Organisatie | Leiderdorp |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN AFVALSTOFFENHEFFING EN REININGINGSRECHTEN 2002 |
Citeertitel | Verordening reinigingsheffingen 2002 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeentewet, art. 229 lid 1 sub a, b
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2002 | 01-01-2003 | Onbekend | 10-12-2001 Onbekend | Onbekend |
De raad der gemeente Leiderdorp;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 18 september 2001, nr. 188;
gezien het advies van commissie 1 en 2 van 1 oktober 2001;
gelet op het bepaalde in artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdelen a en b van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;
VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN AFVALSTOFFENHEFFING EN REININGINGSRECHTEN 2002
Hoofdstuk II AFVALSTOFFENHEFFING
Aard van de belasting en belastbaar feit
1.Onder de naam “afvalstoffenheffing” wordt een directe belasting geheven als bedoeld
in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer (Stbl. 1994, 80)
2.De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het feitelijk
gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens artikel 10.11 van de Wet
milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
Maatstaf van heffing en belastingtarief
De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in hoofd- stuk 1 van de bij deze verordening behorende tarieventabel.
Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
1.De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingtijdvak of, zo dit later is, bij
de aanvang van de belastingplicht.
2.Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de belasting
verschuldigd voor de nog volle kalendermaanden die na de aanvang van de belasting-
plicht, in het belastingtijdvak overblijven.
3.Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op
Ontheffing voor zoveel nog volle kalendermaanden die na het einde van de belasting-
Plicht, in het belastingtijdvak overblijven.
4.Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de
Gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt.
1.De aanslagen moeten betaald worden in drie gelijke termijnen waarvan de eerste ter-mijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagteke-ning van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een
2.In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op een aanslag-
biljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar een aanslag bevat het bedrag
daarvan meer is dan € 136,13 doch minder is dan € 1361,34 en zolang de verschuldig-de bedragen door middel van automatische incasso van de daartoe door de belasting-plichtige aangewezen bank- of girorekening kunnen worden afgeschreven, dat de aan-slagen betaald moeten worden in tien gelijke termijnen.
De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in
de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen tel-kens een maand later.
3.In afwijking van het tweede lid geldt dat in geval het totaalbedrag van de op een aan-slagbiljet Verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar een aanslag bevat het bedrag daarvan minder is dan 136,13 Euro en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso van de daartoe door de belastingplichtige aangewezen bank- of girorekening kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen betaald moeten worden in drie gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
Onder de naam “reinigingsrechten” worden rechten geheven zowel voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of onderhoud zijn.
Maatstaf van heffing en belastingtarief
Ontstaan van de belastingschuld en de heffing naar
tijdsgelang voor de verschuldigde rechten
verschuldigd voor de nog volle kalendermaanden die na de aanvang van de belas-tingplicht, in het tijdvak overblijven.
Ontstaan van de belastingschuld voor de overige rechten
De rechten bedoeld in hoofdstuk 2, onderdeel 2.1.2 en 2.1.3 van de tarieventabel zijn verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening of bij aanvang van het gebruik van de bezittingen, werken of inrichtingen.
Verzenden van aanslagbiljetten
Het college van burgemeester en wethouders kan bepalen dat voor de toezending of uitrei-king van aanslagbiljetten, ingevolge artikel 8, eerste lid, van de invorderingswet 1990 (Stbl. 221) voor de met de invordering van gemeentelijk belastingen belaste gemeente-ambtenaar een andere gemeenteambtenaar in de plaats treedt.
De verplichtingen bedoeld in de artikelen 47,49 en 50 van de Algemene wet inzake rijks-belastingen (Stbl. 1959,301) en in de artikelen 58 en 60 van de Invorderingswet 1990, dan wel bedoeld of van toepassing verklaard in de algemene maatregel van bestuur krachten artikel 246a van de Gemeentewet, gelden mede jegens de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren belast met de heffing of de invor-dering van gemeentelijk belastingen.
Inwerkingtreding en citeertitel
De “Verordening Reinigingsheffing 1999” van 7 december 1998, alsmede de eerste wijziging van 29 oktober 1999, de tweede wijziging 21 februari 2000 en de derde wijziging van 11 december 2000 worden ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.
Vastgesteld in de openbare vergadering van