Hoofdstuk 2 Loonkostensubsidie (artikel 8 van de verordening)
Artikel 2. Algemene bepaling
Titel 4.2 ‘Subsidies’ van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.
Artikel 3. Termijn van de aanvraag
De aanvraag voor loonkostensubsidie wordt vóór aanvang van het dienstverband ingediend.
Artikel 4. Wijze van aanvragen
De werkgever maakt voor het aanvragen van een loonkostensubsidie gebruik van het 'Aanvraagformulier loonkostensubsidie'.
Artikel 5. Voorwaarden van de loonkostensubsidie
- 1.
De werkgever heeft aanspraak op loonkostensubsidie indien deze een dienstverband aangaat voor de duur van minimaal zes maanden met een belanghebbende die een bijstandsuitkering ontvangt.
- 2.
De werkgever heeft slechts eenmaal per werknemer aanspraak op loonkostensubsidie.
- 3.
Het recht op loonkostensubsidie ontstaat wanneer het dienstverband een zodanig aantal uren omvat dat de uitkeringsgerechtigde geen beroep meer hoeft te doen op een (aanvullende) bijstandsuitkering.
- 4.
In afwijking van het derde lid bestaat aanspraak op loonkostensubsidie bij een dienstverband met een omvang van tenminste 20 uur per week indien:
- a.
uit onafhankelijk medisch onderzoek is gebleken dat er sprake is van een medische urenbeperking waardoor de belanghebbende niet in staat is tot het verrichten van voltijdse arbeid;
- b.
om sociale redenen is gebleken dat volledige uitstroom uit de bijstandsuitkering niet mogelijk is.
- 5.
Het bepaalde in het eerste tot en met het derde lid is niet van toepassing op een dienstverband bij een uitzendorganisatie indien aan de uitzendorganisatie voor de betreffende werknemer loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 8 is verleend.
- 6.
Het bepaalde in het vierde lid is niet van toepassing op een dienstverband bij een uitzendorganisatie.
- 7.
De werkgever heeft geen aanspraak op een loonkostensubsidie als bedoeld in het eerste lid wanneer deze een dienstbetrekking aangaat met een werknemer die voorafgaande aan het dienstverband een werkstage als bedoeld in artikel 9 tweede lid heeft volbracht.
Artikel 6. Hoogte van de loonkostensubsidie
- 1.
De loonkostensubsidie, als bedoeld in artikel 5, bedraagt € 2.500,- bij een dienstverband van tenminste 6 en minder dan 12 maanden met een omvang van tenminste 32 uur per week.
- 2.
De loonkostensubsidie, als bedoeld in artikel 5, bedraagt € 5.000,- bij een dienstverband van tenminste 12 maanden met een omvang van tenminste 32 uur per week.
- 3.
Indien de omvang van het dienstverband kleiner is dan 32 uur per week, dan wordt de subsidie verlaagd naar rato van het aantal uren.
- 4.
Indien de omvang van het dienstverband groter is dan 32 uur per week dan is de subsidie niet hoger dan het bedragen genoemd in het eerste en tweede lid.
Artikel 7. Uitbetalen loonkostensubsidie
1.De loonkostensubsidie, als bedoeld in artikel 5, wordt per kwartaal achteraf uitbetaald op basis van de salarisspecificaties.
Artikel 8. Voorwaarden van de loonkostensubsidie voor deeltijdwerk via
uitzendorganisaties
- 1.
Een uitzendorganisatie heeft aanspraak op loonkostensubsidie indien de belanghebbende deeltijdse arbeid verricht voor deze uitzendorganisatie en een aanvullende bijstandsuitkering ontvangt.
- 2.
De aanspraak en hoogte van de loonkostensubsidie als bedoeld in het eerste lid is afhankelijk van het aantal gewerkte uren in de periode van 12 maanden na de eerste werkdag.
- 3.
De loonkostensubsidie kan bestaan uit een basissubsidie, een verlengde subsidie en een uitstroomsubsidie.
- 4.
De uitzendorganisatie heeft aanspraak op de basissubsidie indien de belanghebbende 250 uren gewerkt heeft via de uitzendorganisatie.
- 5.
De uitzendorganisatie maakt in aanvulling op lid 4 nog eenmalig aanspraak op de basissubsidie indien de belanghebbende 500 uren heeft gewerkt via de uitzendorganisatie.
- 6.
De uitzendorganisatie heeft na 750 en 1000 gewerkte uren aanspraak op de verlengde subsidie indien:
- a.
uit onafhankelijk medisch onderzoek is gebleken dat er sprake is van een medische urenbeperking waardoor de belanghebbende niet in staat is tot het verrichten van voltijdse arbeid;
- b.
om sociale redenen is gebleken dat de belanghebbende niet in staat is tot het verrichten van voltijdse arbeid.
- 7.
De uitzendorganisatie heeft aanspraak op de uitstroomsubsidie indien de belanghebbende, aansluitend op het in lid 5 of 6 genoemde aantal uren, gedurende tenminste 6 maanden door arbeid bij dezelfde uitzendorganisatie geen beroep doet op een (aanvullende) bijstandsuitkering.
- 8.
De werkgever heeft slechts eenmaal per werknemer aanspraak op deze loonkostensubsidie.
Artikel 9. Hoogte van de loonkostensubsidie voor deeltijdwerk via
uitzendorganisaties
- 1.
De basissubsidie bedraagt € 600,- voor elke 250 uur.
- 2.
De verlengde subsidie bedraagt € 600,- voor elke volgende 250 uur.
- 3.
De uitstroomsubsidie bedraagt € 2.600,-
- 4.
Uitbetaling vind plaats na aanlevering van salarisspecificaties aan de hand waarvan het aantal gewerkte uren kan worden vastgesteld.
Hoofdstuk 3 Werkstage (artikel 10 van de verordening)
Artikel 10. Duur van werkstage
- 1.
Indien de werkstage wordt ingezet voor het behouden of opdoen van werknemersvaardigheden, duurt de werkstage 3 maanden. Deze termijn kan worden verlengd tot maximaal zes maanden.
- 2.
Indien de werkstage wordt ingezet wanneer de werkgever de intentie heeft om na de werkstage een arbeidsovereenkomst aan te gaan, duurt de werkstage maximaal 3 maanden. Deze termijn kan niet worden verlengd.
- 3.
De termijn zoals bedoeld in lid 1 en 2 kan worden verlengd met de duur van de periode waarin de belanghebbende tijdens de stage wegens in de persoon gelegen factoren geen werkzaamheden heeft verricht.
- 4.
Een werkstage kan niet woden ingezet voor de werknemer waarvoor de werkgever een beroep doet op een loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 6 en artikel 8 van deze nadere regels.
Artikel 11. Verplichtingen werkstage
Verplichtingen die aan de werkstage verbonden zijn:
- a.
De stageverlenende organisatie sluit met de belanghebbende een stageovereenkomst af door middel van een standaard stageovereenkomst die door de gemeente is verstrekt.
- b.
De stageverlenende organisatie is primair verantwoordelijk voor het handelen van de belanghebbende en kan de daaruit voortvloeiende schade als gevolg van wettelijke aansprakelijkheid of ongevallen niet afwentelen op de belanghebbende.
- c.
Kosten wegens door een belanghebbende aan eigendommen van derden toegebracht schade, alsmede schade als gevolg van ongevallen, tijdens werk- en reisuren worden in beginsel verhaald op de ongevallen- en aansprakelijkheidsverzekering van de stageverlenende organisatie.
- d.
Kosten in verband met wettelijke aansprakelijkheid en ongevallen die niet of niet volledig op een verzekering van de stageverlenende organisatie kunnen worden verhaald, worden verhaald op de Praktijkervaringsplekpolis van de gemeente. De uitkering c.q. vergoeding is in dat geval niet hoger dan de binnen de Praktijkervaringsplekpolis vastgestelde maximum bedragen.
Artikel 12. Vergoeding noodzakelijke kosten werkstage
De noodzakelijke kosten kunnen worden vergoed overeenkomstig artikel 17 van deze nadere regels, indien de werkgever deze niet vergoedt.
Hoofdstuk 6 Nazorg (artikel 13 van de verordening)
Artikel 15. Inhoud nazorg
- 1.
Wanneer de belanghebbende reguliere arbeid heeft aanvaard dan biedt het college nazorg. De nazorg bestaat uit tenminste 3 contactmomenten met de werkgever en/of de belanghebbende gedurende de eerste 6 maanden.
- 2.
Bij een halfjaarcontract is er tenminste een contactmoment bij plaatsing, een contactmoment na 3 maanden en een contactmoment aan het eind van het contract.
3.Bij een jaarcontract is er tenminste een contactmoment bij de plaatsing, een contactmoment aan het einde van de proeftijd en een contactmoment na 3 maanden.
Hoofdstuk 7 Uitstroompremie (artikel 14 van de verordening)
Artikel 16. Recht op uitstroompremie
- 1.
Recht op een eenmalige uitstroompremie heeft de uitkeringsgerechtigde die een reguliere arbeidsovereenkomst aanvaard voor de duur van tenminste 6 maanden, en die minimaal 1 jaar voorafgaand aan de arbeidsinschakeling uitsluitend en zonder onderbreking een (aanvullende) uitkering op grond van de wet, de IOAW of IOAZ heeft ontvangen, zonder dat er tijdens deze periode sprake is geweest van een schending van de arbeidsverplichtingen.
- 2.
Voorwaarde voor de toekenning van de premie is de uitstroom naar ongesubsidieerde arbeid, waarmee een inkomen wordt verworven waardoor de uitkeringsgerechtigde niet langer uitkeringsafhankelijk is.
- 3.
De premie wordt niet toegekend indien de uitkeringsgerechtigde uitstroomt door middel van een door de gemeente gefinancierd traject met baangarantie.
- 4.
De hoogte van de premie is
- a.
€ 500,- bij een arbeidsovereenkomst voor de duur van 12 maanden of meer.
- b.
€ 250,- bij een arbeidsovereenkomst voor de duur van 6 tot 12 maanden.
Artikel 17. Uitbetaling uitstroompremie
De premie wordt 2 maanden na aanvang van het dienstverband ambtshalve toegekend.
Hoofdstuk 9 Scholing (artikel 16 van de verordening)
Artikel 19. Noodzakelijkheid van scholing
- 1.
De aangeboden scholing is gericht op arbeidsinschakeling.
- 2.
Een inschrijving bij het UWV Werkbedrijf als werkzoekende is verplicht.
- 3.
De scholing heeft betrekking op een erkende opleiding en vindt plaats bij een erkend opleidingsinstituut.
- 4.
Indien de belanghebbende onderwijs of een beroepsopleiding volgt waarvoor beroep gedaan kan worden op de Wet studiefinanciering 2000 of op hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, dan is financiering op basis van de verordening niet mogelijk.
Artikel 20. Duur van de scholing
De duur van de scholing is zo kort als mogelijk zo lang als noodzakelijk.
Artikel 21. Kosten scholing
- 1.
Bij toekenning van scholing komen de volgende kosten voor vergoeding in aanmerking:
- a.
opleidingskosten, cursusbijdragen en examengeld;
- b.
boeken en leermiddelen die door het opleidingsinstituut verplicht zijn gesteld;
- c.
reiskosten die direct verbonden zijn aan de scholing, conform de Richtlijn reiskosten vergoeding bij arbeidsinschakeling en trajecten sociale activering.
- 2.
De vergoeding van kosten van het totale scholingstraject, inclusief de kosten zoals genoemd onder lid 1 sub b, bedraagt maximaal € 5.000,-.
- 3.
Van het tweede lid kan worden afgeweken indien:
- a.
scholing wordt gevolgd in combinatie met betaalde arbeid en deze combinatie een kostenverhogend effect heeft;
- b.
het verwerven van kennis van de Nederlandse taal noodzakelijk is;
- c.
een alleenstaande ouder scholing volgt op grond van artikel 9a van de wet.
- 4.
De kosten worden direct of op declaratiebasis aan het opleidingsinstituut vergoed.
Artikel 22. De hoogte van de tegemoetkoming in de kosten
- 1.
De hoogte van de tegemoetkoming aan een uitkeringsgerechtigde bedraagt 100% van de voor tegemoetkoming in aanmerking komende kosten.
- 2.
De hoogte van de tegemoetkoming aan een belanghebbende niet zijnde een uitkeringsgerechtigde bedraagt 100% van de voor tegemoetkoming in aanmerking komende kosten minus de draagkracht uit eigen inkomen of vermogen die op grond van de wet en de beleidsregels bijzondere bijstand in aanmerking wordt genomen.
Hoofdstuk 11 Slotbepalingen
Artikel 24. Citeertitel
1.Deze nadere regels kunnen worden aangehaald als: Nadere regels Re-integratieverordening 2015.
Artikel 25. Inwerkingtreding
1.Deze nadere regels treden met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2015.
Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van de gemeente
Krimpen aan den IJssel van 9 februari 2015
De secretaris, De burgemeester,