Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Midden-Delfland

Gemeentelijk rioleringsplan 2006-2010 gemeente Midden-Delfland

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMidden-Delfland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingGemeentelijk rioleringsplan 2006-2010 gemeente Midden-Delfland
CiteertitelGemeentelijk rioleringsplan 2006-2010 gemeente Midden-Delfland
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet Milieubeheer

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

13-07-200730-09-2011Nieuwe regeling

26-06-2007

Gemeenteblad, 2007, 7

2007-06-06

Tekst van de regeling

Intitulé

Gemeentelijk rioleringsplan 2006-2010 gemeente Midden-Delfland

De raad van de gemeente Midden-Delfland;

Gelezen het voorstel van de burgemeester en wethouders d.d. 20 juni 2007, nr. 2007-06-06;

 

BESLUIT:

 

In te stemmen met de inhoud van het GRP 2006-2010 (beleidsplan en kostendekkingsplan, versie 2.1 d.d. 18 april 2007) en de hierin aanbevolen rioolheffing.

Hoofdstuk 1. Inleiding

Voor u ligt het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) van de Gemeente Midden-Delfland voor de periode 2006-2010. In dit GRP zijn de doelstellingen opgenomen die in de genoemde periode gerealiseerd moeten worden.

 

1.1 Aanleiding

Voor het verwijderen van afvalwater uit de woonomgeving is in onze samenleving riolering een onmisbare voorziening. Met deze voorziening wordt beoogd de volksgezondheid en het milieu te beschermen. De aanleg en het beheer van de riolering is een gemeentelijke taak die zijn wettelijke basis vindt in de Wet Milieubeheer.

Een goed rioolstelsel in onze gemeente is nodig voor de bescherming van de volksgezondheid, het milieu en het tegengaan van wateroverlast. Om een optimaal resultaat te bereiken is een integrale beleidsafweging nodig op het terrein van bodem- en waterkwaliteit, gemeentelijke infrastructuur en rioleringszorg. Het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) is hierbij een goed hulpmiddel.

Daarnaast wordt het plan gebruikt om aan te geven hoe invulling wordt gegeven aan de zorgplicht voor de doelmatige inzameling en transport van afvalwater (Wet Milieubeheer art. 10.16a). De Wet Milieubeheer schrijft voor dat door de gemeente een Gemeentelijke Rioleringsplan wordt vastgesteld.

Onze gemeente is in januari 2004 ontstaan uit een fusie van de gemeenten Maasland en Schipluiden. Beide gemeenten waren op het moment van de fusie in het bezit van een actueel, maar niet vastgesteld Gemeentelijk Rioleringsplan. In januari 2003 is het Gemeentelijk Rioleringsplan Schipluiden opgesteld voor de periode 2003-2007. In juni 2002 is het Gemeentelijk Rioleringsplan Maasland opgesteld voor de periode 2002-2006. Beide GRP’s zijn een vervolg op een eerder vastgesteld GRP, maar waren nog niet vastgesteld door de Gemeenteraad. Het onderhavige GRP is het vervolg op de afzonderlijke GRP’s van Maasland en Schipluiden en bestrijkt de periode 2006-2010.

Hoewel de genoemde GRP’s niet zijn vastgesteld, zijn deze wel als uitgangspunt gehanteerd. Het is in onze ogen niet zinvol om de eerdere wel vastgestelde GRP’s nogmaals te evalueren, aangezien dat reeds is gebeurd. De meest actuele concept-GRP’s worden tot op heden nog als leidraad gebruikt, en hoewel de geldigheidsduur nog niet is afgelopen, wordt in voorliggend GRP toch een evaluatie gegeven van de laatste GRP’s. Wij denken dat de fusie al complex genoeg is, om daarnaast ook nog twee verschillende GRP’s te evalueren.

Het GRP beperkt zich in de eerste instantie tot de riolering. In figuur 1.1 zijn de relaties van de riolering met de andere delen van het watersysteem weergegeven.

De riolering moet worden beschouwd vanuit de context van de afvalwaterketen. In relatie tot het stedelijke watersysteem vormt het een onlosmakelijk onderdeel van de leefomgeving. Het systeem riolering bestaat uit een verzameling van objecten bedoeld voor de inzameling en het transport van afvalwater (inclusief overtollige neerslag), zoals perceel- en kolkaansluitingen, putten, kolken, riolen en overige leidingen, gemalen, zinkers enz.

Onderdelen als IBA´s (Individuele Behandeling Afvalwater) en oppervlakkige afvoer van hemelwater via molgoten vormen strikt genomen geen onderdeel van de riolering, maar zijn vanwege onderlinge samenhang toch opgenomen in het GRP.

Figuur 1.1 is met name bedoeld om te illustreren dat naast een duidelijke afbakening van het systeem, bij de formulering van de doelen, functionele eisen, maatstaven en meetmethoden voor het rioleringssysteem rekening wordt gehouden met:

  • ·

    De doelen en functionele eisen die gelden voor het groter geheel, waarvan de riolering onderdeel uit maakt, zoals de (afval)waterketen;

  • ·

    De relaties met de aangrenzende systemen, die samen met de riolering onderdeel zijn van een groter systeem.

 

1.2 Geldigheidsduur

In de Wet Milieubeheer (Wm) is geen geldigheidsduur voor een Gemeentelijk Rioleringsplan voorgeschreven. Voor het eerste GRP voor de gemeente Midden-Delfland (maar derde GRP voor de kernen Maasland en Schipluiden) is gekozen voor een geldigheidsduur voor de periode 2006-2010. Gezien het strategische karakter van het GRP is het noodzakelijk verder vooruit te kijken dan de planperiode. Jaarlijks wordt het GRP door middel van een operationeel plan in het 4e kwartaal geëvalueerd, gelijktijdig met de evaluatie van de realisatie van de basisinspanning. Onder de basisinspanning vallen alle maatregelen die nodig zijn in het kader van het emissiespoor. Hiermee wordt de uitstoot van afvalstoffen naar het oppervlaktewater beperkt, waarbij het stelsel getoetst wordt aan een referentiestelsel. Op de basisinspanning wordt nader ingegaan in paragraaf 2.3.

 

1.3 Procedures

In het hoofdstuk Afvalstoffen van de Wet milieubeheer is de zorgplicht van gemeenten opgenomen voor de aanleg en het beheer van riolering. In de toelichting bij dit hoofdstuk is aangegeven dat voor het waarmaken van deze zorgplicht een planstructuur nodig is. In de praktijk betekent dit het opstellen van een plan waarin het beleid is neergelegd voor het aanleggen van een geoptimaliseerd rioleringssysteem en het zorgvuldig beheren van dit systeem. Het opstellen van een GRP is geen doel op zichzelf, maar een belangrijk planningsinstrument in het gemeentelijk milieu- en infrastructuurbeleid.

Naast de interne afstemming van gemeentelijke activiteiten is een ander doel van het GRP het bieden van waarborgen voor de afstemming van het gemeentelijk rioleringsbeheer met de daarmee samenhangende taken van andere overheden. In het bijzonder gaat het hierbij om de taken van de waterkwaliteitsbeheerder met betrekking tot de kwaliteit van het oppervlaktewater. Daarnaast zijn er de relaties met provinciale taken en bevoegdheden op het gebied van bodembescherming en de taken van de waterkwantiteitsbeheerder. Ten behoeve van dit GRP wordt na het bereiken van overeenstemming binnen de gemeente, overleg gevoerd met bovengenoemde instanties. In figuur 1.2 is de procedure voor de totstandkoming opgenomen.

Het vaststellen van het Gemeentelijk Rioleringplan is een autonome gemeentelijke beslissing, genomen door de gemeenteraad. Hierover moet lopende het opstellen ook overleg met overig bevoegd gezag worden gepleegd.

De Wet Milieubeheer schrijft overleg voor met:

  • ·

    Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland

  • ·

    Hoogheemraadschap van Delfland als beheerder van de zuiveringstechnische werken en als beheerder van oppervlaktewater

  • ·

    Inspecteur van volksgezondheid, belast met het toezicht op de hygiëne van het milieu

Dit GRP is opgesteld conform de Leidraad Riolering en de Leidraad handhaving van goed rioolgebruik. De Leidraad Riolering is in opdracht van het ministerie van VROM door de Stichting Rioned samengesteld. De Leidraad Handhaving van goed rioolgebruik is uitgegeven door Infomil in februari 2000.

1.4 Overleg met het overig bevoegd gezag

Aan alle voornoemde instanties is op ambtelijk niveau in september 2005 een eerste concept-GRP voorgelegd, nadat dit plan binnen de gemeente aan diverse afdelingen was voorgelegd, waaronder openbare werken, milieu, middelen en ontwikkeling. De reactie van Delfland is eind september met Delfland besproken en het GRP is hierop aangepast. De reactie van de provincie is in maart 2006 in concept ontvangen en eind april 2006 op papier. De reacties zijn in het voorstel aan het college tot vaststelling van het Ontwerp Gemeentelijk Rioleringsplan opgenomen.

Met name de reactie van de Provincie heeft geleid tot een evaluatie van de opgenomen maatregelen. In combinatie met andere factoren, zoals een afwijkend startsaldo van het egalisatiefonds, is het kostendekkingsplan opnieuw opgezet. De voorgestelde wijzigingen zijn in juli 2006 voorgelegd aan de Provincie en die heeft daarmee ingestemd eind augustus ingestemd.

Het concept-GRP inclusief de voorgestelde wijzigingen kan daarmee op ambtelijke goedkeuring rekenen van het bevoegd gezag en kan door de gemeenteraad worden vastgesteld.

 

1.5 Documenten

Het voorliggend GRP is gebaseerd op de volgende documenten:

  • ·

    Gemeentelijk Rioleringsplan Schipluiden, planperiode 2003-2007, doc.nr. 110401/Wa3/022/000547.001, Arcadis, 13 januari 2003

  • ·

    Gemeentelijk Rioleringsplan Maasland 2002-2006; beleidsplan, doc.nr. R001-3966682EWD-c03-U, Tauw, 11 juni 2002

  • ·

    Gemeentelijk Rioleringsplan Maasland 2002-2006; kostendekkingsplan, doc.nr. R002-3966682EWD-c02-U, Tauw, 11 juni 2002

     

1.6 Doelstelling

Het voorliggend concept-GRP is opgesteld voor onze “gefuseerde” gemeente. In het kader van de gemeentelijke herindeling is onze gemeente op 1 januari 2004 ontstaan uit de gemeenten Maasland en Schipluiden. Voor deze gemeenten zijn reeds eerder GRP’s opgesteld. Voorliggend GRP is gebaseerd op deze documenten, waarbij dit GRP, na goedkeuring door de raad, een vastgesteld beleidsdocument wordt. In dit GRP is de stand van zaken opgenomen met betrekking tot de huidige riolering, de reeds bekende knelpunten en de te nemen maatregelen.

 

1.7 Leeswijzer

Voorliggend GRP is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 2 zijn de doelen, functionele eisen, maatstaven en meetmethoden opgenomen. In dit hoofdstuk zijn verder de doelen uit het vorige GRP geëvalueerd. In hoofdstuk 3 is een beschrijving opgenomen van de huidige situatie. Tevens wordt de huidige situatie getoetst aan de maatstaven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4, strategie, op hoofdlijnen aangegeven op welke wijze aan deze gestelde doelen zal worden gewerkt gedurende de planperiode. In hoofdstuk 5 is vervolgens een financiële onderbouwing van deze strategie opgenomen.

Hoofdstuk 2. Doelen, functionele eisen, maatstaven en meetmethoden

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk hebben wij de gewenste situatie met betrekking tot de toestand en het functioneren van het gemeentelijk rioolstelsel beschreven. Vanuit de doelen zijn de functionele eisen afgeleid, die aan het functioneren van de riolering worden gesteld. Om te kunnen evalueren of we aan deze functionele eisen voldoen, zijn maatstaven vastgesteld en worden meetmethodes gehanteerd ter toetsing. In figuur 2.1 zijn de relaties tussen de doelen, functionele eisen, maatstaven en de meetmethoden aangegeven.

 

2.2 Evaluatie voorgaande GRP’s

Aangezien dit GRP is gebaseerd op lopende GRP’s van Maasland en Schipluiden, is aangegeven in hoeverre de doelen zijn bereikt. Dit gebeurt op hoofdlijnen per GRP. In hoofdstuk 3 wordt op projectniveau ingegaan op de nog te nemen maatregelen.

 

2.2.1 Gemeentelijk rioleringsplan Maasland 2002-2006

In het GRP van Maasland 2002-2006 zijn diverse doelstellingen en maatregelen genoemd. Bij het opstellen van een nieuw plan is het goed om te bezien in hoeverre dat wat is voorgenomen ook is gerealiseerd.

1. Voorkomen van overmatige overlast

Om water-op-straat situaties terug te dringen, zijn additionele maatregelen uitgevoerd. De rioolaanpassingen in de Koningin Julianaweg en de overstort in het bemalingsgebied Dijkpolder zijn in 2003 voltooid. De overlast is daarmee teruggedrongen. Er is geen overmatige overlast meer.

Evaluatie: Het doel is gehaald.

2. Aansluiting ongerioleerde panden

In het GRP 2002-2006 is aangegeven dat 30 panden nog niet aangesloten waren. In de afgelopen planperiode zijn de volgende panden aangesloten:

Locatie

Aantal woningen

Broekpolderweg

1

Foppenpolder

2

Klein Huis te Velde

1

Westgaag

1

Koningin Julianaweg

1

Maassluiseweg

2

Kluiskade

1

Sportpark

3

Totaal

12

Dit betekent dat er in de komende periode in het gebied van de voormalige gemeente Maasland nog 18 panden aangesloten moeten worden. Hiervan liggen er echter maar 12 binnen de gemeentegrenzen van onze nieuwe gemeente, de andere panden liggen in gebieden die zijn overgedragen bij de gemeentelijke herindeling.

Door het aanscherpen van de eisen in de Wet verontreiniging Oppervlaktewater, opgenomen in het Lozingenbesluit Wvo huishoudelijk afvalwater uit 1997, moeten ook alle glastuinbouwbedrijven worden aangesloten. In Maasland lagen 104 glastuinbouwbedrijven. Hiervan liggen nog 48 bedrijven binnen de grenzen van onze nieuwe gemeente. Alle afvalwatersaneringen moeten voor 1 januari 2008 zijn gerealiseerd.

In november 2003 is het conceptrapport “Aansluitplan ongerioleerde panden gemeente Maasland” verschenen. In dit plan is een strategie opgenomen voor sanering van de ongezuiverde lozingen, inclusief een kostenverdeling tussen de gemeente, de waterkwaliteitsbeheerder en de bewoners conform provinciaal beleid. Hierbij is aangegeven hoe de sanering van de 12 nog aan te sluiten woningen en daarnaast van 48 glastuinbouwbedrijven kan worden gerealiseerd. De wijze van aansluiten is opgenomen in het vastgestelde “Aansluitplan buitengebied Midden-Delfland”. De aansluitingen zullen in de planperiode 2005-2008 worden uitgevoerd. De glastuinbouwbedrijven worden zoveel mogelijk aangesloten op de bestaande drukriolering, voorzien van een buffering en mogelijkheid tot gestuurd lozen. De nog niet aangesloten woningen rondom de kern Maasland worden voorzien van IBA’s (dit is bepaald op basis van maatschappelijke kosten).

Evaluatie: Het doel is voor een deel gehaald.

3. Beperken van verontreiniging van oppervlaktewater, bodem en grondwater

Om te voldoen aan de basisinspanning (zie paragraaf 2.3) is de aanleg van een bergbezinkvoorziening in de omgeving van het sportpark voorgeschreven. De voorgestelde bergbezinkvoorziening en aanvullende maatregelen zijn momenteel in voorbereiding. Deze worden naar verwachting in 2007 in gebruik genomen. Daarnaast worden de percelen in het buitengebied voorzien van een passende voorziening.

Evaluatie: Het doel is voor een deel gehaald.

4. Beheersen van rioleringssysteem en minimaliseren kosten rioleringszorg

Er is bekend dat de afvoer van rioolwater in het buitengebied bij veel regenval problemen oplevert. Om passende maatregelen te kunnen treffen is een analyse gemaakt van de knelpunten. In overleg met de waterkwaliteitsbeheerder wordt aan een oplossing gewerkt, waarbij mogelijk een extra afvoer wordt gecreëerd. Dit wordt uitgewerkt in een optimalisatiestudie in samenwerking met het Hoogheemraadschap van Delfland.

Daarnaast gaan we een inventarisatie uitvoeren naar de aansluitingen van hemelwater op de drukriolering. Hierbij proberen we een zo groot mogelijk afkoppeling te realiseren. Dit gebeurt gelijktijdig met het aansluiten van de nog ongerioleerde percelen in het buitengebied. Het doel is om geen schone verharde oppervlakken in het buitengebied meer aangesloten te hebben.

Evaluatie: Het doel is voor een deel gehaald.

5. Planvorming

Het aansluitplan voor Maasland is in 2004 omgezet naar een aansluitplan voor de nieuwe Gemeente Midden-Delfland. Dit is in november 2004 vastgesteld. In 2006-2008 maken we jaarlijks een uitvoeringsplan, om de aanleg van drukriolering te realiseren. In 2006 sluiten we de woningen, die in aanmerking komen voor een individuele voorziening, aan op IBA’s. Dit IBA-project is opgezet door het Hoogheemraadschap van Delfland en Midden-Delfland participeert hierin. Het aansluiten gebeurt op basis van vrijwilligheid. Het IBA-project is momenteel in voorbereiding.

Evaluatie: Het doel is gehaald.

 

2.2.2 Gemeentelijk rioleringsplan Schipluiden 2003-2007

In het GRP van Schipluiden 2003-2007 zijn diverse doelstellingen en maatregelen opgenomen. Ondanks dat de periode waarover dit plan in werking is, nog niet is afgelopen, wordt toch geëvalueerd in hoeverre al aan de gestelde doelen is voldaan.

1. Aansluiting ongerioleerde panden

In het GRP van Schipluiden 2003-2007 is aangegeven dat 711 panden nog niet aangesloten waren. Hiervan liggen 11 percelen binnen de bebouwde kom. In november 2000 is het definitieve “aansluitplan ongerioleerde panden gemeente Schipluiden” verschenen. Bij de herindeling in 2003 zijn enkele gebieden overgedragen aan buurgemeenten. Hierdoor liggen er binnen de grenzen van onze gemeente nog 315 percelen die niet zijn aangesloten. Voor deze percelen is in het “Aansluitplan buitengebied Midden-Delfland” aangegeven hoe deze gesaneerd worden. Hierbij zijn 43 clusters onderscheiden, die in 2004 nog niet voorzien waren van een passende zuiveringsvoorziening. Van deze 43 clusters, moeten er 23 clusters worden voorzien van IBA’s, 11 clusters moeten nog voorzien worden van een (druk)rioolstelsel en bij 9 clusters moet het bestaande rioolstelsel worden aangepast om lozing van glastuinbouw mogelijk te maken.

Het eerste project, aansluiting van de Willemoordseweg/Vlaardingsekade is inmiddels uitgevoerd. De huisaansluitingen zijn nog niet allemaal gerealiseerd, door het destijds ontbreken van duidelijkheid over de eigenaarsbijdrage. Eind 2004 is hierover door de raad een besluit genomen, waarbij de aansluitbijdrage is komen te vervallen voor bestaande lozingen. De huisaansluitingen zijn daarop snel gerealiseerd. In 2005 is de Tramkade aangesloten en zijn de woningen aan de Keenenburgweg voorzien van riolering. Voor 2006 staat het aansluiten van de Oostveenseweg en ’t Woudt nog op het programma. De Molenlaan en het Groeneveld zijn voorbereid, maar hierover is nog geen overeenstemming bereikt. Het plaatsen van 185 IBA’s stond ook voor 2006 op de planning, maar dit is uitgesteld tot 2007.

Doelstelling was om voor 2008 alle lozingen te hebben gesaneerd. Op het moment van verschijnen van dit GRP is duidelijk dat de planning niet gehaald kan worden. Er zijn veel, vooral externe factoren, die er toe leiden dat de lopend projecten op zijn minst ernstig vertraagd zijn. Enkele factoren zijn: het niet verkrijgen van medewerking van particulieren bij de voorbereiding van de aanleg van de voorgestelde zuiveringsvoorziening, de wederzijdse afhankelijkheid van andere partijen (o.a. Delfland als kadebeheerder), het samenvallen met studies naar alternatieve afvoersystemen (o.a. OAS) en de complexiteit van met name de aansluiting van de glastuinbouwbedrijven. Het gaat hier te ver om dit toe te lichten. In overleg met Delfland is voor het aansluitplan een kwaliteitsplan opgesteld, dat jaarlijks wordt bijgewerkt.

Evaluatie: Het doel is voor een deel gehaald.

2. Nieuwbouw

In het GRP voor Schipluiden is opgenomen dat uitbreidingen voorzien worden van een (verbeterd) gescheiden stelsel. In de recent uitgevoerde uitbreidingen rond de kern Schipluiden (Sportpark Keenenburg) en rond de kern Den Hoorn (Voordijkshoorn, Oude Veiling) zijn verbeterd gescheiden stelsels toegepast. In de andere uitgevoerde uitbreidingen rond Schipluiden (Keenenburg-IV en Korpershoek) en rond Den Hoorn (Look en Gaag) zijn gescheiden stelsels toegepast. De nog uit te voeren nieuwbouw wordt voorzien van een (verbeterd) gescheiden stelsel.

Evaluatie: Het doel is gehaald.

3. Onderzoek

Het digitaal rioolbeheersysteem is in gebruik genomen en de digitale beheerkaarten worden nu geleidelijk in het systeem ingevoerd. Hierbij moeten de systemen van Maasland en Schipluiden nog volledig worden geïntegreerd. Dit is uitgevoerd in het voorjaar van 2006. Inmiddels is het beheerssysteem gebruikt om de rioolinspecties te plannen.

Evaluatie: Het doel is gehaald.

4. Onderhoud

We zijn bezig met de invoer van planmatige rioolreiniging. Het reinigen gebeurt al regelmatig, maar moet geoptimaliseerd worden op basis van het digitaal rioolbeheersysteem. Hiertoe is medio 2006 een eerste grote slag gemaakt, door opdracht te geven om alle rioolstrengen van voor 1970 te laten inspecteren. Er is een opdracht gegeven om in totaal 15.000m riool (22% van totaal) te inspecteren en hierover een verslag te maken in beeld en geschrift, op basis waarvan een inschatting van de kwaliteit van de rioleringsobjecten is te krijgen.

Evaluatie: Het doel is voor een deel gehaald.

5. Planvorming

Het aansluitplan voor Schipluiden is in 2004 omgezet naar een aansluitplan onze nieuwe gemeente. Dit is in november 2004 vastgesteld. In 2006-2008 maken we jaarlijks een uitvoeringsplan, om de aanleg van drukriolering te realiseren. In 2007 sluiten we de woningen, die in aanmerking komen voor een individuele voorziening, aan op IBA’s. Dit IBA-project is opgezet door het Hoogheemraadschap van Delfland en Midden-Delfland participeert hierin. Het aansluiten gebeurt op basis van vrijwilligheid. Het IBA-project is momenteel in voorbereiding.

Evaluatie: Het doel is gehaald.

6. Vervanging, renovatie en verbetering

Het gemaal aan de Brugstraat is aangepast. De uitvoering heeft medio 2005 plaatsgevonden. Er zijn op dit moment nog geen gemalen of rioolstrengen bekend die in de planperiode vervangen of gerenoveerd moeten worden. Regulier onderhoud wordt nader bepaald op basis van het digitaal rioolbeheersysteem.

Evaluatie: Het doel is gehaald.

7. Beperken van verontreiniging van oppervlaktewater, bodem en grondwater

Niet opgenomen als een doel, maar de kwaliteit van het oppervlaktewater langs de Zouteveenseweg is verbeterd door de aanleg van een BBL, waarbij een risicovolle overstort is aangepakt.

Evaluatie: Het doel is gehaald.

 

2.2.3 Evaluatie doelen voorgaande gemeentelijke rioleringsplannen

Omdat dit GRP is gebaseerd op lopende GRP’s van Maasland en Schipluiden is per kern aangegeven in hoeverre eerder gestelde doelen zijn bereikt. In tabel 2-I zijn schematisch alle doelen geëvalueerd. Daaronder is in tekst een toelichting gegeven.

kern

Doel

Maatregel

Realisatie

Benodigde actie

Maasland

1.Voorkomen van overmatige overlast

De rioolaanpassingen in de Koningin Julianaweg en de overstort in het bemalingsgebied Dijkpolder

In 2003 voltooid

-

 

2.Aansluiting ongerioleerde panden

Aansluiting 30 ongerioleerde panden

12 panden aangesloten, 6 overgedragen aan Westland

Aanleg drukriolering voor 1 pand en 48 glastuinbouwbedrijven, aanleg van 12 IBA's

 

3.Beperken van verontreiniging van oppervlaktewater, bodem en grondwater

Aanleg BBB in sportpark.

Aanpakken risicovolle overstorten.

voorbereiding gestart

De bestaande overstorten langs de Koningin Julianaweg zijn verplaatst en aangepast, de berging is vergroot

BBB nog aan te leggen

Deel van de overstorten in Commandeurspolder worden nog gecontroleerd en zonodig aangepakt, na realisatie BBB

 

4.Beheersen van rioleringssysteem en minimaliseren kosten rioleringszorg

Afkoppelen verharde oppervlakken in buitengebied

Inventarisatie uitgevoerde optimalisatiestudie gestart.

Afkoppelen verharde schone oppervlakken

 

5.Planvorming

Aansluitplan omzetten naar nieuwe Gemeente

Aansluitplan is gereed en vastgesteld. Jaarlijks uitvoeringsplan voor 2006 en 2007 nog nodig.

Jaarlijks uitvoeringsplan opstellen

Schipluiden

1.Aansluiting ongerioleerde panden

Aansluiting 711 ongerioleerde panden

40 panden aangesloten, 356 percelen overgedragen aan buurgemeenten

Aanleg drukriolering voor 93 panden en 49 glastuinbouwbedrijven, aanleg van 173 IBA's

 

2.Nieuwbouw

Uitbreidingen moeten voorzien worden van een (verbeterd) gescheiden stelsel

In Sportpark Keenenburg, Voordijkshoorn en Oude Veiling zijn verbeterd gescheiden stelsels toegepast.

In Keenenburg-IV, Korpershoek, Look en Gaag zijn gescheiden stelsels toegepast.

De nog uit te voeren nieuwbouw wordt voorzien van een (verbeterd) gescheiden stelsel.

 

3.Onderzoek

Het digitaal rioolbeheersysteem moet in gebruik worden genomen en geïmplementeerd.

Digitaal rioolbeheersysteem is in gebruik genomen; digitale beheerkaarten worden nu in het systeem ingevoerd.

Integreren van rioolbeheerssystemen van Schipluiden en Maasland. Complementeren van beheerskaarten.

 

4.Onderhoud

Invoer van planmatige rioolreiniging.

Het reinigen gebeurt al regelmatig, maar moet geoptimaliseerd worden op basis van het digitaal rioolbeheersysteem.

Optimalisatie reinigen, op basis van digitaal rioolbeheerssysteem.

 

5.Planvorming

De aansluitplannen voor Schipluiden en Maasland omzetten naar een aansluitplan voor MD.

Het aansluitplan voor Schipluiden is in 2004 omgezet naar een aansluitplan onze nieuwe gemeente. Dit is in november 2004 vastgesteld.

In 2006-2008 maken we jaarlijks een uitvoeringsplan, om de aanleg van drukriolering te realiseren.

In 2007 sluiten we de woningen, die in aanmerking komen voor een individuele voorziening, aan op IBA’s. Het IBA-project is momenteel in voorbereiding.

 

6.Vervanging, renovatie en verbetering

Het gemaal aan de Brugstraat is nog niet aangepast. Regulier onderhoud wordt nader bepaald op basis van het digitaal rioolbeheersysteem.

Het werk aan het gemaal Brugstraat is momenteel in voorbereiding. De uitvoering is medio 2005 gestart.

Er zijn op dit moment nog geen gemalen of rioolstrengen bekend die in de planperiode vervangen of gerenoveerd moeten worden.

 

Beperken van verontreiniging van oppervlaktewater, bodem en grondwater

Aanpakken risicovolle overstorten.

De bestaande overstort langs de Zouteveenseweg is voorzien van een BBL en de achterliggende watergangen zijn voorzien van een spoelsysteem

De overstorten worden nog gecontroleerd en zonodig aangepakt, op basis van het meetprogramma

Tabel 2-I: Overzicht evaluatie doelen voorgaande GRP’s

 

1. Maasland

Ter voorkoming van overmatige overlast:

Het doel om water-op-straat situaties terug te dringen is gehaald. Hiervoor zijn tussen 2000 en 2005 in de Dijkpolder de volgende werkzaamheden uitgevoerd.

Omschrijving uitgevoerde maatregel Dijkpolder Maasland

uitgevoerd in

Aanpassen overstort R001: drempelpeil NAP -210 m; drempellengte 2,25 m

2002

Aanpassen overstort R002: drempelpeil NAP -210 m; drempellengte 1,00 m

2005

Overstort R003: verplaatst naar put 134;drempelpeil NAP -210 m; drempellengte 2,25 m

2003

Koningin Julianaweg (KJ-weg): aanleg ca. 10 m Ø 700, put 134 naar R003

2003

K.J.-weg: vervangen rioolstreng, put 22 - 27a door Ø 600

2002

K.J.-weg: vervangen rioolstreng, put 13 - 22 door Ø 500

2002

K.J.-weg: vervangen rioolstreng, put 10 - 13 door Ø 400

2002

K.J.-weg: vervangen rioolstreng, put 8 - 10 door Ø 400

2002

K.J.-weg: vervangen rioolstreng, put 64 - 149 door Ø 600

2000

Tabel 2-II: Evaluatie van de in het vorige GRP gestelde doelen

 

Ter voorkoming van verontreiniging van oppervlaktewater, bodem en grondwater:

Het doel om verontreiniging van het oppervlaktewater, bodem en grondwater te voorkomen, is gedeeltelijk gehaald. In de afgelopen planperiode zijn 12 tot dan toe nog niet op de riolering aangesloten panden, op de riolering aangesloten.

Door het aanscherpen van de eisen in de Wet Verontreiniging Oppervlaktewater, opgenomen in het Lozingenbesluit Wvo huishoudelijk afvalwater uit 1997, moeten ook alle glastuinbouwbedrijven worden aangesloten. De wijze van aansluiten van de nog resterende 13 panden en 48 glastuinbouwbedrijven is opgenomen in het vastgestelde “Aansluitplan buitengebied Midden-Delfland”. De aansluitingen zullen in de planperiode 2006-2010 worden uitgevoerd.

De belangrijkste maatregel in de Commandeurspolder is de bouw van een bergbezinkbassin (inhoud 300 m3) en aanleg van een toevoerleiding Ø 900 en/of Ø 1000 mm. De voorgestelde bergbezinkvoorziening en aanvullende maatregelen zijn momenteel in voorbereiding (besteksgereed).

Onze gemeente is, samen met Delfland en andere gemeenten, deelnemer aan een lopende studie om de mogelijkheden van optimalisatie in het afvalwatersysteem (OAS) van de AWZI “De Groote Lucht” in Vlaardingen in beeld te brengen. Tijdens de Quick Scan is onder andere onderzocht of de aanleg van het BergBezinkBassin (BBB) in Maasland uitgespaard kan worden door middel van het afkoppelen van verhard oppervlak. Aanvankelijk werd de aanleg van het BBB als een “geen spijt”-maatregel bestempeld. De diverse bouwplannen in Maasland brachten ons echter tot de vraag of de afweging voor aanleg van het BBB op de juiste gronden was gemaakt. Gezien de effecten op de waterkwaliteit liet een aanvullend onderzoek uiteindelijk zien dat aanleg van het BBB de beste oplossing is. Tijdens een ambtelijk overleg tussen onze gemeente en Delfland is echter wel overeengekomen dat Delfland dan wel een belangrijk deel van de bouwkosten (ca. € 200.000,-) voor zijn rekening neemt. Een formeel verzoek hiertoe is inmiddels naar het Hoogheemraadschap van Delfland verzonden. Wij verwachten in de tweede helft van 2007 met de bouw van het BBB te kunnen starten.

Voor het beheersen van het rioleringssysteem en het minimaliseren van de kosten van de rioleringszorg:

Er is inzicht in het functioneren van de riolering. Het is bekend dat de afvoer van rioolwater in het buitengebied van Maasland bij veel regenval problemen oplevert. In overleg met de waterkwaliteitsbeheerder wordt aan een oplossing gewerkt, waarbij mogelijk een extra afvoer wordt gecreëerd. Een en ander wordt verder onderzocht in de optimalisatiestudie voor het afvalwatersysteem van het zuiveringsgebied “De Groote Lucht”.

 

2. Schipluiden

Ter voorkoming van verontreiniging van oppervlaktewater, bodem en grondwater:

  • ·

    In Schipluiden waren nog 348 panden en 48 glastuinbouwbedrijven niet op de riolering aangesloten. De wijze van aansluiten van de 348 panden en 48 glastuinbouwbedrijven (riolering of IBA) is opgenomen in het vastgestelde “Aansluitplan buitengebied Midden-Delfland”. De aansluitingen zullen in de planperiode 2006-2010 worden uitgevoerd.

  • ·

    Gerealiseerde uitbreidingen rond de kernen Schipluiden en Den Hoorn zijn/worden voorzien van (verbeterd) gescheiden rioolstelsels.

 

2.3 Overleg met andere overheden en relatie met andere plannen

De Provincie Zuid-Holland en de waterschappen hanteren voor de riolering een tweesporenbeleid. Het ene spoor is het emissiespoor (basisinspanning). Conform dit spoor moet voor 2005 voldaan worden aan een basisinspanning. De doelstelling van de basisinspanning is het reduceren van emissies vanuit de riolering en hierdoor de waterkwaliteit van oppervlaktewater te verbeteren. De basisinspanning is het vuilemissieniveau voor rioolstelsels waaraan gemeenten met ingang van 1 januari 2005 moeten voldoen. De basisinspanning voor bestaande gemengde stelsels wordt gedefinieerd als een verbeterd gescheiden rioolstelsel, met een berging van 7 mm en een pompovercapaciteit van 0,7 mm/h, aangevuld met 2 mm berging in bergbezinkbassins achter elke overstort.

De basisinspanning is uitdrukkelijk bedoeld als referentie voor een bepaalde vuiluitworp en niet als middel voorschrift. Dit betekent dat, afhankelijk van de lokale omstandigheden, op grond van technische of financiële overwegingen kan worden gekozen voor een combinatie van alternatieve maatregelen aan het afvalwatersysteem. Uitgangspunt dient te zijn dat bij deze maatregelen zowel de jaar- als piekemissies overeenkomen met of kleiner zijn dan de emissies van de gedefinieerde basisinspanning.

Het andere spoor is het waterkwaliteitsspoor. Indien het emissiespoor niet leidt tot een acceptabele waterkwaliteit, worden aanvullende eisen gesteld aan de vuiluitworp uit de riolering. Het doel van het waterkwaliteitspoor is het bereiken van de gewenste waterkwaliteit tegen de laagste maatschappelijke kosten. Waterkwaliteitsdoelstellingen gelden als uitgangspunt voor de toetsing. De Provincie heeft haar visie met betrekking tot water vastgelegd in het “Beleidsplan Milieu en Water 2000-2004”.

De doelen die ten aanzien van de riolering gesteld worden, moeten worden afgestemd op het beleid van andere overheden. Hierbij moet gedacht worden aan de provincie en de waterbeheerder.

 

2.3.1 Relaties met andere plannen

Het GRP heeft relaties met de volgende plannen:

  • ·

    Aanleg riolering Rotterdamseweg en Abtswoude - Gemeente Delft, Arcadis Heidemij Realisatie, 26 september 1999;

  • ·

    Aansluitplan buitengebied Maasland, AP&G Consultancy, 24 maart 2004;

  • ·

    Aansluitplan buitengebied Midden-Delfland, AP&G Consultancy, 20 oktober 2004;

  • ·

    Aansluitplan ongerioleerde panden - Gemeente Schipluiden, Arcadis Heidemij Advies, 7 november 2000;

  • ·

    Beleidsnota Rioleringsbeleid in het buitengebied, provincie Zuid-Holland, september 1998;

  • ·

    Beleidsnotitie - Riolering in het buitengebied van Zuid-Holland, Aanvullende beleidsnotitie ‘Riolering Glastuinbouw’, Provincie Zuid-Holland, september 2000;

  • ·

    Beleidsplan Milieu en Water 2000-2004, provincie Zuid-Holland, 2000;

  • ·

    Beslisboom aan- en afkoppelen, werkgroep Riolering West-Nederland, 2003;

  • ·

    Evaluatie Rioleringsbeleid in het buitengebied van de Provincie Zuid-Holland, december 2002;

  • ·

    Gemeentelijk milieubeleidsplan voor Midden-Delfland (nog in bewerking, verschijnt eind 2006);

  • ·

    Tweede Rioleringsnota, werkgroep Riolering West-Nederland, juli 2002;

  • ·

    Vierde nota Waterhuishouding, Regeringsbeslissing, Ministerie van Verkeer en Waterstaat, december 1998;

  • ·

    Waterbeheersplan 2006-2009 van het Hoogheemraadschap van Delfland, september 2005;

  • ·

    Waterhuishoudingsplan - Tweede partiële herziening, provincie Zuid-Holland, mei 1999;

  • ·

    Waterhuishoudingsplan 1991 - 1995, provincie Zuid-Holland, maart 1995.

 

2.3.2 Gemeente Midden-Delfland

Het aangegeven beleid wordt jaarlijks met het opstellen van operationele programma’s uitgewerkt op detailniveau. Tevens kunnen kleine bijstellingen van het GRP in de operationele programma’s worden aangegeven.

Beleidsmatig zijn er meerdere relaties tussen de riolering en andere beleidsterreinen. De belangrijkste planrelatie binnen onze gemeente is die met ruimtelijke ordening, wegbeheer en milieu. Afstemming tussen rioleringsplannen, watergerelateerde plannen en wegbeheerplannen (plannen van groot onderhoud) en nutsbedrijven vindt plaats op basis van dit GRP.

De relatie met ruimtelijke ordening is met name bij in- en uitbreidingen belangrijk. In de planperiode gaan we nog enkele bouwlocaties ontwikkelen. De gevolgen van deze ontwikkelingen worden besproken in hoofdstuk 3. Hierbij vindt regelmatig afstemming plaats om te komen tot een duurzaam watersysteem. Daarbij is met name de afstemming tussen het stedenbouwkundig ontwerp en het rioleringsbeleid (verwoord in dit GRP) belangrijk om tot een goed watersysteem te komen.

Beleidsmatig is er ook een sterke relatie met het Gemeentelijk Milieubeleid, dat momenteel wordt vastgelegd in een milieuverkenning en milieuvisie.

Milieuvergunning

In de Wet milieubeheer is opgenomen dat de gemeente samen met de provincie (zie ook § 2.3.4) het bevoegd gezag is op het terrein van de milieuvergunning. De eisen met betrekking tot de riolering, zijn opgenomen in de Aansluitverordening en het gemeente milieubeleid. Hierin zijn opgenomen:

  • ·

    Voorschriften met betrekking tot de bescherming van het milieu waaronder de openbare riolering c.q. werken, te weten zwevende/vaste stof, sulfaat gehalte, zuurgraad, en temperatuur.

  • ·

    Mogelijkheid tot afweging of de afvoercapaciteit van de openbare riolering afdoende is. Indien nodig kan een maximaal lozingsdebiet worden voorgeschreven of zijn voorschriften opgenomen voor de buffering van afvalwater.

  • ·

    Voorschriften met betrekking tot de kwaliteitseisen van het te lozen afvalwater. Dit beperkt zich hoofdzakelijk tot lozingsconcentraties voor vet-, olie- en benzineachtige stoffen. Normen worden gehanteerd uit NEN-bladen en modelvoorschriften.

  • ·

    Mogelijkheden bezien ten aanzien van het reduceren van afvalwater.

Bij een aanvraag voor een aansluiting op de riolering of op een hemelwaterstelsel, wordt deze aanvraag getoetst aan de Wet milieubeheer en de Afvalwaterverwerkingsverordening.

 

2.3.3 Hoogheemraadschap van Delfland

Het gemeentelijk beleid voor de riolering is voor een groot deel afhankelijk van de richtlijnen van de waterkwaliteitsbeheerder. Het Hoogheemraadschap van Delfland is de beheerder van het oppervlaktewater (kwantiteit en kwaliteit) en van de afvalwaterzuiveringsinstallatie (AWZI).

Aansluitvergunning

Het Hoogheemraadschap van Delfland heeft aan zowel Maasland als Schipluiden vergunning verleend voor het aanbrengen, hebben, onderhouden en zonodig wijzigen van aansluiting(en) van het rioolstelsel op het zuiveringstechnisch werk (de AWZI).

Vergunning in het kader van Wet Verontreiniging Oppervlaktewater (Wvo)

Het lozen van hemelwater vanuit een gescheiden stelsel en lozingen vanuit nooduitlaten op oppervlaktewater is geregeld in een Wvo-vergunning. Het hoogheemraadschap verleent deze vergunning. De vergunningen voor Maasland en Schipluiden moesten worden herzien. Gezien de samenhang tussen de aansluitvergunning en de Wvo-vergunning zijn deze vergunningsaanvragen gebundeld. De ontwerpbeschikking hiervoor is in juni 2005 ontvangen.

Bij de Wvo-vergunning wordt de basisinspanning als referentie voor de toegestane vuiluitworp gehanteerd. Het toepassen van alternatieve maatregelen is optioneel indien de jaar en piekemissies niet hoger zijn dan de emissies uit het stelsel volgens de basisinspanning.

Lozingen vanuit nooduitlaten van het gemeentelijk rioolstelsel op het oppervlaktewater moeten tot een minimum beperkt worden. De rioolgemalen moeten worden voorzien van een adequate storingssignalering als preventie maatregel (bronaanpak) om onnodige lozingen te voorkomen. Daarnaast moeten we nog enkele maatregelen treffen, die voortvloeien uit de ontwerpbeschikking van de Wvo-vergunning, zoals het uitvoeren van overstortregistraties. Hiertoe is in 2006 een meetplan opgesteld. Dit meetplan wordt in 2007-2012 geïmplementeerd.

 

2.3.4 Provincie Zuid-Holland

Wet Milieubeheer

In hoofdstuk 10 van de wet milieubeheer (artikel 10, 16a, lid 1) is de gemeentelijke zorgplicht voor het doelmatig inzamelen en transport van afvalwater dat vrijkomt binnen de gemeentegrenzen opgenomen. Op verzoek van de gemeente kan de provincie Zuid-Holland ontheffing van deze zorgplicht verlenen in de situaties waarbij door hoge investeringen geen sprake is van doelmatig inzamelen afvalwater.

Het beleid van de provincie heeft betrekking op percelen buiten de bebouwde kom. Uitgangspunten bij de afweging voor aanleg van riolering of alternatieve systemen zijn:

  • ·

    De kwetsbaarheid en grondsoort van het gebied of oppervlaktewater,

  • ·

    De in dat gebied te bereiken doelstellingen voor emissiereductie,

  • ·

    De kosten van het systeem.

De afweging is in overleg met het Hoogheemraadschap gemaakt. Wij hebben in 2004 een “aansluitplan riolering buitengebied” opgesteld. Eind 2004 is dit aansluitplan geaccepteerd door het Hoogheemraadschap en de Provincie. Vanaf 1 januari 2005 maken we de maatregelen concreet en bereiden we de aanleg van drukriolering en IBA’s voor. Eind 2008 verwachten we dit te voltooien.

Wet verontreiniging Oppervlaktewater

De Wet verontreiniging Oppervlaktewater en de bijbehorende AMvB’s het lozingenbesluit bodembescherming en het lozingenbesluit WvO huishoudelijk afvalwater hebben betrekking op het afvalwaterprobleem in het buitengebied. Daarin staat beschreven dat ontheffing van de aansluitverplichting kan worden gegeven als de afstand tot de bestaande riolering groter is dan:

  • ·

    40 m, bij nieuw beperkt lozen;

  • ·

    100 m, bij 25 lozingseenheden;

  • ·

    600 m, bij 25 tot 50 lozingseenheden;

  • ·

    1500 m, bij 50 tot 100 lozingseenheden;

  • ·

    3000 m, bij 100 tot 200 lozingseenheden

Indien alle overige nutsvoorzieningen voor bebouwing zijn gerealiseerd, moet ook de aansluiting op de riolering als primaire nutsvoorziening gerealiseerd worden.

Het lozingsbesluit bodembescherming heeft betrekking op lokale afvalwaterlozingen in de bodem. In de meeste gevallen is de gemeente in geval van ondiepe bodemlozingen het bevoegd gezag (bij diepere bodemlozingen is de provincie dat). Indien het afvalwater van de percelen in de buitengebieden wordt geloosd op het oppervlaktewater (bijv. via septic tanks), is de waterkwaliteitsbeheerder het bevoegd gezag.

In het lozingenbesluit bodembescherming en in het lozingbesluit WvO huishoudelijk afvalwater zijn vergelijkbare regelingen opgenomen ten aanzien van de afvalwaterlozingen vanuit percelen die niet zijn aangesloten op de riolering. In beide besluiten staat beschreven welke maatregelen door particulieren genomen moeten worden als niet wordt aangesloten op de riolering. Als aan het betrokken oppervlaktewater in het waterbeheersplan een bijzondere functie of waterkwaliteitsdoelstelling is toegekend kan het Hoogheemraadschap bij nadere eis een voorziening voorschrijven die voor het behoud daarvan voldoende bescherming biedt.

In 2008 moeten alle objecten waar afvalwater vrijkomt aangesloten zijn. Dit kan aansluiting zijn op (druk)riolering of als de aansluitkosten te hoog zijn op een individuele voorziening. De individuele voorziening wordt aangeduid als IBA (staat voor Individuele Behandeling Afvalwater). Deze is verkrijgbaar in drie verschillende zuiveringsklassen. Hierbij moet overal minimaal een IBA-I worden geplaatst, dit is een verbeterde septic tank met een inhoud van 6 m3. In gebieden waar hogere eisen aan de waterkwaliteit worden gesteld moet dit een IBA-II zijn, of zelfs een IBA-III, dit is een drie-fasen-systeem waarbij naast bezinking ook bacteriële zuivering plaatsvindt.

 

2.4 Doelen

De relatie tussen het stedelijk watersysteem, het afvalwatersysteem en de riolering is in figuur 2.1 (op pagina 13) weergeven. De hoofddoelstelling van riolering is:

Een goede (doelmatige) inzameling en transport van afvalwater, waarbij vuilemissie naar oppervlaktewater, bodem en grondwater, evenals overlast voor de gemeenschap zoveel mogelijk wordt voorkomen.

De in dit GRP gehanteerde doelstellingen vloeien hieruit voort. Opgemerkt wordt dat dit doelen zijn voor de lange termijn. Uit oogpunt van efficiëntie is realisatie tegen de laagst mogelijke maatschappelijke kosten als doelstelling toegevoegd.

De gestelde doelen zijn vertaald naar functionele eisen, maatstaven en meetmethoden, deze zijn weergegeven in tabel 2-IV.

Een belangrijk deel van de meetmethoden bestaat uit waarnemingen en registratie van meldingen. Meldingen van inwoners kunnen mondeling of telefonisch worden doorgegeven. Alle storingen en meldingen werden tot en met 2004 bijgehouden in een eenvoudig klachtenboek. Vanaf 1 januari 2005 is een digitaal meldingenregistratiesysteem in werking. Aan de hand van de geregistreerde meldingen kunnen we vaststellen of sommige voorzieningen meer problemen opleveren dan gemiddeld. Dit kan aanleiding geven voor nader onderzoek.

Naast het meldingensysteem, hebben we in 2004 ook het systeem van signaalbonnen ingevoerd. Met deze bonnen, die in het weekblad “De Schakel” en op de website zijn opgenomen, kunnen burgers gebreken signaleren. Door de signaalbonnen verwachten we eerder van mogelijke knelpunten op de hoogte te worden gebracht. Aan de meldingen en aan de signaalbonnen kunnen we prestatie-indicatoren vaststellen, waaruit af te lezen is wat de toestand van de riolering is. Dit gebeurt de komende planperiode aan de hand van registraties. Bij de volgende actualisatie van dit GRP worden op basis van de monitoring van de registraties in deze planperiode prestatie-indicatoren vastgesteld voor de volgende planperiode.

Nr.

Functionele eisen

Maatstaven

Meetmethoden

1a

Alle percelen binnen het gemeentelijk grondgebied waar afvalwater vrijkomt, moeten zijn voorzien van een aansluiting op de riolering, uitgezonderd specifieke situaties waarbij locale behandeling doelmatiger is.

Alle percelen zijn voorzien van een aansluiting op de riolering, tenzij een locale behandeling van het afvalwater (IBA) doelmatiger is.

Registratie van percelen die nog niet zijn aangesloten op de riolering en geen eigen zuivering hebben.

1b

De objecten moeten in goede staat zijn.

Ingrijpmaatstaven voor waterdichtheid en stabiliteit mogen niet voorkomen.

Inspectie en toetsing aan tabel 5 NPR 3398.

1c

Er mogen geen ongewenste lozingen op de riolering plaatsvinden.

Er dienen geen overtredingen te zijn van de lozingsvoorwaarden conform de wet milieubeheer.

Controle, handhaving en registratie.

2a

Alle percelen binnen het gemeentelijk grondgebied waar hemelwater of grondwater vrijkomt, moeten zijn voorzien van een passende aansluiting op een afvoer.

Er dient voor de doelmatige afvoer van hemelwater een passend stelsel aanwezig zijn.

Hydraulische controleberekeningen

2b

Alle schone verharde oppervlakken moeten indien mogelijk worden afgekoppeld.

Bij nieuwbouw en reconstructie dient afkoppeling onderzocht te worden en indien haalbaar gerealiseerd.

Onderzoek en registratie

2c

Implementatie verbreding rioolrecht

Na invoering van de “wet gemeentelijke watertaken” kan gebruik gemaakt worden van het verbrede rioolrecht.

Inventarisatie of er binnen de gemeente sprake is van overlast a.g.v. grond- en regenwater.

Rapportage

3a

De afvoercapaciteit moet op alle plaatsen voldoende zijn om het aanbod aan afvalwater onder droogweer omstandigheden te verwerken

Uitgaande van 12 l/h per i.e. en de opgegeven droogweerafvoer van bedrijven, mag de maximale vullingsgraad niet meer dan 30% bedragen

Hydraulische controleberekeningen

3b

Het afvalwater dient zonder overmatige aanrotting de AWZI te bereiken

De verblijftijd van het afvalwater is maximaal 24 uur.

Waarneming en meldingen.

3c

De afstroming dient gewaarborgd te zijn.

Het verwijderen van obstakels en overige afvoerbelemmerende onvolkomenheden

NPR 3398

3d

Riolen en andere objecten dienen in hoge mate waterdicht te zijn, zodanig dat de hoeveelheid intredend grondwater (lekwater) beperkt blijft.

Ingrijpmaatstaven voor lekkage, inhangende rubberring, verplaatsingen, beschadigingen en wortelingroei mogen niet voorkomen.

Tabel 5 NPR 3398.

4a

De vuilemissie door overstortingen op oppervlaktewater dient gereduceerd te worden volgens het emissiespoor en het waterkwaliteitsspoor. Risicovolle overstorten dienen te worden voorkomen of opgeheven.

De vuilemissie dient kleiner dan of gelijk te zijn aan die van het referentiestelsel. Bovendien dienen de effecten op het oppervlaktewater te voldoen aan de TEWOR-toets. Verder dient getoetst te worden op risicovolle overstorten.

Uitvoeren vuilemissie-berekeningen (door gemeente) en TEWOR-toets (door Delfland). Toetsing op risicovolle overstorten.

4b

De vuilemissie door lozingen vanuit hemelwaterriolen op oppervlaktewater dient gereduceerd te worden volgens het emissiespoor.

Bij nieuwbouw en reconstructies zoveel mogelijk vervuild regenwater aansluiten op de riolering, en zoveel mogelijk schoon verhard oppervlak afkoppelen of niet aansluiten.

Uitvoeren optimalisatiestudies en toetsing aan de beslisboom aan- en afkoppelen

4c

De vuilemissie van diffuse bronnen op oppervlaktewater dient gereduceerd te worden.

Toepassing bronmaatregelen.

Er is een diffusebronnenbeleid vastgesteld om de diffuse bronnen te beperken.

Uitvoeren optimalisatiestudie Hierbij wordt geëvalueerd of de afkoppelbeslisboom wordt toegepast en of het diffusebronnenbeleid uitgevoerd wordt.

5a

Riolen en andere objecten dienen in hoge mate waterdicht te zijn, ter voorkoming van weglekkend rioolwater.

Ingrijpmaatstaven voor lekkage, inhangende rubberring, verplaatsingen en beschadigingen

NPR 3398

6a

De instroming in riolen via de kolken dient ongehinderd plaats te vinden.

Plasvorming bij kolken dient beperkt te zijn.

Waarneming en meldingen.

6b

De afvoercapaciteit moet op alle plaatsen voldoende zijn om wateroverlast te verkomen, uitgezonderd in bepaalde buitengewone omstandigheden.

Geen water op straat bij bui 8 uit de Leidraad Riolering module C2100.

Hydraulische berekening volgens de module C2100 uit de Leidraad Riolering.

Wateroverlast mag slechts Y maal voorkomen (gespecificeerd naar Locatie)

Waarneming en meldingenregistratie

7a

De bedrijfszekerheid van gemalen en overige objecten dient in voldoende mate gewaarborgd te zijn.

Aantal storingen minder dan 3 per jaar per gemaal en verholpen binnen 24 uur.

Registratie

7b

De stabiliteit van riolen dient te zijn gewaarborgd.

Ingrijpingsmaatstaven voor stabiliteit mogen niet voorkomen.

Tabel 5 NPR 3398

7c

De riolering dient te worden voorzien van be- en ontluchting dat stankoverlast wordt voorkomen.

Stankoverlast mag niet optreden

meldingenregistratie

7d

Overlast als gevolg van werkzaamheden aan riolering dient beperkt te zijn.

Afstemming en informatievoorziening

Procedures en meldingenregistratie

8a

Rioleringsbeheer afstemmen met andere gemeentelijke taken.

In GRP moet relatie met overige gemeentelijke taken inzichtelijk gemaakt worden

Controle van GRP op genoemde maatstaf

8b

De gebruikers van riolering dienen bekend te zijn en ongewenste lozingen dienen voorkomen te worden.

Vergunningen moeten, afhankelijk van de aard van de bedrijven eenmaal per 5 jaar gecontroleerd te worden.

Steekproefsgewijs controles uitvoeren.

Geen illegale aansluitingen.

Inspecties

8c

Er dient inzicht te bestaan in de toestand en het functioneren van de riolering.

Directe toegankelijkheid en beschikbaarheid van alle rioleringsgegevens.

Waarneming.

Jaarlijkse visuele inspectie vanuit de put van 10% van het rioolstelsel of een vergelijkbaar inspectieregime

Rapportages.

Doorlooptijd verwerken revisiegegevens maximaal 3 maanden.

Waarneming.

Herberekening van de riolering elke 10 jaar.

Waarneming.

8d

Er dient zoveel mogelijk gebruik te worden gemaakt van duurzame en milieuvriendelijke materialen.

Toepassing van o.a. Nationaal Pakket Duurzaam Bouwen

Rapportage

8e

Er dient een klantvriendelijke benadering te worden nagestreefd.

Maximaal 5 gerede meldingen over de onderhoudsstaat van de hoofdriolering per jaar die gemiddeld binnen 3 dagen zijn afgehandeld

Meldingenregistratie.

9a

Realisatie dient plaats te vinden tegen de laagst mogelijke maatschappelijke kosten

Optimalisatie van effecten tegen laagst mogelijke kosten.

Studie en rapportage

Tabel 2-IV: Functionele eisen, maatstaven en meetmethoden

Hoofdstuk 3. Toetsing huidige situatie

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt het rioolstelsel van onze gemeente beoordeeld. Dit gebeurt aan de hand van de geformuleerde doelen, functionele eisen en maatstaven. De toetsing is de basis voor de te nemen maatregelen. Hierbij wordt een overzicht van de omvang en opbouw van het rioolstelsel gegeven. Vanwege de relatie met de riolering wordt ook het stedelijk watersysteem behandeld. Voor het toetsen, is onderzoek verricht naar de volgende aspecten:

  • ·

    Inventarisatie van nog niet aangesloten bebouwing

  • ·

    Inventarisatie van de aan te sluiten nieuwe bebouwing

  • ·

    Overzicht van de reeds aanwezige voorzieningen

  • ·

    Het functioneren en de kwalitatieve staat van de riolering

  • ·

    Controle naar aanleiding van vergunningen en verordeningen

 

3.2 Nog niet aangesloten bestaande bebouwing

In onze gemeente zijn nog 361 bestaande percelen niet aangesloten op de riolering of een ander zuiveringstechnisch werk (6% van totaal 6399 percelen, stand van zaken 1 januari 2004). De 361 niet aangesloten huishoudelijke lozingen, bestaan uit woningen, bedrijven en bedrijfswoningen van veeteeltbedrijven. Daarnaast zijn er nog 96 glastuinbouwbedrijven die nog ongezuiverd lozen, zie tabel 3-I. In de tabel is onderscheid gemaakt tussen de oorspronkelijke gemeenten waarin de gebieden lagen die nu onderdeel uitmaken van onze gemeente.

Oorspronkelijke

Aantal percelen

gemeente

won. [#]

bedrijf [#]

melk [#]

huish [#]

glas [#]

opp [ha.]

totaal [#]

Maasland

8

5

0

13

48

71,84

61

Schipluiden

266

49

0

315

48

62,49

363

Delft (Abtswoude)

15

4

14

33

0

0

33

Midden-Delfland

289

58

14

361

96

134,33

457

Tabel 3-I: Overzicht niet aangesloten percelen (1 januari 2004)

 

Verklaring Tabel 3-I

won.: woningen

bedrijf: alle niet-glastuinbouwbedrijven

melk: alle geregistreerde melkveehouderijen

huish.: subtotaal van alle woningen, bedrijven en melkveehouderijen

glas: alle glastuinbouwbedrijven

opp.: oppervlakte glas van glastuinbouwbedrijven

totaal: alle aan te sluiten percelen

[#]: aantal

[ha.]: hectares glasoppervlakte

Voor de sanering van deze afvalwaterlozingen is het Aansluitplan buitengebied Midden-Delfland, doc.nr. RI-04-002-R01, AP&G Consultancy, 19 oktober 2004 opgesteld. Dit plan is eind 2004 vastgesteld door de gemeenteraad, het Hoogheemraadschap van Delfland en de Provincie Zuid-Holland. In dit aansluitplan is aangegeven hoe de saneringen worden gerealiseerd:

Type sanering

aantal

riolering

275

IBA III-a

182

Saneringen

457

Tabel 3-II: Saneringen

 

Op basis van het aansluitplan zijn op 1 januari 2008 alle saneringen uitgevoerd, waardoor een emissiereductie wordt bereikt van ruim 98% t.o.v. het referentiepeil van 1985. In tabel 3-III zijn de reeds uitgevoerde saneringen (tussen 1985 en 2003) en de nog uit te voeren saneringen (vanaf 2004) gekwantificeerd.

Kern

Aantal percelen

Niet aangesloten i.e.'s (1985)

Emissiereductie (in % van niet aangesloten i.e.’s uit 1985)

 

 

 

 

 

 

niet kwb.

kwb.

zeer kwb.

niet kwb.

kwb.

zeer kwb.

 

won

bedr

hh

glas

tot.

[i.e.'s]

[i.e.'s]

[i.e.'s]

[%]

[%]

[%]

Reeds aangesloten

742

0

742

0

742

2061

186

0

36,1%

58,9%

99,0%

Te saneren

303

58

361

96

457

1290

284

20

62,0%

40,2%

0,0%

Uiteindelijk

1045

58

1103

96

1199

3351

470

19,8

98,1%

99,1%

99,0%

Tabel 3-III: Overzicht nog uit te voeren saneringen vanaf 2004 en totaal resultaat

 

Van de bovenstaande percelen staan zeven woningen binnen de bebouwde kom, de overige percelen liggen in het buitengebied. De wijze van aansluiten is opgenomen in het aansluitplan.

 

3.3 Aan te sluiten nieuwe percelen

In de planperiode ontwikkelen we enkele bouwlocaties. Voor de planperiode 2005-2010 zijn circa 700 woningen voorzien en is circa 12,0 ha. bedrijventerrein gepland. Deze uitbreidingen worden (afhankelijk van de beleidsregels) voorzien van een gescheiden of een verbeterd gescheiden stelsel. Hierbij wordt onderzocht of het afkoppelen van verhard oppervlak mogelijk is. De uitbreidingslocaties zijn opgenomen in tabel 3-IV.

Locatie

Type

Woningen [#]

Opp. bedrijven [ha]

uitvoering

Look-west

won+bed

552

1,0

2005-2009

Look-west-noord

won

100

-

2009-2010

Harnaschwetering

won+bed

30

11,0

2008-2010

Keenenburg-III

won

25

-

2006-2007

MFA

won

16

-

2006-2007

Zorgtehuis

won

6

-

2006-2007

Commandeurspolder III

won

196

-

2004-2009

Kluishofcomplex

won

48

-

2004-2005

Scharnier

won

40

-

2007-2010

Balkengat

won

18

-

2006-2007

Woonzorgcomplex

won

80

-

2007-2008

Locatie Veldesteijn

won

38

 

2008-2009

Centrum Den Hoorn

won

139

-

2008-2009

 

 

1288

12,0

 

Tabel 3-IV: Overzicht verwachte uitbreidingen voor 2005-2010

 

3.4 Overzicht reeds aanwezige voorzieningen

Het rioolstelsel in onze gemeente bestaat uit drie afzonderlijke stelsels, de vrijvervalstelsels in Den Hoorn, Maasland en Schipluiden. Alle stelsels zijn opgedeeld in bemalingsgebieden met een eigen gemaal. In bijlage I is de gebiedsindeling en een schematische voorstelling van de bemalingsgebieden weergegeven.

Het aantal inwoners per 1 januari 2005 bedraagt 17.055. Het aantal heffingseenheden per 1 januari 2005 bedraagt 6.030 (bron: afdeling financiën). In tabel 3-V zijn de voorzieningen opgenomen die wij momenteel beheren. Om een relatie te leggen met de voorgaande GRP’s is hierbij ook de verdeling over de oorspronkelijke gemeenten opgenomen en de effecten van de herindeling.

 

Maasland

Schipluiden

Midden-Delfland

eenheid

 

oorspronkelijk

effect herindeling

oorspronkelijk

effect herindeling

 

 

Vrijvervalriolen

28.436

 

42.800

-2.960

68.276

m

Persleiding

558

 

0

 

558

m

Drukriolering

31.235

-14.998

6.200

-900

21.537

m

Pompunits drukriool

261

-100

155

-11

305

stuks

Inspectieputten

950

 

1.170

-34

2.086

stuks

Straatkolken

1.900

 

2.340

-110

4.130

stuks

Overstorten

8

 

4

-1

11

stuks

Gemalen

14

-4

19

 

29

stuks

Bergbezinkvoorzieningen

 

 

2

 

2

stuks

Verhard opp-gemengd

30,5

 

23,1

 

53,6

ha

Verhard opp - RWA

0,3

 

36,1

 

36,4

ha

Tabel 3-V: Voorzieningen in beheer bij onze gemeente

 

Figuur 3.1 geeft een overzicht van de vrijvervalriolering, waarbij aangegeven is wanneer deze is aangelegd. De helft is na 1980 aangelegd en circa één derde deel tussen 1990 en 2000. Het vervangingsprogramma is gebaseerd op de conditie van de riolering. Recente publicaties geven aan dat de technische levensduur van de vrijvervalriolering gemiddeld 50-60 jaar bedraagt. In de gemeente is weinig riolering aanwezig die ouder is dan 50 jaar. Recente inspecties hebben aangegeven dat de toestand van de riolering te omschrijven is als goed.

Tussen 2040 en 2050 moet dus een groot gedeelte van vrijvervalriolering vervangen worden. De totale lengte bedraagt 68.276m (=100%), zoals ook is opgenomen in tabel 3-V. De lengte van de riolering per aanlegperiode is in figuur 3.1 opgenomen en hierbij ook uitgedrukt in een percentage van de totale lengte.

3.5 Riooloverstorten

3.5.1 Inleiding

Alle overstorten dienen te voldoen aan de eisen van basisinspanning en waterkwaliteitsspoor. Daarnaast dienen urgente knelpunten ten aanzien van de risico's voor diergezondheid en volksgezondheid te worden opgelost of voorkomen. Vanwege dit laatste criterium worden in de hiervoor ontwikkelde methodiek (CIW) de volgende categorieën overstorten onderscheiden:

A. Maatschappelijk urgent te saneren overstort

Deze overstortlocaties vormen een risico voor volksgezondheid en/of diergezondheid door hun vervuilende invloed op het ontvangende water en het ‘gebruik’ van dit water. Binnen deze categorie is onderscheid te maken naar risico voor de volksgezondheid en risico t.a.v. veedrenking.

Ad = maatschappelijk urgent knelpunt t.a.v. diergezondheid

Av = maatschappelijk urgent knelpunt t.a.v. volksgezondheid

Er is sprake van een risico voor de volksgezondheid en/of diergezondheid en dus van een maatschappelijk urgent te saneren overstort, als één van de volgende situaties optreedt:

  • 1.

    de overstort loost op water met de functie zwemwater;

  • 2.

    bij het optreden van een overstorting is sprake van inundatie van weidegronden waarbij het overstortende water zich verspreidt over het land;

  • 3.

    de overstorting heeft een grote invloed op de waterkwaliteit van het ontvangende water (overstort heeft een WRW totaalscore 8, zie bijlage 2) én als er sprake is van:

    • -

      lozing op een watergang waaruit veedrenking plaatsvindt, hetzij direct doordat het dier uit de sloot zelf kan drinken, hetzij indirect waarbij via een pompje oppervlaktewater wordt gewonnen als drinkwater voor het vee.

    • -

      lozing op een watergang waarlangs speelveldjes, sportvelden, volkstuinen en recreatie voorzieningen zijn gelegen.

    • -

      water dat in de praktijk gebruikt wordt als ‘speelwater’ (zwemmen, spelevaren).

B. Knelpunt met betrekking tot de waterkwaliteit

Deze overstorten hebben een onacceptabele grote invloed op het aquatisch milieu maar leveren geen direct risico op voor de volksgezondheid en diergezondheid. Dit zijn overstorten welke in de WRW methodiek een totaalscore van 8 of hoger (zie bijlage 2) hebben en/of overstorten die lozen op oppervlaktewateren met een verdergaande specifieke waterkwaliteitsdoelstelling.

C. Overstort op water waarmee weidevee en/of mensen in aanraking kunnen komen, maar geen knelpunt vormt

Deze categorie bevat de overstorten welke lozen op oppervlaktewater waarmee weidevee en/of mensen in aanraking kunnen komen, maar uiteindelijk geen knelpunt vormen. Binnen de WRW methodiek geven deze locaties een score lager dan 8.

Cd = zijn overstortlocaties waar in de buurt van de overstort veedrenking kan plaatsvinden.

Cv = zijn overstortlocaties waar in de buurt van de overstort mensen in aanraking kunnen komen met het oppervlaktewater (zwemmen, spelevaren, speelveldjes, sportvelden, etc.).

D. Geen knelpunt

De overstorten die niet in bovenstaande categorieën vallen zijn categorie D locaties.

 

3.5.2 Overstorten in Midden-Delfland

In onze gemeente bevinden zich momenteel nog 21 overstorten (deels uit HWA, deels uit een gemengd stelsel). De meeste overstorten bevinden zich aan de rand van een woonkern en maken onderdeel uit van een gemengd stelsel. Vanuit de maatregelen in het kader van de basisinspanning, zijn er twee overstorten voorzien van een bergbezinkleiding en wordt er momenteel één voorzien van een bergbezinkbassin. De details zijn opgenomen in tabel 3-VI.

nr.

straat

stelsel

bemalingsgebied

class.

maatregel

gs A

Zouteveenseweg

verbeterd gemengd

Kerkstraat

Cd

BBL geplaatst

gs B

A.van Raesfeltstraat

HWA verb. gescheiden

A.van Raesfeltstraat

Cv

 

gs C

Westlander

DWA gescheiden

Brugstraat

Cv

 

gs D

Woudselaan

gemengd

Woudseweg

Cd

 

gs E

Laan van Groenwegen

gemengd

Dijkshoornseweg

Cd

 

gs F

Molenwerf

verbeterd gemengd

Gaag

Cv

BBL geplaatst

gs G

Drogerij

HWA verb. gescheiden

Drogerij

Cv

 

gs H

Dwarshaven

HWA verb. gescheiden

Schoolstraat

Cv

 

gs I

Schoolstraat

DWA verb. gescheiden

Schoolstraat

Cv

 

gs J

Prins Claussingel

HWA verb. gescheiden

Voordijkshoorn

Cv

 

gs K

Zwanebloem

HWA verb. gescheiden

Voordijkshoorn

Cv

 

gs L

Pinksterbloem

HWA verb. gescheiden

Voordijkshoorn

Cv

 

gs M

Tiendweg

HWA verb. gescheiden

Kerkpolder

Cv

 

R001

Koningin Julianaweg

gemengd

Dijkpolder

Cd

drempel verlaagd

R002

Slot de Houvelaan

gemengd

Dijkpolder

Cd

drempel verlaagd

R003

Koningin Julianaweg

gemengd

Dijkpolder

Cd

in 2003 verplaatst

R004

Kluiskade

gemengd

Commandeurspolder

Cv

af te sluiten

R005

Hofsingel

gemengd

Commandeurspolder

Cv

drempel verlaagd

R006

Baanderheer/sportpark

gemengd

Commandeurspolder

Cv

BBB gepland

R007

Delkamp

gemengd

Commandeurspolder

Cv

af te sluiten

R008

Ingeland

gemengd

Commandeurspolder

Cv

drempel verlaagd

Tabel 3-VI: Overstorten, met locaties, classificatie en maatregelen

 

3.5.3 Te nemen maatregelen

Er zijn geen risicovolle overstorten aanwezig in onze gemeente. Langs de Zouteveenseweg was een overstort aanwezig (gs A), die eventueel kon worden gekwalificeerd als aandachtspunt t.a.v. diergezondheid, omdat vlak erachter enige veehouderijen gevestigd zijn. In 1997 is deze overstort echter voorzien van een bergbezinkleiding (BBL). Daarnaast is tevens een circulatieprogramma opgesteld, waarbij na een overstorting een hoeveelheid schoon water in circulatie wordt gebracht, zodat de eventuele vervuiling snel wordt verdund. Dit water wordt ingelaten vanuit een watergang met een hoger peil, gelegen aan de andere zijde van de Zouteveenseweg. Ten derde is voor een eventuele calamiteit (uitvallen van een hoofdgemaal) een maatregel getroffen, waarbij de watergang kan worden afgesloten en later kan worden gereinigd. Ten slotte blijkt het voor het vee moeilijk om bij de watergang te komen waarin de BBL uitmondt. De dwarssloten zijn voorzien van stuwen (aangebracht t.b.v. peilbeheer) en dit water komt derhalve niet in contact met het overstortingswater. Voor de veedrenking wordt water uit de dwarssloten gepompt. Dit alles leidt ertoe dat de overstort eigenlijk inmiddels kan worden aangemerkt met classificatie “D”.

Ten slotte dient te worden opgemerkt dat enkele overstorten nog worden afgesloten (R004 en R007), indien het bergbezinkbassin in de Commandeurspolder gereed is. In de dimensionering van het bergbezinkbassin zijn deze maatregelen al voorzien, warbij ook de verplaatsing van R003 is voorzien alsmede de aanpassing van de drempels van R001, R002, R005 en R007.

In de komende periode worden alle overstortingen gemonitord. Hiertoe wordt een meetplan opgesteld. Op basis van deze metingen, kunnen zonodig nog aanvullende maatregelen worden getroffen. De metingen zijn gepland voor 2007-2012.

Indien er toch klachten binnenkomen over het optreden van overstortingen, of uit de metingen blijkt dat het aantal overstortingen groter is dan verwacht, worden passende maatregelen genomen. De eerste stap is het onderzoeken in hoeverre daadwerkelijk overstorting optreedt. Tevens maken we de bewoners duidelijk waar deze overstort zich bevindt, door middel van een waarschuwingsbord. Indien frequente overstorting is gebleken, zullen we onderzoeken of verplaatsing of aanpassing van de overstort zinvol is. Mocht dit geen aantrekkelijke optie zijn, zullen we onderzoeken in hoeverre plaatsing van een zuiveringsvoorziening een optie is. Hierbij valt te denken aan een BBB of BBL of aan een helofytenfilter. Tegelijk zullen we onderzoeken of het mogelijk is om in het bemalingsgebied verharde oppervlakken af te koppelen, om de overstortfrequentie te beperken. Ten slotte proberen we de gevolgen te beperken, bijvoorbeeld door het nemen van maatregelen zoals we dat voor de Zouteveenseweg hebben gedaan.

 

3.6 Toestand en functioneren van de riolering

De vorige planperiode is het rioolstelsel geïnspecteerd. Dit is gebeurd door zowel globale putinspecties vanuit de rioolputten als gedetailleerd inspecties in de leidingen. Uit de putinspecties ontstaat een kwaliteitsbeeld van de riolering in gebruikstoestand (niet gereinigd). De inspectieresultaten vormen naast de leeftijd van de riolen de basis voor de vervanging. De in de afgelopen periode uitgevoerde inspecties zijn opgenomen in Bijlage III.

Uit deze inspecties is gebleken dat de toestand van de riolering over het algemeen goed is. Dit correspondeert met het vrijwel ontbreken van klachten. Op basis van de inspecties is daarnaast de conclusie getrokken dat de technische levensduur ca. 60 jaar bedraagt.

Met ingang van 2006 voeren we de inspectie meer gestructureerd uit. Dit wordt gedaan aan de hand van het recent geïnstalleerde beheerspakket. Hierin gaan we de inspecties dan ook bij houden.

Het inspectieprogramma zal jaarlijks worden samengesteld op basis van de volgende gegevens:

Ouderdom, geplande reconstructies en bekende knelpunten.

In de begroting wordt jaarlijks ca. € 20.000,- gereserveerd voor deze inspecties.

In onderstaande subparagrafen is de huidige situatie getoetst aan de gestelde doelen, functionele eisen, maatstaven en meetmethoden, zoals opgenomen in tabel 2-IV.

 

3.6.1 Doelmatige inzameling van het binnen het gemeentelijk gebied geproduceerde afvalwater

 

1a: Alle percelen binnen het gemeentelijk grondgebied waar afvalwater vrijkomt, moeten zijn voorzien van een aansluiting op de riolering, uitgezonderd specifieke situaties waarbij locale behandeling doelmatiger is

In onze gemeente zijn nog 457 ongezuiverde lozingen aanwezig. Voor de sanering hiervan is het Aansluitplan buitengebied Midden-Delfland, doc.nr. RI-04-002-R01, AP&G Consultancy, 19 oktober 2004 opgesteld. Op basis van dit plan sluiten we de komende periode 275 percelen aan op drukriolering. De glastuinbouwbedrijven worden voorzien van een buffer en een telemetriesysteem. Telemetrie (Real Time Control) is nodig om de capaciteit van het stelsel optimaal te benutten. De overige 182 percelen zullen, indien perceeleigenaren hiermee instemmen, worden voorzien van een systeem voor de Individuele Behandeling van Afvalwater (IBA). Hiervoor is door de provincie voor de meeste percelen al ontheffing verleend (op basis van het aansluitplan ongerioleerde panden gemeente Schipluiden uit 2001).

De overige percelen binnen onze gemeente zijn aangesloten op transportsystemen die het afvalwater afvoeren naar de afvalwaterzuivering.

1b: De objecten moeten in goede staat zijn

Voor een doelmatig rioolbeheer gebruiken wij een geautomatiseerd rioolbeheerprogramma. Alle beheergegevens van het rioleringsstelsel zijn hierin opgenomen. De algehele toestand van de riolering is goed. Momenteel is het beheerssysteem nog niet volledig in werking. De gegevens uit de oudere GRP’s zijn inmiddels behoorlijk achterhaald, zodat het momenteel niet mogelijk is een volledig beeld te geven. Uit inspecties blijkt dat er geen probleempunten zijn. In de Westlander/Brugstraat (Schipluiden) en de Oranje Nassaustraat (Maasland) waren wel enkele verzakkingen opgetreden, waardoor verloren berging was ontstaan. Wij hebben deze verzakkingen verholpen in 2005.

1c: Er mogen geen ongewenste lozingen op de riolering plaatsvinden

Wij zien er nauwlettend op toe dat geen foutieve aansluitingen worden gemaakt. Op de locaties waar het in het verleden toch is voorgekomen dat RWA-leidingen of drainageafvoerleidingen op de DWA-leiding zijn aangesloten, koppelen we deze zo snel mogelijk af. Het is bekend dat er in het buitengebied van Maasland, Schipluiden en Den Hoorn regenwateraansluitingen en/of drainageaansluitingen foutief zijn aangesloten. Bij het aansluiten van de ongerioleerde panden en glastuinbouwbedrijven in het buitengebied herstellen we de foutieve regenwateraansluitingen zoveel mogelijk.

 

3.6.2 Doelmatige inzameling van overtollig hemelwater en grondwater

 

2a: Alle percelen binnen het gemeentelijk grondgebied waar hemelwater of grondwater vrijkomt, moeten zijn voorzien van een passende aansluiting op een afvoer

Er dient voor de doelmatige afvoer van hemelwater een passend stelsel aanwezig zijn. In nieuwbouwgebieden en reconstructiegebieden betekent dit dat er minimaal een (verbeterd) gescheiden stelsel aangelegd dient te worden. In bestaande gebieden kan met een gemengd stelsel worden volstaan. Afhankelijk van de mate van verontreiniging, kan op basis van de “Beslisboom aan- en afkoppelen verharde oppervlakken” worden besloten om tevens een afkoppelstelsel aan te leggen. Het hemelwaterafvoerstelsel dient het water af te voeren naar het oppervlaktewater, al dan niet voorzien van een zuiveringsvoorziening.

2b: Alle schone verharde oppervlakken moeten indien mogelijk worden afgekoppeld

Bij nieuwbouw en reconstructie dient afkoppeling onderzocht te worden en indien haalbaar gerealiseerd. Afhankelijk van de mate van verontreiniging, kan op basis van de “Beslisboom aan- en afkoppelen verharde oppervlakken” worden besloten om een afkoppelstelsel aan te leggen of om het hemelwater rechtstreeks naar het oppervlaktewater te brengen. In de bestaande woongebieden is het afkoppelen van verharde oppervlakken op de meeste locaties economisch niet haalbaar, enerzijds vanwege de afwezigheid van een passend stelsel en anderzijds vanwege het ontbreken van oppervlaktewater in de nabijheid.

2c: Implementatie verbreding rioolrecht

Momenteel wordt gewerkt aan de invoering van een verbreed rioolrecht. Na invoering van de “wet gemeentelijke watertaken” kan gebruik gemaakt worden van de verbreding van het rioolrecht (inzameling regenwater en grondwater). In deze planperiode is geen rekening gehouden met grootschalige investering voor inzameling van overtollig regen en/of grondwater. Na invoering van de “wet gemeentelijke watertaken” (vermoedelijk in 2007) kan gebruik gemaakt worden van het verbrede rioolrecht. Als het wetsvoorstel openbaar wordt zal er een VNG-advies voor gemeenten volgen.

In de komende planperiode zal hier aandacht aan besteed gaan worden. In eerste instantie zal er in de planperiode geïnventariseerd moeten worden of er binnen de gemeente sprake is van overlast als gevolg van grond- en regenwater. De onderwerpen “regen- en grondwater overlast” zullen ook behandeld gaan worden in het waterplan (o.a. definitie overlast). Dit waterplan is recent opgestart en wordt in de loop van 2006 opgesteld. In dit waterplan worden de relevante onderwerpen uit voorliggend GRP overgenomen, zoals de behandeling van afvalwater, afkoppelbeleid et cetera.

 

3.6.3 Transport van ingezamelde afvalwater naar de AWZI

 

3a: De afvoercapaciteit moet op alle plaatsen voldoende zijn om het aanbod aan afvalwater onder droogweer omstandigheden te verwerken

In onze gemeente is momenteel in de kernen voldoende capaciteit aanwezig om het afvalwater naar de AWZI te transporteren. De geplande nieuwbouwlocaties (zie § 3.3) worden voorzien van een (verbeterd) gescheiden stelsel en afhankelijk van de grootte, van een rioolgemaal. Naar verwachting heeft dit wel invloed op de capaciteit van de hoofdrioolgemalen, maar voldoet deze capaciteit nog ruim voldoende. Er wordt per locatie een rioolplan opgesteld, dat tevens wordt aangeboden aan het hoogheemraadschap. In totaal neemt de aangeboden hoeveelheid aan het hoogheemraadschap nauwelijks toe, doordat tevens waar mogelijk afkoppeling wordt toegepast.

In de buitengebieden wordt een drukrioolstelsel aangelegd, voor de woningen die nog niet aangesloten zijn (zie § 3.2). Op dit nieuw aan te leggen stelsel, dan wel op het bestaande drukriool worden ook de glastuinbouwbedrijven aangesloten. Doordat deze voorzien worden van buffers, kan het stelsel optimaal benut worden en kunnen grote piekbelastingen worden voorkomen. Deze voorschriften leiden ertoe dat de geïnstalleerde pompcapaciteit op zich voldoende is. Wel wordt momenteel aandacht besteed aan de afvoercapaciteit van de persleidingen naar de AWZI.

Op het moment van schrijven, lopen er twee optimalisatie-afvalwater-studies (OAS):

  • 1.

    De OAS Groote Lucht. Hierbij wordt onderzocht hoe het transport naar de AWZI Groote Lucht kan worden geoptimaliseerd tegen minimale kosten. Met name de persleiding vanuit De Lier, waarop in Maasland wordt ingeprikt bij gemaal Scheeweg en hoofdrioolgemaal Molenweide, lijkt aan het randje van de capaciteit te zitten. Het aansluiten van glastuinbouwbedrijven rond de kern Maasland en in het zuiden van De Lier kan daardoor voor problemen zorgen. In gezamenlijkheid met de betrokken gemeenten (Westland, Midden-Delfland, Schiedam en Vlaardingen) en het Hoogheemraadschap wordt onderzocht hoe dit tegen minimale kosten kan worden gerealiseerd.

  • 2.

    De OAS Delft. Hierbij wordt onderzocht hoe het afvalwater dat naar de kern Delft wordt gebracht om vervolgens naar de AWZI Houtrust, kan worden geoptimaliseerd om te zorgen dat Delft hier zo min mogelijk hinder van ondervindt. In gezamenlijkheid met de betrokken gemeenten (Midden-Delfland, Pijnacker-Nootdorp en Delft) en het Hoogheemraadschap wordt onderzocht hoe dit tegen minimale kosten kan worden gerealiseerd.

Ad 1) Een specifiek probleem is het lozingspunt aan de Scheeweg. In de huidige situatie zijn er bij langdurige regenval problemen met de afvoer van het rioolwater vanuit de pompput naar de leiding van het Hoogheemraadschap van Delfland. Hiervoor zijn twee oorzaken aan te wijzen:

De druk in de leiding van Delfland is op sommige momenten zo hoog dat de gemeentelijk pompen onvoldoende capaciteit hebben om het water in die situatie in de leiding te pompen.

Door het extra aanbod tijdens regenval, door de foutieve aansluitingen, zijn de gemeentelijke pompen niet in staat het water voldoende snel weg te pompen. Dit heeft tot gevolg dat door het ontbreken van een buffer, overstortingen op het oppervlaktewater plaatsvinden. Deze verkeerde aansluitingen zullen wij zo snel mogelijk afkoppelen. We zullen dit de komende periode doen, wanneer we de aansluitingen van de niet-gerioleerde percelen in het buitengebied aansluiten.

In het aansluitplan van Maasland en later Midden-Delfland is aangegeven dat het aansluiten van glastuinbouwbedrijven zonder afkoppeling dit probleem nog zal versterken. Niet alleen vanwege de toename van het afvalwateraanbod binnen onze gemeente, maar ook vanwege de toename vanuit de gemeente Westland.

3b: Het afvalwater dient zonder overmatige aanrotting de AWZI te bereiken

In het vuilemissiereductieplan is de theoretische ledigingstijd per rioleringsgebied bepaald. Hieruit volgt dat deze voldoen aan de maatstaf (<10-15 uur). In de praktijk blijkt de ledigingstijd in Maasland, volgens het Hoogheemraadschap, door nog onbekende oorzaak langer te zijn, waardoor extra water naar de AWZI wordt afgevoerd. Indien de ledigingstijd niet voldoet, kan dit aantasting van de rioolwand tot gevolg hebben.

3c: De afstroming dient gewaarborgd te zijn

In het stelsel van de kern Maasland zijn nauwelijks problemen geconstateerd in de afstroming door aanwezigheid van obstakels of overige afvoerbelemmerende onvolkomenheden.

Voor de gemengde riolering in Schipluiden en Den Hoorn zijn in het basisrioleringplan herberekeningen uitgevoerd ter bepaling van de grootte en locaties van verloren berging.

Hierin zijn de volgende locaties onderkend: Schipluiden-Noord (23 m3 = 13%), Schipluiden-Zuid (43m3 = 5%). Den Hoorn-Oost (20,5m3 = 3%) en Den Hoorn-Noord (0,8m3 = 0,4%).

3d: Riolen en andere objecten dienen in hoge mate waterdicht te zijn, zodanig dat de hoeveelheid intredend grondwater (lekwater) beperkt blijft

Uit inspecties hebben wij afgeleid dat de waterdichtheid van de riolering redelijk tot goed is.

 

3.6.4 Het voorkomen én verminderen van de vuilemissie naar oppervlaktewater en waterbodem

 

4a: De vuilemissie door overstortingen op oppervlaktewater dient gereduceerd te worden volgens het emissiespoor en waterkwaliteitsspoor. Risicovolle overstorten dienen te worden voorkomen of opgeheven

Uit het basisrioleringsplan van Schipluiden uit 1995 bleek dat meerdere bemalingsgebieden een te grote vuilemissie hadden ten opzicht van het referentiestelsel. Sindsdien zijn de nodige maatregelen getroffen. In de voortgangsrapportage van het hoogheemraadschap van oktober 2003 is opgenomen dat de toenmalige gemeente Schipluiden (inclusief de kern Den Hoorn) als enige gemeente binnen het verzorgingsgebied van het Hoogheemraadschap van Delfland aan het emissiespoor (de basisinspanning) en het waterkwaliteitsspoor voldoet.

In dezelfde voortgangsrapportage van het hoogheemraadschap staat dat er in de kern Maasland nog enkele maatregelen genomen moeten worden om aan het emissiespoor (de basisinspanning) te voldoen (o.a. bouw bergbezinkbassin). Ook moeten er nog maatregelen worden genomen in het kader van het waterkwaliteitsspoor (voornamelijk na 2007). Bij aanpassingen van het stelsel zal voorkomen worden dat overstorten leiden tot onacceptabele risico's voor mens en dier volgens de criteria gesteld in § 3.5.1 sub A.

In een bijdrageregeling geeft het Hoogheemraadschap van Delfland aan dat zij een bijdrage van 40% van de kosten kan leveren, als maatregelen worden genomen die betrekking hebben op het waterkwaliteitsspoor.

In 2006 hebben we een meetplan opgesteld, voor het registreren van overstortingen bij overstorten, dit mede gebaseerd op de WvO-vergunning. Wij streven ernaar om met ingang van 2007 overstortingen te registreren. In dit meetplan wordt dan ook ingegaan op het plaatsen en beheer en onderhoud van apparatuur.

4b: De vuilemissie door lozingen vanuit hemelwaterriolen op oppervlaktewater dient gereduceerd te worden volgens het emissiespoor

Bij aanleg, reconstructies en herinrichtingen koppelen we zoveel mogelijk vervuild regenwater aan op de riolering, terwijl we zoveel mogelijk schoon verhard oppervlak afkoppelen of niet aansluiten. Binnen de bestaande kernen, is het niet aantrekkelijk om separaat schone verharde oppervlakken af te koppelen, zonder reconstructie. De leidinginfrastructuur is hier niet geschikt voor en er is ook weinig geschikt oppervlaktewater aanwezig. Het afkoppelen van schone verharde oppervlakken conform de beslisboom aan- en afkoppelen heeft wel prioriteit bij nieuwbouw en reconstructies.

4c: De vuilemissie door lozingen vanuit diffuse bronnen op oppervlaktewater dient gereduceerd te worden

De laatste jaren zijn er in Nederland veel inspanningen geleverd die zich richten op het verbeteren van de waterkwaliteit. Desondanks worden er nog regelmatig overschrijdingen van grenswaarden gerapporteerd. Het gaat daarbij vooral om zware metalen, eutrofiërende stoffen, bestrijdingsmiddelen en persistente organische verbindingen waaronder PAK’s.

Meestal leveren diffuse bronnen (zoals verkeer, depositie, landbouw en bouwmaterialen) daarbij het grootste aandeel in de belasting van het oppervlaktewater. Deze diffuse bronnen zijn lastig aan te pakken, maar dat willen we wel proberen. Er is een diffusebronnenbeleid. Hierbij wordt geëvalueerd of de afkoppelbeslisboom wordt toegepast en of het diffusebronnenbeleid uitgevoerd wordt. Daarnaast gebruiken we de signaalbonnen om klachten te signaleren. Indien op locaties regelmatig sprake is van vuilemissie, gaan we onderzoek doen naar de bron. Bij dit onderzoek proberen we te achterhalen welke passende maatregelen getroffen kunnen worden. Indien haalbaar, nemen we die maatregelen.

 

3.6.5 Het voorkomen én verminderen van de vuilemissie naar bodem en grondwater

 

5a: Rioolstelsels dienen waterdicht te zijn, ter voorkoming van weglekkend rioolwater

Inspecties wijzen uit dat de waterdichtheid van de riolen redelijk tot goed is. In Schipluiden-Zuid is het stelsel plaatselijk verzakt en voldoet niet meer geheel aan de gestelde eisen (NPR 3398). Dit herstellen wij de komende periode. De verwachting is dat uittredend rioolwater in verband met hoge grondwaterstanden niet voorkomt.

Voor zover nu bekend zijn er geen locaties bekend waar de waterdichtheid van riolering onvoldoende is of dit tot problemen leidt. In deze eerste planperiode voor Midden-Delfland (twee jaar na de fusie) zal veel aandacht besteedt worden aan het invoeren van een goed rioolbeheersplan. Het bestaande beheersplan van Schipluiden is in 2006 uitgebreid met de data van Maasland. Het nieuwe beheersplan leidt tot meer gestructureerde plannen voor o.a. rioolonderzoek en beheer.

Mocht toch ergens verminderde waterdichtheid worden geconstateerd, zullen we hierop direct actie ondernemen. Afhankelijk van de staat van de riolering, kan dit door middel van relining (aanbrengen van een kous van PE), of door rioolvervanging.

 

3.6.6 Het voorkomen én verminderen van wateroverlast

 

6a: De instroming in riolen via de kolken dient ongehinderd plaats te vinden

Reiniging van de kolken vindt tweemaal per jaar plaats. Hiermee voorkomen wij dat afstroming via de kolken in de riolen wordt gehinderd. Wij hanteren een veegprogramma, waarbij we zes maal per jaar vegen. Hierdoor voorkomen we onnodige aanslibbing van de HWA-riolering.

Als er meldingen zijn over de instroming in riolen via kolken, pakken we deze direct aan.

6b: De afvoercapaciteit moet op alle plaatsen voldoende zijn om wateroverlast te verkomen, uitgezonderd in bepaalde buitengewone omstandigheden

Uit de berekeningen voor het basisrioleringsplan van Schipluiden blijkt dat tijdens de theoretische ontwerpbui in Schipluiden-Noord “water op straat” ontstaat. In dit gebied is ook wateroverlast opgetreden in een hoek van de Westlander. Hoewel na constatering hiervan enkele kolken zijn bijgeplaatst, bleke deze maatregelen onvoldoende. We hogen daarom een gedeelte van de Westlander in 2006 op.

Uit de berekeningen voor het bergbezinkbassin Commandeurspolder in Maasland blijkt dat water op straat optreedt bij een theoretische neerslaggebeurtenis met een herhalingstijd van eenmaal per twee jaar. Om deze situatie op te heffen, worden enkele overstortdrempels opgehoogd en enkele leidingen vergroot. De maatregelen zijn opgenomen in § 4.5.

 

3.6.7 Het voorkomen én verminderen van overlast voor de gemeenschap (anders dan wateroverlast)

 

7a: De bedrijfszekerheid van gemalen en overige objecten dient in voldoende mate gewaarborgd te zijn

Wij reinigen en inspecteren de hoofdgemalen eenmaal per zes weken en de minigemalen van de drukriolering eenmaal per jaar. Het hoofdgemaal Molenweide is in beheer en onderhoud bij het Hoogheemraadschap van Delfland en wordt door hen onderhouden. De hoofdgemalen Kerkstraat en Oranjelaan en de kleinere gemalen en opvoerpompen zijn in ons eigen beheer. Alle gemalen zijn uitgerust met een Mac Tac gemaalcomputer en aangesloten op een hoofdpost op het gemeentehuis (telemetrie). De centrale meldingscomputer geeft storingen door aan een medewerker van de storingsdienst. In de meeste gemalen is een reserve pomp opgesteld, waarmee de bedrijfszekerheid is vergroot. Alle gemalen werken naar behoren. Er treden alleen problemen op bij gemaal Scheeweg, vanwege de hoge druk in de persleiding van het Hoogheemraadschap (zie § 3.6.3 punt 2a).

7b: De stabiliteit van riolen dient te zijn gewaarborgd

De riolen in Schipluiden zijn niet of nauwelijks verzakt, met uitzondering van gedeelten van de riolering in de Dr. J. de Koninglaan en de Westlander. Deze verzakkingen herstellen we nog in 2005/2006. De riolering in de Otto van Egmondlaan is in 2003 vervangen, nadat daar verzakkingen werden gemeld. Enkele delen van het stelsel in Schipluiden-Zuid verkeren nog in slechte staat. Voor enkele strengen in de Woudseweg is melding gemaakt over wortelingroei en wateroverlast. Wij zullen deze strengen de komende periode herstellen.

De riolen in Maasland zijn ook niet of nauwelijks verzakt. De verzakte riolering in delen van de Hildegaarde, Slot de Houvelaan en de Koningin Julianaweg is de afgelopen periode vervangen.

7c: De riolering dient te worden voorzien van be- en ontluchting dat stankoverlast wordt voorkomen

In de kern Schipluiden was in de Woudseweg sprake van een knelpunt door stankoverlast. De belangrijkste maatregelen zijn uitgevoerd, waarmee de stankoverlast is verdwenen. Voor de komende periode moeten we alleen het afkoppelen van HWA realiseren. Dit doen we in combinatie met de herontwikkeling van de Hooipolder.

In Maasland zijn geen meldingen van stankoverlast geweest.

7d: Overlast als gevolg van werkzaamheden aan riolering dient beperkt te zijn.

Bij het uitvoeren van werkzaamheden aan de riolering beperken wij de overlast voor de burgers en bedrijven zoveel mogelijk, onder andere door werkzaamheden zoveel mogelijk te combineren. Vooruitlopend op werkzaamheden informeren wij belanghebbenden per brief. Bij ingrijpende werkzaamheden geven wij ook informatie in het weekblad “De Schakel”, op de website (www.middendelfland.nl) en tijdens inloopbijeenkomsten.

 

3.6.8 Doelmatig beheer en een goed gebruik van de riolering

 

8a: Rioleringsbeheer afstemmen met andere gemeentelijke taken

Als we werkzaamheden uitvoeren aan de riolering, stemmen we dit altijd af met andere werkzaamheden. Zo is de afstemming tussen het beheer van riolering, wegen en groen goed geregeld, omdat wij dit in één afdeling hebben gebundeld. Er is regelmatig overleg over projecten en er is koppeling tussen de programma’s voor wegbeheer en rioolbeheer. Ook de afstemming met nutsbedrijven loopt goed, ondermeer doordat we regelmatig een kabels- en leidingenoverleg houden.

8b: De gebruikers van riolering dienen bekend te zijn en ongewenste lozingen dienen voorkomen te worden

De gebruikers van de riolering zijn geregistreerd bij de afdeling financiën, sector belastingen (rioolrecht). Handhaving van lozingsvoorschriften (controle van de kwaliteit van het afvalwater) wordt periodiek uitgevoerd door het Milieubureau Westland. De gebruikers worden naar aanleiding van een bouwaanvraag, een aanvraag voor een milieuvergunning of een melding op grond van een AMvB (Wm) op de hoogte gesteld van de milieu- en lozingsvoorschriften. Wij hebben begin 2005 een Afvalverwerkingsverordening vastgesteld. In deze verordening hebben we alle voorwaarden opgenomen waaraan aansluitingen op de riolering of een andere zuiveringsvoorziening moeten voldoen. Deze verordening is gepubliceerd en ook na te lezen op de website. We wijzen alle eigenaren van percelen die aangesloten worden per brief op deze verordening.

In het buitengebied zijn in het verleden foutieve regenwateraansluitingen op de drukriolering aangebracht. Oorzaak hiervan is dat in het verleden de aansluiting door een particulier zelf verzorgd moest worden. Hierbij hebben wij onvoldoende gecontroleerd. Deze ongewenste lozingen worden nu bij de uitvoering van het aansluitplan buitengebied afgekoppeld.

8c: Er dient inzicht te bestaan in de toestand en het functioneren van de riolering

Jaarlijks moet volgens de richtlijnen ca. 10% van de putten visueel worden geïnspecteerd (globale putinspectie). Wij hebben gekozen om een ander inspectieregime te hanteren, waarbij we minder globale putinspecties uitvoeren, maar meer gedetailleerde inspecties. Deze geven een beter inzicht in de kwaliteit en zijn derhalve efficiënter. Alle relevante zaken met betrekking tot riolering en revisie houden we bij in het rioolbeheersysteem.

Vanuit het rioolbeheersprogramma hebben wij in 2006 een onderzoeksprogramma opgesteld waarbij rekening is gehouden met: ouderdom van de riolen, geplande reconstructies en bouwplannen, bekende knelpunten en de recent al uitgevoerde rioolinspecties. Hiertoe is medio 2006 een eerste grote slag gemaakt, door alle rioolstrengen van voor 1970 te laten inspecteren. Er is een opdracht gegeven om 15.000m riool (22% van totaal) te inspecteren en hierover een verslag te maken in beeld en geschrift, op basis waarvan een inschatting van de kwaliteit van de rioleringsobjecten is te krijgen. Het geïnspecteerd riool is onder te verdelen in:

  • ·

    4.900 m1 vrijverval riool in de kern Schipluiden,

  • ·

    5.900 m1 vrijverval riool in de kern Maasland,

  • ·

    4.600 m1 vrijverval riool in de kern Den Hoorn.

Door in het vervolg jaarlijks ca. 6.800 meter te laten inspecteren wordt een cyclus van gemiddeld één inspectie per 10 jaar nagestreefd. Door deze planmatige rioolinspectie zal in deze planperiode meer inzicht verkregen worden in de kwaliteit van de riolering waarmee in een volgend GRP rekening gehouden wordt. De resultaten van deze inspecties worden gekoppeld aan het rioolbeheerprogramma.

8d: Er dient zoveel mogelijk gebruik te worden gemaakt van duurzame en milieuvriendelijke materialen

Binnen de gemeente wordt een milieuvriendelijk beleid gevoerd, onder andere wat betreft onkruidbestrijdingsmiddelen, gladheidbestrijdingsmiddelen, gebruik van milieuvriendelijke materialen e.d. Dit beleid leggen we dit jaar vast in het milieubeleid.

8e: Er dient een klantvriendelijke benadering te worden nagestreefd

Vragen en meldingen komen tijdens kantooruren binnen bij de afdeling Openbare Werken en ’s avonds bij een storingsnummer. Sinds 1 augustus 2004 hebben wij een geautomatiseerd meldingenregistratiesysteem. Alle meldingen worden in een centrale database bijgehouden, inclusief de ondernomen acties.

In 2004 hebben wij ook signaalbonnen ingevoerd. Met deze bonnen, die in het weekblad “De Schakel” en op de website zijn opgenomen, kunnen burgers gebreken signaleren. Hiermee hebben we de service voor onze burgers verbeterd.

Hoofdstuk 4. Strategie

4.1 Inleiding

De strategie geeft op hoofdlijnen de aanpak weer waarmee aan de zorg voor de riolering invulling wordt gegeven. Deze strategie leidt tot realisatie van de gestelde doelen. De strategie geeft de samenhang tussen onderzoek, maatregelen, benodigde middelen en tijd per doel. De strategie heeft zowel op de aanleg als op het beheer van riolering betrekking.

 

4.2 Aanleg voorzieningen bij bestaande bebouwing

In het lozingenbesluit Wvo huishoudelijk afvalwater, als onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) is de verplichting opgenomen om voor 1 januari 2005 alle ongezuiverde lozingen te saneren. Op basis van een circulaire uit 2004 van het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu (VROM) is uitstel verleend van de zorgplicht, mits de gemeente in een goedgekeurd aansluitplan heeft vastgelegd hoe en wanneer de afvalwatersaneringen uitgevoerd zijn.

Er zijn nog 457 ongezuiverde lozingen binnen de gemeente. Voor de sanering hiervan is een aansluitplan opgesteld. Aansluitplan buitengebied Midden-Delfland, doc.nr. RI-04-002-R01, AP&G Consultancy, 19 oktober 2004. Dit plan is eind 2004 vastgesteld door de gemeenteraad, het Hoogheemraadschap van Delfland en de Provincie Zuid-Holland. We gaan 275 percelen aansluiten op drukriolering. Alle pompen worden via telemetrie aangesloten op de centrale post van de gemeente. Hierdoor verbeteren de onderhoudsmogelijkheden en de service. Hierbij voorzien we de glastuinbouwbedrijven van een buffer en een besturingssysteem, zodat de pieklozingen geregeld kunnen worden. Met aansluiting van de besturing (Real Time Control) op de telemetrie kunnen we de capaciteit van het stelsel optimaal benutten en beheren.

De overige 182 percelen voorzien we van een systeem voor de Individuele Behandeling van Afvalwater (IBA). Voor het niet aansluiten op de riolering is voor de meeste percelen door de provincie al ontheffing verleend (op basis van het aansluitplan ongerioleerde panden gemeente Schipluiden uit 2001). Om invulling te geven aan “de verbrede zorgplicht” zorgen wij er in samenwerking met het Hoogheemraadschap van Delfland voor dat wij ook deze woningen kunnen voorzien van een passend zuiveringstechnisch werk. Bij alle 182 percelen, mits de eigenaren akkoord gaan met de overeenkomst, plaatsen we een IBA klasse III-a. De meerkosten van het opwaarderen van een minimaal vereiste IBA klasse I naar een IBA klasse III-a worden door het Hoogheemraadschap betaald. De IBA’s worden geplaatst in opdracht van de gemeente en onderhouden door het Hoogheemraadschap.

Wij hebben besloten om alle voorzieningen bij bestaande bebouwing (riolering en IBA’s) te financieren uit het rioolfonds, er wordt geen eigen bijdrage verlangd. Alle aangesloten percelen (inclusief de IBA-percelen) worden vanaf het aansluitmoment aangeslagen voor jaarlijks rioolrecht aan de gemeente en een verontreinigingsheffing aan het Hoogheemraadschap van Delfland. Wij zijn eigenaar van de drukriolering en van de IBA’s die binnen de verbrede zorgplicht zijn aangelegd. Wij zijn verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van de (druk)riolering, het Hoogheemraadschap van Delfland is dat voor de IBA’s. De zorg voor controle en handhaving ligt bij het Hoogheemraadschap van Delfland.

Alle saneringsmaatregelen zijn opgenomen in Bijlage II, waarbij de indeling in clusters is gehanteerd, zoals wij die ook in het aansluitplan hebben gebruikt.

 

4.3 Aanleg voorzieningen bij nieuwe bebouwing

Bij in- en uitbreidingen in de gemeente wordt riolering aangelegd. Hierbij sluiten we zoveel mogelijk ‘schoon’ oppervlak niet aan op het riool, maar koppelen we dit af. Dit betekent dat afstromend hemelwater infiltreert in de bodem of rechtstreeks afvoert naar het oppervlaktewater. Dit afkoppelen gebeurt aan de hand van de ‘Beslisboom aan- en afkoppelen verharde oppervlakken’, opgesteld door de Werkgroep Riolering West-Nederland (WRW) in 2003 (zie Bijlage XII). Met het afkoppelen van ‘schone’ oppervlakken wordt voorkomen dat de zuivering onnodig wordt belast en houden we meer water in het gebied vast.

Bij kleinschalige in- en uitbreidingen leggen we hetzelfde rioolsysteem aan als het bestaande systeem. Bij de overige gevallen leggen we een gescheiden rioolstelsel aan, zonodig in combinatie met zuiveringstechnische voorzieningen bij de HWA-uitlaten, conform de Beslisboom (zie Bijlage XII).

 

4.4 Beheer bestaande voorzieningen

4.4.1 Reiniging

Tweemaal per jaar reinigen we alle kolken. Voorheen reinigden we het gehele stelsel elke zeven jaar. Van deze planmatige reiniging zijn we in het vorige GRP afgestapt en zijn we overgegaan op een probleemgestuurde reiniging. Dit betekent dat er een koppeling is aangebracht tussen de reiniging en de resultaten van inspecties en ervaringen. Locaties bij overstorten en injectiepunten van drukriolen reinigen we vaker.

 

4.4.2 Inspectie

In 2006 hebben we een operationeel plan voor inspectie opgesteld. Dit plan actualiseren we vervolgens jaarlijks. Daarbij houden we de resultaten van de inspectie bij. Deze resultaten nemen we op in het rioolbeheersysteem. Uit dit systeem volgen jaarlijks de maatregelen die we moeten nemen.

Planmatig rioleringsbeheer is alleen mogelijk met kennis over de toestand en het functioneren van de riolering. Naast onderzoek naar het functioneren als geheel, moet de gemeente (als beheerder) onderzoek (laten) doen naar de toestand van de objecten waaruit de riolering is opgebouwd. Inspectiedoelen zijn: inspectie voor strategische planning, inspectie bij operationele planning, inspectie klachten en storingen (knelpunten), inspectie voor de keuze van maatregelen en inspectie voor het vastleggen van alle rioolinlaten.

In totaal is er in Midden-Delfland ca. 68.000 meter vrijvervalriool aanwezig. Circa 16.000 meter hiervan is vóór 1970 aangelegd (meer dan 35 jaar oud). Vanuit het rioolbeheersprogramma hebben wij in 2006 een onderzoeksprogramma opgesteld waarbij rekening is gehouden met: ouderdom van de riolen, geplande reconstructies en bouwplannen, bekende knelpunten en de recent al uitgevoerde rioolinspecties. Hiermee rekening houdend is er eind 2006 ca. 15.000 meter riool geïnspecteerd, onder te verdelen in:

  • ·

    4.900 m1 vrijverval riool in de kern Schipluiden,

  • ·

    5.900 m1 vrijverval riool in de kern Maasland,

  • ·

    4.600 m1 vrijverval riool in de kern Den Hoorn.

Door in het vervolg jaarlijks ca. 6.800 meter te laten inspecteren wordt een cyclus van gemiddeld één inspectie per 10 jaar nagestreefd. Door deze planmatige rioolinspectie zal in deze planperiode meer inzicht verkregen worden in de kwaliteit van de riolering waarmee in een volgend GRP rekening gehouden wordt.

 

4.4.3 Systematisch rioolbeheer

Het rioolbeheerprogramma heeft een koppeling met een digitale rioleringskaart, zodat deze automatisch wordt geactualiseerd. De kaarten worden dit jaar in het systeem ingevoerd.

De afhandeling van meldingen is in 2004 voor de gehele organisatie digitaal opgezet. Elke melding wordt in dit systeem ingevoerd en gekoppeld aan een actie en een initiator (degene die actie moet ondernemen). Dit zorgt voor een optimale afhandeling.

 

4.4.4 Naleving (vergunning)voorschriften

De lozingsvergunningen controleren we periodiek, waarbij de frequentie afhankelijk is van het soort bedrijf. De controles worden uitgevoerd door een gespecialiseerd milieubureau.

 

4.4.5 Beperken overlast

Afval- en hemelwater kan, vooral bij afwezigheid van of slecht functioneren van de riolering, voor overlast zorgen. Deze overlast is in te delen in soorten overlast:

  • ·

    vuiluitworp

  • ·

    vervuiling bodem en grondwater

  • ·

    wateroverlast

In 2007 voldoet de gehele gemeente aan de basisinspanning emissiereductie. Om aan het waterkwaliteitsspoor te voldoen, moeten we na 2007 nog enkele maatregelen treffen in de kern Maasland. Deze maatregelen zijn opgenomen in § 4.5.

 

4.5 Maatregelen

Om een goed werkend rioolstelsel te hebben, moeten we nog verbeteringmaatregelen treffen. De maatregelen staan in tabel 4-I. Het zijn enerzijds algemene maatregelen ter verbetering (V), anderzijds maatregelen om te voldoen aan het emissiespoor (E) en waterkwaliteitsspoor (W).

Maatregel

Locatie

kader

Reden en planning

Schipluiden

Aanpassen gemaal en riolering Brugstraat

Brugstraat

V

We hebben een volledige renovatie van het gemaal en de riolering uitgevoerd in 2002006

Vervangen 900m asbestcementleiding van de persleiding tussen Schipluiden-Delft

persleiding Schipluiden-Delft

V

Vervanging 510m asbestcementleiding (tussen Buitenhofdreef en N15), gepland in 2010.

Optimalisatie en reiniging drukriolering

Buitengebied

V

Is gedeeltelijk uitgevoerd tijdens normaal onderhoud, resterend deel wordt gedaan bij realisatie aansluitplan buitengebied vanaf 2006

Afkoppelen regenwaterafvoeren van de drukriolering en aanpassen nooduitlaten

Zwethkade/Harnaschkade en Noordhoornseweg / Lookwatering

E

wordt gedaan bij realisatie aansluitplan buitengebied 2006-2008

Uitbreiding drukriolering en aanleg IBA’s buitengebied

Buitengebied

E

Realisatie aansluitplan buitengebied 2005-2008

Den Hoorn

Afkoppelen HWA-leiding en aansluiting DWA-leiding op Look-West

Woudseweg

E

Wordt uitgevoerd i.c.m. herinrichting Woudseweg en ontwikkeling Hooipolder in 2005-2010

Gescheiden stelsel ombouwen naar een verbeterd gescheiden stelsel óf aanbrengen van zuiveringstechnische voorzieningen bij HWA-stelsel.

Hooipolder

E

De ombouw/aanpassingen wordt betrokken bij de herstructurering van de Hooipolder (2005-2010)

Maatregel

Locatie

kader

Reden en planning

Woongebied (westelijk deel) ombouwen naar een verbeterd gescheiden stelsel óf het aanbrengen van zuiveringstechnische voorzieningen, pompcapaciteit aanpassen en bestaand persleiding vergroten

Den Hoorn Zuid (Tanthofkade)

V

De ombouw/aanpassingen wordt betrokken bij de herstructurering van gebied.

Maasland

Maatregelen in het kader van de afvoercapaciteit en vuilemissie:

1.Aanleg bergbezinkvoorziening (BBB) 300 m3 en toevoerleiding

2.Aanpassen overstort R005

3.Afsluiten overstort R006

4.Afsluiten overstort R007

5.Verplaatsen overstort R008

6.Vergroten riolering Hammerdreef

7.Aanleg riolering Kluisweer

8.Vergroten riolering Ingeland

9.Vergroten riolering Kluiskade

Commandeurspolder

E

2007

2007

2007

2007

2007

nog overleg/onderzoek nodig

nog overleg/onderzoek nodig

2007

nog overleg/onderzoek nodig

Maatregelen in het kader van waterkwaliteitsspoor *

1.Aanvullende maatregelen BBB (in overleg met hoogheemraadschap van Delfland)

2.Ingeland: inlaatconstructie vanuit Zuidgaag

3.Koningin Julianaweg: inlaatconstructie vanuit Noordvliet

4.Het Ambacht: verbinding tussen watergangen

5.Overige voorzieningen zoals afrasteringen in omgeving veedrenkingen etc.

Commandeurspolder

 

 

 

 

 

 

 

Commandeurspolder

 

 

Dijkpolder

 

 

 

Commandeurspolder

 

 

 

Maasland

W

2007

2009

2009

2009

2010

Vervangen drukrioleringspompen en pompinstallaties

buitengebied

V

In combinatie met uitvoering aansluitplan buitengebied, 2005-2007

Meetplan overstorten (n.a.v. WvO-vergunning)

Midden-Delfland

E

2006-2007

Tabel 4-I: Maatregelen Midden-Delfland per stelsel

* Opmerking: Het Hoogheemraadschap van Delfland gaat ervan uit dat de maatregelen in het kader van het waterkwaliteitsspoor voor 1 januari 2010 zijn uitgevoerd, tot die tijd is er ook subsidie beschikbaar.

Hoofdstuk 5. Middelen en kostendekking

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk gaan we in op de benodigde financiële middelen om de in dit plan gestelde doelen in de planperiode te bereiken. Aangezien de zorg van de riolering niet ophoudt aan het einde van de planperiode, zijn in het kostendekkingsplan vier scenario's beoordeeld met betrekking tot de te verwachten inkomsten en uitgaven over een periode die boven de geldigheidsduur van het onderhavige plan uitstijgt.

Uitgangspunt voor de vier scenario's is dat in ieder geval aan het einde van de planperiode (in dit geval 60 jaar, de technische levensduur van vrijvervalriolering) de uitgaven geheel door de inkomsten gedekt moeten worden, maar dat is niet bij elk scenario haalbaar. Dit komt tot uitdrukking door de ontwikkeling van het zogenaamd egalisatiefonds t.b.v. de rioleringszorg. In paragraaf 5.4 staan de vier beoordeelde scenario's beschreven.

 

5.2 Personele middelen

De Afdeling Openbare Werken staat de komende jaren (periode 2006 t/m 2010) een grote inspanning te wachten. Hiervoor moeten we dan ook voldoende personele capaciteit hebben. In de planperiode worden o.a. de volgende werkzaamheden verricht:

  • ·

    Herberekening van het gemeentelijk stelsel

  • ·

    Het strategisch plan omzetten naar operationele jaarprogramma's, belangrijke onderdelen hieruit zijn het aansluiten van niet op de riolering aangesloten panden, aanleg van randvoorzieningen en renovatie/vervanging van riolering

  • ·

    De keuzes die in de operationele programma's worden gemaakt, moeten onderbouwd en beoordeeld worden met aanvullende studies t.b.v. de detaillering van de maatregelen

  • ·

    Het laten uitvoeren van rioolinspecties ter beoordeling van de toestand van de riolering

  • ·

    Opstellen van rioleringsplannen voor de uitbreidingen in woongebieden en bedrijventerreinen

  • ·

    Opzetten van een meetprogramma overstorten (t.b.v. waterkwaliteitsspoor)

  • ·

    Opzetten en actueel houden van het rioleringsdatabestand.

  • ·

    Uitvoeren van aanbevelingen uit GRP III: Aanleg randvoorzieningen & Afkoppeling verhard oppervlak, onderzoek

Bij de bepaling van de benodigde personele capaciteit is uitgegaan van 185 werkbare dagen per jaar (gebaseerd op Module D2000 van Leidraad Riolering), hetgeen per formatieplaats (1 fte) overeenkomt met 1480 uur per jaar. Dit zijn langjarige gemiddelden, gebaseerd op een 40-urige werkweek. Toch komt dit vrijwel overeen met onze eigen planning, waarbij we zijn uitgegaan voor 2006 van 189 werkdagen en 1360 productieve uren, gebaseerd op een 36-urige werkweek.

 

5.2.1 Kernfuncties

Alle voor het rioleringsbeheer benodigde activiteiten zijn vertaald naar takenpakketten per kernfunctie die door personen op HBO- en MBO/LBO-niveau van de afdeling Openbare Werken moeten worden vervuld. Hieronder vallen zowel de binnen- als de buitendienst. Te onderscheiden valt:

  • ·

    management;

  • ·

    financieel administratieve zaken;

  • ·

    voorlichting en juridische zaken;

  • ·

    secretariaat;

  • ·

    technische planning en bestandsbeheer;

  • ·

    voorbereiding en directievoering investeringswerken;

  • ·

    inspectie en onderhoud;

De kernfuncties zijn van toepassing op de verschillende hierna omschreven activiteiten.

 

5.2.2 Rioleringsbeheer

Algemeen wordt gesteld dat voor gemeenten van 10.000 inwoners 1,3 formatieplaatsen op HBO/WO en 1,9 formatieplaatsen op LBO/MBO nodig zijn om alle taken adequaat uit te voeren (bron “Leidraad Riolering”). Het aantal inwoners per 1 januari 2005 bedraagt 17.055. Op basis van extrapolatie betekent dit dat voor onze gemeente 2,2 formatieplaatsen op HBO en 3,2 formatieplaatsen op MBO/LBO-niveau nodig zijn. Deze formatieplaatsen zijn nodig om de in tabel 5-I opgenomen taken te verrichten. Hierbij komt één formatieplaats overeen met 185 dagen (1480 uren) per jaar conform het gestelde in de Leidraad Riolering.

Activiteiten (structureel)

Benodigde capaciteit in uren

Uitvoering in eigen beheer

Zoveel mogelijk uitbesteden

HBO

MBO/LBO

HBO

MBO/LBO

Gemeentelijk rioleringsplan (1 x per 5 jaar)

540

0

200

0

overige jaren

140

0

140

0

Operationele jaarprogramma's

540

0

340

0

Onderzoek, berekeningen

270

0

140

0

Onderzoek, inspectie

70

410

70

0

Onderzoek, inventarisatie

70

270

140

270

Onderhoud

140

2040

140

140

Reparatie

70

270

70

140

Meldingenregistratie

140

270

140

270

Verbetering

70

70

70

70

Renovatie en vervanging

200

410

200

0

Advies en begeleiding nieuwbouw

140

0

70

0

Aanleg bestaande bebouwing

140

0

70

0

Afdelingsoverleg

200

200

200

200

Financieel administratieve zaken

270

410

270

200

Secretariële werkzaamheden

270

410

270

200

Totaal arbeidsinspanning (uren/jaar)

3270

4760

2530

1490

Werkbare uren per jaar

1480

1480

1480

1480

Benodigde formatie

2,2

3,2

1,7

1,0

Tabel 5-I: Normen arbeidsinspanning in uren voor een gemeente van 17.000 inwoners (bron “Leidraad Riolering”)

 

In onze gemeente hanteren wij per formatieplaats ca. 195 werkbare dagen van 7,2 uur, hetgeen overeenkomt met 1400 uur per formatieplaats per jaar. Dit is dus enigszins afwijkend van de Leidraad Riolering. In onze gemeente wordt veel advieswerk op HBO-niveau uitbesteed. Het dagelijks onderhoud op LBO/MBO-niveau wordt veelal in eigen beheer uitgevoerd. Uit tabel 5-I blijkt dat er dan ca. 2530 uur op HBO en 4760 uur op LBO/MBO-niveau nodig is. Dit zijn vaste formatieplaatsen.

Op basis van de urenverdeelstaten van 2006 zijn de volgende formatieplaatsen beschikbaar:

Activiteiten (structureel)

Beschikbare capaciteit in uren

Uitvoering in eigen beheer

HBO

MBO/LBO

Buitendienst

0

3060

Binnendienst

1207

995

Financieel administratieve zaken

270

410

Secretariële werkzaamheden

270

410

Beschikbare arbeidsinspanning (uren/jaar)

1747

4875

Benodigde arbeidsinspanning (uren/jaar)

2530

4760

Theoretisch structurele afwijking

-783

+115

Tabel 5-II: Beschikbare arbeidsinspanning in uren voor een gemeente van 17.000 inwoners

 

Uit tabel 5-II blijkt dat er een structureel tekort is aan arbeidsinspanning op HBO-niveau. Dit tekort is bovendien gebaseerd op activiteiten exclusief de grondexploitaties (waarvoor ook een arbeidsinspanning benodigd is). Het huidig aantal formatieplaatsen bedraagt 4,5 fte. Gelet op de geplande werkzaamheden in de komende planperiode is bovenop de structurele inzet ook nog extra personele capaciteit op projectbasis (aansluitplan, IBA-project) nodig. We moeten als gemeente overwegen naast de huidige uitbestedingen ook de extra structurele personele capaciteit extern in te huren.

 

5.3 Financiële onderbouwing; investeringen en lasten

5.3.1 Algemeen

De kostendekkingsberekeningen worden gemaakt voor een periode van 60 jaar. De in deze rapportage genoemde lasten zijn exclusief BTW, maar inclusief directiekosten en onvoorziene lasten. Voorzover niet expliciet aangegeven zijn de lasten gebaseerd op de begroting van 2006. Daarnaast zijn in het kostendekkingsplan percentages opgenomen voor rente, rente over reserves en is rekening gehouden met inflatie.

Voor de verschillende kostenposten zijn ramingen opgesteld voor de te verwachten uitgaven ten aanzien van beheer, onderhoud en vernieuwing/vervanging. Daarnaast zijn er uitgaven voor de kapitaallasten en voor de realisatie van de ontsluiting van het buitengebied en de verbeteringsmaatregelen.

De kosten voor aanleg en aanpassing van riolering in het kader van stadsuitbreiding, -verdichting en -vernieuwing komen ten laste van de grondexploitatie. De kosten voor uitbreiding van woongebied en bedrijventerrein komen derhalve niet terug in het kostendekkingsplan.

Eventuele "werken voor derden" worden gefinancierd door derden en zijn eveneens niet opgenomen in het kostendekkingsplan.

De kosten voor het aanleggen van nieuwe perceelaansluitingen en het eventueel in een later stadium weer verwijderen komen te allen tijde ten laste van de perceeleigenaar.

Een bijzondere vorm van kosten vormen de kapitaallasten. Onder kapitaallasten worden de lasten van rente en afschrijvingen verstaan die het gevolg zijn van waardevermindering.

Er is onderscheid gemaakt in investeringsuitgaven en exploitatiekosten.

Voor de verschillende kostenposten zijn ramingen opgesteld voor de te verwachten uitgaven ten aanzien van beheer, onderhoud en vernieuwing/vervanging.

De beheer-, onderhoud- en vervangingskosten zullen stijgen als gevolg van de toename van de te beheren voorzieningen, de achterstalligheid van het beheer en onderhoud in relatie tot de veroudering van het rioolstelsel. Dit betekent ook een stijging van het benodigde aantal arbeidsuren.

De kosten voor onderzoeken en verbeteringen in het kader van de milieuwetgeving (verbeteringen, emissiespoor en waterkwaliteitsspoor) zijn weergegeven in tabel 4-I van hoofdstuk 4 Strategie.

Investeringsuitgaven

Investeringen bestaan uit nieuwe investeringen en vervangingsinvesteringen. Investeringsuitgaven zijn uitgaven voor zaken die meerdere jaren meegaan. De jaarlijkse lasten die daaruit volgen bestaan uit rente en afschrijvingen. Nieuwe investeringen betreffen maatregelen om de doelen te realiseren en om te voldoen aan de wettelijke eisen. Vervangingsinvesteringen betreffen de jaarlijkse uitgaven voor vervanging van riolering die niet meer aan de gestelde eisen voldoen (inclusief onderdelen). Dit zijn beide noodzakelijke en onvermijdelijke maatregelen.

Exploitatiekosten

Bij de exploitatiekosten gaat het om jaarlijkse uitgaven voor beheer- en onderhoudsactiviteiten die nodig zijn voor een goed en doelmatig rioolbeheer. De kosten van deze uitgaven worden toegeschreven aan het jaar waarin deze uitgegeven worden. De kosten voor jaarlijkse inspecties zijn opgenomen in de begroting, evenals de kosten voor klein onderhoud en rioolreiniging.

 

5.3.2 Investeringsuitgaven

Om de doelen geformuleerd in dit GRP te realiseren zijn onderzoek en verbeteringsmaatregelen benodigd. In deze paragraaf zijn de investeringsuitgaven voor de activiteiten samengevat weergegeven in de vorm van een totaal investeringsbedrag voor de planperiode 2005-2010. In bijlage III zijn de uitgaven gespecificeerd.

Verbeteringsmaatregelen

jaar

bruto

subsidie

netto

vervangen gemaal en aanpassen Brugstraat

2005

€ 100.000

 

€ 100.000

vervangen AC-deel persleiding Schipluiden-Delft (510 m)

2009

€ 112.000

 

€ 112.000

Herstel riolering Westlander

2006

€ 35.000

 

€ 35.000

uitvoeren debietmetingen glastuinbouw

2007

€ 13.097

 

€ 13.097

Meetplan 6 overstorten (ihkv WvO-vergunning)

2007

€ 25.000

 

€ 25.000

Meetplan 6 overstorten (ihkv WvO-vergunning)

2008

€ 25.000

 

€ 25.000

Vervanging drukpompen

2006-2010

€ 281.044

 

€ 281.044

Inspectie bestaande riolering

2006-2010

€ 126.750

 

€ 126.750

Vervanging riolering Midden-Delfland

2006-2010

€ 1.553.880

 

€ 1.553.880

Aanleg riolering en IBA's buitengebied (aansluitplan)

2005-2008

€ 5.725.489

€ 1.360.312-

€ 4.365.177

Subtotaal Verbeteringsmaatregelen

 

€ 7.997.260

€ 1.360.312-

€ 6.636.948

 

 

 

 

 

Emissiespoor

jaar

bruto

subsidie

netto

Hooipolder I ombouwen naar verbeterd gescheiden stelsel

2008

in project

 

 

Woudseweg verpl. Overstort, akoppelen en verhogen pompcap.

2008

in project

 

 

Riolering Hammerdreef, nieuw riool put 192-200

2009

€ 108.000

 

€ 108.000

Overstort Ingeland, overstort R08

2009

€ 29.000

 

€ 29.000

Koppeling Kluisweer, koppeling put 294-299

2009

€ 29.000

 

€ 29.000

Riolering Kluiskade, nieuw riool put 208-207

2009

€ 29.000

 

€ 29.000

Aanleg BBB Commandeurspolder

2007

€ 443.000

 

€ 443.000

Overstort en aanpassen leidingen Commandeurspolder

2007

€ 290.000

 

€ 290.000

Subtotaal Emissiespoor

 

€ 928.000

 

€ 928.000

 

 

 

 

 

Waterkwaliteitsspoor

jaar

bruto

subsidie

netto

Ingeland: maken inlaatconstructie

2008

€ 60.000

€ 24.000-

€ 36.000

Koningin Juliananweg: maken inlaatconstructie

2009

€ 105.000

€ 42.000-

€ 63.000

Het Ambacht: maken verbinding

2008

€ 60.000

€ 24.000-

€ 36.000

Overige voorzieningen: maatregelen overstort R05

2009

€ 80.000

€ 32.000-

€ 48.000

Subtotaal Waterkwaliteitsspoor

 

€ 305.000

€ 122.000-

€ 183.000

 

 

 

 

 

Totaal investeringen

 

€ 9.230.260

 

€ 7.747.948

Tabel 5-III: Benodigde investeringen 2005-2010 (rekening mee gehouden in huidig investeringsprogramma)

Maatregel

kosten

aantal

Kosten per post

periode 2005-2010

Verbetermaatregelen

 

 

 

€ 7.747.948

Verbeteringen

€ 2.271.771

totaal

€ 2.271.771

 

Emissiespoor

€ 928.000

totaal

€ 928.000

 

Waterkwaliteitsspoor

€ 183.000

totaal

€ 183.000

 

aansluiten ongerioleerde panden

€ 4.365.177

totaal

€ 4.365.177

 

Onderzoeken

 

 

 

€ 162.000

Opstellen operationele plannen

€ 4.500

per jaar

€ 27.000

 

Opstellen afkoppelstudie

€ 25.000

eenmalig

€ 25.000

 

Overige extern advies

€ 10.000

per jaar

€ 60.000

 

Opstellen GRP-IV

€ 20.000

per 5 jaar

€ 20.000

 

Opstellen Basisrioleringsplan

€ 30.000

per 10 jaar

€ 30.000

 

Totaal maatregelen

 

totaal

 

€ 7.909.948

Tabel 5-IV: Investeringsuitgaven 2005-2010 (6 jaar)

 

Gecumuleerd over de planperiode 2005-2010 bedragen de kosten voor de te nemen maatregelen in totaal ca. 7,75 miljoen euro (exclusief BTW). Dit is gemiddeld ca. 1,3 miljoen per jaar. Hierbij zijn ook de indicatieve kosten opgenomen voor het actualiseren van een GRP (elke vijf jaar) en voor het actualiseren van een Basisrioleringsplan (elke tien jaar).

Gemiddeld jaarlijkse kosten voor vervanging, renovatie en reparatie

Vervangingsinvesteringen betreffen de bestaande riolen, drukriolering, gemalen, persleidingen en randvoorzieningen. In tabel 5-V zijn de vervangingen opgesplitst in gemalen, drukleidingen en vrijverval. De bedragen zijn gemiddeld over een planperiode van 2005-2065, uitgaande van een gemiddelde levensduur. Hierbij is dus geen rekening gehouden met het aanlegjaar, maar alleen uitgegaan van langjarige gemiddelden. De theoretische jaarlijkse kosten bedrage ca. € 800.000 per jaar (exclusief BTW). De werkelijke kosten voor de planperiode zijn verderop uitgewerkt.

 

 

gemiddelde

 

onderdeel

verv.invest

levensduur

kosten/jaar

gemalen en pompunits

€ 3.051.832

15/45

€ 127.514

persleidingen en drukriolering

€ 2.744.057

45

€ 60.979

Vrij-verval

€ 36.869.040

60

€ 614.484

Totaal vervangingen

€ 42.664.929

 

€ 802.977

Tabel 5-V: Vervangingen gebaseerd op theoretische gemiddelden (over 60 jaar).

 

Vervanging vrijvervalriolen

De vervangingsinvesteringen voor de riolen zijn opgenomen in bijlage IV. Deze investeringen zijn gebaseerd op de leeftijd van de riolen (investeringslijn). Voor de afschrijving is een termijn gehanteerd van 60 jaar (dit komt overeen met termijn van Maasland, in Schipluiden werd een termijn van 50 jaar gehanteerd). De komende periode onderzoeken we op basis van inspecties in hoeverre deze termijn ook gerealiseerd wordt.

Vervanging drukriolering, gemalen en persleidingen

In bijlage V is de specificatie weergegeven van de benodigde investeringen voor het vervangen van de drukriolering, de gemalen en persleidingen. Bij de bepaling van de vervangingsinvesteringen is onderscheid gemaakt tussen het elektromechanisch gedeelte (pompen, schakelmechanisme, etc.), het bouwkundige gedeelte en de leidingen. Uit ervaringscijfers blijkt dat de gemiddelde levensduur van het elektromechanische gedeelte circa 15 jaar is en het bouwkundige gedeelte circa 45 jaar. De economische levensduur van de leidingen bedraagt circa 45 jaar.

Vervanging randvoorzieningen

De vervangingsinvesteringen voor de randvoorzieningen (bergbezinkriolen) zijn eveneens opgenomen in bijlage V. Voor de randvoorzieningen is eveneens onderscheid gemaakt tussen het elektromechanische gedeelte en het bouwkundige gedeelte en de leidingen. Voor het elektromechanische gedeelte is uitgegaan van een levensduur van circa 15 jaar is en voor het bouwkundige gedeelte van een levensduur van circa 45 jaar (vergelijkbaar met gemalen). De kosten voor vervanging van de pompen zijn ingeschat op basis van ervaring.

Vervangingskosten in de planperiode

In tabel 5-VI zijn de vervangingen voor de planperiode opgenomen. Deze zijn iets lager dan gemiddeld. Dit komt doordat er in de periode 1940-1960 weinig riolering is aangelegd (slechts 9%) en er geen persleidingen of drukriolen vervangen behoeven te worden. Gecumuleerd over de periode 2005-2010 bedragen de vervangingsinvesteringen in totaal 3,0 miljoen euro.

onderdeel

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2005-2010

gemalen en pompunits

€ 101.619

€ 30.000

€ 35.000

€ 0

€ 20.000

€ 52.544

€ 239.163

persleidingen en drukriolering

€ 4.084

€ 3.500

€ 0

€ 56.000

€ 0

€ 84.000

€ 147.584

Vrij-verval

€ 149.472

€ 281.640

€ 245.808

€ 293.976

€ 342.144

€ 390.312

€ 1.703.352

Totaal vervangingen

€ 255.175

€ 315.140

€ 280.808

€ 349.976

€ 362.144

€ 526.856

€ 2.090.099

Tabel 5-VI: Reguliere vervangingen gebaseerd op planperiode (over 6 jaar)

 

De in tabel 5-VI opgenomen vervangingsinvesteringen zijn opgenomen in het huidige investeringsprogramma (2006-2010). Bij het kostendekkingsplan wordt uitgegaan van de bedragen zoals hierboven opgenomen.

Kapitaallasten uit verleden

De investeringen die in het verleden zijn gepleegd, zijn opgenomen als kapitaallasten uit het verleden. De exacte hoogte ervan is afhankelijk van het afschrijvingstype, het rentepercentage en de afschrijvingsperiode. De kosten als gevolg van investeringen uit het verleden is ontleend aan informatie uit de vorige GRP’s. Hierbij is ervan uitgegaan dat de kosten voor de vrijvervalriolering ofwel zijn afgeschreven, ofwel uit de grondexploitatie zijn betaald. Verder is ervan uitgegaan dat de afschrijvingsperiode gelijk is aan de levensduur (zoals opgenomen in de vervanging). Het rentepercentage is aangehouden op gemiddeld 3,75%. In bijlage VIII is een overzicht van de kapitaallasten voor de periode 2005-2020 opgenomen, hierbij zijn ook de kapitaallasten van nieuwe investeringen opgenomen. In tabel 5-VII zijn alleen de bestaande lasten opgenomen.

Jaar

2005

2006

2007

2008

2009

2010

Kapitaallast

€ 183.359,60

€ 175.171,55

€ 165.913,82

€ 155.850,31

€ 148.572,83

€ 143.263,50

Tabel 5-VII: Kapitaallasten uit het verleden

 

5.3.3 Exploitatiekosten

Om een goede werking van het rioolstelsel te bereiken, zijn jaarlijks uitgaven nodig voor goed en doelmatig rioolbeheer en onderhoud. In deze paragraaf zijn de exploitatiekosten opgenomen, zoals opgenomen in de begroting voor 2005, 2006 en 2007.

Omschrijving

post

2005

2006

2007

Energiekosten

31200

€ 57.690

€ 44.400

€ 45.294

Belastingen

34060

€ 36

€ 38

€ 38

Gereedschappen

34312

€ 72.978

€ 0

€ 0

Onderhoud gemalen

34370

€ 14.238

€ 10.000

€ 10.152

Onderhoud riolering

34371

€ 95.687

€ 176.000

€ 180.175

Onderhoud gemalen

34372

€ 25.628

€ 26.000

€ 26.675

Verzekeringen

34317

€ 287

€ 286

€ 290

Inning nutsbedrijf

34369

€ 15.052

€ 15.064

€ 15.293

Telefoonkosten

34485

€ 11.343

€ 11.550

€ 11.726

Uitbesteed werk

34240

€ 3.625

€ 0

€ 0

Manuren binnen

62202

€ 212.350

€ 166.804

€ 171.036

Manuren buiten

62203

€ 130.175

€ 133.569

€ 135.295

Tractie

62402

€ 14.880

€ 14.938

€ 16.289

Totaal exploitatie

 

€ 653.969

€ 598.649

€ 612.263

Tabel 5-VIII: Exploitatiekosten voor 2005, 2006 en 2007

 

In bovenstaande tabel zijn de kapitaallasten uit het verleden (zie paragraaf 5.3.2) en de stelpost ten behoeve van kapitaallasten ten gevolge van investeringen volgens dit GRP niet opgenomen. De exploitatiekosten zijn opgenomen in bijlage VII.

In het kostendekkingsplan is rekening gehouden met een toename van het aantal heffingseenheden door toename van het aantal aansluitingen op het gemeentelijk rioolstelsel. Hierin zijn tevens de heffingseenheden van de aan te sluiten ongerioleerde panden meegenomen. In tabel 5-IX is de toename van het aantal heffingeenheden en de exploitatiekosten opgenomen voor de planperiode.

jaar

aantal heffingseenheden

exploitatiekosten

2005

6030

€ 653.969

2006

6220

€ 598.649

2007

6383

€ 612.263

2008

6866

€ 644.299

2009

7236

€ 664.225

2010

7630

€ 677.509

totaal

 

€ 3.850.914

gemiddelde

6728

€ 641.819

Tabel 5-IX: Toename heffingseenheden en exploitatiekosten (2005-2010)

 

5.3.4 Opbrengsten

De opbrengsten ter dekking van de kosten bestaan uit de inkomsten uit het rioolrecht, een bijdrage van het Hoogheemraadschap van Delfland (in verband met verdeelsleutels), een bijdrage van Rijkswaterstaat (in verband met de overdracht van gemalen) en een eventuele uitkering uit het gemeentefonds. Het aantal heffingseenheden per 1 januari 2006 bedraagt 6.383. Het door de gemeenteraad vastgestelde rioolrecht voor 2005 bedraagt € 191,50 per eenheid.

De inkomsten uit het rioolrecht bedragen aan het begin van de planperiode ca. 1,2 miljoen euro. Als startwaarde is de reserve egalisatie riolering aangehouden van 1 januari 2006, zijnde € 623.000. In bijlage IX is een overzicht opgenomen van alle uitgaven. In bijlage X zijn de inkomsten en het saldo van het rioolfonds opgenomen.

 

5.3.5 BTW rioleringskosten

Met ingang van 2003 Is het BTW-compensatiefonds (BCF) ingevoerd. De BTW van overheidstaken, zoals de riolering, kan sindsdien teruggevorderd worden van het fonds. De invoering van het fonds leverde voor de gemeenten geen financieel voordeel op. Het bedrag dat uit het BCF aan de gemeenten wordt betaald, wordt volledig gekort op het gemeentefonds (algemene uitkering). Wel kunnen er bij individuele gemeenten verschillen ontstaan tussen de terugontvangen BTW en de korting op de algemene uitkering, omdat de korting normatief plaatsvindt.

Bij de totstandkoming van het fonds bleek een probleem te ontstaan ten aanzien van de gemeentelijke heffingen zoals rioolrechten. Wettelijk was vastgelegd dat de heffingen niet hoger mochten zijn dan de kosten. Door het wegvallen van de BTW dalen de rioleringskosten, en zouden de rioolrechten verlaagd moeten worden (per saldo geen besparing voor de gemeente). De BTW van de rioleringen wordt echter wel gekort op de algemene uitkering. Zonder ingrepen zouden alle gemeenten er op deze manier financieel op achteruitgaan, en dat was niet de bedoeling. Om dit onbedoelde effect te corrigeren heeft er een wetswijziging plaatsgevonden, waarin is bepaald dat voor de berekening van de kostendekking van de rioolrechten de uit het BCF terugontvangen BTW bij de kosten mag worden opgeteld.

Voor de berekeningen van de kostendekking (benodigde tarief en onttrekking of storting in de egalisatiereserve) moet dus de BTW bij de kosten worden opgeteld. Bijzondere aandacht behoeven de investeringen. Indien de investeringen in rioleringen worden geactiveerd, dan komen die kosten in de vorm van kapitaallasten ten laste van de exploitatie gedurende de gehele afschrijvingstermijn. De teruggave van de BTW uit het BCF, en dus ook de bijtelling voor de kostendekking, vindt echter plaats in het jaar van investeren. In de jaren dat veel wordt geïnvesteerd (hoge teruggave BCF) is de benodigde kostendekking derhalve veel hoger dan in andere jaren.

Deze BTW voor de rioleringskosten is in het kostendekkingsplan meegenomen. De BTW heeft betrekking op alle investeringen die in een kalenderjaar worden gedaan (BTW investeringen). Daarnaast worden ook op de uitgaven in de exploitatie waarover BTW is betaald, de uitbestedingen en kosten aan derden, meegenomen (BTW exploitatie). Dit is terug te vinden in de kostendekking.

 

5.4 Kostendekking

5.4.1 Uitgangspunten kostendekkingsplan

De kosten van rioolbeheer worden sterk bepaald door de wijze van financiering van de uitgaven. Jaarlijkse kosten worden altijd direct afgeschreven, terwijl investeringsuitgaven langjarig of direct kunnen worden afgeschreven. In onze gemeente is gekozen voor een lineaire afschrijving over de theoretische levensduur van het object. Hierbij wordt uitgegaan van een langjarig rentepercentage van 3,75% over de investering.

De kosten voor uitbreiding van personele middelen en voor de investeringswerken (vervangings- en verbeteringsmaatregelen) zijn opgenomen in het kostendekkingsplan voor de komende jaren.

 

5.4.2 Fondsvorming

Voor de kostendekking wordt gebruik gemaakt van fondsvorming, waarbij geen sprake is van kostendekking op jaarbasis. Hierbij kan afwisselend een tekort en een overschot optreden. Het fonds vangt de pieken op. Er is wel sprake van een kostendekking op lange termijn, omdat aan het einde van de beschouwde periode het fonds geen tegoeden of schulden mag hebben. De beschouwde periode van de kostendekking dient overeen te komen met afschrijvingstermijn die de gemeente hanteert voor de riolen. Op basis van de huidige inzichten is deze termijn 60 jaar. Het rioolfonds wordt gevuld door inkomsten uit het rioolrecht. In tabel 5-X zijn de randvoorwaarden en uitgangspunten opgenomen waarop de kostendekking is gebaseerd.

In de bijlage X zijn de resultaten van de kostendekking weergegeven. Het betreft de overzichten van de tabellen kostendekking, verloop rioolfonds, verloop kosten, opbrengsten en rioolrecht en verloop kosten.

beschouwde periode

2006-2015

afschrijvingstermijn riolen

60 jaar

afschrijvingstermijn gemalen, bouwkundig gedeelte

45 jaar

afschrijvingstermijn gemalen, elektromechanisch gedeelte

15 jaar

afschrijvingstermijn persleidingen

45 jaar

Nominaal rentepercentage (kosten en opbrengsten)

3,75%

Inflatie

2%

Prijspeil

2005

Stijgingsperiode tot kostendekkend rioolrecht

10 jaar

Rioolrecht in 2006 per heffingseenheid

€ 191,50

Aantal heffingseenheden

6220 (2006) tot 8050 (2015)

saldo fonds 2006 (startfonds)

€ 623.000

saldo fonds 2065 (eindfonds)

€ 0

Tabel 5-X: Randvoorwaarden en uitgangspunten kostendekking

 

Het huidige rioolrecht is niet dekkend. Na de fusie is de noodzakelijke verhoging, zoals reeds voorgesteld in eerdere GRP’s, nog niet doorgevoerd. Dit betekent dat de egalisatiereserve, die nu al laag is, verder afneemt. Het dekkend rioolrecht komt hoog uit. Het rioolrecht ligt over tien jaar op circa 285 euro, maar in 2008 al op 336 euro. Uit vergelijking met andere gemeenten (bron: VNG) blijkt dat dit hoger is dan het landelijke gemiddelde, met name op de korte termijn. Kenmerk van de gemeente is het geringe aantal inwoners ten opzichte van het enorme buitengebied. De gemeente heeft, opgelegd door de huidige wetgeving, in de komende jaren een enorme financiële inspanning te plegen in het buitengebied (het aansluiten van 457 percelen in de periode 2005-2008, waarmee een totale financiële inspanning van circa zes miljoen euro is gemoeid). De hoge kosten die hiermee gemoeid zijn in dit korte tijdsbestek moeten worden opgebracht door tussen de 6030 en 6866 heffingeenheden, een relatief klein aantal. Dit verklaart de hoge benodigde heffing, in combinatie met een beperkte stijging de afgelopen jaren.

Het is door het grote aantal investeringen en de te lage huidige heffing niet mogelijk om op korte termijn met een dekkend rioolrecht te werken. Dit zou leiden tot een verdubbeling in twee jaar. Er zijn enkele opties om het rioolrecht te laten ontwikkelen totdat in 2065 geen noemenswaardige schuld of reserve is opgebouwd, waarbij de voorwaarden uit tabel 5-X wel zijn aangehouden, maar enigszins flexibel aangepast.

 

5.4.3 Ontwikkeling rioolrecht

Om op 1 januari 2065 vrijwel geen schuld te hebben, kan het rioolrecht eerst sterker worden verhoogd (10%), tot na 6 jaar een dekkend rioolrecht is verkregen en er vrijwel geen schuld is. Vervolgens kan dan met een minder grote stijging worden volstaan (gemiddeld 2%, met een bandbreedte tussen de 0,5% en 4,5%). Aangezien de huidige rioolheffing niet dekkend is, wordt in deze optie aanvankelijk wel ingeteerd op de reserve. Er ontstaat echter geen schuld. De reserve loopt slechts op tot maximaal ca. 4 miljoen. Verder is het systeem flexibel, doordat jaarlijks kan worden aangepast aan de ontwikkelingen (standaard inflatiecorrectie, maar afhankelijk van verwachte investeringen een kleinere of grotere stijging). Dit betekent dat dit wel een aanvaardbare ontwikkeling is.

In tabel 5-XI is het verloop van het rioolrecht (incl. inflatiecorrectie) weergegeven over de periode 2005-2014. Hierbij is uitgegaan van een toename van het aantal percelen tot 2015, met na de bekende plannen ca. 70 per jaar tot 8050 in 2015.

Uit de opbouw hierboven weergegeven, blijkt dat om de rioolzorg de komende periode te kunnen financieren, er op korte termijn een aanzienlijke stijging van de rioolheffing nodig is. In het ideale geval is er na 60 jaar geen schuld, blijft de jaarlijkse stijging beperkt, wordt er tussentijds geen grote schuld of reserve opgebouwd en is in ca. 6 jaar een dekkend rioolrecht gerealiseerd. De ontwikkeling is weergegeven in figuur 5.2.

jaar

Totaal aantal

Rioolrecht

 

benodigd

 

jaar

Totaal aantal

Rioolrecht

 

benodigd

 

aansluitingen

[€/jaar]

 

(€/aansl/jaar)

 

 

aansluitingen

[€/jaar]

 

(€/aansl/jaar)

2005

6030

€ 174,12

 

€ 225

 

 

 

 

 

 

2006

6220

€ 191,53

10,0%

€ 235

 

2036

8050

€ 547,76

4,5%

€ 595

2007

6383

€ 210,68

10,0%

€ 313

 

2037

8050

€ 572,41

4,5%

€ 625

2008

6866

€ 231,75

10,0%

€ 336

 

2038

8050

€ 598,17

4,5%

€ 631

2009

7236

€ 254,93

10,0%

€ 301

 

2039

8050

€ 625,09

4,5%

€ 632

2010

7630

€ 280,42

10,0%

€ 286

 

2040

8050

€ 653,21

4,5%

€ 646

2011

7700

€ 308,46

10,0%

€ 299

 

2041

8050

€ 656,48

0,5%

€ 662

2012

7840

€ 314,63

2,0%

€ 291

 

2042

8050

€ 686,02

4,5%

€ 676

2013

7910

€ 320,92

2,0%

€ 289

 

2043

8050

€ 689,45

0,5%

€ 705

2014

7980

€ 327,34

2,0%

€ 288

 

2044

8050

€ 720,48

4,5%

€ 705

2015

8050

€ 333,89

2,0%

€ 285

 

2045

8050

€ 724,08

0,5%

€ 723

2016

8050

€ 335,56

0,5%

€ 289

 

2046

8050

€ 727,70

0,5%

€ 742

2017

8050

€ 337,24

0,5%

€ 304

 

2047

8050

€ 760,45

4,5%

€ 777

2018

8050

€ 338,92

0,5%

€ 316

 

2048

8050

€ 794,67

4,5%

€ 828

2019

8050

€ 340,62

0,5%

€ 326

 

2049

8050

€ 830,43

4,5%

€ 862

2020

8050

€ 342,32

0,5%

€ 339

 

2050

8050

€ 867,80

4,5%

€ 911

2021

8050

€ 344,03

0,5%

€ 345

 

2051

8050

€ 906,85

4,5%

€ 948

2022

8050

€ 359,51

4,5%

€ 357

 

2052

8050

€ 947,65

4,5%

€ 1.013

2023

8050

€ 361,31

0,5%

€ 364

 

2053

8050

€ 990,30

4,5%

€ 1.054

2024

8050

€ 377,57

4,5%

€ 359

 

2054

8050

€ 1.034,86

4,5%

€ 1.003

2025

8050

€ 379,46

0,5%

€ 368

 

2055

8050

€ 1.055,56

2,0%

€ 1.018

2026

8050

€ 381,35

0,5%

€ 382

 

2056

8050

€ 1.076,67

2,0%

€ 1.047

2027

8050

€ 398,51

4,5%

€ 392

 

2057

8050

€ 1.082,05

0,5%

€ 1.079

2028

8050

€ 400,51

0,5%

€ 405

 

2058

8050

€ 1.087,46

0,5%

€ 1.148

2029

8050

€ 418,53

4,5%

€ 418

 

2059

8050

€ 1.136,40

4,5%

€ 1.160

2030

8050

€ 420,62

0,5%

€ 448

 

2060

8050

€ 1.187,54

4,5%

€ 1.173

2031

8050

€ 439,55

4,5%

€ 451

 

2061

8050

€ 1.211,29

2,0%

€ 1.181

2032

8050

€ 459,33

4,5%

€ 481

 

2062

8050

€ 1.217,35

0,5%

€ 1.199

2033

8050

€ 480,00

4,5%

€ 582

 

2063

8050

€ 1.223,43

0,5%

€ 1.223

2034

8050

€ 501,60

4,5%

€ 565

 

2064

8050

€ 1.229,55

0,5%

€ 1.230

2035

8050

€ 524,17

4,5%

€ 582

 

2065

8050

€ 1.284,88

4,5%

€ 1.253

Tabel 5-XI: Overzicht stijging rioolrecht periode 2005-2065

5.4.4 Mogelijke optimalisatie fondsvorming

Door de Provincie Zuid-Holland is eind 2005 per brief aangegeven dat het optreden van een tekort bij het egalisatiefonds onwenselijk is, dit naar aanleiding van de voorstellen uit het concept-GRP. De provincie geeft aan dat binnen de planperiode een positief saldo bereikt dient te worden. Om dit te bereiken, zouden ofwel de uitgaven sterk beperkt moeten, ofwel de inkomsten sterk moeten toenemen. Hieronder zijn de maatregelen die zijn genomen om dit te realiseren opgenomen.

Mogelijke beperkingen uitgaven

Het beperken van de uitgaven is vrij moeilijk, zo niet onmogelijk. Er zijn enkele posten waarop theoretisch zou kunnen worden bezuinigd:

Drukriolering buitengebieden

De komende jaren moet flink in de riolering geïnvesteerd worden, met name in de buitengebieden. Dit is een wettelijke verplichting en het is niet mogelijk om deze investeringen uit te stellen, zonder zwaarwegende argumenten. Er wordt wel getracht de kosten zo laag mogelijk, door gebruik te maken van innovatieve contracten. Verder worden de kosten zo laag mogelijk gehouden, door de goedkoopste tracés te hanteren. Ten slotte worden de complexe clusters zo laat mogelijk uitgevoerd, teneinde nog optimaal te kunnen profiteren van technologische ontwikkelingen. Helaas blijkt dat door omstandigheden de realisatie al enigszins achterloopt op planning, waardoor enkele investeringen later worden gedaan en er op korte termijn minder wordt onttrokken.

Verbeteringsmaatregelen

Met name in de kern Maasland zijn nog enkele verbeteringsmaatregelen gepland. Deze volgen uit de basisberekeningen van 1995. De aanbevelingen die hieruit voortvloeiden betroffen een pakket aan samenhangende maatregelen. Een deel van de maatregelen hangt echter vast aan de aanleg van het bergbezinkbassin. Deze maatregelen zijn dan ook uitgesteld, totdat het BBB gerealiseerd is. Daarbij zouden volgens de theoretische berekeningen capaciteitsproblemen optreden bij hevige regenval. In praktijk zijn deze problemen echter niet geconstateerd. Om te voorkomen dat achteraf onnodige investeringen zijn gepleegd, worden de maatregelen uitgesteld. In 2006 is een nieuwe basisberekening uitgevoerd, waaruit de nog wel de nemen maatregelen volgen. Uit deze studie bleek dat het afkoppelen van enkele terreinen een serieus alternatief is. Hiertoe wordt eind 2006/begin 2007 een vuilemissieberekening uitgevoerd, in samenwerking met het Hoogheemraadschap. Vooralsnog wordt in de onderbouwing uitgegaan van een aanleg van het BBB inclusief overige maatregelen in 2007.

Vervanging

De reguliere vervanging van riolering, wordt zoveel mogelijk uitgesteld. Hierbij wordt op basis van het inspectieprogramma getoetst of vervanging noodzakelijk is. Hierbij wordt het inspectieprogramma opgezet vanuit bekende knelpunten en het rioolbeheersprogramma.

 

5.5 Uitbreiding watertaken

De watertaken van gemeenten worden verbreed. Op 15 februari 2007 heeft de Tweede Kamer de Wet gemeentelijke watertaken aangenomen. Het wetsvoorstel, dat nu nog door de Eerste Kamer behandeld moet worden, bevat onder meer de nieuwe rioolbelasting (retributie wordt heffing) en introduceert gemeentelijke zorgplichten voor afvloeiend hemelwater en grondwater. Tot op heden deden gemeenten vaak al veel aan hemelwater en grondwater, zonder adequate bevoegdheden. In de nieuwe wet is dit beter geregeld.

In dit GRP 2006-2010 wordt nog niet heel diep ingegaan op de gevolgen van deze nieuwe wet. In deze planperiode (2006-2010) zullen wij meer nog dan voorheen, beleid gaan maken, waarin we duidelijk maken welke koers we gaan varen ten aanzien van afvalwater, hemelwater en grondwater. Het wetsvoorstel voorziet in een aanpassing en verbreding van het GRP die uiterlijk 5 jaar na inwerkingtreding moet zijn uitgevoerd (dus voor 2012). Een en ander betekent dat in een volgende GRP (2011 - 2015) een breder plan wordt dan het huidige GRP waarin de koers (de verbrede zorgplicht) wordt verantwoord.

 

5.6 Samenwerking met Delfland

Onze gemeente is, samen met het Hoogheemraadschap van Delfland en de andere gemeenten binnen het zuiveringsgebied (Schiedam, Vlaardingen, Maassluis en Westland), deelnemer aan een lopende studie om de mogelijkheden van optimalisatie in het afvalwatersysteem (OAS) van de AWZI “De Groote Lucht” in Vlaardingen in beeld te brengen. De kern Maasland valt binnen dit zuiveringsgebied.

Een eind 2005 uitgevoerde Quick Scan OAS vormde de basis voor de bestuurlijke besluitvorming voor de diepgaande optimalisatiestudie (de tweede fase) ter bepaling van een optimaal maatregelenpakket tegen de laagste maatschappelijke kosten. Inmiddels heeft ons college besloten tot verdergaande participatie in de OAS “De Groote Lucht”. Onderdeel hiervan is het verder voorbereiden van afvalwaterakkoorden tussen de deelnemende gemeenten en het Hoogheemraadschap van Delfland.

In een pril stadium bevindt zich nog de “OAS Delft”. Hierbij wordt onderzocht hoe het afvalwater dat naar de kern Delft wordt gebracht om vervolgens naar de AWZI Houtrust te worden verpompt, kan worden geoptimaliseerd om te zorgen dat Delft hier zo min mogelijk hinder van ondervindt. In gezamenlijkheid met de betrokken gemeenten (Midden-Delfland, Pijnacker-Nootdorp en Delft) en het Hoogheemraadschap van Delfland zal worden onderzocht hoe dit tegen minimale kosten kan worden gerealiseerd. De kernen Schipluiden en Den Hoorn vallen binnen dit zuiveringsgebied.

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 26 juni 2007.

De griffier, de voorzitter,

A. de Vos, A.J. Rodenburg

Bijlage I: Overzicht structuur riolering Midden-Delfland

Bijlage II: Maatregelen, kosten en emissiereductie ongerioleerde panden

Prioriteit

Cluster

Omschrijving

Aantal percelen

Kosten saneren

Bijdrage HHD

Bijdrage gemeente

Gemeentelijke investering

Sanering

Emissiereductie (%)

 

 

 

 

 

 

per cluster

per cluster

per cluster

cumulatief

 

niet kwb.

kwb.

zeer kwb.

 

 

 

won

glas

totaal

[€]

[€]

[€]

[€]

 

[%]

[%]

[%]

 

 

Aangesloten MD

735

7

742

 

 

 

 

 

62,0%

40,2%

0%

1

S-05a

Oostveenseweg e.o.

50

1

51

€ 782.487

€ 163.279

€ 619.209

€ 619.209

riolering

62,0%

81,4%

0%

2

S-05b

Vlaardingsekade

14

0

14

€ 302.399

€ 119.702

€ 182.697

€ 801.905

riolering

62,0%

92,3%

0%

3

S-07a

Molenlaan

14

9

23

€ 320.153

€ 46.345

€ 273.809

€ 1.075.714

riolering

65,4%

92,3%

0%

4

S-07b

Groeneveld

4

0

4

€ 73.739

€ 14.463

€ 59.276

€ 1.134.990

riolering

65,4%

92,3%

99,0%

5

S-15c

Woudseweg

3

0

3

€ 28.800

€ -

€ 28.800

€ 1.163.790

IBA III

65,4%

94,2%

99,0%

6

D-2

Rotterdamseweg

8

0

8

€ 76.800

€ -

€ 76.800

€ 1.240.590

IBA III

65,4%

99,1%

99,0%

7

S-17

Zouteveenseweg

5

0

5

€ 41.000

€ 15.000

€ 26.000

€ 1.266.590

IBA II

66,0%

99,1%

99,0%

8

S-02c

Klaas Engelenbrechtweg

6

0

6

€ 49.200

€ 18.000

€ 31.200

€ 1.297.790

IBA II

66,5%

99,1%

99,0%

9

S-15e

Woudseweg

3

0

3

€ 24.600

€ 9.000

€ 15.600

€ 1.313.390

IBA II

66,7%

99,1%

99,0%

10

S-05c

Willemsoordseweg e.o.

5

0

5

€ 41.000

€ 15.000

€ 26.000

€ 1.339.390

IBA II

67,1%

99,1%

99,0%

11

S-04a

Gaagweg

36

0

36

€ 295.200

€ 108.000

€ 187.200

€ 1.526.590

IBA II

70,6%

99,1%

99,0%

12

S-02a

Rijksstraatweg

24

0

24

€ 196.800

€ 72.000

€ 124.800

€ 1.651.390

IBA II

72,8%

99,1%

99,0%

13

S-04b

Gaagweg

8

0

8

€ 65.600

€ 24.000

€ 41.600

€ 1.692.990

IBA II

73,6%

99,1%

99,0%

14

D-3

Zwethkade

2

0

2

€ 16.400

€ 6.000

€ 10.400

€ 1.703.390

IBA II

73,8%

99,1%

99,0%

15

S-02b

Tramkade

25

0

25

€ 205.000

€ 75.000

€ 130.000

€ 1.833.390

IBA II

75,9%

99,1%

99,0%

16

S-15a

Ommedijk

2

0

2

€ 16.400

€ 6.000

€ 10.400

€ 1.843.790

IBA II

76,1%

99,1%

99,0%

17

M-8

Oostgaag

5

0

5

€ 41.000

€ 15.000

€ 26.000

€ 1.869.790

IBA II

76,3%

99,1%

99,0%

18

D-1

Abtswoude

23

0

23

€ 188.600

€ 69.000

€ 119.600

€ 1.989.390

IBA II

78,0%

99,1%

99,0%

19

S-03c

Tanthofkade

2

0

2

€ 16.400

€ 6.000

€ 10.400

€ 1.999.790

IBA II

78,2%

99,1%

99,0%

20

S-15b

Woudseweg

2

0

2

€ 16.400

€ 6.000

€ 10.400

€ 2.010.190

IBA II

78,4%

99,1%

99,0%

21

M-5

Parallelweg e.o.

2

0

2

€ 16.400

€ 6.000

€ 10.400

€ 2.020.590

IBA II

78,5%

99,1%

99,0%

22

M-7

Kortebuurt

2

0

2

€ 16.400

€ 6.000

€ 10.400

€ 2.030.990

IBA II

78,7%

99,1%

99,0%

23

S-11a

Noordhoornseweg

6

0

6

€ 49.200

€ 18.000

€ 31.200

€ 2.062.190

IBA II

79,2%

99,1%

99,0%

24

S-04c

Gaagweg

5

0

5

€ 41.000

€ 15.000

€ 26.000

€ 2.088.190

IBA II

79,9%

99,1%

99,0%

25

S-15f

Woudseweg

5

0

5

€ 41.000

€ 15.000

€ 26.000

€ 2.114.190

IBA II

80,4%

99,1%

99,0%

26

M-6

Doelpad

3

0

3

€ 24.600

€ 9.000

€ 15.600

€ 2.129.790

IBA II

80,7%

99,1%

99,0%

27

S-03a

Rijksstraatweg

19

1

20

€ 253.465

€ 25.346

€ 228.119

€ 2.357.909

riolering

82,5%

99,1%

99,0%

28

S-04e

Zijdekade

4

1

5

€ 44.856

€ 2.836

€ 42.021

€ 2.399.929

riolering

83,1%

99,1%

99,0%

29

S-02d

Singel

7

0

7

€ 39.706

€ -

€ 39.706

€ 2.439.635

riolering

83,8%

99,1%

99,0%

30

S-10

Hoornsekade

9

1

10

€ 56.496

€ -

€ 56.496

€ 2.496.131

riolering

84,7%

99,1%

99,0%

31

S-16

Keenenburgweg

4

0

4

€ 32.740

€ -

€ 32.740

€ 2.528.871

riolering

85,1%

99,1%

99,0%

32

S-01c

Lotsweg

2

3

5

€ 81.397

€ 24.672

€ 56.725

€ 2.585.596

riolering

85,5%

99,1%

99,0%

33

S-06

t Woud

19

0

19

€ 264.474

€ 30.896

€ 233.578

€ 2.819.174

riolering

87,8%

99,1%

99,0%

34

S-03b

Tramkade

7

1

8

€ 105.215

€ 14.455

€ 90.760

€ 2.909.934

riolering

88,6%

99,1%

99,0%

35

S-25

Woudseweg

6

8

14

€ 209.567

€ 32.617

€ 176.950

€ 3.086.884

riolering

90,1%

99,1%

99,0%

36

S-01a

Zwethkade Zuid

10

17

27

€ 509.232

€ 162.081

€ 347.151

€ 3.434.035

riolering

92,0%

99,1%

99,0%

37

S-01b

Veenakkerweg

9

6

15

€ 310.556

€ 131.653

€ 178.903

€ 3.612.938

riolering

93,3%

99,1%

99,0%

38

M-1

Duifpolder, Kwakelweg e.o.

1

17

18

€ 261.105

€ 22.122

€ 238.984

€ 3.851.922

riolering

95,1%

99,1%

99,0%

39

M-3

Burgerweg

0

12

12

€ 153.368

€ 8.787

€ 144.581

€ 3.996.502

riolering

96,2%

99,1%

99,0%

40

M-2

Westgaag

0

17

17

€ 236.535

€ 24.212

€ 212.323

€ 4.208.825

riolering

97,7%

99,1%

99,0%

41

M-4

Commandeurskade

0

2

2

€ 28.977

€ 6.287

€ 22.690

€ 4.231.515

riolering

98,1%

99,1%

99,0%

 

pers+gem De Lier

 

 

 

€ 397.500

?

€ 397.500

€ 4.629.015

 

98,1%

99,1%

99,0%

 

pers+gem Harnasch

 

 

 

€ 312.500

?

€ 312.500

€ 4.941.515

 

98,1%

99,1%

99,0%

 

aanp. Gem Westgaag

 

 

 

€ 100.000

?

€ 100.000

€ 5.041.515

 

98,1%

99,1%

99,0%

 

Totaal Midden-Delfland

361

96

457

€ 6.384.267

€ 1.342.752

€ 5.041.515

€ 5.041.515

 

98%

99%

99%

Bijlage, tabel I: Prioritering aansluiting ongerioleerde panden (genoemde bedragen zijn inclusief BTW!)

Bijlage III: Overzicht inspecties (1997-2005)

Jaar

Straatnaam

Lengte m'

Materiaal

Diameter

Aanleg

Kern

Inspectiebedrijf

rapportnummer

opmerkingen

1997

Heemraad en omgeving

1031

PVC

315

1982

Maasland

GMB

97424

 

2004

Commandeur III

1170

 

 

2004

Maasland

SITA

Maa040302

opleveringsinspectie

2004

Otto van Egmondlaan e.o.

572

 

 

2004

Schipluiden

Verhoeve Milieu

 

opleveringsinspectie

1998

Hildegaarde

153

beton

300

1960

Maasland

Infrascan

98174

inspectie bestaand riool

1998

In de Balije

45

beton

200

1960

Maasland

Infrascan

98174

inspectie bestaand riool

1998

Koningin Julianaweg

41

beton

600

1960

Maasland

Infrascan

98174

inspectie bestaand riool

1998

Slot de Houvelaan

101

beton

300

1954

Maasland

Infrascan

98174

inspectie bestaand riool

1997

Hof van Delftstraat

 

 

 

 

Den Hoorn

BFI

BK-SC 9701

verwachte restlevensduur 20 - 40 jaar. *

2001

Hildegaarde

80

 

 

2001

Maasland

Leitec

500046

inspectie na vervanging streng

2001

slot de Houvelaan

50

 

 

2001

Maasland

Leitec

500046

inspectie na vervanging streng

2002

Koningin Julianaweg

685

beton

600

1960

Maasland

Leitec

270170

Inspectie bestaand riool; vóór plaatselijk herstel

2003

Koningin Julianaweg

882

beton

600

2003

Maasland

M.J.Oomen

03/S49

Inspectie na uitvoering deelreparaties 2003

2002

Koningin Julianaweg

 

beton

600

1960

Maasland

M.J.Oomen

 

boorkernonderzoek; Restlevensduur > 25 jaar

2002

Koningin Julianaweg

295

beton

600

1960

Maasland

Leitec

260234

Inspectie na vervanging bestaand riool

2002

Burg. Van Gentsingel

735

 

 

 

Schipluiden

M.J.Oomen

02/S30

Inspectie bestaand riool (inclusief onderzoek druksterkte)

2002

Dijkshoornseweg

580

 

 

 

Den Hoorn

M.J.Oomen

02/S30

Inspectie bestaand riool (inclusief onderzoek druksterkte)

2002

Dr. J. De Koninglaan

276

 

 

 

Schipluiden

M.J.Oomen

02/S30

Inspectie bestaand riool (inclusief onderzoek druksterkte)

2002

Hof van Delftstraat

222

 

 

 

Den Hoorn

M.J.Oomen

02/S30

Inspectie bestaand riool (inclusief onderzoek druksterkte)

2002

Oranjelaan

367

 

 

 

Den Hoorn

M.J.Oomen

02/S30

Inspectie bestaand riool (inclusief onderzoek druksterkte)

2002

Prinses Beatrixstraat

253

 

 

 

Den Hoorn

M.J.Oomen

02/S30

Inspectie bestaand riool (inclusief onderzoek druksterkte)

2002

Prinses Margrietstraat

120

 

 

 

Den Hoorn

M.J.Oomen

02/S30

Inspectie bestaand riool (inclusief onderzoek druksterkte)

2002

Prinses Marijkelaan

119

 

 

 

Den Hoorn

M.J.Oomen

02/S30

Inspectie bestaand riool (inclusief onderzoek druksterkte)

2002

Prinsessenpad

240

 

 

 

Den Hoorn

M.J.Oomen

02/S30

Inspectie bestaand riool (inclusief onderzoek druksterkte)

2002

Rijksstraatweg

23

 

 

 

Den Hoorn

M.J.Oomen

02/S30

Inspectie bestaand riool (inclusief onderzoek druksterkte)

2002

Woudseweg

137

 

 

 

Den Hoorn

M.J.Oomen

02/S30

Inspectie bestaand riool (inclusief onderzoek druksterkte)

2003

Koningin Julianaweg

287

beton

600

1960

Maasland

Leitec

40106

Inspectie bestaand riool; vóór plaatselijk herstel

2003

Oranje Nassaustraat

120

beton

300

1963

Maasland

Leitec

40106

inspectie bestaand riool; N.a.v. inspectie riool in 2005 vervangen

2003

Kluishofcomplex

442

 

 

2003

Maasland

Sita

Maa030801

opleveringsinspectie

2003

Look-West 1e deelplan

1048

 

 

2003

Den Hoorn

Leitec

100162

inspectie na aanleg DWA-riool in 1e deelplan

2003

Look-West 1e deelplan

1182

 

 

2003

Den Hoorn

Leitec

100162a

inspectie na aanleg RWA-riool in 1e deelplan

2004

Look-West 1e deelplan

1687

 

 

2004

Den Hoorn

Leitec

110217

inspectie na aanleg RWA-riool in 1e deelplan

2004

Look-West 1e deelplan

1564

 

 

2004

Den Hoorn

Leitec

110217a

inspectie na aanleg DWA-riool in 1e deelplan

2004

Woudseweg 52 t/m 124

235

 

 

 

Den Hoorn

Leitec

490243a

inspectie bestaand riool

2004

Prinses Beatrixstraat

250

 

 

 

Den Hoorn

Leitec

490243a

inspectie bestaand riool

2004

Bark

46

 

 

 

Schipluiden

M.J. Oomen

04/X45

inspectie bestaand riool

2004

Boeier

32

 

 

 

Schipluiden

M.J. Oomen

04/X45

inspectie bestaand riool

2004

Boomgaardslaan

21

 

 

 

Schipluiden

M.J. Oomen

04/X45

inspectie bestaand riool

2004

Brugstraat

73

 

 

 

Schipluiden

M.J. Oomen

04/X45

inspectie bestaand riool; Riool en gemaal in 2005 vervangen

2005

Brugstraat

40

 

 

 

Schipluiden

M.J.Oomen

05/P51

Inspectie HWA: Streng in 2005 vervangen

2004

Tjalk

45

 

 

 

Schipluiden

M.J. Oomen

04/X45

inspectie bestaand riool

2004

Westlander

671

 

 

 

Schipluiden

M.J. Oomen

04/X45

inspectie bestaand DWA-riool riool inclusief boorkernenonderzoek: deelreparaties in 2005 uitgevoerd i.v.m. geplande herstraatwerkzaamheden

2005

Westlander

612

 

 

 

Schipluiden

M.J.Ooomen

05/V25

inspectie bestaand riool met advies deelreparaties

2004

Vrouwe Lideweysingel

222

PVC

300

1989

Maasland

Leitec

340067

inspectie bestaand; Vóór herstraten plaatselijk herstellen

2004

Graaf Dirk II laan

40

beton

300

1960

Maasland

Leitec

340067

inspectie bestaand riool; In 2005 vervangen

2004

Werve

76

PVC

200

1989

Maasland

Leitec

340067

inspectie bestaand riool; streng met verloren berging wordt in 2006 opgehaald

2004

Plantage

75

PVC

250

1969

Maasland

Leitec

340067

inspectie bestaand riool;

2004

Doelstraat

56

PVC

400

1969

Maasland

Leitec

340067

inspectie bestaand riool: Riool vervangen voordat nieuwe school wordt gebouwd.

2004

Kluisweer

35

PVC

200

1972

Maasland

Leitec

340067

Inspectie ivm geplande herstraatwerkzaamheden

2005

Oranje Nassaustraat

230

beton

500

2005

Maasland

Leitec

390112

inspectie na aanleg nieuw riool

 

 

17266

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

* Dit impliceert een technische levensduur van ca. 60 jaar.

 

 

 

 

 

 

Bijlage IVa: Overzicht investeringen verbeteringsmaatregelen

 

Verbeteringsmaatregelen

type

jaar

bruto

subsidie

netto

Schipluiden

vervangen pompen en aanpassen Brugstraat

V

2005

€ 150.000

 

€ 150.000

 

vervangen AC-deel persleiding Schipluiden-Delft (510 m)

V

2010

€ 112.000

 

€ 112.000

 

Herstel riolering Westlander

V

2006

€ 250.000

 

€ 250.000

Den Hoorn

Aanpassen pompcapaciteit Den Hoorn Noord

V

2006

€ 2.000

 

€ 2.000

 

uitvoeren debietmetingen glastuinbouw

V

2007

€ 13.097

 

€ 13.097

 

Meetplan 6 overstorten (ihkv WvO-vergunning)

V

2006-2007

€ 50.000

 

€ 50.000

Maasland

Vervanging drukpompen

V

2005-2010

€ 214.245

 

€ 214.245

MD

Inspectie bestaande riolering

V

2005-2010

€ 126.750

 

€ 126.750

 

Vervanging riolering Maasland

V

2005-2008

€ 1.103.435

 

€ 1.103.435

 

Aanleg riolering en IBA's buitengebied (aansluitplan)

V

2005-2008

€ 5.364.930

€ 1.197.445-

€ 4.167.485

 

Subtotaal Verbeteringsmaatregelen

 

 

€ 7.386.457

€ 1.197.445-

€ 6.189.012

 

Emissiespoor

type

jaar

bruto

subsidie

netto

Schipluiden

Hooipolder I ombouwen naar verbeterd gescheiden stelsel

E

2006

€ 55.000

 

€ 55.000

 

Woudseweg verpl. Overstort, akoppelen en verhogen pompcap.

E

2007

€ 80.000

 

€ 80.000

Maasland

Riolering Ingeland, nieuw riool put 269-272, 251-252 en R08

E

2006

€ 99.000

 

€ 99.000

 

Riolering Hammerdreef, nieuw riool put 192-200

E

2006

€ 99.000

 

€ 99.000

 

Overstort Ingeland, overstort R08

E

2006

€ 26.000

 

€ 26.000

 

Koppeling Kluisweer, koppeling put 294-299

E

2006

€ 26.000

 

€ 26.000

 

Riolering Kluiskade, nieuw riool put 208-207

E

2006

€ 29.000

 

€ 29.000

 

Aanleg BBB Commandeurspolder

E

2005

€ 300.408

 

€ 300.408

 

Overstort en aanpassen leidingen Commandeurspolder

E

2005

€ 300.000

 

€ 300.000

 

Subtotaal Emissiespoor

 

 

€ 879.408

 

€ 879.408

 

Waterkwaliteitsspoor

type

jaar

bruto

subsidie

netto

Maasland

Ingeland: maken inlaatconstructie

W

2008

€ 60.000

€ 24.000-

€ 36.000

 

Koningin Juliananweg: maken inlaatconstructie

W

2009

€ 105.000

€ 42.000-

€ 63.000

 

Het Ambacht: maken verbinding

W

2008

€ 60.000

€ 24.000-

€ 36.000

 

Overige voorzieningen: maatregelen overstort R05

W

2009

€ 80.000

€ 32.000-

€ 48.000

 

Subtotaal Waterkwaliteitsspoor

 

 

€ 305.000

€ 122.000-

€ 183.000

 

Totaal investeringen

 

 

€ 8.570.865

 

€ 7.251.420

Bijlage, tabel II: Investeringen verbeteringsmaatregelen

Bijlage IVb: Overzicht vervanging vrijvervalriolen

jaar

MD

2005

€ 149.472

2006

€ 197.640

2007

€ 245.808

2008

€ 293.976

2009

€ 342.144

2010

€ 390.312

2011

€ 333.850

2012

€ 277.387

2013

€ 220.925

2014

€ 164.462

2015

€ 108.000

2016

€ 246.650

2017

€ 385.301

2018

€ 523.951

2019

€ 662.602

2020

€ 801.252

2021

€ 704.138

2022

€ 607.025

2023

€ 509.911

2024

€ 412.798

2025

€ 315.684

2026

€ 443.858

2027

€ 572.033

2028

€ 700.207

2029

€ 828.382

2030

€ 956.556

2031

€ 931.046

2032

€ 905.537

2033

€ 880.027

2034

€ 854.518

2035

€ 829.008

2036

€ 780.170

2037

€ 731.333

2038

€ 682.495

2039

€ 633.658

2040

€ 584.820

2041

€ 594.583

2042

€ 604.346

2043

€ 614.110

2044

€ 623.873

2045

€ 633.636

2046

€ 866.484

2047

€ 1.099.332

2048

€ 1.332.180

2049

€ 1.565.028

2050

€ 1.797.876

2051

€ 1.557.706

2052

€ 1.317.535

2053

€ 1.077.365

2054

€ 837.194

2055

€ 597.024

2056

€ 519.653

2057

€ 442.282

2058

€ 364.910

2059

€ 287.539

2060

€ 210.168

2061

€ 198.029

2062

€ 185.890

2063

€ 173.750

2064

€ 161.611

2065

€ 149.472

Bijlage V: Overzicht vervangingswaarden gemalen en persleidingen

Bijlage XI: Grafieken kostendekkingsplan

Bijlage XII: Beslisboom aan- en afkoppelen 2003