Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Enkhuizen

Verordening tegenprestatie gemeente Enkhuizen 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieEnkhuizen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening tegenprestatie gemeente Enkhuizen 2015
CiteertitelVerordening tegenprestatie gemeente Enkhuizen 2015
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpparticipatiewet, tegenprestatie, bijstand,

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Participatiewet, artikel 8a, lid 1, onderdeel b
  2. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers, artikel 37, lid 1, onderdeel f
  3. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, artikel 37, lid 1, onderdeel f

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

31-01-201501-01-2015Nieuwe regeling

06-01-2015

Officielebekendmakingen.nl

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening tegenprestatie gemeente Enkhuizen 2015

Besluit van de gemeenteraad van Enkhuizen

De raad van de gemeente Enkhuizen;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 25-11-2014, nummer wordt ingevuld door de griffie.

Gelet op artikel 8a lid 1 onderdelen b van de Participatiewet artikel 37 lid 1 onderdeel f van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en artikel 37 lid 1 onderdeel f van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

b e s l u i t :

Vast te stellen de verordening tegenprestatie gemeente Enkhuizen 2015

 

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1. Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Enkhuizen;

  • b.

    grote afstand tot de arbeidsmarkt: deelname aan de arbeidsmarkt is redelijkerwijs niet mogelijk binnen één jaar;

  • c.

    vrijwilligerswerk: werk dat in enig georganiseerd verband onverplicht en onbetaald wordt verricht, voor anderen of de samenleving;

  • d.

    mantelzorg: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep.

  • e.

    belanghebbende: de persoon met een uitkering krachtens de Participatiewet, de IOAW of de IOAZ.

  • f.

    IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • g.

    IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

Hoofdstuk 2 De tegenprestatie naar vermogen

Artikel 2. Het opdragen van een tegenprestatie

  • 1.

    Het college kan een belanghebbende met een grote afstand tot de arbeidsmarkt een tegenprestatie opdragen.

  • 2.

    Bij het opdragen van een tegenprestatie houdt het college rekening met de volgende factoren:

    • a.

      de tegenprestatie moet naar vermogen kunnen worden verricht;

    • b.

      de persoonlijke situatie en individuele omstandigheden moeten in aanmerking worden genomen;

    • c.

      de persoonlijke wensen en kwaliteiten moeten in overweging worden genomen.

Artikel 3. De inhoud van de tegenprestatie

  • 1.

    Het college bepaalt welke werkzaamheden geschikt zijn als tegenprestatie.

  • 2.

    Een tegenprestatie is een onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheid, die:

    • a.

      naar zijn aard niet is gericht op toe leiding tot de arbeidsmarkt;

    • b.

      niet is bedoeld als re-integratie-instrument;

    • c.

      wordt verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid; en

    • d.

      niet leidt tot verdringing op de arbeidsmarkt.

Artikel 4. Duur en omvang van een tegenprestatie

  • 1.

    De tegenprestatie kan binnen een periode van 12 maanden slechts één keer worden opdragen.

  • 2.

    Het college bepaalt de duur en omvang van een tegenprestatie.

Artikel 5. Vrijstelling

  • 1.

    Vrijgesteld van de plicht tot tegenprestatie is:

    • a.

      de belanghebbende die op het moment van aanvraag voor een uitkering voor ten minste acht uur per week vrijwilligerswerk verricht, waarvoor toestemming is verkregen van het college;

    • b.

      de belanghebbende die deelneemt aan activiteiten in het kader van een re-integratietraject;

    • c.

      de belanghebbende die zorgtaken verricht als mantelzorger voor ten minste acht uur per week. De uren kunnen op basis van individuele omstandigheden lager vastgesteld worden;

    • d.

      de belanghebbende die een parttime baan heeft voor ten minste 20 uur per week;

    • e.

      de alleenstaande ouders die vrijstelling van de arbeidsplicht hebben in verband met de zorg voor (een) kind(eren) in de leeftijd tot vijf jaar;

    • f.

      de belanghebbende die duurzaam volledig arbeidsongeschikt is;

  • 2.

    Het college bepaalt op welke wijze dient te worden aangetoond dat sprake is van een vrijstellingsgrond als bedoeld in het voorgaande lid.

Artikel 6. Geen werkzaamheden voor handen

  • 1.

    Het college draagt geen tegenprestatie op indien geen werkzaamheden voorhanden zijn die kunnen worden ingezet als tegenprestatie.

  • 2.

    Indien het college geen tegenprestatie opdraagt omdat geen werkzaamheden voorhanden zijn beoordeelt het college binnen 6 maanden of op dat moment wel werkzaamheden voorhanden zijn die kunnen worden ingezet als tegenprestatie.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 7. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 8. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking en werkt terug vanaf 1 januari2015.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening tegenprestatie gemeente Enkhuizen 2015.

Aldus besloten door de raad van de gemeente Enkhuizen in zijn openbare 2-12-2014

De raad voornoemd,

de griffier, de voorzitter,

H.C. Lankman J.G.A. Baas

Nota-toelichting  

Algemene toelichting Verordening tegenprestatie

 

Het college is bevoegd een belanghebbende te verplichten naar vermogen een tegenprestatie te verrichten. Een belanghebbende van achttien jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd is vanaf de dag van melding gehouden naar vermogen een tegenprestatie te verrichten als die wordt opgedragen door het college. Dit is vastgelegd in artikel 9, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet. De tegenprestatie bestaat uit de plicht om naar vermogen door het college opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden te verrichten, naast of in aanvulling op reguliere arbeid en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt.

Het college van Enkhuizen vindt dat het vragen van een tegenprestatie voor een sociale uitkering, zo veel mogelijk moet worden gestimuleerd. Dit kan immers leiden tot meer kansen op de reguliere arbeidsmarkt. Het verrichten van vrijwilligerswerk kan eveneens de participatie bevorderen. Een tegenprestatie moet voor alle betrokkenen altijd passend zijn.

 

Individuele omstandigheden

Het college bepaalt aan de hand van de individuele omstandigheden en de voorhanden zijnde onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden, de aard, de duur en de omvang van de aan een persoon op te leggen tegenprestatie. Hierbij moet het college de in deze verordening neergelegde criteria in acht nemen. Als het college een tegenprestatie vraagt van belanghebbende, moet het een duidelijke omschrijving geven van de te verrichten werkzaamheden. Het moet voor een belanghebbende immers duidelijk zijn welke tegenpresatie van hem verwacht wordt (zie Rechtbank Zeeland-West-Brabant 25-02-2013, nr. 12/3649, ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ5171).

 

Geen tegenprestatie

Indien daarvoor dringende redenen - zoals zorgtaken - aanwezig zijn, kan het college in individuele gevallen tijdelijk ontheffing verlenen van de plicht tot het verrichten van een tegenprestatie (artikel 9, tweede lid, van de Participatiewet). De plicht tot tegenprestatie is niet van toepassing op een belanghebbende die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is als bedoeld in artikel 4 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (artikel 9, vijfde lid, van de Participatiewet). De plicht tot tegenprestatie is voorts niet van toepassing op een alleenstaande ouder die in het bezit is van een ontheffing als bedoeld in artikel 9a, eerste lid, van de Participatiewet (artikel 9, zevende lid, van de Participatiewet).

In Enkhuizen wordt geen tegenprestatie opgelegd indien een belanghebbende mantelzorg en/ of vrijwilligerswerk verricht (zie artikel 5).

 

Afstemmen

Net als bij het niet nakomen van de arbeids- en re-integratieverplichting geldt voor het niet nakomen van de tegenprestatie dat de bijstand kan worden afgestemd overeenkomstig de gemeentelijke afstemmingsverordening.

 

Tegenprestatie is geen re-integratieinstrument

De plicht tot tegenprestatie heeft tot doel om in de samenleving maatschappelijk nuttige werkzaamheden te verrichten als tegenprestatie voor het ontvangen van een uitkering. Het opdragen van een tegenprestatie heeft niet primair tot doel de re-integratie van een belanghebbende te bevorderen, maar moet worden gezien als een nuttige bijdrage aan de samenleving (TK 2013-2014, 33 801, nr. 7, p. 49-50). De tegenprestatie is daarom naar zijn aard niet gericht op toeleiding tot de arbeidsmarkt en is niet bedoeld als re-integratie instrument. Voorts mag een tegenprestatie het accepteren van passende arbeid of van re-integratie inspanningen niet belemmeren. Immers, als uitgangspunt geldt werk boven uitkering.

 

 

 

Artikelsgewijze toelichting Verordening tegenprestatie

 

Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven worden hieronder behandeld.

 

Artikel 1. Begrippen

Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht of de Gemeentewet worden niet afzonderlijk gedefinieerd in deze verordening. Deze zijn

vanzelfsprekend van toepassing op deze verordening.

 

Grote afstand tot de arbeidsmarkt

Uitkeringsgerechtigden met een grote afstand tot de arbeidsmarkt behoren tot de groep die (nog) niet via een traject bij WerkSaam Westfriesland naar een betaalde baan begeleid kan worden. Dit begrip is van belang in verband met de mogelijkheid tot het opdragen van een tegenprestatie. Zie hierover artikel 2 van deze verordening.

Deze verordening is uitsluitend van toepassing op uitkeringsgerechtigden met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Deze groep is gekarakteriseerd als fase 4 en zijn de uitkeringsgerechtigden waarvoor de gemeente Enkhuizen verantwoordelijk is als het gaat om re-integratie en/of het aanbieden van een tegenprestatie. Voor de uitkeringsgerechtigden met een korte afstand tot de arbeidsmarkt (fase 1 t/m 3) is WerkSaam Westfriesland verantwoordelijk.

 

Vrijwilligerswerk

Onder vrijwilligerswerk wordt in het algemeen verstaan: werk dat in enig georganiseerd verband onverplicht en onbetaald wordt verricht, voor anderen of de samenleving (TK 2005-2006, 30 334, nr. 1, p. 2). Deze definitie sluit tijdelijke en spontane vrijwilligersverbanden, zoals sociale activering en activiteiten voor de samenleving waar een kleine ‘extra’ vergoeding tegenover staat, uit.

 

Mantelzorg

In artikel 1 van deze verordening is de definitie opgenomen van mantelzorg. Deze begripsbepaling is gebaseerd op het begrip zoals dat wordt gehanteerd in de Wet maatschappelijke ondersteuning (zie artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van de Wet maatschappelijke ondersteuning). Onder mantelzorg wordt verstaan: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep. Het begrip 'mantelzorg' is van belang omdat artikel 5 van deze verordening bepaalt dat het college geen tegenprestatie opdraagt indien een belanghebbende mantelzorg verricht voor zover het verrichten van mantelzorg naar oordeel van het college redelijkerwijs noodzakelijk is.

Uit kamerstukken met betrekking tot het begrip 'mantelzorg' zoals neergelegd in de Wet maatschappelijke ondersteuning volgt dat de vier belangrijkste kenmerken van mantelzorg zijn:

  • 1.

    er is een bestaande sociale relatie tussen de zorgvrager en de zorgverlener;

  • 2.

    mantelzorg wordt niet verricht in een georganiseerd verband;

  • 3.

    het verrichten van mantelzorg is veelal geen bewuste keuze;

  • 4.

    het verlenen van mantelzorg is nooit afdwingbaar.

Voor mantelzorg is vereist dat de verleende zorg de gebruikelijke zorg voor elkaar overstijgt.

Deze kenmerken zijn ontleend aan diverse kamerstukken zoals TK 2004-2005, 30 169, nr. 1 (Notitie "De mantelzorger in beeld") en TK 2005-2006, 30 131, nr. C.

 

 

Artikel 2. Het opdragen van een tegenprestatie

Het college bepaalt aan de hand van de individuele omstandigheden en de voorhanden zijnde onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden, de aard, de duur en de omvang van de aan een persoon op te leggen tegenprestatie. Hierbij moet het college de in deze verordening neergelegde criteria in acht nemen. Het college heeft beleidsvrijheid om een tegenprestatie op te leggen. Het college bepaalt uiteindelijk of, en zo ja welke tegenprestatie wordt opgedragen. Tegen een besluit tot het opdragen van een tegenprestatie kan bezwaar en beroep worden aangetekend (TK 2013-2014, 33 801, nr. 7, p. 49).

 

WerkSaam Westfriesland draagt zorg voor de verordening tegenprestatie voor uitkerings-gerechtigden die geen grote afstand tot de arbeidsmarkt hebben.

 

Factoren opdragen tegenprestatie

In artikel 2, derde lid, van deze verordening is neergelegd met welke factoren het college rekening moet houden bij het opdragen van een tegenprestatie. Deze factoren worden hierna toegelicht.

 

  • 1.

    Tegenprestatie 'naar vermogen'

De werkzaamheden die als tegenprestatie ingezet worden, moeten naar vermogen door een belanghebbende verricht kunnen worden. De term 'naar vermogen' heeft betrekking op de mogelijkheden waarover een belanghebbende beschikt om deze werkzaamheden te verrichten. Immers, niet alle onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden kunnen worden opgedragen aan elke uitkeringsgerechtigde (TK 2013-2014, 33 801, nr. 3, p. 30).

 

  • 1.

    Persoonlijke situatie en individuele omstandigheden belanghebbende

Bij het opdragen van de tegenprestatie houdt het college rekening met de persoonlijke situatie en individuele omstandigheden van een belanghebbende, waar onder leeftijd, opleiding en werkervaring (Rechtbank Zeeland-West-Brabant 25-02-2013, nr. 12/3649, ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ5171). Hierbij wordt rekening gehouden met het fysieke en psychische vermogen van een belanghebbende. Bij het opdragen van de tegenprestatie dient het college maatwerk te leveren. Voorts wordt bij opdragen van een tegenprestatie rekening gehouden met praktische omstandigheden zoals reistijd, beschikbaarheid van kinderopvang en/of belanghebbende al maatschappelijke activiteiten verricht.

 

  • 1.

    Persoonlijke wensen en kwaliteiten belanghebbende

Bij het opdragen van de verplichting tot tegenprestatie houdt het college rekening met de persoonlijke wensen en kwaliteiten van belanghebbende. De gemeente vindt het immers belangrijk dat een belanghebbende invloed heeft op de keuze van de activiteiten.

Belanghebbende kan zelf ideeën aandragen voor de als tegenprestatie te verrichten werkzaamheden. Het college beoordeelt de door belanghebbende zelf aangedragen ideeën en kan besluiten om het voorstel van belanghebbende over te nemen en die werkzaamheden in te zetten als tegenprestatie. Uiteraard moet die werkzaamheid voldoen aan het bepaalde bij of krachtens artikel 3 van deze verordening en moet die werkzaamheid beschikbaar zijn. Het college is niet gehouden te voldoen aan de wensen van een belanghebbende, maar moet deze wel in de beoordeling meenemen. Draagt belanghebbende geen ideeën aan, dan legt het college belanghebbende een lijst met keuzemogelijkheden voor van maatschappelijk nuttige werkzaamheden die voorhanden zijn. Als belanghebbende geen voorkeur kenbaar maakt of er geen keuzemogelijkheid is, legt het college een werkzaamheid op.

 

 

Artikel 3. Inhoud van een tegenprestatie

Artikel 3 van deze verordening stelt voorwaarden ten aanzien van de inhoud van de tegenprestatie. Het college dient maatwerk toe te passen bij het opdragen van een tegenprestatie. Rekening moet worden gehouden met de individuele omstandigheden van belanghebbende, waaronder leeftijd, opleiding, werkervaring en andere relevante persoonlijke omstandigheden. De werkzaamheden worden immers opgedragen ‘naar vermogen’. Het is dus van belang dat belanghebbende ook in staat is de werkzaamheden te verrichten (zie Rechtbank Zeeland-West-Brabant 25-02-2013, nr. 12/3649, ECLI: NL: RBZWB: 2013: BZ5171). Als het college een tegenprestatie vraagt van belanghebbende, moet het een duidelijke omschrijving geven van de te verrichten werkzaamheden. Het moet voor een belanghebbende immers duidelijk zijn welke tegenprestatie van hem wordt verwacht (zie Rechtbank Zeeland- West-Brabant 25-02-2013, nr. 12/3649, ECLI:NL:RBZWB:2013:BZ5171).

 

Additionele onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden

In artikel 3, tweede lid, van deze verordening is bepaald dat de tegenprestatie onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden betreffen die additioneel van aard zijn. De maatschappelijk nuttige werkzaamheden in het kader van de tegenprestatie dienen zich te onderscheiden van werkzaamheden die door de reguliere arbeidsmarkt verricht worden. Het onderscheid tussen betaalde en onbetaalde werkzaamheden is afhankelijk van onder meer economische factoren en van keuzes die mede op basis daarvan door het bedrijfsleven en/of de overheid worden gemaakt (TK 2013-2014, 33 801, nr. 3, p. 30).

 

Niet gericht op re-integratie

De tegenprestatie mag niet worden ingezet in het kader van de re-integratie. De tegenprestatie mag bovendien niet direct gericht zijn op toe leiding naar de arbeidsmarkt en is dan ook niet bedoeld als re-integratie instrument. Het betreffen werkzaamheden die worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid en die niet mogen leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt. Reguliere werkzaamheden kunnen daarom niet als tegenprestatie worden ingezet. De tegenprestatie mag het accepteren van passende arbeid of van re-integratie-inspanningen niet belemmeren. Het uitgangspunt werk boven uitkering staat voorop. Dit volgt uit artikel 9, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet en de parlementaire geschiedenis (zie TK 2010-2011,

32 815, nr. 3, p. 14).

 

 

Artikel 4. Duur en omvang van een tegenprestatie

Het college bepaalt aan de hand van de individuele omstandigheden en de voorhanden zijnde onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden, de aard, de duur en de omvang van de aan een persoon op te leggen tegenprestatie. Hierbij moet het college de in deze verordening neergelegde criteria in acht nemen.

 

De omvang van de werkzaamheden en de duur in de tijd dienen in de regel beperkt te zijn. Dat betekent dat het college steeds een afweging maakt op basis van de situatie in welke mate een tegenprestatie verlangd kan worden (TK 2013-2014, 33 801, nr. 30).

Artikel 4, tweede lid, regelt dat het opdragen van een tegenprestatie binnen een periode van twaalf maanden slechts één keer kan worden opgedragen. Het gaat hierbij om een aaneen gesloten periode van twaalf maanden. Deze bepaling waarborgt dat de tegenprestatie relatief gering wordt ingezet. De tegenprestatie dient immers niet in de weg te staan aan de re-integratie van een belanghebbende. Bovendien is het verstandig de tegenprestatie relatief gering in omvang en duur in te zetten om aan de veilige kant van de internationale bepalingen met betrekking tot het verbod op dwangarbeid en verplichte arbeid te blijven (artikel 4 EVRM). Het is onwenselijk om een belanghebbende vaker dan één keer per periode van twaalf maanden in te zetten. Daarbij geldt bovendien dat de tegenprestatie in die periode in totaal slechts voor ten hoogste gedurende zes maanden en zestien uren per week kan worden ingezet.

 

 

Artikel 5. Vrijstellingen.

Artikel 5 van de verordening bepaalt dat geen tegenprestatie wordt opgedragen indien een belanghebbende mantelzorg verricht en het college het verrichten hiervan redelijkerwijze noodzakelijk vindt. De regering heeft deze mogelijkheid uitdrukkelijk benoemd in de nota van wijziging met betrekking tot de Wet maatregelen WWB (TK 2013-2014, 33 801, nr. 24, p. 6). Of sprake is van mantelzorg wordt getoetst aan de criteria van het begrip mantelzorg zoals neergelegd in artikel 1 van deze verordening. Verricht een belanghebbende mantelzorg in de zin van deze verordening en is het verrichten van mantelzorg volgens het college redelijkerwijs noodzakelijk, dan draagt het college een belanghebbende geen tegenprestatie op (artikel 5 van deze verordening). Daarnaast regelt dit artikel de vrijstelling voor belanghebbenden die vrijwilligerswerk verrichten dat te beschouwen is als een maatschappelijk nuttige activiteit. Uit de wet vloeien nog 2 vrijstellingen voort namelijk de zorg van alleenstaande ouders voor (een) kinder(en) in de leeftijd van 0 tot 5 jaar (artikel 9a Participatiewet). Deze ontheffing moet wel op verzoek van de belanghebbende door het college zijn gegeven.

Ook belanghebbenden die volledig duurzaam arbeidsongeschikt zijn verklaard, worden ontheven van de plicht tot het leveren van een tegenprestatie.

Toegevoegd is de groep belanghebbenden die parttime werk voor tenminste 20 uren per week verrichten. Daarmee wordt verondersteld dat zij voldoende bijdrage aan de samenleving hebben gegeven.

 

 

Artikel 6. Geen werkzaamheden voorhanden

Artikel 6, eerste lid, van deze verordening bepaalt dat geen tegenprestatie wordt opgedragen indien geen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden voorhanden zijn. In deze verordening kiest de gemeenteraad ervoor dat geen tegenprestatie wordt opgedragen indien geen maatschappelijk nuttige werkzaamheden binnen de eigen gemeentegrenzen voorhanden zijn. De Participatiewet verplicht gemeenten niet om buiten de eigen gemeentegrens een tegenprestatie te laten verrichten (TK 2013-2014, 33 801, nr. 7, p. 51). Indien het college besluit geen tegenprestatie op te leggen omdat binnen de eigen gemeentegrenzen geen onbeloonde 9 maatschappelijk nuttige werkzaamheden voorhanden zijn, wordt binnen zes maanden een heronderzoek uitgevoerd om te beoordelen of op dat moment wel maatschappelijk nuttige werkzaamheden binnen de eigen gemeentegrenzen voorhanden zijn. Dit is geregeld in artikel 6, tweede lid, van deze verordening.