Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Eindhoven

Verordening kabels en leidingen gemeente Eindhoven 2011

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieEindhoven
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening kabels en leidingen gemeente Eindhoven 2011
CiteertitelVerordening kabels en leidingen gemeente Eindhoven 2011
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 149
  2. Telecommunicatiewet, art. 5.2, lid 4
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

11-01-201101-04-2014nieuwe regeling

30-11-2010

Gemeenteblad 2011, nr. 6

KD11001090.def

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening kabels en leidingen gemeente Eindhoven 2011

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven maakt bekend, dat de Raad van deze gemeente in zijn vergadering van 30 november 2010 heeft vastgesteld

Verordening kabels en leidingen gemeente Eindhoven 2011

Hoofdstuk 1.

Artikel 1.1. Reikwijdte van hoofdstuk 2.

  • 1.

    Hoofdstuk 2 is van toepassing op de aanleg, instandhouding en opruiming van kabels, als bedoeld in artikel 1.1, onder z, van de Telecommunicatiewet, in de openbare ruimte.

  • 2.

    Het in het eerste lid bepaalde geldt voor zover de gemeente deze gronden in eigendom heeft, beheert dan wel daarover coördinatieverplichtingen heeft conform de Telecommunicatiewet.

  • 3.

    De bepalingen van de Telecommunicatiewet zijn onverkort van toepassing op het in dit hoofdstuk bepaalde.

Artikel 1.2. Reikwijdte van hoofdstuk 3.

  • 1.

    Hoofdstuk 3 is van toepassing op de aanleg, het onderhoud, de verlegging en de verwijdering van alle kabels en leidingen in de openbare ruimte, met uitzondering van kabels, als bedoeld in artikel 1.1, onder z, van de Telecommunicatiewet.

  • 2.

    Het in het eerste lid bepaalde geldt voor zover de gemeente deze gronden in eigendom heeft of beheert.

  • 3.

    De bepalingen van de Dienstenwet zijn onverkort van toepassing op het in dit hoofdstuk bepaalde.

Artikel 1.3. Handboek Kabels en Leidingen.

  • 1.

    Het college stelt ter uitvoering van deze verordening een Handboek vast.

  • 2.

    In dit Handboek staan onder meer nadere bepalingen met betrekking tot:

    • a.

      de kwaliteitseisen voor de openbare ruimte;

    • b.

      administratieve eisen met betrekking tot een aanvraag voor een vergunning of instemming;

    • c.

      technische eisen met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden ten behoeve van kabels en leidingen.

Hoofdstuk 2.

Artikel 2.1 Begripsomschrijvingen

In hoofdstuk 2 wordt verstaan onder:

  • a.

    wet: Telecommunicatiewet;

  • b.

    openbaar elektronisch communicatienetwerk: telecommunicatienetwerk als bedoeld in artikel 1.1, onder h van de wet;

  • c.

    kabels: kabels als bedoeld in artikel 1.1, onder z, van de wet;

  • d.

    voorzieningen: ondergrondse ondersteuningswerken als bedoeld in artikel 5.15 van de wet, en kabels;

  • e.

    openbare gronden: openbare wegen en wateren als bedoeld in artikel 1.1, onder aa van de wet;

  • f.

    aanbieder: aanbieder van een openbaar elektronisch communica- tienetwerk als bedoeld in artikel 5.1 van de wet;

  • g.

    werkzaamheden: werkzaamheden in verband met de aanleg, instand- houding en opruiming van kabels ten dienste van een

    openbaar elektronisch communicatienetwerk in of op

    openbare gronden;

  • h.

    gedoogplichtige: degene op wie een gedoogplicht rust als bedoeld in artikel 5.2, eerste lid van de wet;

  • i.

    college: college van burgemeester en wethouders;

  • j.

    melding: melding als bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, onder a van de wet;

  • k.

    instemmingsbesluit: besluit van het college als bedoeld in artikel 5.4 eerste lid, onder b van de wet;

  • l.

    huisaansluiting: het gedeelte van een kabel van minder dan 25 m1 in openbare gronden dat een openbaar elektronisch communicatienetwerk verbindt met een netwerkaan- sluitpunt als bedoeld onder artikel 1.1, onder k van de

    wet;

  • m.

    werkzaamheden van niet ingrijpende aard:

    - het aanbrengen of verwijderen van kabels in reeds

    aangebrachte voorzieningen;

    • -

      werkzaamheden die leiden tot een inbreking in de openbare ruimte - anders dan gestuurde boringen - tot een lengte van 25 m1 of tot een oppervlakte van 10 m² en niet vallend onder artikel 2.5;

    • -

      het maken van huisaansluitingen;

  • n.

    handboek: Handboek Kabels en Leidingen van de gemeente Eindhoven.

Artikel 2.2. Verbodsbepaling.

Het is verboden zonder of in afwijking van een voorafgaand door het college verleend instemmingsbesluit omtrent de plaats, het tijdstip en de wijze van uitvoering van de werkzaamheden, kabels in of op openbare gronden aan te leggen, in stand te houden of op te ruimen.

Artikel 2.3. Melding van voorgenomen werkzaamheden.

  • 1.

    Een aanbieder die werkzaamheden wil verrichten, meldt dit voornemen tenminste acht weken voor de aanvang aan het college met een door het college vastgesteld formulier.

  • 2.

    Een aanbieder die werkzaamheden wil verrichten, kan hierover vooroverleg voeren met het college teneinde de melding, bedoeld in het eerste lid van dit artikel voor te bereiden.

  • 3.

    Indien de werkzaamheden mede betrekking hebben op gronden van een andere gedoogplichtige dan de gemeente, wordt het college uiterlijk vier weken na ontvangst van de melding in het eerste lid schriftelijk in kennis gesteld van de resultaten van het overleg tussen de aanbieder en de andere gedoogplichtige.

Artikel 2.4. Melding van voorgenomen werkzaamheden van niet ingrijpende aard.

In afwijking van het bepaalde in artikel 2.2 en 2.3 kan de aanbieder, voor het verrichten van werkzaamheden van niet ingrijpende aard, volstaan met een melding aan het college, minimaal vijf werkdagen voorafgaande aan de werkzaamheden met een daartoe vastgesteld formulier.

Artikel 2.5 Ernstige belemmeringen en storingen.

In afwijking van het bepaalde in artikel 2.2 en 2.3 kan de aanbieder ingeval van spoedeisende werkzaamheden ten gevolge van ernstige belemmering of storing van de communicatie in de zin van artikel 5.6, tweede lid van de wet volstaan met een melding, voorafgaand aan de start van de werkzaamheden of uiterlijk vóór 09.00 uur op de eerste werkdag na het ontstaan van de ernstige belemmering of storing.

Artikel 2.6. Aanvullende verplichtingen.

  • 1.

    De aanbieder is verplicht direct betrokken omwonenden en bedrijven bij de uit te voeren werkzaamheden op de hoogte te stellen.

  • 2.

    Op het moment van oplevering van de werkzaamheden is de aanbieder op verzoek van het college verplicht gegevens omrent de ligging van zijn kabels te verstrekken.

Artikel 2.7 Beslistermijn en aanhouding.

  • 1.

    Een beslissing op een melding als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, wordt door het college genomen uiterlijk acht weken na ontvangst van de melding.

  • 2.

    Indien een beschikking niet binnen acht weken kan worden gegeven, deelt het college dit aan de aanvrager mede en noemt het daarbij een redelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid van dit artikel houdt het college de beslissing aan, indien er in verband met werkzaamheden ten behoeve van het openbare elektronische communicatienetwerk een vergunning als bedoeld in de Woningwet, de Wet milieubeheer of een kapvergunning is vereist.

Artikel 2.8. Geldigheidsduur instemmingsbesluit.

  • 1.

    De geldigheid van het instemmingsbesluit eindigt wanneer de werkzaamheden zijn afgerond en opgeleverd, met inachtneming van het bepaalde in het tweede lid.

  • 2.

    Een instemming heeft een maximale geldigheid van twaalf maanden.

  • 3.

    De werkzaamheden moeten zijn voltooid binnen twaalf maanden na verlening van de instemming, tenzij in het instemmingsbesluit anders is bepaald.

  • 4.

    De geldigheidsduur van de instemming kan door het college met maximaal 6 maanden worden verlengd, nadat de aanbieder daartoe een schriftelijk met redenen omkleed verzoek heeft gedaan.

Artikel 2.9. Voorschriften en beperkingen bij instemming.

  • 1.

    Het college kan nadere regels stellen omtrent het tijdstip, de plaats en de wijze van uitvoering bij aanleg, onderhoud, verplaatsing en opruiming van kabels, het bevorderen van medegebruik van voorzieningen en het afstemmen van de voorgenomen werkzaamheden met beheerders van overige in de grond aanwezige werken.

  • 2.

    Indien binnen één jaar na groot onderhoud of herinrichting van de openbare gronden de aanbieder werkzaamheden moet uitvoeren, kan het college bijzondere voorwaarden stellen aan het herstel. De hiermee gepaard gaande kosten zijn voor rekening van de aanbieder.

  • 3.

    Aan herstel van bijzondere bestrating kan het college nadere voorwaarden stellen.

  • 4.

    De nadere regels en (bijzondere) voorwaarden, als genoemd in het eerste, tweede en derde lid, worden vastgelegd in het Handboek of in het instemmingsbesluit.

  • 5.

    In het Handboek worden eveneens nadere regels vastgelegd met betrekking tot:

    a. aanvraag- en meldingsprocedure;

    b. procedure van oplevering;

    c. verkeersveiligheid.

Artikel 2.10. (Mede)gebruik van voorzieningen en vooroverleg.

  • 1.

    Een aanbieder is na ontvangst van een redelijk verzoek verplicht om bij de aanleg van kabels in openbare gronden zoveel mogelijk (mede)gebruik te maken van bestaande, hetzij door andere aanbieders dan wel door of in opdracht van het college aangelegde voorzieningen.

  • 2.

    Het vooroverleg als bedoeld in artikel 2.3, tweede lid, dan wel een door het college geëntameerd overleg naar aanleiding van een melding als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, is er mede op gericht te bepalen langs welke delen van het tracé gebruik kan worden gemaakt van bestaande voorzieningen als bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    Indien de aanbieder een redelijk aanbod wordt gedaan om gebruik te maken van de vooraangelegde voorzieningen, zoals mantelbuizen, kabelgoten, of kabel- en leidingentunnels, is de aanbieder verplicht om voor de aanleg of uitbreiding van zijn netwerk van deze voorzieningen gebruik te maken.

  • 4.

    Indien de openbare gronden geen ruimte bieden voor de aanleg van nieuwe kabels, kiest de aanbieder een alternatief tracé, of doet aan andere aanbieders een redelijk verzoek tot medegebruik van kabels, op grond van artikel 5.12 van de wet.

Artikel 2.11. Melding wijziging voorzieningen.

De aanbieder stelt het college onverwijld schriftelijk in kennis, indien de kabel niet langer ten dienste staat van een openbaar elektronisch telecommunicatienetwerk in of op openbare gronden.

Hoofdstuk 3.

Artikel 3.1. Begripsbepalingen.

In hoofdstuk 3 wordt verstaan onder:

  • a.

    handboek: Handboek Kabels en Leidingen van de gemeente Eindhoven;

  • b.

    kabels: fysieke geleidingsdraden bestemd voor de rechtstreekse overdracht van signalen tussen punten en de bij deze fysieke geleidingsdraden behorende ondergrondse ondersteuningswerken, beschermingswerken en signaalinrichtingen, alsmede inrichtingen, bestemd om daarin verbinding tot stand te brengen tussen fysieke geleidingsdraden in, op of boven openbare gronden enerzijds en fysieke geleidingsdraden in gebouwen en daarmee één geheel vormende gronden anderzijds dan wel tussen laatstgenoemde fysieke geleidingsdraden onderling;

  • c.

    leidingen: buizen bestemd voor het transport van vaste stoffen, vloeistoffen en gassen, gelegen in, op of boven de grond met alle daarbij behorende voorzieningen, zoals mantelbuizen, kabelgoten, afsluiters, brandkranen, kasten, etc.;

  • d.

    netbeheerder: degene die als natuurlijk persoon handelende in de uitoefening van een beroep of een bedrijf dan wel als rechtspersoon een net beheert;

  • e.

    net: één of meer ondergrondse kabels of leidingen en bovengrondse bijbehoren, daaronder mede begrepen lege buizen, ondergrondse ondersteuningswerken en beschermingswerken, bestemd voor transport van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, van energie of water of data;

  • f.

    inbreking: het graven of boren/persen in openbare gronden, dan wel het anderszins roeren van grond ten behoeve van de in deze verordening omschreven werkzaamheden;

  • g.

    openbare

    ruimte/grond: voor het publiek toegankelijke wegen, wateren en kunstwerken, inclusief fietspaden, voetpaden, trottoirs, bermen, plantsoenen en parken, die in eigendom zijn bij de gemeente, of grond die niet in eigendom is bij de gemeente, maar waarvoor de gemeente op basis van een overeenkomst gerechtigd is vergunningen krachtens deze verordening af te geven;

  • h.

    storing: een defect aan een kabel of leiding, dat leidt tot onvoorziene werkzaamheden ten behoeve van herstel;

  • i.

    tracé: de aanduiding op één of meer topografische of geografische kaarten van het verloop en de geografische omvang van een aan te leggen of te wijzigen kabel of leiding, dan wel de fysieke ligging van een kabel of leiding in de openbare ruimte;

  • j.

    werkzaamheden: alle werkzaamheden in, op of boven de openbare grond in verband met het aanleggen, onderhouden, verleggen en verwijderen van kabels en leidingen, uitgezonderd de werkzaamheden die vallen onder het bepaalde onder k;

  • k.

    werkzaamheden van niet ingrijpende aard:

    - werkzaamheden die leiden tot een inbreking in de openbare ruimte anders dan gestuurde boringen tot een lengte van 25 m1 of tot een oppervlakte van 10 m² en niet vallend onder artikel 3.5;

    - het maken van huisaansluitingen;

  • l.

    huisaansluiting: het gedeelte van een kabel of leiding van minder dan 25 m1 in openbare gronden dat een net verbindt met een aansluiting voor de eindgebruiker.

Artikel 3.2. Verbodsbepaling.

  • 1.

    Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning kabels of leidingen in, op of boven de openbare gronden aan te leggen, te onderhouden, te verleggen of te verwijderen.

  • 2.

    Het verbod in het eerste lid geldt niet voor de gemeente Eindhoven bij het uitvoeren van haar publieke taak.

Artikel 3.3. Aanvraag vergunning

  • 1.

    Een netbeheerder die werkzaamheden wil verrichten, dient tenminste acht weken voor aanvang een aanvraag voor een vergunning in bij het college met een daartoe vastgesteld formulier.

  • 2.

    Een netbeheerder die werkzaamheden wil verrichten, kan hierover vooroverleg voeren met het college teneinde de aanvraag, bedoeld in het eerste lid voor te bereiden.

Artikel 3.4. Melding van voorgenomen werkzaamheden van niet ingrijpende aard.

In afwijking van het bepaalde in artikel 3.2 en 3.3 kan de netbeheerder, voor het verrichten van werkzaamheden van niet ingrijpende aard , volstaan met een melding aan het college, minimaal vijf werkdagen voorafgaande aan de werkzaamheden met een daartoe vastgesteld formulier.

Artikel 3.5. Ernstige belemmeringen en storingen.

In afwijking van het bepaalde in artikel 3.2 en 3.3 kan de netbeheerder, in geval van spoedeisende werkzaamheden ten gevolge van ernstige belemmeringen of storing in het net, volstaan met een melding, voorafgaand aan de start van de werkzaamheden of uiterlijk vóór 09.00 uur op de eerste werkdag na het ontstaan van de ernstige belemmering of storing.

Artikel 3.6. Aanvullende verplichtingen.

  • 1.

    De netbeheerder is verplicht direct betrokken omwonenden en bedrijven bij de uit te voeren werkzaamheden op de hoogte te stellen.

  • 2.

    Op het moment van oplevering van de werkzaamheden is de netbeheerder op verzoek van het college verplicht gegevens omrent de ligging van zijn kabels te verstrekken en een overzicht te geven van de niet in gebruik zijnde kabels.

Artikel 3.7. Beslistermijn en aanhouding.

  • 1.

    Een beslissing op een aanvraag als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, wordt door het college genomen uiterlijk acht weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2.

    Indien een beschikking niet binnen acht weken kan worden gegeven, is artikel 31 Dienstenwet van toepassing.

Artikel 3.8. Geldigheidsduur van de vergunning.

  • 1.

    De geldigheid van de vergunning eindigt wanneer de werkzaamheden zijn afgerond en opgeleverd, met inachtneming van het bepaalde in het tweede lid.

  • 2.

    Een vergunning heeft een maximale geldigheid van twaalf maanden.

  • 3.

    De werkzaamheden moeten zijn voltooid binnen twaalf maanden na verlening van de vergunning, tenzij in de vergunning anders is bepaald.

  • 4.

    De geldigheidsduur van de vergunning kan door het college met maximaal 6 maanden worden verlengd, nadat de vergunninghouder daartoe een schriftelijk met redenen omkleed verzoek heeft gedaan.

Artikel 3.9 Nadere regels, voorschriften en beperkingen.

  • 1.

    Het college kan nadere regels stellen en aan de vergunning voorschriften en beperkingen verbinden.

  • 2.

    De nadere regels, bedoeld in het eerste lid, worden vastgelegd in het Handboek en hebben betrekking op:

    • a.

      aanvraag- en meldingsprocedure;

    • b.

      procedure van oplevering;

    • c.

      verkeersveiligheid;

    • d.

      technische eisen en voorwaarden met betrekking tot de uitvoering van de werkzaamheden en herstel van de openbare ruimte.

Artikel 3.10. Weigeringsgronden.

Het college kan een vergunning weigeren:

  • a.

    in het belang van de bereikbaarheid van delen van de gemeente;

  • b.

    in het belang van de doorstroming van het verkeer;

  • c.

    in het belang van de veiligheid van het verkeer;

  • d.

    in het belang van het behoud van de kwaliteit en het aanzien van de openbare ruimte;

    • e.

      in het belang van de kwaliteit en de beheersing van de kwantiteit van de ondergrondse infrastructuur.

Artikel 3.11. Wijziging/intrekking vergunning.

Het college kan de vergunning onverminderd het bepaalde in artikel 3.10 wijzigen of intrekken, indien:

  • a.

    blijkt dat de vergunning op basis van onjuiste of onvolledige gegevens is verleend;

  • b.

    de vergunning in strijd met enig wettelijk voorschrift is afgegeven;

  • c.

    de vergunninghouder het bepaalde bij of krachtens deze verordening of de vergunningvoorschriften niet naleeft.

Artikel 3.12. Vrijwaring aanspraken derden.

De vergunninghouder vrijwaart de gemeente tegen alle aanspraken van derden voor schade die het gevolg is van de uitvoering van werkzaamheden door de vergunninghouder.

Hoofdstuk 4.

Artikel 4.1. IntrekkingVerordening kabels en leidingen gemeente Eindhoven 2010.

De Verordening kabels en leidingen gemeente Eindhoven 2010 wordt ingetrokken.

Artikel 4.2. Overgangsrecht.

  • 1.

    De Verordening kabels en leidingen gemeente Eindhoven 2010 blijft van kracht op meldingen waarop reeds krachtens die verordening is beslist, maar waarvan de uitvoering op het moment van inwerkingtreding van deze verordening nog niet is gerealiseerd.

  • 2.

    Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een melding is gedaan op grond van de Verordening kabels en leidingen gemeente Eindhoven 2010 maar waarop nog niet is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 4.3. Toezicht en handhaving.

Met het toezicht op en de handhaving van de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college aangewezen personen.

Artikel 4.4. Inwerkingtreding.

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2011.

Artikel 4.5 Citeertitel.

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Kabels en Leidingen 2011.

Eindhoven, 10 januari 2011.

Het college van burgemeester en wethouders van Eindhoven,

R. van Gijzel, burgemeester.

A. Verbakel, secretaris a.i..

Uitgegeven, 10 januari 2011.

Mij bekend,

de gemeentesecretaris van Eindhoven,

A.Verbakel.

KD11001090.def