel uit van deze regeling. De Colleges van B&W van de Deelnemers zullen beide in moeten stemmen met het model dat gehanteerd wordt. Bij het opstellen van het model wordt het oordeel van een onafhankelijke accountant gevraagd.
Omdat de zelfstandigheid van de deelnemende gemeenten wordt behouden, betekent dit dat de "financiële huishouding" van de deelnemers zoveel mogelijk gescheiden gehouden moet worden.
De planning- & controlcyclus van het Openbaar Lichaam wordt zo opgezet, dat de vastgestelde begrotingen van de deelnemers in afdelingsplannen kunnen worden verwerkt. Daarmee vormen de begrotingen van de deelnemers de inhoudelijke sturing op het uit te voeren takenpakket van het Openbaar Lichaam.
Conform artikel 3 dienen de taken binnen het Openbaar Lichaam op een zorgvuldige en goede wijze uitgevoerd te worden. Indien dit niet het geval is meldt het Openbaar Lichaam dat bij de betreffende deelnemende gemeente(n). De gemeenten blijven aansprakelijk voor de handelingen die namens hen verricht worden.
Het Algemeen Bestuur van het Openbaar Lichaam bestaat uit de Colleges van burgemeester en wethouders van de Deelnemers. Het aantal Deelnemers en daarmee het aantal leden binnen het Algemeen Bestuur, kan in de toekomst wijzigen als gevolg van toetreding van nieuwe deelnemers. De zittingsduur van de leden van het Algemeen Bestuur is gelijk aan een raadsperiode. Tot het moment dat een nieuw College van burgemeester en wethouders is geïnstalleerd, blijven de huidige leden hun functie waarnemen. Bij tussentijds vertrek van een lid, zullen die taken worden overgenomen door een ander lid, dat eveneens afkomstig is van de Deelnemer die het vertrekkend lid vertegenwoordigde.
Artikel 9: Werkwijze Algemeen Bestuur
Gelet op de aanwezige belangen is het noodzakelijk dat de minimale vergaderfrequentie van het Algemeen Bestuur ten minste tweemaal per jaar is. Indien wenselijk kan de Voorzitter of één College van B&W verzoeken om te vergaderen. Indien één College van B&W daartoe verzoekt, zal zij een schriftelijke opgave van de te behandelen onderwerpen richten aan de Voorzitter. Artikel 19 Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.
Het Algemeen Bestuur heeft een Reglement van Orde voor zijn vergaderingen en werkzaamheden (artikel 22 van de Wgr). Overeenkomstig artikel 23 van de Gemeentewet zijn de vergaderingen van het Openbaar Lichaam in beginsel openbaar.
Elk College van burgemeester en wethouders heeft één stem. Besluiten tot vaststelling van de begroting en de rekening, zoals bedoeld in de artikelen 31, lid 8 en 32, lid 4 en 6 van de Regeling, en de besluiten tot benoeming en ontslag van de Algemeen Directeuren, zoals bedoeld in artikel 20, lid 1, dienen unaniem genomen te worden. Bij eventuele staking van de stemmen treden de Colleges van burgemeester en wethouders terstond met elkaar in overleg, om zo mogelijk tot een oplossing te komen. Per situatie wordt bezien welke oplossingswijze het best bij het probleem past (bijvoorbeeld mediation of juridische/financiële toetsing van de verschillende standpunten).
Artikel 10: Bevoegdheden Algemeen Bestuur
Voor de beoordeling welke bevoegdheden aan het Algemeen Bestuur toekomen, dient eerst gekeken te worden welke bevoegdheden aan het Dagelijkse Bestuur (artikel 14) dan wel de Algemeen Directeuren zijn toebedeeld. De bevoegdheden van de Algemeen Directeuren zijn conform artikel 24 opgenomen in het Directiestatuut. Voor de duidelijkheid is hier een verwijzing naar de Wgr opgenomen (lid 2), zodat duidelijk is dat de gemeenteraden invloed hebben op uittreding uit of toetreding tot de GR.
Artikel 11: Informatie- en verantwoordingsplicht
Het Algemeen Bestuur geeft zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval binnen twee maanden aan de raden van de Deelnemers de door een of meer leden van die raden schriftelijk gevraagde inlichtingen, tenzij dit in strijd is met het algemeen belang. Daarnaast verstrekt het Algemeen Bestuur uit eigen beweging per half jaar alle inlichtingen aan de raden van de Deelnemers die voor een juiste beoordeling van door het Algemeen Bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig zijn.
Artikel 12: Samenstelling, benoeming, zittingsduur (Dagelijks Bestuur)
Het Dagelijks Bestuur wordt benoemd door het Algemeen Bestuur. Op grond van de Wgr zijn de burgemeesters en 1 wethouder lid van het DB. Het Algemeen Bestuur is bevoegd om voor elk lid van het Dagelijks Bestuur een plaatsvervanger aan te wijzen. Deze anderen hebben een adviserende stem. Een en ander volgt uit artikel 57 Gemeentewet, dat van toepassing is (zie artikel 13, vierde lid).
In de leden vier, zes en acht zijn de procedureregels opgenomen van respectievelijk de zittingstermijnen van de leden van het dagelijks Bestuur en hoe om te gaan bij (tussentijds) aftreden en ontslag. De zittingsperiode van de voorzitter van het Dagelijks Bestuur, is gelijk aan de raadsperiode. In artikel 19 is bepaald dat het Algemeen Bestuur uit zijn midden een Voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter benoemt. Deze Voorzitter is tevens de voorzitter van het Dagelijks Bestuur.
Artikel 13: Werkwijze Dagelijks Bestuur
Het Dagelijks Bestuur kan zijn werkzaamheden over zijn leden verdelen, tenzij in de Regeling in andere artikelen specifiek is aangegeven wie bepaalde werkzaamheden dient uit te voeren. Verder is er de beginselplicht dat het Dagelijks Bestuur eens per maand vergadert. In de vergadering heeft ieder lid één stem. Bij eventuele staking van de stemmen, zal het betreffende voorstel aan het Algemeen Bestuur voorgelegd worden, wiens stem dan doorslaggevend is. Als ook daar de stemmen staken geldt de ook al in artikel 9 genoemde oplossingswijze.
Op de vergaderingen van het Dagelijks Bestuur zijn de artikelen 54 tot en met 59 Gemeentewet van overeenkomstige toepassing. Dat wil onder andere zeggen dat de vergaderingen van Dagelijks Bestuur achter gesloten deuren plaatsvinden. In het Reglement van Orde, vergelijkbaar met artikel 52 Gemeentewet, kunnen bepalingen opgenomen worden met betrekking eventueel openbaarheid van de vergaderingen. In het Reglement is de besluitvormingsprocedure(s) nader uitgewerkt.
Artikel 14: Bevoegdheden Dagelijks Bestuur
Het Dagelijks Bestuur is opgedragen besluiten van het Algemeen Bestuur voor te bereiden en uit te voeren. In het tweede lid is bepaald dat het Algemeen Bestuur bevoegdheden kan overdragen aan het Dagelijks Bestuur. Met ‘overdragen‘ wordt delegatie bedoeld. In het tweede lid zijn specifieke bevoegdheden opgenomen die niet door het Algemeen Bestuur aan het Dagelijks Bestuur kunnen worden overgedragen. In het derde lid is bepaald dat het Dagelijks Bestuur bevoegdheden kan mandateren aan de Algemeen Directeuren. Dat wil zeggen dat de Algemeen Directeuren in dat geval bevoegd zijn om in naam van het Dagelijks Bestuur besluiten te nemen.
De raden van de Deelnemers hebben het recht om informatie te vragen. De individuele Colleges van B&W zijn de organen die een informatie- en verantwoordingsplicht hebben naar de raden. Het Dagelijks Bestuur is het orgaan dat de informatie zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen 30 dagen, door tussenkomst van het betreffende college, aan de raden van de Deelnemers verstrekt. Dit artikel geeft tevens de verplichting aan de Colleges van B&W van de Deelnemers om het Dagelijks Bestuur in kennis te stellen van mogelijke plannen, maatregelen of ontwikkelingen, die van invloed zijn op het goed functioneren en uitvoering van de aan de Regeling opgelegde taken.
Artikel 17: Portefeuillehoudersoverleg
De individuele leden van het Algemeen Bestuur kunnen, zowel in hun hoedanigheid als lid van het Algemeen Bestuur, maar ook in hun hoedanigheid als burgemeester of wethouder van een Deelnemer, zo vaak als men dit wil, overleg voeren met (de vertegenwoordigers van) het Openbaar Lichaam. Het is geheel aan de leden van het Algemeen Bestuur dan wel individuele leden van Colleges van B&W met een gelijke portefeuille (van verschillende Deelnemers), om te bepalen hoe en met welke frequentie zij in gezamenlijkheid overleg voeren met (een) vertegenwoordiger(s) van het Openbaar Lichaam.
Artikel 18 Verantwoordingsplicht
Dit artikel kan in samenhang gelezen worden met artikel 15 van de Regeling. De leden van het Dagelijks Bestuur hebben een verantwoordingsplicht en dienen per half jaar ongevraagd alle informatie te verschaffen die het Algemeen bestuur noodzakelijk acht voor een juiste beoordeling van het gevoerde en te voeren beleid. Door de raden gevraagde informatie dient binnen acht weken te worden verstrekt. Bij het verstrekken van informatie wordt verwezen naar artikel 16, zesde lid Wgr. In dat artikel zijn bepalingen opgenomen over informatie waaromtrent geheimhouding is opgelegd.
De periodieke benoeming van de Voorzitter geschiedt door en uit het Algemeen Bestuur in de eerste vergadering van elke zittingsperiode. De in artikel 67 van de Gemeentewet opgenomen onverenigbare nevenfuncties bij het ambt van burgemeester zijn van overeenkomstige toepassing verklaard op de functie van Voorzitter. De Voorzitter vertegenwoordigt het Openbaar Lichaam in en buiten rechte. Met deze zinsnede wordt bedoeld dat de bevoegdheid zowel betrekking heeft op de formele procesvertegenwoordiging (in rechte) als op vertegenwoordiging bij het verrichten van privaatrechtelijke handelingen (buiten rechte) De procesvertegenwoordiging ziet op civiele rechtsgedingen, strafzaken en administratieve geschillen waarin Het Openbaar Lichaam als rechtspersoon partij is.
De Algemeen Directeuren vervullen de rol van secretaris van zowel het Algemeen, als ook van het Dagelijks Bestuur van het Openbaar Lichaam. Bepaald is dat (in ieder geval) één van hen de vergaderingen als secretaris bijwoont. In die hoedanigheid heeft hij in beide vergaderingen een adviserende stem. Ook is de onderlinge vervanging geregeld.
Beide besturen kunnen, indien zij dit wensen, bepalen dat de Algemeen Directeur bij bepaalde (onderdelen van) vergaderingen niet aanwezig is. In dergelijke situaties vervult de Algemeen Directeur niet de functie van secretaris. De besturen zullen dit intern oplossen.
Artikel 21 en 22 Organisatieverordening en Organisatiestructuur
Het Algemeen Bestuur heeft de mogelijkheid om een Organisatieverordening vast te stellen. De uitgangspunten van deze Regeling zullen daarbij in acht worden genomen. Door middel van de organisatieverordening stelt het Openbaar Lichaam dan ook de Organisatiestructuur van de Bestuursdienst vast.
De Algemeen Directeuren worden benoemd en ontslagen door het Algemeen Bestuur van het Openbaar Lichaam. Schorsing valt niet daar niet onder. Dat is een bevoegdheid van het Dagelijks Bestuur.
Dit artikel bepaalt dat de directie de dagelijkse leiding van het Openbaar Lichaam voert. De taken en bevoegdheden van de Algemeen Directeuren worden vastgelegd in een door het Dagelijks Bestuur vast te stellen Directiestatuut. Een van deze taken betreft de informatieplicht. De directie is verplicht om minimaal twee keer per jaar informatie aan het Dagelijks Bestuur te verstrekken om het functioneren en de bedrijfsvoering van het Openbaar Lichaam te kunnen beoordelen. Deze verplichting sluit aan op artikel 18 van deze Regeling.
Daarnaast is de directie verantwoordelijk voor het borgen van de beschikbare vakinhoudelijke expertise in het Openbaar Lichaam. Hij draagt zorg voor de kwaliteit van zowel het personeel als de organisatie.
Het Sociaal Statuut van de Deelnemers dient als leidraad bij de overgang van het personeel van de Deelnemers naar het Openbaar Lichaam. Het Dagelijks Bestuur besluit, over de benoeming, de schorsing en het ontslag van het personeel van het Openbaar Lichaam. Zij doet dit binnen de door het Algemeen Bestuur vastgestelde formatieplan en met inachtneming van de artikelen 22 en 23 van deze Regeling en de CAR-UWO. Ook de regelingen inzake bezoldiging en de overige rechtsposities van het personeel van het Openbaar Lichaam worden door het DB vastgesteld.
Opdrachten van de Colleges van B&W van de Deelnemers tot het ontwikkelen of aanpassen van beleid en/of werkwijzen, vinden plaats via zogenoemde bestuursopdrachten. Daarin zijn de probleemstelling en het doel van de opdracht duidelijk opgenomen en tevens wordt aangegeven binnen welke kaders de uitvoering plaats dient te vinden. Daarbij worden de elementen tijd en middelen nadrukkelijk betrokken. Dit bovenstaande sluit aan om de opgedragen taken, zoals opgenomen in artikel 4, zorgvuldig binnen de gemaakte afspraken uit te voeren. Zie daartoe de artikelen 4 en 6.
Artikel 26 t/m 30 Financiële bepalingen
De artikelen 212 en 213 Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing op het financieel beleid en beheer en op de inrichting van de financiële organisatie en de controle daarop. Het Algemeen Bestuur zal regels vaststellen om de vereisten zoals opgenomen in het eerste lid en het bepaalde in de artikelen 212 en 213 te kunnen voldoen.
De wettelijke bepalingen geven aan, dat de begroting en de jaarrekening van het Openbaar Lichaam resp. vóór 1 augustus en 15 juli aan Gedeputeerde Staten moeten worden gezonden. Het Dagelijks Bestuur draagt er zorg voor dat de planning- en controlcyclus zodanig wordt ingericht dat die data worden gehaald, met in achtneming van de wettelijke vereisten zoals deze in de Wgr zijn opgenomen, waaronder het tijdig aanbieden aan de gemeenteraden van de Deelnemers en het kunnen indienen van een zienswijze op de begroting. Toesturen van de jaarrekening en begroting heeft met name als doel de betrokkenheid van de raden te vergroten door te bewerkstelligen dat de begrotingscycli van de BOH en de Deelnemers beter op elkaar aansluiten.
In lid 9 is bepaald dat op wijzigingen van de begroting de voorafgaande bepalingen van dit artikel - met uitzondering van de genoemde data - van overeenkomstige toepassing zijn. Wijzigingen in de vastgestelde begroting welke geen effect hebben op de het begrote financiële resultaat van het Openbaar Lichaam, worden hiervan uitgezonderd. Dat wil zeggen dat de wijzigingen binnen het vastgesteld budget dienen te blijven. Deze wijzigingen worden door het Algemeen Bestuur vastgesteld. Voor de jaarrekening geldt een vergelijkbare procedure. Tijdige en actuele informatie is van groot belang. De in de regeling opgenomen procedure moet ertoe leiden dat de jaarrekening jaarlijks rond 1 juli door het Algemeen Bestuur wordt vastgesteld.
NB.: In artikel 9 lid 7 is opgenomen dat de besluiten tot vaststelling van de begroting en rekening, unaniem genomen dienen te worden.
De bestuursdienst kent geen voorzieningen. De aanwezige reserves worden jaarlijks met het vaststellen van de begroting en de jaarrekening geactualiseerd.
De regels voor het beheer en behoud van archiefbescheiden zoals deze zijn opgenomen in de desbetreffende archiefwetgeving (artikelen 12 en 33 van de Archiefwet), zijn van toepassing op het Openbaar Lichaam.
Gekozen is voor een geschillenregeling waarin het Dagelijks Bestuur en het betreffende College van B&W en/of de burgemeester, terstond in overleg treden teneinde het geschil op te lossen.
Indien een andere gemeente wenst toe te treden tot de gemeenschappelijke regeling en het Openbaar Lichaam, dient het College van B&W en de burgemeester van die gemeente daartoe een verzoek te richten aan de Colleges van B&W en aan de burgemeesters van de Deelnemers en aan het Algemeen Bestuur van het Openbaar Lichaam. Indien de Colleges van B&W en de burgemeesters van de Deelnemers, positief besluiten en het Algemeen Bestuur instemt met de toetreding, kan, eventueel onder voorwaarden, toetreding tot de Gemeenschappelijke Regeling en het Openbaar Lichaam plaatsvinden.
Bij het inwerkingtreden van deze regeling zijn er twee gemeenten die deelnemen. In plaats van uittreding zal in een dergelijk geval een beroep worden gedaan op artikel 37.
Artikel 35 Wijziging en opheffing
Indien het Dagelijks of Algemeen Bestuur het wenselijk acht om tot een wijziging van de Regeling te komen, zal het Dagelijks Bestuur een daartoe strekkend voorstel doen aan de betrokken colleges van B&W van de Deelnemers. De Colleges en burgemeesters van de Deelnemers kunnen besluiten tot wijziging of opheffing van de Regeling. De wet regelt dat de gemeenteraden toestemming moeten verlenen. Die kan alleen worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
Artikel 36 Bestaande samenwerkingen en deelnemingen
Alle bestaande samenwerkingsverbanden blijven bestaan bij inwerkingtreding van deze Regeling. Er zal een inventarisatie volgen van welke samenwerkingsverbanden gehandhaafd dan wel opgezegd dienen te worden. In geval van opzegging is het aan het betreffende College om te besluiten of hij eventueel de betreffende taken laat uitvoeren door het Openbaar Lichaam.
Artikel 37 Inwerkingtreding en onvoorzienbaarheden
Ingevolge artikel 27, eerste lid van de Wgr houden burgemeester en wethouders een register bij van de gemeenschappelijke regelingen waaraan hun gemeente deelneemt. De Deelnemers dragen op de gebruikelijke wijze zorg voor de bekendmaking van de Regeling (artikel 26, tweede lid Wgr). De Regeling treedt in werking met ingang van 15 juni 2012 en geldt voor onbepaalde tijd, behoudens de mogelijkheden die zijn genoemd in artikelen 34 en 35.
Het gemeentebestuur van de gemeente Hardenberg is het gemeentebestuur dat isaangewezen om conform artikel 26 Wgr de Regeling toe te zenden aan Gedeputeerde Staten. In alle gevallen waarin de Regeling niet voorziet, is het Algemeen Bestuur bevoegd om te beslissen. Het Algemeen Bestuur doet dat niet eerder dan na de Colleges van de Deelnemers te hebben gehoord over het onvoorziene voorval.