Organisatie | Leiderdorp |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invorderingvan precariorechten 2002 |
Citeertitel | Verordening precariobelasting 2002 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeentewet, art. 228
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2002 | 01-01-2003 | Onbekend | 10-12-2001 Onbekend | Onbekend |
de periode van 00.00 uur tot 24.00 uur, waarbij een gedeelte van een dag als een hele dag wordt aangemerkt;
Onder de naam “ precariobelasting “ wordt ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond of voor de openbare dienst bestemd gemeentewater een recht geheven overeenkomstig de navolgende bepalingen.
De rechten als bedoeld in artikel 2 worden geheven van diegene van wie dan wel ten behoeve van wie voorwerpen onder, op of boven gemeentegrond of gemeentewater afkomstig zijn of worden aangetroffen.
Het heffingstijdvak is de in een kalenderjaar gelegen periode gedurende welke zich een belastbaar feit in de zin van de verordening voordoet of zal voordoen.
De rechten worden geheven naar de tarieven en naar het aantal eenheden bepaald en berekend aan de hand van de bij deze verordening behorende tarieventabel.
Voor de berekening van de rechten wordt een gedeelte van een in de tarieventabel genoemde eenheid als een volle eenheid aangemerkt.
Bij de toepassing van de in de tarieventabel opgenomen tarieven respectievelijk per maand en per week, zal in totaal niet meer worden geheven dan bij toepassing van het tarief voor een jaar of een maand zou zijn verschuldigd.
Belastingaanslagen van minder dan € 4,55 worden niet opgelegd.
Voor de toepassing van het bepaalde in het vierde lid wordt het totaal van de op een aanslagbiljet verenigde precariorechten aangemerkt als een belastingaanslag
De aanslag moet worden betaald uiterlijk op de laatste dag van de eerste maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld.
Indien na het opleggen van de aanslag aannemelijk wordt gemaakt, dat het belastbare feit zich slechts gedurende een gedeelte van het voor de berekening van het recht in aan-merking genomen heffingstijdvak voordoet of zal voordoen, wordt op een aanvraag als bedoeld in artikel 242 van de Gemeentewet ( Stbl. 1993, 611) ontheffing verleend, voor zover het betreft:
De in artikel 2 bedoelde rechten worden niet geheven ter zake van:
het hebben van voorwerpen of werken, ten behoeve van eigendommen welke bij de ge-meente of haar instellingen in gebruik zijn, met uitzondering van eigendommen welke aan derden zijn verhuurd of in beheer en exploitatie zijn gegeven;
het hebben van voorwerpen of werken welke, noodzakelijk voor de uitoefening van hun publiekrechtelijke taak, door het rijk, de provincie, de gemeente of door waterschappen zijn aangebracht of geplaatst;
het hebben van kabels, buizen, leidingen en degelijke door nutsbedrijven, met uitzondering van centrale antenne inrichtingen;
verzamelbakken, zoals glascontainers, welke in het belang van het hergebruik van afzonderlijk in te zamelen afvalstoffen bedoeld in artikel 30 van de Afvalstoffenwet op of in de voor de openbare dienst bestemde grond zijn geplaatst;
brievenbussen, postzegelautomaten, telefooncellen;
wegwijzers en verkeersaanwijzingen van de Koninklijke Nederlandse Toeristenbond ANWB en van andere overeenkomstige instellingen;
het hebben van voorwerpen waarvan de aanwezigheid door de gemeente op grond van een overeenkomst of anderszins rechtens moet worden gedoogd;
het hebben van voorwerpen uitsluitend langs de gevel aangebracht, welke aan een gebouw zijn aangebracht en niet meer dan 0,10 meter buiten de gevel steken;
het hebben van voorwerpen uitsluitend gebezigd door een liefdadig doel en of door in-stelling of groeperingen welke een bijdrage kunnen leveren tot politieke of maatschap-pelijke bewustwording van de burgers, doch welke nog direct, nog indirect een zakelijk belang nastreven.
Machtiging tot overdracht van bevoegdheden
Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd tot het verlenen van schriftelijke toestemming met betrekking tot het verdagen van de uitspraak op het bezwaarschrift voor ten hoogste een jaar.
De verplichtingen bedoeld in de artikelen 47, 49 en 50 van de Algemene wet inzake rijks-belastingen (Stbl. 1959, 301) en in de artikelen 58 en 60 van de Invorderingswet 1990, dan wel bedoeld of van toepassing verklaard in de algemene maatregel van bestuur krachtens artikel 246a van de Gemeentewet, gelden mede jegens de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren belast met de heffing of de invor-dering van gemeentelijke belastingen.
Het bepaalde in Hoofdstuk V van de Invorderingswet 1990 inzake invorderingsrente vindt toepassing op de invordering van precariorechten.
De ministeriele regeling bedoeld in artikel 31 van de Invorderingswet vindt daarbij overeen-komstige toepassing.
Inwerkingtreding, overgangsbepaling en citeertitel
De “verordening precariorechten 2002 “ van 7 december 1998, alsmede de eerste wijzi-ging van 29 oktober 1999 en de tweede wijziging van 11 december 200 worden ingetrok-ken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum
Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van bekend-making.
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2002.
Deze verordening wordt aangehaald als