Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Berg en Dal

Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Groesbeek 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBerg en Dal
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Groesbeek 2015
CiteertitelBeleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Groesbeek 2015
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpBeleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
  2. De Jeugdwet
  3. Awb, titel 4.3

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201528-12-2017nieuw beleid

16-12-2014

Groesbeeks Weekblad van 23 december 2014 en De Rozet van 11 december 2014

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Groesbeek 2015

Burgemeester en wethouders van de gemeente Groesbeek,

 

Gelet op:

 

  • -

    de Wet maatschappelijke ondersteuning;

  • -

    de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Groesbeek 2015

  • -

    De Verordening, Het Besluit en de beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2015 van centrumgemeente Nijmegen voor wat betreft de regels voor bijdrage in de kosten van opvang en beschermd wonen.

  • -

    Het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning en nadere regels Jeugdhulp gemeente Groesbeek 2015

 

 

B e s l u i t e n:

 

Vast te stellen

 

Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Groesbeek 2015

 

 

Beleidsregels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Groesbeek 2015

 

(op basis van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Groesbeek 2015 en het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuningen nadere regels Jeugdhulp gemeente Groesbeek 2015)

 

Inhoudsopgave

 

Inleiding

 

1.1 Algemeen 

1.2 Begeleiding

1.3 Mantelzorgondersteuning

1.4 Sociale Teams.

1.5 Van de melding tot het verslag van het gesprek

 

Afwegingsproces per leefgebied

 

2.1 Inleiding

2.2 Algemeen gebruikelijke voorzieningen

2.3. Algemene voorzieningen:

2.4 Voorliggende voorzieningen

2.5 Onderzoek per leefgebied

2.5.1 Financiën

2.5.2 Dagbesteding

2.5.3 Huisvesting

2.5.4 Huiselijke relaties

2.5.5 Geestelijke gezondheid 

2.5.6. Lichamelijke gezondheid

2.5.7. Verslaving

2.5.8 Activiteiten dagelijks leven

2.5.9 Sociaal netwerk

2.5.10 Maatschappelijke participatie 

2.5.11 Justitie 

2.5.12 Verplaatsen en vervoer

2.5.13 Communicatie 

 

Overige regels

 

3.1 Persoonsgebonden budget

3.2. Calamiteitenprotocol

 

Bijlage 1: Protocol Gebruikelijke Zorg

Bijlage 2: Normering Huishoudelijke Taken

Bijlage 3: Algemeen gebruikelijke voorzieningen

Bijlage 4: Werkdocument hulpmiddelenoverzicht 2015/2016

Bijlage 5: Richtlijn begeleidingstrajecten en dagbesteding volwassenen

 

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

Deze beleidsregels vormen, samen met de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2015 en het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2015 de gemeentelijke regels met betrekking tot de maatwerkvoorzieningen in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

 

De Wmo 2015 legt, meer dan de Wet maatschappelijke ondersteuning, de nadruk op de eigen

kracht en eigen verantwoordelijkheid van de cliënt voor zijn eigen leven, zijn zelfredzaamheid

en participatie.

 

Die eigen verantwoordelijkheid heeft meerdere kanten:

Een cliënt zal zich rekenschap moeten geven van en anticiperen op wat vaak inherent is aan

nieuwe levensfases. Bij iedere levensfase horen bijvoorbeeld andere wensen ten aanzien van

de toegankelijkheid van de woning, de grootte van de woning, de bereikbaarheid van winkels

en voorzieningen. Een cliënt moet hierop anticiperen door tijdig maatregelen te nemen om

voorbereid te zijn op een nieuwe levensfase.

 

Verantwoordelijkheid nemen voor je eigen leven betekent eveneens dat de cliënt ervoor zal

moeten zorgen dat hij voldoende is verzekerd en eventueel gebruik kan maken van de

faciliteiten van bijvoorbeeld de uitleen van een thuiszorgorganisatie voor de situatie dat hij tijdelijk ondersteuning nodig heeft.

 

Ook zal hij bereid moeten zijn zelf te investeren in bepaalde hulpmiddelen die hij kan kopen in

een gewone winkel of bijvoorbeeld een thuiszorgwinkel, zoals een sta-op stoel, een

wandelstok of een rollator. Dit zijn hulpmiddelen die de Rijksoverheid in het verleden bewust

uit het hulpmiddelenpakket van de Zorgverzekeringswet heeft gehaald, omdat zij betaalbaar

zijn, veel gebruikt worden of passen binnen een bepaalde levensfase, net als een

kinderwagen bij jonge mensen. Feitelijk hebben deze hulpmiddelen hiermee een algemeen

gebruikelijk karakter gekregen.

 

Het kan ook betekenen dat rollen in huis anders verdeeld moeten worden of dat een kind dat

toch op bezoek komt, meteen wat boodschappen meeneemt.

 

Waar een cliënt niet meer in staat is om zelf te voorzien in zijn zelfredzaamheid en

participatie, kan hij een beroep doen op ondersteuning door het college. Het college beoordeeld de mogelijkheden van de cliënt, de mogelijkheden van gebruikelijke hulp van het netwerk rond de cliënt of om een vrijwilliger in te zetten, de beschikbaarheid van voorliggende voorzieningen, de mogelijkheid om gebruik te maken van voorzieningen in zijn buurt, zoals een maaltijdservice, een boodschappendienst of klussendienst of van algemene voorzieningen die het college ter beschikking stelt.

 

Als dit alles onvoldoende is om de cliënt voldoende te ondersteunen in zijn zelfredzaamheid

en participatie, kan de cliënt een aanvraag indienen voor een (aanvullende)

maatwerkvoorziening.

 

Deze beleidsregels sluiten aan bij de nieuwe Wmo 2015 en werkwijze van de sociale teams: integrale vraagverheldering aan de hand van leefgebieden, bespreken van de mogelijkheden van eigen kracht, het netwerk, algemene voorzieningen per leefgebied en toepassing van sociale netwerkstrategieën op de nieuwe Wmo.

 

1.2 Begeleiding

Nieuw in de Wmo is dat de gemeenten ook verantwoordelijk zijn voor de functie Begeleiding. Tot 2015 was Begeleiding een functie in de AWBZ. Volgens het Besluit zorgaanspraken AWBZ kon een verzekerde met een somatische, een psychogeriatrische of psychiatrische, een verstandelijke, een  lichamelijke of een  zintuiglijke handicap, die  daardoor matige, of zware beperkingen ervaart op het terrein van: sociale zelfredzaamheid, bewegen en verplaatsen, psychisch functioneren, geheugen en oriëntatie of matig of zwaar probleemgedrag vertonen, aanspraak doen op de functie Begeleiding. Wanneer er een zogenaamde AWBZ grondslag was vastgesteld kon de functie Begeleiding (en het aantal uren of dagdelen dat nodig werd geacht) worden geïndiceerd. Hoewel bij het CIZ ruime ervaring is opgedaan bij het indiceren van Begeleiding is het niet mogelijk om de door hen ontwikkelde indicatieprotocollen over te nemen(zoals dat wel gebeurd is bij de hulp bij het huishouden).

 

De reden hiervoor is tweeledig:

  • 1.

    De AWBZ indicatie is gebaseerd op een grondslag (bijvoorbeeld de grondslag psychiatrie of de grondslag verstandelijke handicap). De Wmo kent geen grondslagen. In de Wmo is de diagnose niet leidend. Er wordt vastgesteld wat de beperkingen zijn, en vervolgens wordt beoordeeld wat de aanvrager zelf of met hulp van de eigen omgeving kan oplossen, wat met voorliggende voorzieningen kan worden opgelost en ten slotte waarvoor maatwerkvoorzieningen (bijvoorbeeld Begeleiding) noodzakelijk zijn.

  • 2.

    De taken worden niet alleen overgeheveld vanuit de AWBZ naar de Wmo; er moet ook daadwerkelijk een transformatie plaats vinden. De opdracht aan gemeenten is om te onderzoeken hoe de bestaande vormen van Begeleiding, anders, dichterbij de cliënt kunnen worden georganiseerd en nieuwe vormen van hulp en ondersteuning voor de diverse doelgroepen te ontwikkelen.

 

1.3 Mantelzorgondersteuning

Mantelzorgers dragen vaak in belangrijke mate bij aan de zelfredzaamheid en participatie van

inwoners en aan de mate waarin hun naasten nog in hun vertrouwde omgeving kunnen blijven

wonen. De mantelzorger is vertrouwd voor de cliënt die ondersteuning behoeft en daardoor

wordt deze vaak beter geaccepteerd dan professionele ondersteuning.

 

Een groot risico is dat mantelzorgers worden overbelast. Om dat te voorkomen kan

ondersteuning aan de mantelzorger worden geboden. Bijvoorbeeld door de cliënt voor 1 of

meer dagdelen per week naar de dagbesteding te laten gaan, zodat de mantelzorger even iets

voor zichzelf kan doen. Ook respijtzorg is mogelijk, bijvoorbeeld als de mantelzorger op

vakantie gaat. In dat geval wordt de mantelzorg tijdelijk overgenomen door een professionele

hulpverlener.

 

Onder voorwaarden kan een cliënt ook 1 of meer etmalen per week worden opgenomen in

een instelling. De belangrijkste voorwaarde daarbij is dat de cliënt permanent toezicht nodig

heeft.

 

In de verordening is ook opgenomen dat het college zal zorgdragen voor een passende

jaarlijkse blijk van waardering voor de mantelzorger. Het beleid hieromtrent zal, zodra deze vastgesteld, als bijlage bij deze beleidsregels worden gevoegd.

 

1.4 Sociale Teams

De coördinerende werkzaamheden binnen de Wmo zullen in de MUG-gemeenten worden uitgevoerd door de multidisciplinaire Sociale Teams (ST). Op 1 januari 2015 zijn deze sociale teams in de gehele gemeente actief. Net als in andere gemeenten is het ST een instrument om voor huishoudens met meerdere zorg en ondersteuningsvragen, een netwerkgerichte en integrale aanpak te realiseren. In het ST vindt bij uitstek de kanteling (denken vanuit behoefte en zelfredzaamheid cliënt) plaats.

De sociale teams richten zich voornamelijk op preventie en ondersteuning van mensen en lossen daarmee problemen en vragen op. Het sociale team neem het probleem niet over.

 Het team stimuleert inwoners ook om met ideeën te komen en uit te werken, om daarmee de sociale samenhang in de buurt te vergroten. Doel van het werken voor en met inwoners is het vergroten van de zelfredzaamheid. De sociale teamleden geven als dat nodig is een maatwerkadvies over de inzet van een voorziening.

 

1.5  Van de melding tot het verslag van het gesprek

Zodra er door of namens een cliënt een hulpvraag bij het Sociaal Team wordt gemeld, wordt van moment van melding tot de (eventuele) verstrekking van een maatwerkvoorziening, de volgende werkwijze gevolgd:

 

  • 1.

    De ontvangst van de melding wordt richting de cliënt bevestigd en er wordt zo snel mogelijk een afspraak voor een gesprek gemaakt. Daarbij wordt de cliënt gewezen op de mogelijkheid een persoonlijk plan aan te leveren en op de mogelijkheid op cliëntenondersteuning.

  • 2.

    Voor het gesprek wordt alle voor het gesprek benodigde informatie verzameld. Sociale teams, lokaal coördinatiepunt en Veiligheidshuis kunnen consultatie & advies inschakelen via door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieders of huisartsen. De cliënt moet in elk geval een identificatiedocument ter inzage verstrekken.

  • 3.

    Het door de cliënt eventueel ingediende persoonlijk plan (voorafgaand aan het onderzoek) maakt onderdeel van uit van het gesprek.

  • 4.

    Tijdens het gesprek wordt de cliënt geïnformeerd over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure. Tevens wordt expliciet om toestemming gevraagd om zijn persoonsgegevens te verwerken.

  • 5.

    Tijdens het gesprek wordt met behulp van de zelfredzaamheidsmatrix vervolgens in kaart gebracht bij welk leefgebied de cliënt problemen ervaart en worden mogelijke oplossingen besproken.

  • 6.

    Voor het bepalen van de eigen kracht en de bijdrage van het netwerk (gebruikelijke zorg, mantelzorg en verdere inzet van het sociale netwerk) passen de leden van de sociale teams sociale netwerkstrategieën toe, waarin de teamleden worden getraind.

  • 7.

    Wanneer tijdens het gesprek duidelijk wordt dat er mogelijk een maatwerkvoorziening zal worden ingezet, dient de cliënt van de mogelijkheid om deze inde vorm van een persoonsgebonden budget te verstrekken, op de hoogte gebracht te worden

  • 8.

    Aan de hand van een gespreksverslag wordt helder gemaakt welke keuzes tijdens het gesprek zijn gemaakt aan de hand van de onderwerpen die tijdens het gesprek aan de orde zijn geweest. Uit het gespreksverslag moet duidelijk worden in hoeverre de behoeften en gewenste resultaten beantwoord kunnen worden met ‘eigen kracht, gebruikelijke hulp, algemeen gebruikelijke voorzieningen, mantelzorgers, algemene voorzieningen, behoefte aan mantelzorgondersteuning of voorzieningen uit de ziektekostenverzekeringswet of andere voorliggende voorzieningen. Vervolgens wordt aangegeven op welke punten een maatwerkvoorziening nodig is.

  • 9.

    Ten slotte kan, indien dit van toepassing is, het gespreksverslag dienen als aanvraag voor een maatwerkvoorziening

 

Bij dwang en drang (lokaal coördinatiepunt, lokale zorgnetwerken) geldt een ander traject: wanneer dit traject is vastgesteld, zal deze als bijlage aan deze beleidsregels worden toegevoegd.

 

Hoofdstuk 2 Afwegingsproces per leefgebied

2.1 Inleiding

Het verslag van het gesprek met de cliënt en het netwerk leidt mogelijk tot een rol voor een welzijn- of zorgorganisatie in de vorm van een algemene of maatwerkvoorziening. Deze beleidsregels zijn bedoeld ter ondersteuning van de bepaling of-  en welke voorziening nodig is. Hiertoe beschrijven we het afwegingsproces per leefgebied. Tijdens het afwegingsproces worden alleen die leefgebieden beoordeeld waarvan tijdens het gesprek is gebleken dat er mogelijk een algemene of maatwerkvoorziening nodig is.

 

In het afwegingsproces komen steeds de elementen terug die conform artikel 1 sub g van de Verordening maatschappelijke ondersteuning Groesbeek 2015 in het gesprek onderzocht moeten worden:

a) Behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt;

b) Gewenst resultaat;

c) Eigen kracht, gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen;

d) Rol mantelzorger(s) en sociaal netwerk;

e) Mantelzorgondersteuning;

f) Algemene voorzieningen

g) Voorliggende voorzieningen (o.a. Zorgverzekeringswet en Wlz);

h) Maatwerkvoorziening.

 

2.2 Algemeen gebruikelijke voorzieningen

Een voorziening is algemeen gebruikelijk als die:

  • 1.

    niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking én;

  • 2.

    in de reguliere handel verkrijgbaar is én;

  • 3.

    in prijs vergelijkbaar is met soortgelijke producten.

 

Uitzonderingen op deze criteria zijn situaties waarin:

  • 1.

    de handicap plotseling ontstaat, waardoor algemeen gebruikelijke voorzieningen eerder dan normaal vervangen moeten worden;

  • 2.

    de aanvrager een inkomen heeft, dat door aantoonbare kosten van de handicap onder de voor hem/haar geldende bijstandsnorm dreigt te komen.

 

Er is geen complete lijst van voorzieningen die algemeen gebruikelijk zijn, maar enkele voorbeelden staan in bijlage 3.

 

2.3. Algemene voorzieningen

In veel gemeenten is sprake van voorzieningen waar iedereen, of een bepaalde groep inwoners, gebruik van kan maken, soms met een lichte toets. De toegang tot algemene voorzieningen is laagdrempelig. Een algemene voorziening is per definitie geen maatwerkvoorziening en de Wmo-regels rond de bijdrage in de kosten gelden niet.

 

Gemeenten kunnen ook voorzieningen hebben die de toegankelijkheid van de gemeente in brede zin ten goede komen. Dit zijn bijvoorbeeld (openbare) invalidentoiletten, rateltikkers en geleidestroken in de openbare ruimte voor mensen met een visuele beperking, ringleidingen voor slechthorenden of een toegankelijke website.

 

Voorbeelden van algemene voorzieningen zijn: Kinderopvang, Glazenwasser, Openbaar Vervoer, Buurthuizen, Klussendienst, Formulieren-hulp, Boodschappenservice, Maaltijdenservice, Ouderenadviseurs, Consultatiebureau, Huisarts, Gemaksdiensten van de zorgverzekeraar, etc. De Sociale Teams beschikken over actuele informatie omtrent beschikbare passende algemene voorzieningen.

 

Deze voorzieningen stellen mensen in staat om (ondanks hun beperkingen) tot zelfredzaamheid, zelfstandigheid en participatie te komen. Voor een algemene voorziening is geen toestemming en doorverwijzing van de gemeente nodig.

 

2.4 Voorliggende voorzieningen 

Tijdens het gesprek moet nadrukkelijk aandacht zijn voor de mogelijkheid van het inzetten van voorliggende voorzieningen als oplossing voor een geformuleerd probleem. 

 

De ondersteuning via de Wmo 2015 wordt begrensd door de ondersteuning en zorg die kan

worden geboden op grond van de Jeugdwet, de Zorgverzekeringswet of de Wet langdurige

zorg.

 

Een persoon die qua leeftijd tot de doelgroep van de Jeugdwet behoort, kan geen

beroep doen op de Wmo 2015, tenzij het gaat om voorzieningen die de wetgever expliciet

onder de Wmo 2015 laat vallen, zoals woningaanpassingen. Deze voorliggende voorzieningen kunnen ook voorzieningen op basis van andere wetgeving zijn.

 

Zorg die valt onder de Zorgverzekeringswet wordt niet geleverd via de Wmo 2015. Een

combinatie van zorg via de Zorgverzekeringswet en ondersteuning via de Wmo 2015 is wel

mogelijk.

 

Cliënten met een Wlz-indicatie hoeven niet per definitie intramurale zorg te krijgen. Ze kunnen

ook een volledig pakket thuis (VPT) of een Persoonsgebonden budget (hierna Pgb) krijgen. In 2015 vallen hulpmiddelen en woningaanpassingen voor mensen met een Wlz indicatie die nog thuis wonen nog onder de Wmo.

 

In het volgende schema wordt de afbakening tussen deze wetten weergegeven: 1

 

Bovenstaand schema is ook van toepassing op ouderen met een zorgvraag en mensen met andere beperkingen. In bijlage 4 staat een overzicht van de verdeling over de wetten wat betreft hulpmiddelen en fysieke voorzieningen.

 

Goedkoopst-compenserende voorziening

De voorwaarde goedkoopst-compenserend betekent dat de te verstrekken voorziening(en) allereerst het participatieprobleem adequaat moet compenseren. Wanneer er meerdere oplossingen mogelijk zijn, wordt gekozen voor de goedkoopste (combinatie van) voorziening(en). Daarbij wordt gekeken naar de totale kosten over de te verwachten gebruiksduur. Het is namelijk denkbaar dat een product dat duurder is dan een vergelijkbaar product, langer meegaat en daardoor uiteindelijk goedkoper is.

 

Bij de afweging goedkoopst-compenserend gaat het in eerste instantie om de goedkoopst-compenserende oplossing voor het college. Bij die afweging wordt rekening gehouden met de belangen van de cliënt. Zo is verhuizen naar een geschikte woning vaak goedkoper dan aanpassen. Wanneer belanghebbende als gevolg hiervan echter een restschuld overhoudt bij de verkoop van de oude woning, is het per saldo niet de goedkoopst-compenserende oplossing. Het kan niet zo zijn dat de belanghebbende onevenredig veel kosten maakt als gevolg van de keuze van het college voor de goedkoopste oplossing.

 

Het college mag rekening houden met zogenaamde macro-overwegingen. Zo is bijvoorbeeld collectief vervoer voor het college goedkoop juist vanwege de mogelijkheden combinatieritten te maken. Het is dus in het belang van het systeem zo veel mogelijk gebruikers te hebben. Uiteraard moet altijd een individuele afweging worden gemaakt. Het macro belang mag niet boven het belang van een voldoende compenserende oplossing worden gesteld.

 

Afschrijftermijnen

Bij het toekennen van voorzieningen en het vaststellen van de budgetperiode waarover een persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming van toepassing is, worden afschrijftermijnen in acht genomen.

Het verstrijken van een afschrijftermijn van een reeds eerder verstrekte individuele voorziening houdt niet in dat automatisch een nieuwe voorziening verstrekt hoeft te worden. Een voorziening of hulpmiddel kan immers na het verstrijken van de afschrijftermijn nog in goede technisch goede staat verkeren en adequaat compenserend voor belanghebbende zijn, waardoor het verstrekken van een nieuwe voorziening niet noodzakelijk is.

 

Individueel gericht

De compensatieplicht van het college beperkt zich tot de participatieproblemen van de persoon met beperkingen. Hierbij moet, conform artikel 4 lid 2 van de Wmo, rekening worden gehouden met persoonlijke omstandigheden en behoeften. Hieruit volgt dat wat goedkoopst-compenserend is voor de één, niet per definitie ook geschikt is voor de ander met een vergelijkbare beperking. Er is altijd sprake van een individuele afweging. Ook kunnen behoeften en omstandigheden van direct betrokkenen niet per definitie buiten beschouwing worden gelaten.

 

2.5 Onderzoek per leefgebied[1]

Per onderdeel worden vragen en voorbeelden genoemd waar in ‘het gesprek’ aan gedacht kan worden. In alle gevallen is met name de invulling van b t/m e afhankelijk van de situatie en de uitkomst van het gespreksverslag.

Onderstaande dertien leefgebieden komen overeen met de leefgebieden van de Zelfredzaamheid-Matrix 2013[2]. Voor de volgorde van de leefgebieden volgen we de volgorde van de landelijke Zelfredzaamheid-Matrix. In de vragenlijst van de Sociale teams zijn hieraan nog twee leefgebieden toegevoegd

 

 

2.5.1 Financiën

 

a) Behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt

Samenstelling inkomen, beheer financiën (hoe?), schulden, gebruik inkomensondersteuning (toeslagen, bijzondere bijstand, kwijtschelding gemeentelijke lasten)?

 

b) Gewenst resultaat

Bijvoorbeeld: op orde brengen financiële administratie, inkomsten en uitgaven met elkaar in overeenstemming brengen, borging vaste lasten bij niet-regelbare schulden en schuldsanering/stabiliseren schulden.

 

c)Eigen kracht, gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen

Bijvoorbeeld: deelname van cliënt aan een cursus budgetbeheer.

 

d) Rol mantelzorger(s) en sociaal netwerk

Bijvoorbeeld: overname administratie door familielid, eventueel bewindvoering of onder curatelestelling door familielid of vriend.

 

e) Mantelzorgondersteuning

Bijvoorbeeld: ontlasting mantelzorger door overname administratie door ander familielid of vrijwilligersorganisatie.

 

f) en g) Algemene of voorliggende voorzieningen

Vrijwilligersorganisatie voor thuisadministratie (bijv. ouderenadviseurs, thuisadministratie Humanitas), stabilisatietrajecten schuldhulpverlening, budgetcoaching of budgetbeheer, doorbetaling vaste lasten (bij uitkeringsgerechtigden), bewindvoering en schuldsanering.

 

h) Maatwerkvoorziening

Een maatwerkvoorziening kan nodig zijn als algemeen gebruikelijke of algemene voorzieningen (nog) onvoldoende zijn toegesneden op mensen met een verstandelijke en/of psychiatrische, psychogeriatrische of zintuiglijke beperking. Dan kan er (tijdelijk) professionele begeleiding (individueel of in groepsverband) nodig zijn om te zorgen dat mensen met deze beperking(en) samen met hun netwerk zelfstandig de financiën kunnen beheren, bij voorkeur in combinatie met algemene/voorliggende voorzieningen middels expertiseoverdracht van gespecialiseerde zorgaanbieders naar algemene voorzieningen. Na afloop van dit ‘leertraject’ eventueel waakvlambegeleiding inzetten om vinger aan de pols te houden.

 

2.5.2 Dagbesteding

 

a) Behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt

Hoe verloopt doorsnee dag? Vorm van dagbesteding (vrijwilligerswerk, hobby’s, opleiding, dagbesteding, begeleid/beschut werk, reïntegratietraject, tijdelijk werk, betaald werk) of geen dagbesteding? Tevreden met dagprogramma, welke opleiding voorheen?

 

b) Gewenst resultaat

Bijv. wensen voor deelname aan georganiseerde activiteiten, als vrijwilliger en/of toeleiding naar dagbesteding/begeleid werk door het regionale Werkbedrijf.

 

c)Eigen kracht, gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen

Bijvoorbeeld: de cliënt meldt zich aan als vrijwilliger

 

d) Rol mantelzorger(s) en sociaal netwerk

Bijvoorbeeld: familie/vrienden nemen cliënt mee naar een vereniging of buurtactiviteit.

 

e) Mantelzorgondersteuning

Om mantelzorger(s) te ontlasten kan de cliënt worden aangemeld voor ontwikkelingsgerichte of arbeidsmatige dagbesteding (maatwerkvoorziening) of basis dagbesteding voor ouderen (algemene voorziening).

 

f) en g) Algemene of voorliggende voorzieningen

Betaald werk, re-integratietraject, vrijwilligerswerk, deelname aan algemene voorzieningen zoals cursusaanbod of hobbycentra. Ook zijn er apps beschikbaar om mensen te ondersteunen bij het structureren van de dagindeling.

 

h) Maatwerkvoorziening

Als er voor een cliënt, wel of niet ter aanvulling op de deelname aan diverse activiteiten (vrijwilligerswerk, deelname aan buurtactiviteiten of verenigingen, etc.) gestructureerde dagbesteding nodig is, al dan niet ter ontlasting van mantelzorger(s), dan kan een maatwerkvoorziening voor ontwikkelingsgerichte of arbeidsmatige dagbesteding worden ingezet. Dit zal met name nodig zijn voor mensen met een psychiatrische, verstandelijke, psychogeriatrische of ernstige fysieke beperking voor wie programmatische (vast dag- of weekprogramma volgens bepaalde methodiek met een welomschreven doel) dagbesteding noodzakelijk is voor het behoud of de verbetering van vaardigheden.

 

Het regionale Werkbedrijf bepaalt in samenspraak met het Sociale team of het Lokale coördinatiepunt of arbeidsmatige dagbesteding (deels) een geschikte vorm van dagbesteding is voor de cliënt. Zie bijlage 5 met de richtlijnen voor de inzet van ontwikkelingsgerichte dagbesteding (regulier, extra, specialistisch).

 

2.5.3 Huisvesting

 

a) Behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt

Type huis, tevreden met huis, aanpassingen gewenst, veilig in de woning en de buurt, onderhoud, hulp (nodig) bij zelfstandig wonen, contact met de buren, betaalbaarheid woning?

 

b) Gewenst resultaat

Bijvoorbeeld: cliënt kan zelfstandig en naar tevredenheid blijven wonen in de woning; cliënt voelt zich veilig in en om de woning.

 

c) Eigen kracht, gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen

Wanneer vanwege de beperkingen van een cliënt aanpassingen in een woning noodzakelijk zijn, kan worden bekeken of deze door de cliënt zelf aangeschaft en aangebracht kunnen worden, eventueel met behulp van het netwerk. Ook kan de cliënt gebruik maken van algemeen gebruikelijke voorzieningen zoals een helpend handje of een eenhendelmengkraan

Voor nog meer voorbeelden van algemeen gebruikelijke voorzieningen: zie bijlage 3: lijst algemeen gebruikelijke voorzieningen

 

d) Rol mantelzorger(s) en sociaal netwerk

Bijvoorbeeld: eenvoudige goedkope woonaanpassingen zoals wandbeugels, kunnen met hulp van familieleden, vrienden of buren worden aangebracht.

 

e) Mantelzorgondersteuning

Bijvoorbeeld: geven van informatie over de diverse mogelijkheden om prettig zelfstandig te wonen.

 

f) en g) Algemene of voorliggende voorzieningen

Mocht er niemand in het netwerk zijn die eenvoudige woonaanpassingen kan uitvoeren, dan is het mogelijk om een beroep te doen op een klussendienst, zoals bijvoorbeeld het Repaircafé in Kulturhus Beek of de Hulpdienst in Ooij. Daarnaast zijn er diverse algemene voorzieningen gericht op zelfstandig en veilig wonen, zoals personenalarmering en de diensten van 123 Comfort van ZZG Zorggroep.

 

h) Maatwerkvoorziening

Dit resultaat zorgt ervoor dat mensen in een geschikt huis wonen. We hebben het dan over

woonvoorzieningen, zowel bouwkundig als niet-bouwkundig. Het college ondersteunt zo nodig bij het zoeken naar een (geschikte) woning.

Men is primair zelf verantwoordelijk voor het vinden van een geschikte beschikbare woning (rekening houdend met bestaande en bekende toekomstige beperkingen), passend bij het bestedingspatroon. De compensatieplicht houdt in dat eventuele problemen in het normale gebruik van de woning opgelost moeten worden. Het gaat hier om het niveau sociale woningbouw en het van toepassing zijnde Bouwbesluit. Daarbij kan het anders indelen/inrichten van de woning een voorliggende oplossing zijn.

 

1) Afwegingskader

  • -

    Het hebben van een woning

Uitgangspunt is dat iedereen eerst zelf zorg dient te dragen voor een woning. Daarbij mag er van uit worden gegaan dat rekening wordt gehouden met bekende beperkingen, ook wat betreft de toekomst.

Een eigen woning kan zowel een gekochte woning zijn als een huurwoning. Ook bij afwijkende situaties, zoals een (woon)boot of een woonwagen met vaste standplaats wordt in principe gesproken van woning. Hotels, pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatieve woningen en kamerverhuur worden niet aangemerkt als een woning.

 

  • -

    Elementaire woonfuncties 

Het te bereiken resultaat ten aanzien van het wonen in een geschikt huis bestaat uit het normaal gebruik kunnen maken van de woning waar de cliënt zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben. Dit betekent dat de woning van de cliënt geschikt moet zijn en vrij ten gebruik moet staan ten aanzien van de elementaire woonfuncties, te weten:  eten, slapen, bad- en toiletgebruik, koken en keukengebruik. Dit geldt ten aanzien van de woonruimtes die de cliënt daadwerkelijk in gebruik heeft of gaat nemen. 

 

Ook bij woonvoorzieningen speelt de eigen verantwoordelijkheid een grote rol. Als iemand 65 is en zijn badkamer gaat renoveren mag een gemeente veronderstellen dat hij - ook al zijn er nog geen beperkingen - rekening houdt met het gegeven dat hij een dagje ouder wordt. Dat betekent dat de persoon in kwestie dit meeneemt en een douche plaatst in plaats van een bad. Daar spelen allerlei individuele factoren natuurlijk in mee, zoals: is er plaats voor, wat is de rol van het bad voor therapie e.d.

 

  • -

    Ÿ Mantelzorgwoning

Als sprake is van een aanvraag van een mantelzorgwoning gaat het college ook daarbij uit van de eigen verantwoordelijkheid voor hebben van een woning.

Dit kan door zelf een woning te bouwen of te huren die op het terrein nabij de woning van de mantelzorgers kan worden geplaatst. Daarbij is uitgangspunt dat de uitgaven die de verzorgde(n) had(den) voor de situatie van de mantelzorg in de mantelzorgwoning, aan het wonen in deze woning besteed kunnen worden. Daarbij kan gedacht worden aan huur, kosten nutsvoorzieningen, verzekeringen enz. Met die middelen zou een mantelzorgwoning gehuurd kunnen worden. Ook zouden deze middelen besteed kunnen worden aan een lening of hypotheek om een mantelzorgwoning (deels) van te betalen. De gemeente kan adviseren en ondersteunen als het gaat om de nodige vergunningen op het gebied van de ruimtelijke ordening.

 

  • -

     Mogelijkheid inpandige aanpassing

Als een inpandige aanpassing mogelijk is, bijvoorbeeld in de situatie van een ruime benedenverdieping, zal het college allereerst die situatie beoordelen, voordat uitbreiding van de woning aan de orde komt.

 

  • -

    Gemeenschappelijke ruimte

In beginsel heeft het college geen compensatieplicht als het gaat om gemeenschappelijke ruimten. Of er in een individuele situatie wel compensatieplicht bestaat, hangt af van het van toepassing zijnde Bouwbesluit en de doelgroep waarvoor het wooncomplex feitelijk bestemd is. Van compensatieplicht in het individuele geval kan sprake zijn indien de eigen woning voor belanghebbende niet bereikbaar en toegankelijk is zonder aanpassing in de gemeenschappelijke ruimte en er geen sprake is van een wooncomplex.

Het college weegt mee of het verantwoord is voorzieningen als trapliften op een voor eenieder bereikbare plaats te zetten. Ook kijkt het college naar zaken als slijtage door weer en wind.

 

  • -

    Belangen mantelzorg

Bij het bepalen van al dan niet bouwkundige woonvoorzieningen houdt het college rekening met de belangen van mantelzorgers, zoals bij tilliften en

andere hulpmiddelen die door mantelzorgers bediend moeten worden.

 

  • -

    Omvang

De compensatieplicht van het college beperkt zich tot zelfstandige woonruimten waar belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft. Het college heeft geen verantwoordelijkheid om algemeen gebruikelijke voorzieningen of inrichtingselementen zoals kasten en Cv-installaties te verstrekken. Het aanpassen van de woning aan de eisen van de tijd (bijvoorbeeld het vervangen van een lavet door een douche) is de verantwoordelijkheid van belanghebbende zelf of de woningcorporatie. Ook aanpassingen en vervanging van elementen die in het kader van renovatie of onderhoud meegenomen kunnen worden, vallen niet onder de verantwoordelijkheid van het college. Hierbij kan gedacht worden aan het renoveren van een badkamer waarbij het bad vervangen wordt voor een adequate en toegankelijke douche.

 

  • -

    Verhuizen of aanpassen?

Als blijkt dat belanghebbende niet aangesproken kan worden op zijn verantwoordelijkheid en gecompenseerd moet worden, kijkt het college naar de goedkoopst compenserende oplossing. Dat kan zijn verhuizing naar een aangepaste woning, verhuizing naar een eenvoudig aan te passen woning of het aanpassen van de huidige woning.

De verordening regelt het primaat (voorrang) van de verhuizing. Het primaat van verhuizing houdt in dat als vast staat dat compensatie noodzakelijk is, het college allereerst beoordeelt of het resultaat ‘wonen in een geschikt huis’ ook te bereiken is via een verhuizing naar een reeds geheel aangepaste woning, of naar een goedkoper en eenvoudig aan te passen woning. Het toepassen van het primaat van verhuizing blijft achterwege indien de kosten van de aanpassingen aan de woning het bedrag € 10.000, - niet te boven gaan en te verwachten valt dat de woning na de aanpassing weer voor tenminste 5 jaar voor de belanghebbenden geschikt zal zijn.

  • -

    Aanpassingen aan de gemeenschappelijke ruimten zijn bij het bedrag van € 10.000,- inbegrepen. Ook kosten die het gevolg zijn van de woonsituatie, bijvoorbeeld een speciale rolstoel die alleen noodzakelijk is vanwege de woonsituatie kunnen in de afweging mee worden genomen. Te denken valt ook aan extra woonlasten, zoals kosten van verwarming die het gevolg zijn van een aandoening.

 

Een zorgvuldige afweging van alle argumenten zal aan het besluit ten grondslag worden gelegd. Hierbij zullen alle aspecten worden meegewogen;

 

  • -

    financiële consequenties van de verhuizing,

Belangrijkste hierbij zijn de woonkosten. De belanghebbenden moeten de woning kunnen betalen. Via de site van het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud) kan het college een goede inschatting maken van de maximale huurprijs en de maximale hypotheek die belanghebbenden kunnen betalen (voor hypotheken kan dit ook via de sites van bijna alle grote banken). Het college hanteert 90% van het vastgestelde bedrag als maximale acceptabele woninglasten en houdt rekening met noodzakelijke bijzondere kosten. Het feit dat de belanghebbende in de huidige woning zeer lage woonlasten heeft is op zich geen argument.

 

  • -

    de afstand,

De straal waarbinnen het college beoordeelt of er een geschikte woning te vinden is, wordt beïnvloed door de verbondenheid van de belanghebbende met de omgeving en van de hoogte van de kosten van de aanpassing. Van belanghebbenden met een sterke verbondenheid met de woonomgeving (zie ook hieronder), wordt tot een zekere grens niet verwacht dat zij verhuizen buiten de gemeentegrenzen. 

De afstand waarbinnen, binnen Nederland, een geschikte woning gezocht dient te worden heeft het college geobjectiveerd. Bij een geschatte woningaanpassing vanaf € 10.000, - betreft dit de gemeentegrenzen. Vanaf € 15.000, - dient de belanghebbende ook te zoeken buiten de gemeentegrenzen in de omliggende gemeenten Nijmegen, Malden, Mook, Wijchen, Beuningen en Millingen aan de Rijn.

 

  • -

    de termijn waarop een woning beschikbaar komt (in verband met de medische verantwoorde termijn),

Indien er geen acute noodzaak is tot verhuizing is een wachttijd van een jaar acceptabel voordat de optie van het aanpassen van de woning beoordeeld wordt. 

Het college beoordeelt in gevallen waar geen acute noodzaak is, maar waarbij het termijn van een jaar te lang is wat in de situatie van de belanghebbende een passende termijn is. De belanghebbende dient aan te tonen dat verhuizing naar een geschikte en betaalbare woning in de aangegeven termijn niet mogelijk is.

 

  • -

    de argumenten pro en contra verhuizing voor de betrokkenen zelf en argumenten op basis van eventueel aanwezige mantelzorg.

Het college weegt verbondenheid van de betrokkene met de woonomgeving mee in de beoordeling van de mogelijkheid tot verhuizing. Een belangrijke aanwijzing hiervoor is het aantal jaar dat de belanghebbende in dezelfde dorpskern woont. Deze beoordeling op zichzelf mag er niet toe leiden dat er wordt gekozen de woning aan te passen, er moet een totale afweging plaats vinden van alle facetten. Het college weegt het mee als er een aanzienlijke kans is dat binnen een termijn van 5 jaar weer aanpassingen nodig zullen zijn voor een bedrag groter dan € 5.000, -. In dat geval is de woning in principe niet meer geschikt en is het nodig dat belanghebbenden een geschikte woning zoeken.

Bij een aanpassing boven de € 25.000, - kan de gemeente in principe geen rekening meer houden met de verbondenheid met de omgeving, alleen een afhankelijkheid van mantelzorg van meer dan 8 uur per week wordt dan nog meegewogen.

 

2) Toelichting woonvoorzieningen

 

  • -

    Verhuiskostenvergoeding

Indien verhuizing in de situatie van de aanvrager de goedkoopst adequate compenserende oplossing is, kan de aanvrager in aanmerking komen voor een eenmalige tegemoetkoming meerkosten voor de verhuis- en herinrichtingskosten.

  • -

    Bij het verstrekken van een eenmalige tegemoetkoming meerkosten voor de verhuis- en herinrichtingskosten houdt het college rekening met de mate waarin de verhuizing te verwachten of te voorspellen was. Bij een te verwachten of voorspelbare verhuizing wordt in principe geen tegemoetkoming toegekend. Ook bij een verhuizing naar een AWBZ instelling wordt geen vergoeding voor verhuiskosten toegekend.

  • -

    Een verhuizing wordt aangemerkt als te verwachten of te voorspellen wanneer:

  • 1.

    de noodzaak tot verhuizing niet het gevolg is van een acute aanleiding en;

  • 2.

    belanghebbende in de laatste 10 jaar niet verhuisd is;

  • 3.

    belanghebbende de laatste verhuizing naar een woning is verhuisd waarvan op dat moment al te verwachten of te voorspellen was dat deze woning binnen tien jaar niet geschikt zou zijn voor de situatie van de belanghebbende terwijl er een geschikte woning beschikbaar was.

Een verhuizing na een periode van tien jaar of langer wordt als algemeen gebruikelijk aangemerkt. Bij verschillende levensfasen horen verschillende woonsituaties. Wanneer er geen acute noodzaak is mag dus ook van belanghebbenden worden verwacht dat zij hier rekening mee houden en voor reserveren. Het is niet aan het college om te compenseren voor een algemeen gebruikelijke verhuizing.

 

 

  • -

      Losse unit

Als voor het bereiken van het resultaat noodzakelijk is dat er een aanbouw geplaatst wordt besluit het college vanwege financieel-economische argumenten alleen tot een aanbouw als tevoren vast staat dat de aanbouw hergebruikt kan worden, zoals bij huurwoningen van woningcorporaties. Bij eigen woningen zal de kans op hergebruik miniem zijn. Daarom kiest het college bij eigen woningen als het maar enigszins kan voor het plaatsen van een herbruikbare losse woonunit.

 

  • -

    Ÿ Woningsanering

Het college kan een voorziening in de vorm van een eenmalig persoonsgebonden budget verstrekken ten behoeve van woningsanering indien belanghebbende als gevolg van een aandoening algemeen gebruikelijke goederen moet vervangen. De voorziening wordt slechts eenmaal verstrekt. De hoogte van het persoonsgebonden budget is gebaseerd op de in het besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning vastgestelde afschrijvingstermijnen van de te vervangen goederen.

Het gaat hierbij om vloerbedekking en gordijnen. Dit kan bevoordeeld het geval zijn bij COPD, huisstof- of huismijtallergie of een acute fysieke beperking, waardoor de aanwezige vloerbedekking of de gordijnen niet (meer) geschikt zijn. Voorwaarde is dat belanghebbende nog niet bekend was met de aandoening en geen klachten had op het moment dat de algemeen gebruikelijke voorzieningen werden aangebracht. Het college verstrekt geen voorziening indien de aanvraag van belanghebbende samenhangt met een verhuizing naar een andere woning.

[1] Voor de punten a) t/m g) geldt dat ze in principe aan bod komen in een/de gesprek(ken), maar niet altijd in de gestelde volgorde. Volgens de Sonestra-methode volgt de werker het verhaal van de cliënt, opdat de regie meer bij de ander blijft.

[2] Zie www.zelfredzaamheidmatrix.nl

 

2.5.4 Huiselijke relaties 

 

a) Behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt

Samenstelling gezin, verdeling van taken, onderlinge relatie, eventuele kinderwens, opvoeding en ontwikkeling kinderen, naar welke school gaan de kinderen en gaat dit goed, seksualiteit, eerder hulp betrokken geweest bij huishouden of gezin, is er sprake van huiselijk geweld of ouderenmishandeling?

 

b) Gewenst resultaat

Bijvoorbeeld: verbetering van bijvoorbeeld de huiselijke sfeer, onderlinge huiselijke relaties en het opvoedingsklimaat.

 

c) Eigen kracht, gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen

Bijvoorbeeld: de cliënt en andere leden van het huishouden vaardigheden aanleren om beter om te kunnen gaan met huiselijke problemen.

 

d) Rol mantelzorger(s) en sociaal netwerk

Bijvoorbeeld: mantelzorger(s) en netwerkleden kunnen een rol hebben bij het aanleren van nieuwe vaardigheden (bijvoorbeeld meekijken en meedenken).

 

e) Mantelzorgondersteuning

Bijvoorbeeld: mantelzorger(s) kunnen ontlast worden door meer mensen uit het netwerk te betrekken bij de situatie (zie d).

 

f) en g) Algemene of voorliggende voorzieningen

Er zijn diverse algemene voorzieningen die ondersteuning kunnen bieden bij relationele problemen, zoals kortdurende ondersteuning van het Sociaal team, inschakeling maatschappelijk werk en opvoedondersteuning (bijvoorbeeld videohometraining) van de GGD.

 

h) Maatwerkvoorziening

Begeleiding bij de verbetering van onderlinge relaties of van het opvoedklimaat kan onderdeel zijn van een individueel begeleidingstraject als specifieke expertise van een beperking noodzakelijk is. Zie bijlage 5 met de richtlijnen voor de inzet van de diverse begeleidingstrajecten (waakvlam, kortdurend, middellang, langdurig/intensief) of dagbesteding (regulier, extra, specialistisch).

 

2.5.5 Geestelijke gezondheid

 

a) Behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt

Is er sprake van stressvolle gebeurtenissen (onlangs), hoe gaat het slapen, is er sprake van psychisch welbevinden (bijv. gelukkig, angstig, somber of ongeïnteresseerd), omgaan met stress, wat zijn positieve of negatieve punten in het karakter, zelfvertrouwen, problemen met denken, geheugen, de weg vinden, bediening van apparaten?

 

b) Gewenst resultaat

Vermindering van de ervaren stress, verbetering van het slaapritme, etc.

 

c) Eigen kracht, gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen

De cliënt past vaardigheden en tips toe om de psychische gesteldheid te verbeteren met behulp van familie en vrienden.

 

d) Rol mantelzorger(s) en sociaal netwerk

Familie en vrienden stimuleren de cliënt om de vaardigheden en tips toe te passen.

 

e) Mantelzorgondersteuning

Mantelzorger(s) kunnen ontlast worden door meer mensen uit het netwerk te betrekken bij de situatie. Ook kan worden verwezen naar het Steunpunt Mantelzorg van de SWG.

 

f) en g) Algemene of voorliggende voorzieningen

Algemene voorzieningen in dit verband betreffen vrijwilligersorganisaties (luisterend oor, o.a. telefonische hulpdienst Sensoor, maatjesprojecten), (kortdurende) ondersteuning van het Sociaal team en maatschappelijk werk of mantelzorgondersteuning via het Steunpunt mantelzorg van SWG. Daarnaast is behandeling, zoals revalidatie, fysio- of ergotherapie, behandeling door een psychiater of psycho-educatie, de Zorgverzekeringswet is in principe voorliggend als verbetering van het functioneren mogelijk is.

 

h) Maatwerkvoorziening

Begeleiding bij de verbetering van onderlinge relaties of van het opvoedklimaat kan onderdeel zijn van een individueel begeleidingstraject als specifieke expertise van een beperking noodzakelijk is. Het kan zinvol zijn om begeleiding te combineren tijdens een behandeltraject om de vaardigheden in de praktijk te oefenen middels nauwe samenwerking tussen behandelaar en begeleider. Zie bijlage 3 met de richtlijnen voor de inzet van de diverse begeleidingstrajecten (waakvlam, kortdurend, middellang, langdurig/intensief) of dagbesteding (regulier, extra, specialistisch).

 

2.5.6. Lichamelijke gezondheid

 

a) Behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt

Lichamelijke aandoening (lichamelijke beperking, chronische ziekte, hoe redt men zich), behandeling voor de lichamelijke aandoening, medicijngebruik, leefstijl (hoeveel beweging, roken, alcoholgebruik), conditie, gewicht (schommelingen?), pijn, incontinentie?

 

b) Gewenst resultaat

Bijvoorbeeld: cliënt voelt zich beter (minder pijn), de gezondheid verbetert of cliënt heeft een gezondere leefstijl.

 

c) Eigen kracht, gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen

Bijvoorbeeld: cliënt neemt zelf initiatief om lid te worden van een sportvereniging.

 

d) Rol mantelzorger(s) en sociaal netwerk

Bijvoorbeeld: cliënt gaat samen met vrienden 1x in de week wandelen of de partner houdt in de gaten of de medicijnen worden in genomen.

 

e) Mantelzorgondersteuning

Zie leefgebied 8 Activiteiten dagelijks leven.

 

f) en g) Algemene of voorliggende voorzieningen

Afstemming eventuele acties met behandeling door huisarts of betrokken specialisten.

Vrijwilligersorganisatie of wijkactiviteiten: via het Sportteam van SWG bijvoorbeeld. Verder kan men lid worden van een sportvoorziening, aansluiten bij een wandelgroep in de wijk of het opstarten van een wandelgroep in de wijk; aanmelding cursus ‘stoppen met roken’ (doorverwijzing via huisarts: Zorgverzekeringswet).

 

h) Maatwerkvoorziening

Indien sprake is van een maatwerkvoorziening voor een begeleidingstraject of voor dagbesteding, dan dient in deze trajecten rekening gehouden te worden met de lichamelijke aandoening en aandacht te zijn voor bevordering van een gezonde leefstijl.

 

2.5.7. Verslaving

 

a) Behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt

Rookt de cliënt, alcoholgebruik, druggebruik (hard- of softdrugs), gebruik verslavende medicijnen (zoals slaapmiddelen), veel bezig met gokken of gamen?

 

b) Gewenst resultaat

Beëindiging of beheersing verslaving.

 

c) Eigen kracht, gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen

Bij matige verslaving is het afhankelijk van de situatie mogelijk om op eigen kracht de verslaving te beëindigen, al dan niet met behulp van professionele ondersteuning (eventueel digitale ondersteuning) en het netwerk.

 

d) Rol mantelzorger(s) en sociaal netwerk

Zie c)

 

e) Mantelzorgondersteuning

Bij ernstige verslaving is expliciet aandacht nodig voor ondersteuning van het netwerk.

 

f) en g) Algemene of voorliggende voorzieningen

Behandeling van de verslaving via de Zorgverzekeringswet.

Afhankelijk van de problemen die voortvloeien uit de verslaving kunnen de algemene voorzieningen van toepassing zijn die zijn genoemd bij de andere leefgebieden, met name de leefgebieden financiën en dagbesteding.

 

h) Maatwerkvoorziening

Afhankelijk van de ernst van de verslaving en de daaruit voortkomende problematiek kan individuele begeleiding en/of ontwikkelingsgerichte dagbesteding onderdeel uitmaken van het afgesproken plan, zie bijlage 5 met de richtlijnen voor de inzet van de diverse begeleidingstrajecten (waakvlam, kortdurend, middellang, langdurig/intensief) of dagbesteding (regulier, extra, specialistisch).

 

2.5.8 Activiteiten dagelijks leven

 

a) Behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt

In staat tot zelfstandig aankleden, wassen/douchen, naar het toilet gaan, verzorging tanden/huid/nagels, eten, drinken, hulpmiddelen (prothese, steunkousen, etc.) aanbrengen; zelfstandig eten bereiden, boodschappen doen, de was doen klussen in/rond huis, licht of zwaar huishoudelijk werk (schoonmaken o.a.), het huishouden organiseren, de tuin onderhouden?

 

b) Gewenst resultaat

(Langer) zelfstandig functioneren en blijven wonen. Leven in een schoon huis

 

c) Eigen kracht, gebruikelijke zorg of algemeen gebruikelijke voorzieningen

Hierbij kan gedacht worden aan de situatie waarin men al jaren op eigen kosten iemand voor het verrichten van de huishoudelijke taken inhuurt.

Als tegelijk met het optreden van de beperking geen inkomenswijziging heeft plaatsgevonden en er geen aantoonbare meerkosten zijn in relatie tot de handicap, is het oordeel in zijn algemeenheid dat er geen compensatie nodig is, omdat het probleem al opgelost is. Dit is uiteraard anders als aangetoond kan worden dat er zodanige wijzingen zijn dat het niet meer mogelijk is deze hulp zelf te betalen. Ook kan worden bekeken of er in de omgeving wonende bekenden en/of kinderen gewend of bereid zijn om boodschappen of andere huishoudelijke taken te doen of kan worden bekeken of de betrokkene bijvoorbeeld een wasdroger aan zou kunnen schaffen. Wanneer het gaat om het thuis zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren, dient de mogelijkheid van het opnemen van ouderschapsverlof te worden onderzocht.

 

Indien de cliënt huisgenoten heeft (partner, kind, familielid) die wel in staat zijn huishoudelijk werk te verrichten, komt men niet in aanmerking voor hulp bij het huishouden. Dit wordt gebruikelijke zorg genoemd. Gebruikelijke zorg heeft een verplichtend karakter en hierbij wordt geen onderscheid gemaakt op basis van sekse, religie, cultuur, gezinssamenstelling, drukke werkzaamheden of persoonlijke opvattingen over het verrichten van huishoudelijke werkzaamheden. Iedere volwassene wordt geacht ook naast een drukke baan of gezin een huishouden te voeren. Jong volwassenen in de leeftijd van 18 tot 23 jaar worden geacht een eenpersoonshuishouden te kunnen voeren. Vanaf 23 jaar wordt iemand geacht een meerpersoonshuishouden te kunnen voeren. Van kinderen in de leeftijd tussen 12 en 18 jaar wordt verwacht dat zij hun eigen kamer schoonhouden en een bijdrage leveren in de licht huishoudelijke taken (zoals tafel afruimen, afwassen, kleding in de wasmand doen, kleine boodschappen doen).

 

Aangezien bij iedere vraag een onderzoek naar de individuele kenmerken en mogelijkheden van de aanvrager wordt gedaan is het mogelijk om af te wijken van gebruikelijke zorg. Uit jurisprudentie van de Wmo en AWBZ is bekend dat als een huisgenoot aaneengesloten perioden van 7 etmalen vanwege werk afwezig is (bijvoorbeeld een vrachtwagenchauffeur voor internationaal transport) geen gebruikelijke zorg kan worden verwacht. Wanneer een huisgenoot minder dan 7 etmalen afwezig is zal onderzocht moeten worden in hoeverre de huisgenoot een deel van de (uitstelbare) taken al dan niet kan overnemen.

 

Voor huisgenoten die aangeven geen huishoudelijke taken over te kunnen nemen omdat ze niet weten hoe dit moet en dit nog nooit hebben gedaan, kan korte tijd huishoudelijke hulp worden ingezet om de huisgenoot de vaardigheden aan te leren. Voor meer informatie over gebruikelijke zorg (wat mag verwacht worden van huisgenoten in het huishouden), zie bijlage 1 protocol gebruikelijke zorg.

 

Tevens kan worden onderzocht of algemeen gebruikelijke voorzieningen een oplossing kunnen bieden voor het ervaren probleem. Hierbij kan op het gebied het voeren van een huishouden worden gedacht aan:

  • 1.

    algemene technische hulpmiddelen (afwasmachine, aangepast bestek, wasmachine, wasdroger, verhoging voor wasmachine of wasdroger en stofzuiger).

  • 2.

    Boodschappenbezorgdienst

  • 3.

    vriesversmaaltijden,

  • 4.

    alarmering,

  • 5.

    glazenwasser,

  • 6.

    hondenuitlaatservice,

 

Er wordt hierbij rekening gehouden met individuele omstandigheden van cliënt zoals: beschikbare ruimte in geval van technische hulpmiddelen in de woning en financiële mogelijkheden bij zowel aanschaf van technische hulpmiddelen als bij gebruik van voorliggende voorzieningen.

 zie bijlage 3: algemeen gebruikelijke voorzieningen

 

d) Rol mantelzorger(s) en sociaal netwerk

Mantelzorger(s) en mensen uit het netwerk geven zelf aan wat ze naast de gebruikelijke zorg kunnen en willen betekenen in het huishouden (bijvoorbeeld boodschappen doen), rondom huis of wat betreft de zorg voor de cliënt.

e) Mantelzorgondersteuning

Bespreken met mantelzorger(s), aan welke ondersteuning ze behoefte hebben en of ontlasting nodig is door de inzet van respijtzorg (bijvoorbeeld dagbesteding) of gedeeltelijke vervanging van de mantelzorg door een vrijwilliger of professionele hulp (zoals HH of verzorging).

 

f) en g) Algemene of voorliggende voorzieningen

Bij algemene voorzieningen kan gedacht worden aan: boodschappenbezorgdienst (supermarkt, vrijwilligersorganisaties), maaltijdservice of klusservice van SWOM of SWG, boodschappenhulp van SWOM, SWG of de Hulpdienst Ooij maar ook bijvoorbeeld kinderopvang (in relatie tot verzorging van kinderen/HH2). Persoonlijke verzorging en verpleging is vanaf 2015 onderdeel van de Zorgverzekeringswet die wordt geïndiceerd door de wijkverpleegkundige, waarmee afgestemd dient te worden (zie schema blz 8).

 

h) Maatwerkvoorziening

Als al het voorgaande niet geleid heeft tot een oplossing van het probleem, kan het college een maatwerkvoorziening verstrekken in de vorm van hulp bij het huishouden zodat weer een adequaat huishouden gevoerd kan worden. Adequaat een huishouden voeren is echter een zeer subjectief begrip waarop een ieder eigen normen en waarden hanteert. Om dit te objectiveren en zo beter de noodzaak voor een maatwerkvoorziening te kunnen vaststellen en met name ook het aantal uren/minuten dat nodig is om het huis schoon en leefbaar te houden te bepalen, is al onder de AWBZ beleid ontwikkeld wat ook onder de Wmo nog altijd stand houdt. In jurisprudentie over hulp bij het huishouden worden de door het CIZ (destijds voor de AWBZ-functie huishoudelijke verzorging) ontwikkelde normtijden aanvaard (zie bijlage 2: “Normtijden hulp bij het huishouden”), al werd daarbij wel aangetekend dat in de Wmo de gemeente wel moet kunnen aantonen dat rekening gehouden is met de specifieke persoonskenmerken van de aanvrager.

 

Typen huishoudelijke hulp

Binnen het Rijk van Nijmegen bestaan er 2 typen hulp bij het huishouden:

  • 1.

    Huishoudelijk hulp 1 (HH1); hierbij ligt de nadruk op het overnemen van huishoudelijke taken (schoonmaken waarbij cliënt zelf kan aangeven wat er moet gebeuren).

  • 2.

    Huishoudelijke hulp 2 (HH2); hierbij ligt de nadruk op de regiefunctie. Dit type hulp is voor mensen die zelf niet goed kunnen aangeven wat precies schoongemaakt moet worden of moeite hebben bij het organiseren van het huishouden.

 

Huishoudelijke taken bij HH1:

  • 1.

    Licht huishoudelijke taken;

  • 2.

    Zwaar huishoudelijke taken;

  • 3.

    Boodschappen (wanneer algemeen gebruikelijke voorzieningen niet compenseren)

  • 4.

    Wasverzorging;

  • 5.

    Broodmaaltijden bereiden;

  • 6.

    Signaleren van veranderingen in gezondheid of sociale situatie.

 

Huishoudelijke taken bij HH2:

  • 1.

    Huishoudelijke werkzaamheden zoals onder HH1;

  • 2.

    Dagelijkse organisatie van het huishouden;

  • 3.

    Verzorging van inwonende kinderen;

  • 4.

    Het aanleren en activeren van huishoudelijke taken.

 

Meerhulp

Bij bepaalde problematiek zoals incontinentie of COPD kan een extra aantal minuten hulp worden geïndiceerd. Dit gebeurt alleen wanneer op grond van medisch advies de noodzaak is vastgesteld dat dit noodzakelijk is voor cliënt. Bij jonge kinderen kan voor bepaalde taken ook een extra aantal minuten hulp worden geïndiceerd. Voor de normtijden meerhulp zie bijlage 2: “Normtijden hulp bij het huishouden”.

 

 

Overbelasting 

Wanneer een huisgenoot overbelast blijkt te zijn door de zorg voor cliënt, kan tijdelijk hulp bij het huishouden worden ingezet. De overbelasting moet worden vastgesteld door een medisch adviseur. Van cliënt en huisgenoot wordt dan verwacht dat zij (eventueel met ondersteuning van de mantelzorgconsulent of andere cliëntondersteuner) onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om de overbelasting te verminderen, zodat op den duur de huishoudelijke taken weer door de huisgenoot kunnen worden overgenomen. Alleen wanneer blijkt dat -na een tijdelijke indicatie- ondanks pogingen van betrokkenen om tot oplossingen te komen het echt niet mogelijk is om de overbelasting te reduceren, kan langdurig hulp bij het huishouden worden ingezet.

 

Invloed van de woning of woonvorm op de hulp bij het huishouden 

Een grotere woning leidt niet vanzelfsprekend tot meer uren hulp. Er wordt uitgegaan van het niveau van sociale woningbouw. Dus bijvoorbeeld: een inpandig zwembad wordt niet meegerekend bij de urenopbouw van de indicatie.

Bij kamerverhuur wordt de huurder van de betreffende ruimte niet als een huisgenoot gezien van wie gebruikelijke hulp wordt verwacht. Dat er sprake is van kamerhuur moet met een huurovereenkomst worden aangetoond. Als mensen zelfstandig samenwonen op één adres en gemeenschappelijke ruimte delen wordt verwacht dat het aandeel in het schoonmaken van de gedeelde ruimtes bij uitval van één van de bewoners wordt overgenomen door een andere bewoner. Hulp bij het huishouden wordt dan alleen geleverd aan de woonruimte van cliënt en een evenredig deel van het schoonmaken van de gemeenschappelijke ruimte. Hierbij kan worden gedacht aan woongroepen of vormen van beschermd wonen of meerdere generaties in één huis.

 

Voor de aanwezige beschermde woonvormen worden specifiek op de situatie afgestemde uren hulp geïndiceerd. Hierbij wordt naast de eigen mogelijkheden van de bewoners ook rekening gehouden met het doel en de intensiviteit van het gebruik van de gemeenschappelijke ruimtes.

 

In vakantiewoningen, tweede woningen, hotels/pensions, kamerhuur wordt in beginsel geen hulp bij het huishouden verstrekt. Aangezien een vakantie doorgaans van korte duur is, er is sprake van uitstelbare taken of kan schoonmaak bij de verhuurder worden ingekocht.

 

2.5.9 Sociaal netwerk

 

a) Behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt

Hoe ziet het sociale netwerk er uit, tevreden over het sociale netwerk, wat is de betekenis van het netwerk voor de cliënt (praktische hulp, emotionele steun, etc.) en op welke manier is de cliënt van betekenis voor het netwerk, eenzaamheidsgevoelens (nooit, soms, vaak), behoefte aan meer contact met mensen van uw eigen cultuur of levensbeschouwing/godsdienst?

 

b) Gewenst resultaat

Bijvoorbeeld: voldoende steun van familie en vrienden, geen/weinig contact met 'foute' vrienden.

 

c) Eigen kracht, gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen

Onderzoeken in hoeverre het gewenst is dat de cliënt ondersteund wordt bij het versterken of uitbreiden van het sociale netwerk.

 

d) Rol mantelzorger(s) en sociaal netwerk

Bij alle andere leefgebieden komt aan de orde hoe het sociale netwerk is samengesteld en hoe de relaties zijn, wat men van elkaar verwacht en zou wensen, wat mantelzorger(s) en andere mensen uit het sociale netwerk willen en kunnen betekenen voor de cliënt. Daarnaast ook bespreken wat de cliënt voor het sociale netwerk betekent of kan betekenen.

 

e) Mantelzorgondersteuning

Bij alle leefgebieden is het van belang om oog te hebben voor eventuele overbelasting van mantelzorger(s) en te bezien in hoeverre het mogelijk is om de ondersteuning met meer mensen uit het sociale netwerk te delen.

 

f) en g) Algemene of voorliggende voorzieningen

Er zijn diverse methodes om het sociale netwerk te vergroten (zoals maatjesproject Humanitas, Informele netwerkondersteuning MEE en Gewoon meedoen van Tandem/MEE) en diverse maatjesprojecten bij welzijn- en zorgorganisaties als SWOM, SWG en de lokale KBO’s.

 

h) Maatwerkvoorziening

Onderdeel van een begeleidingstraject kan zijn het versterken of uitbreiden van het sociale netwerk als er specifieke expertise nodig is van een beperking. Zie bijlage 3 met de richtlijnen voor de inzet van de diverse begeleidingstrajecten (waakvlam, kortdurend, middellang, langdurig/intensief).

 

2.5.10 Maatschappelijke participatie

 

a) Behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt

Deelnemer van een maatschappelijke groep (bijvoorbeeld kerk of adviesraad), doen van vrijwilligers werk, deelname aan georganiseerde activiteiten (sport, hobby's, cursus, etc.), op de hoogte van voorzieningen/activiteiten in de buurt, betrokken bij activiteiten in de buurt?

 

b) Gewenst resultaat

Vergroting van maatschappelijke participatie in de directe woon- en leefomgeving indien de cliënt dat wenst.

 

c) Eigen kracht, gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen

Bijvoorbeeld: de cliënt kan zelf met beperkte aansporing initiatief nemen om activiteiten te ondernemen, lid te worden van een vereniging, etc.

 

d) Rol mantelzorger(s) en sociaal netwerk

Bijvoorbeeld: (tijdelijke) begeleiding door mantelzorger(s) of anderen uit het netwerk bij de (eerste stappen richting) deelname aan activiteiten.

 

e) Mantelzorgondersteuning

Uitbreiding van de maatschappelijke participatie kan mantelzorger(s) ontlasten.

 

f) en g) Algemene of voorliggende voorzieningen

Er is een breed aanbod van vrijetijdsbesteding: van sportverenigingen, fitnesscentra, hobbycentra, cursussen (bijvoorbeeld cursusaanbod via SWOM of SWG), activiteiten ouderenbonden, amateurkunst (theater- en muziekverenigingen, koren) tot buurtactiviteiten, Trias en het GVO.

 

h) Maatwerkvoorziening

- In principe kan het Sociale Wijkteam toeleiden naar de algemene voorzieningen, maar soms kan (tijdelijk) een begeleidingstraject nodig zijn om de deelname aan algemene voorzieningen te begeleiden en expertise over te dragen aan de organisatie van de algemene voorziening. Zie bijlage 3 met de richtlijnen voor de inzet van de diverse begeleidingstrajecten (waakvlam, kortdurend, middellang, langdurig/intensief).

- Specifiek voor sportdeelname is het mogelijk om eenmalige tegemoetkoming voor meerkosten te ontvangen voor een sportvoorziening voor recreatief sportgebruik.

- Ondersteuning vindt slechts plaats waar het betreft een aanvaardbare mate van participatie in de directe woon- en leefomgeving. Hiervoor wordt de grens van 25 kilometer die ook onder de Wmo (uit 2007) gebruikelijk was, gehandhaafd.

 

2.5.11 Justitie

 

a) Behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt

Is de cliënt wel eens in aanraking geweest met politie of justitie (regelmatig/maandelijks, incidenteel/eens per jaar of zelfden tot nooit)?

 

 

b) Gewenst resultaat

Bijvoorbeeld: voorkomen recidive.

 

c) Eigen kracht, gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen

Afhankelijk van de cliëntsituatie en de mogelijkheden en wensen van het sociale netwerk.

 

d) Rol mantelzorger(s) en sociaal netwerk

Is afhankelijk van de samenstelling van het netwerk.

 

e) Mantelzorgondersteuning

Afhankelijk van de situatie.

 

f) en g) Algemene of voorliggende voorzieningen

Afhankelijk van de cliëntsituatie.

 

h) Maatwerkvoorziening

In het kader van het nazorgtraject van gedetineerden kan een begeleidingstraject nodig zijn met het oog op de re-integratie in de samenleving. Zie bijlage 5 met de richtlijnen voor de inzet van de diverse begeleidingstrajecten (waakvlam, kortdurend, middellang, langdurig/intensief).

 

2.5.12 Verplaatsen en vervoer

 

a) Behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt

Zelfstandig verplaatsen binnenshuis: in/uit bed komen, opstaan uit stoel, lopen, traplopen, in/uit huis gaan, frequentie vallen, gebruik loophulpmiddel?

 

Buitenshuis lokaal verplaatsen: buiten wandelen, fietsen, reizen met openbaar vervoer, naar instanties of familie gaan, parkeren bij huis of winkels, frequentie vallen, gebruik loophulpmiddel, zelfstandig autorijden, gebruik vervoersregelingen? 

 

b) Gewenst resultaat

Afhankelijk van de vervoersbehoefte in relatie tot de activiteiten die de cliënt wil ondernemen, zo zelfstandig mogelijk verplaatsen binnen- en buitenshuis.

 

c) Eigen kracht, gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen

Afhankelijk van de cliëntsituatie en de mogelijkheden en wensen van het sociale netwerk.

 

d) Rol mantelzorger(s) en sociaal netwerk

Bijvoorbeeld: bespreken in hoeverre mantelzorger(s) of mensen uit het sociale netwerk de cliënt willen wegbrengen.

 

e) Mantelzorgondersteuning

Bijvoorbeeld: mantelzorger(s) ontlasten door meer mensen uit het netwerk te vragen om te helpen bij het vervoer en/of een vervoerskostenvergoeding (eenmalig pgb in 2015).

 

f) en g) Algemene of voorliggende voorzieningen

Mogelijk kan men gebruik maken van vrijwilligersorganisaties, zoals de Hulpdienst Ooij, SWOM en SWG, die mensen kunnen begeleiden bij gebruik van het openbaar vervoer. Het openbaar vervoer is in de regio Nijmegen in principe rolstoel- en rollatortoegankelijk voor mensen met een fysieke beperking. Daarnaast is er de mogelijkheid van de Stadsregiotaxi. Buiten de regio kan gebruik gemaakt worden van de mogelijkheden van het bovenregionaal vervoer, dat Valys in opdracht van het ministerie verricht.

 

h) Maatwerkvoorziening

Afwegingskader

Het lokaal verplaatsen per vervoermiddel is de mogelijkheid om in de eigen woon- en leefomgeving te gaan en staan waar men wil. Er wordt gesproken over lokaal verplaatsen, waarbij gedacht moet worden aan verplaatsingen in een straal van 15 tot 20 kilometer rond de woning. Buiten dit gebied kan gebruik worden gemaakt van de mogelijkheden van het bovenregionale vervoer, dat Valys in opdracht van het ministerie van VWS verricht.

Een collectief vervoersysteem kan de prioriteit hebben, zodat de keuze voor een persoonsgebonden budget voor vervoerskosten beperkt kan worden, mits men rekening houdt met de persoonskenmerken en behoeften van de belanghebbende. Er wordt geen onbeperkte kosteloze vervoermogelijkheid aangeboden. Net als voor personen zonder beperkingen geldt, dient men voor het vervoer een bijdrage te betalen al dan niet in de vorm van een tarief.

Als er na het optreden van beperkingen geen sprake is van een andere situatie op vervoersgebied dan daarvoor (men heeft al 40 jaar een auto en is gewend daar alles mee te doen) zal er geen noodzaak zijn te compenseren omdat er geen probleem is of omdat men het zelf kan oplossen. Dat kan anders zijn indien door het optreden van de beperkingen ook het inkomen daalt.

 

Toelichting Vervoersvoorzieningen

  • -

    Met een systeem voor collectief vervoer of met een andere individuele voorziening dient ten minste een afstand van 1500 - 2000 km per jaar te kunnen worden afgelegd. Indien daar aanleiding voor is kan het college dit aantal ophogen of verlag .

Bij dit aantal kilometers wordt het gebruik van een andere voorziening zoals bijvoorbeeld een scootmobiel meegenomen hetgeen invloed heeft op het aantal kilometers. In het geval dat de vervoersbehoefte groter is dan de gestelde norm van 1500-2000 per jaar dient door belanghebbende aannemelijk gemaakt te worden waarom het in deze individuele situatie van belang is dat door de gemeente gecompenseerd wordt voor deze vervoersbehoefte.

 

  • -

    Bij personen met een zeer beperkte loopafstand zal het college beoordelen of naast een voorziening als collectief vervoer ook nog een voorziening verstrekt moet worden voor de zeer korte afstand.

 

  • -

    Ÿ Indien collectief vervoer niet adequaat compenserend is, kan het college een individuele voorziening in de vorm van een voorziening in natura (taxipas, rolstoeltaxipas) of een Pgb te besteden aan vervoer verstrekken.

 

  • -

    De hoogte van een Pgb wordt afgestemd op de feitelijke verplaatsingsbehoefte van belanghebbende. 

 

  • -

    Bij het verstrekken van voorzieningen die af te leiden zijn van de auto, beoordeelt het college of er sprake is van meerkosten ten opzichte van de periode voordat de beperkingen ontstonden. Alleen dan komt men in aanmerking voor een individuele voorziening.

 

  • -

    Bij een persoonsgebonden budget is de voorziening die de aanvrager/betrokkene als voorziening in natura zou ontvangen voor het college uitgangspunt voor de hoogte van het bedrag.

 

  • -

    Met de positie van mantelzorgers kan rekening worden gehouden bij het bepalen van de vervoersvoorziening.

Zo kan het noodzakelijk zijn dat de mantelzorger mee wordt vervoerd (vanwege de noodzaak tijdens het vervoer in te grijpen) zodat het vervoer van de mantelzorger als noodzakelijke begeleider gratis plaatsvindt.

 

  • -

    Als mensen beperkt kunnen lopen, kan een rolstoel worden verstrekt.

     

  • -

    Als mensen beperkt kunnen lopen of andere mobiliteitsproblemen hebben, is een scootmobiel of aangepaste vervoersvoorziening (aangepaste fiets bijvoorbeeld) mogelijk. Dit is afhankelijk van de vervoersbehoefte.

     

  • -

    Aanvragers kunnen alleen in aanmerking komen voor het aanpassen van de eigen auto als zij geen gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer of het collectief vervoer en de verstrekking van een persoonsgebonden budget voor vervoerskosten niet adequaat is of niet de goedkoopst adequate oplossing vormt.

Aanpassingen die voor vergoeding[1] in aanmerking komen dienen medisch en ergonomisch noodzakelijk te zijn bijvoorbeeld:

  • .

    Aanpassingen aan de besturing van de auto (ter beoordeling van het CBR).

  • .

    Aanpassingen aan de stoel van de chauffeur / bijrijder.

  • .

    Aanpassingen voor het meenemen van een rolstoel in de auto (maar niet voor het meenemen van andere vervoersvoorzieningen zoals een scootermobiel).

  • .

    Aanpassingen voor het vervoer van een rolstoelgebruiker.

[1] Voor hoogte bedrag: zie Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning en nadere regels Jeugdhulp gemeente Groesbeek Wmo 2015.

 

 

a) Behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt

Hoe gaat het lezen, spreken en schrijven, gebruik computer en telefoon, Nederlands of andere taal, problemen met zien of horen, iets duidelijk maken, problemen om andere mensen te begrijpen?

 

b) Gewenst resultaat

Afhankelijk van de wensen van de cliënt verbetering van de communicatie op bepaalde gebieden.

 

c) Eigen kracht, gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen

Afhankelijk van de cliëntsituatie.

 

d) Rol mantelzorger(s) en sociaal netwerk

Afhankelijk van de cliëntsituatie en de mogelijkheden en wensen van het sociale netwerk.

 

e) Mantelzorgondersteuning

Afhankelijk van de situatie.

 

f)en g) Algemene of voorliggende voorzieningen

Hulpmiddelen (bril, gehoorapparaat, etc. ) via Zorgverzekeringswet, hulpmiddelen ten behoeve van opleiding of werk (via UWV, straks deels Participatiewet).

- Tolk

- Doventolk: landelijke voorziening

 

h) Maatwerkvoorziening

- Het oefenen van vaardigheden om de communicatie te verbeteren kan onderdeel zijn van een begeleidingstraject. Zie bijlage 3 met de richtlijnen voor de inzet van de diverse begeleidingstrajecten (waakvlam, kortdurend, middellang, langdurig/intensief).

- Fysieke Wmo-voorzieningen:

 

Hoofdstuk 3 Overige regels

3.1 Persoonsgebonden budget

Bij de aanvraag van een maatwerkvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget moet de cliënt bij de aanvraag een pgb-plan voegen waarin is opgenomen:

- Beschrijven op welke wijze de kwaliteit is geborgd (kwalificatie zorgverlener m.n.);

- Hoe de veiligheid is geborgd;

- Hoe de gestelde doelen worden bereikt;

- Hoe en wanneer wordt geëvalueerd;

- Hoe de ondersteuning is afgestemd op de cliënt;

- Bij ondersteuning van kinderen is een VOG (Verklaring omtrent gedrag) van de zorgverlener vereist, deze verplichting geldt niet voor zorgverleners uit het sociale netwerk.

 

 

Inzet pgb door sociaal netwerk

Alleen in uitzonderingssituaties bij zwaarwegende redenen is inzet van een pgb door mensen uit het sociale netwerk van de cliënt mogelijk met dien verstande dat uit het onderzoek en de gesprek(ken) blijkt wat het sociale netwerk kan en wil doen (inclusief toepassing van het protocol gebruikelijke zorg) en voor welk onderdeel een maatwerkvoorziening nodig is. Bij de beoordeling of sprake is van hulp die het sociale netwerk zonder betaling kan bieden en of bij wijze van uitzondering de inzet van het sociale netwerk met een pgb betaald kan worden, spelen in elk geval de volgende aspecten een rol:

• het type hulp dat wordt geleverd;

• de frequentie van de hulp;

• is er sprake van een tijdelijke hulpvraag of van hulp over een lange periode;

• de mate van verplichting (kan degene die de hulp levert een keer overslaan bij bv ziekte)

 

Nadere bepalingen m.b.t. trekkingsrecht

Met de invoering van de Wmo 2015, de Jeugdwet en de Wet langdurige zorg gaat ook de uitvoering van het trekkingsrecht persoonsgebonden budget (pgb) van start. Het trekkingsrecht houdt in dat alle pgb houders (bestaande, overgangscliënten, nieuwe pgb houders) het budget per 1 januari 2015 niet meer op de eigen rekening gestort krijgen, maar dat alle gemeenten (Wmo en Jeugdwet) en de zorgkantoren (Wlz) het budget per 1 januari 2015 overmaken naar de Sociale Verzekeringsbank (hierna: SVB). De SVB betaalt vervolgens de rekeningen aan de zorg/hulpverleners.

Na afloop van het kalenderjaar verstrekt de SVB een totaal overzicht van de bestedingen. Niet bestede bedragen worden teruggestort aan de gemeente.

 

In het kader van de invoering van het trekkingsrecht zijn enkele nadere bepalingen vastgelegd in onderstaand schema:

 

Feestdagenuitkering:

Feestdagen uitkering is niet toegestaan.

Vrij besteedbaar bedrag:

Er is geen sprake van vrij besteedbaar pgb-HH. Ook voor pgb-Jeugd, pgb-Begeleiding en pgb-kortdurend verblijf is er geen vrij besteedbaar bedrag.

Eenmalige uitkering:

Ja, voorzover de situatie van toepassing is dat een pgb-er komt te overlijden en er nog ruimte in het budget zit. In dat geval kan pgb-uitkering plaatsvinden zodat de langstlevende orde op zaken kan stellen.

 

Bij zorg in natura (Hierna: ZIN) is sprake van 6 weken doorgaan van zorgverlening wanneer de partner overlijd. Vanuit het oogpunt van gelijke behandeling (en onder de randvoorwaarde dat er nog budget aanwezig is!) is een (eenmalige) uitkering toegestaan.

 

Bemiddelingskosten

Bemiddelingskosten betalen uit pgb wordt niet toegestaan (Wmo-beleidskader Kracht door verbinding)

Sommige zorgverleners rekenen extra kosten wanneer er via een acceptgiro wordt gefactureerd. Mogen dergelijke administratiekosten vergoed worden uit een PGB.

Nee

De SVB faciliteert zowel betaling via vaste maandlonen als facturering per uur of per dag(deel). Is een betaling via maandloon toegestaan?

Betaling dient per declaratie per uur of per dagdeel te geschieden, een maandloon is niet toegestaan.

SVB heeft vier werkdagen nodig voor verwerking en uitbetaling declaratie.

Reiskosten

Ja. Reiskosten zijn onderdeel van het integrale pgb-tarief (Verordening art 11, lid 4e).

Pgb uitbetaling overlijden

Ja, indien er nog ruimte in het budget zit. In dat geval kan een pgb-uitkering plaatsvinden zodat de langstlevende orde op zaken kan stellen.

 

Bij ZIN is sprake van 6 weken doorgaan van zorgverlening wanneer de partner overlijd. Vanuit het oogpunt van gelijke behandeling (en onder de randvoorwaarde dat er nog budget aanwezig is!) is een (eenmalige) uitkering toegestaan.

 

 

3.2. Calamiteitenprotocol

Voor de melding en het (laten) doen van onderzoek naar aanleiding van calamiteiten stelt het college van B en W een Sociaal Calamiteitenprotocol Wmo en Jeugdwet vast met als doel herhaling van calamiteiten te voorkomen.

 

 

Bijlagen normering/richtlijnen

 

Bijlage 1. Protocol Gebruikelijke zorg

 

Bijlage 2. Uren hulp bij het huishouden

 

Bijlage 3. Algemeen gebruikelijke voorzieningen

 

Bijlage 4: Werkdocument hulpmiddelenoverzicht 2015/2016

 

Bijlage 5: Richtlijn begeleidingstrajecten en dagbesteding volwassenen

 

Bijlage 1 Protocol gebruikelijke zorg

Het principe van 'gebruikelijke zorg' heeft een verplichtend karakter en hierbij wordt geen onderscheid gemaakt op basis van bijvoorbeeld sekse, religie, cultuur, gezinssamenstelling en de wijze van inkomensverwerving.

 

Gebruikelijke zorg door (jonge) huisgenoten

Gebruikelijke zorg heeft een verplichtend karakter. Dit houdt in dat er zowel van volwassen als jonge huisgenoten een bijdrage wordt verlangd in het huishouden. Hierbij dient echter wel rekening te worden gehouden met de ontwikkelingsfase van kinderen.

 

Voor gezonde jonge huisgenoten geldt:

  • 1.

    Huisgenoten tot 5 jaar leveren geen bijdrage aan het huishouden

  • 2.

    Huisgenoten van 5 tot en met 12 jaar worden naar eigen mogelijkheden betrokken bij lichte huishoudelijke werkzaamheden (bv. opruimen, tafel dekken/afruimen, afwassen/afdrogen, een boodschap doen en kleding in de wasmand gooien)

  • 3.

    Huisgenoten van 13 tot en met 17 jaar worden kunnen helpen bij lichte huishoudelijke werkzaamheden (bv. opruimen, tafel dekken/afruimen, afwassen/afdrogen, een boodschap doen, kleding in de wasmand gooien) en hun eigen kamer op orde houden (rommel opruimen, stofzuigen en bed verschonen)

  • 4.

    Huisgenoten van 18 tot en met 22 jaar kunnen een eenpersoonshuishouden voeren. Dit wil zeggen; schoonhouden van sanitaire ruimte, keuken en een kamer, de was doen, boodschappen doen, maaltijd verzorgen, afwassen en opruimen. Indien nodig kan ook de opvang en/of verzorging van jongere gezinsleden tot hun taken behoren.

In het protocol 'Gebruikelijke Zorg' (CIZ, 2005) wordt dit benoemd als: 2 uur uitstelbare taken en 3 uur niet uitstelbare taken per week.[1] 

In een uitspraak van de rechtbank Rotterdam wordt echter niet gesproken over uren maar over het kunnen voeren van een eenpersoonshulshouden.

  • 1.

    Huisgenoten vanaf 23 jaar kunnen de huishoudelijke taken volledig overnemen wanneer de cliënt uitvalt.

 

Niet gewend zijn of de vaardigheid missen

Redenen als 'niet gewend zijn om' of 'geen huishoudelijke werk willen en/of kunnen verrichten' leiden niet tot een aanspraak. In die situaties kan een tijdelijke indicatie afgegeven worden voor het aanleren hiervan. De taak wordt dan niet overgenomen maar via instructies gestuurd.

 

1. Zorgplicht voor kinderen

 

Ouders hebben een zorgplicht voor hun kinderen. Zij dienen te zorgen voor de opvoeding van hun kinderen, het zorgen voor hun geestelijke en lichamelijke welzijn en het bevorderen van de ontwikkeling van hun persoonlijkheid als ook zorg bij kortdurende ziekte.

De hoeveelheid zorg is afhankelijk van de leeftijd en ontwikkeling van het kind (zie onderstaande opsomming). Bij uitval van een van de ouders dient de andere ouder de zorg voor de kinderen over te nemen. Waarbij van hen wordt verwacht dat zij maximaal zoeken naar eigen oplossingen: zorgverlof, mantelzorg en andere voorliggende voorzieningen.

 

De zorgplicht vervalt niet bij echtscheiding of beëindigen van de relatie. Maar er dient wel rekening gehouden te worden met de eventueel door de rechtbank vastgelegde afspraken.

 

 

Zorgplicht voor gezonde kinderen.

 

Kinderen van 0 tot en met 4 jaar:

  • 1.

    kunnen niet zonder toezicht van volwassenen

  • 2.

    moeten volledig verzorgd worden; aan- en uitkleden, eten en wassen

  • 3.

    zijn tot 4 jaar niet zindelijk

  • 4.

    hebben begeleiding nodig bij hun sport/spel- en vrijetijdsbesteding, hebben dit niet in verenigingsverband

  • 5.

    zijn niet in staat zich zonder begeleiding in het verkeer te begeven

 

Kinderen van 5 tot en met 11 jaar:

  • 1.

    kunnen niet zonder toezicht van volwassenen

  • 2.

    hebben toezicht nodig (en nog maar weinig hulp) bij hun persoonlijke verzorging

  • 3.

    zijn overdag zindelijk en 's nachts merendeel ook

  • 4.

    sport- en hobbyactiviteiten in verenigingsverband, gemiddeld 2x per week

  • 5.

    hebben bij hun vrijetijdsbesteding alleen begeleiding nodig in het verkeer wanneer zij van en haar hun activiteiten gaan

  • 6.

    hebben vanaf 5 jaar een reguliere dagbesteding op school, oplopen van 22 tot 25 uur per week.

 

Kinderen van 12 tot en met 17 jaar:

  • 1.

    hebben geen hulp (en maar weinig toezicht) nodig bij hun persoonlijke verzorging

  • 2.

    hebben geen voortdurend toezicht nodig van volwassenen; kunnen vanaf 12 jaar enkele uren alleen gelaten worden, kunnen vanaf 16 jaar dag en nacht alleen gelaten worden, kunnen vanaf 18 zelfstandig wonen

  • 3.

    sport- en hobbyactiviteiten in verenigingsverband, onbekend aantal keer per week

  • 4.

    hebben bij hun vrijetijdsbesteding geen begeleiding nodig in het verkeer

  • 5.

    hebben tot 18 jaar een reguliere dagbesteding op school/opleiding

 

2. Uitzonderingen bij bijzondere typen leefsituaties

 

Bij een aantal typen leefsituaties wordt anders omgegaan met het begrip 'duurzaam huishouden' waardoor er mogelijk geen/beperkt sprake zal zijn van 'gebruikelijke zorg'.

 

Kamer huren bij cliënt

Als een cliënt een kamer verhuurt aan een derde wordt de huurder niet tot de leefeenheid gerekend. De huurder wordt in staat geacht de gehuurde ruimte(n) schoon te houden en een evenredige bijdrage te leveren aan gezamenlijke ruimten. In de berekening van de omvang van de hulp wordt het schoonmaken van gehuurde ruimte(n) dus niet meegerekend.

 

Geclusterd wonen

Een cliënt woont zelfstandig, met meerdere mensen in een huis zonder hiermee een leefeenheid te vormen. Met andere woorden; de cliënt vormt geen duurzaam huishouden met de huisgenoten. In dergelijke situaties heeft men in ieder geval wel een eigen woon/slaapkamer en de overige ruimten worden in meer of mindere mate gemeenschappelijk gebruikt. In de berekening van de omvang van hulp wordt het schoonmaken van de eigen woonruimte(n) en slecht een evenredig deel van de gemeenschappelijke ruimten meegerekend.

 

Leef- en woongemeenschappen

Een cliënt zelfstandig met meerdere mensen in een gebouw en vormt hiermee wel een leefeenheid. Met andere woorden; cliënt vormt een duurzaam hulshouden met de huisgenoten. Vrijwel alle leefgemeenschappen kennen een of meer gezamenlijke bindende factoren, meestal met een religieuze of spirituele inhoud. Een voorbeeld hier van zijn kloostergemeenschappen waarbij er sprake is van een leefeenheid, maar de taakverdeling zich niet leent voor overname. In die situaties kan een cliënt hulp krijgen voor het schoonmaken van de eigen kamer en een evenredig deel van het schoonmaken van de gemeenschappelijke ruimten die vallen binnen het niveau van de sociale woningbouw. Bibliotheken, gebedsruimten etc. vallen buiten het niveau van de sociale woningbouw en behoren daardoor tot de eigen verantwoordelijkheid van de gemeenschap.

3. Uitzonderingen voor gebruikelijke zorg

 

In een aantal situaties waarbij er sprake is van een 'duurzaam huishouden' mag er worden afgeweken van het principe van 'gebruikelijke zorg':

 

Medisch geobjectiveerde aandoening

Als uit objectief onderzoek blijkt dat een huisgenoot aantoonbare beperkingen heeft op grond van een aandoening, beperking, handicap of probleem, waardoor redelijkerwijs de taken niet overgenomen kunnen worden, is 'gebruikelijke zorg' niet van toepassing.

 

Symptomen die zouden kunnen wijzen op overbelasting

Overbelasting kan worden veroorzaakt door een combinatie van symptomen van lichamelijke en/of psychische aard en wordt bepaald door in- en uitwendige factoren. Met andere woorden; in exact dezelfde situatie zaI de ene huisgenoot wel overbelast kunnen raken, terwijl een andere huisgenoot hier geen of minder last van heeft. Het is daarom van belang zorgvuldig onderzoek te plegen naar de verhouding tussen draagkracht (belastbaarheid) en draaglast (belasting) en symptomen die kunnen wijzen op overbelasting. In veel gevallen wordt een medisch adviseur daarbij Ingeschakeld ter beoordeling. In principe zaI overname van huishoudelijke taken voor een korte duur zijn, te denken valt aan 3-6 maanden. In deze periode wordt de leefeenheid de gelegenheid gegeven de onderlinge taakverdeling aan de ontstane situatie aan te passen.

 

Factoren die van invloed zijn op de draagkracht zijn onder meer:

  • 1.

    lichamelijke conditie

  • 2.

    geestelijke conditie

  • 3.

    wijze van omgaan met problemen (coping)

  • 4.

    motivatie voor de zorgtaak

  • 5.

    sociaal netwerk

 

Factoren die van invloed zijn op de draaglast zijn onder meer:

  • 1.

    omvang en mate van (on)planbaarheid van zorgtaken

  • 2.

    ziektebeeld en prognose

  • 3.

    inzicht van huisgenoot in ziektebeeld van cliënt

  • 4.

    woonsituatie

  • 5.

    bijkomende sociale problemen

  • 6.

    bijkomende emotionele problemen

  • 7.

    bijkomende relationele problemen

 

Mogelijke symptomen van overbelasting zijn:

  • 1.

    gespannen spieren, vaak in schoudergordel en rug

  • 2.

    hoge bloeddruk

  • 3.

    gewrichtspijn

  • 4.

    gevoelens van slapte

  • 5.

    slapeloosheid

  • 6.

    migraine, duizeligheid

  • 7.

    spierkrampen

  • 8.

    verminderde weerstand, ziektegevoeligheid

  • 9.

    opvliegingen

  • 10.

    ademnood en gevoelens van beklemming op de borst

  • 11.

    plotseling hevig zweten

  • 12.

    gevoelens van beklemming in de hals

  • 13.

    spiertrekkingen in het gezicht

  • 14.

    verhoogde algemene prikkelbaarheid, boosheid, (verbale) agressie, zwijgen

  • 15.

    ongeduld

  • 16.

    vaak huilen

  • 17.

    neerslachtigheid

  • 18.

    isolering

  • 19.

    verbittering

  • 20.

    concentratieproblemen

  • 21.

    dwangmatig denken, niet meer kunnen stoppen

  • 22.

    rusteloosheid

  • 23.

    perfectionisme

  • 24.

    geen beslissingen kunnen nemen

  • 25.

     

Dreigende overbelasting door het verlenen van AWBZ-zorg

Uit jurisprudentie blijkt dat in die situaties de aanvraag voor huishoudelijke hulp niet per definitie afgewezen kan worden. Als een huisgenoot aangeeft dat er sprake is van (dreigende) overbelasting door de combinatie van (huishoudelijk) werk en de verzorging van een zieke huisgenoot, dienen deze klachten te worden geobjectiveerd. Het oordeel van een arts is hierbij noodzakelijk naast het horen van de huisgenoot. Daarbij dienen onderstaande zaken onderzocht te worden:

  • 1.

    is er sprake van onplanbare zorg?

  • 2.

    worden meer uren AWBZ zorg geleverd dan geïndiceerd (bieden van mantelzorg)?

  • 3.

    heeft huisgenoot mogelijk een (deel van) betaalbare baan opgezegd om AWBZ zorg te verlenen?

  • 4.

    draaglast en draagkracht

Uit recente jurisprudentie blijkt dat onderzoek naar enkel de medische situatie van de huisgenoot niet toereikend is. Op grond van artikel 4 lid 2 Wmo moet er ook een beeld gevormd worden van de overige factoren die kunnen leiden tot (dreigende) overbelasting. Denk daarbij aan de aard en intensiteit van de verleende zorg, tezamen met de medische problematiek van de cliënt'. 

(Dreigende) overbelasting bij korte levensverwachting cliënt

In terminale situaties is overleg met de huisgenoten over wat draagbaar is zeer belangrijk. In deze situaties mag er soepeler worden omgegaan met het principe 'gebruikelijke zorg'.

 

(Dreigende) overbelasting na overlijden ouder

Indien een cliënt aangeeft overbelast te zijn door de combinatie van werk en de verzorging van de inwonende kinderen, vanwege het plotseling overlijden van de andere (inwonende) ouder, kan kortdurend huishoudelijke taken worden overgenomen. Te denken valt aan een periode van 3-6 maanden zodat de leefeenheid de gelegenheid gegeven de taakverdeling aan de ontstane situatie aan te passen.

 

Voorkomen van crisis en ontwrichting bij verzorging en opvang van gezonde kinderen

Indien opvang van gezonde kinderen noodzakelijk is heeft de inzet van voorliggende voorzieningen en/of mantelzorg een verplichtend karakter. Gebruik van voorliggende voorzieningen zoals kinderopvang en crèche is gangbaar tot en met 5 dagen per week.

Als deze niet aanwezig, niet toepasbaar of uitgeput zijn, is inzet van hulp voor oppas en opvang van kinderen voor een korte periode mogelijk. Te denken valt aan een periode van 3-6 maanden zodat de ouder(s) de gelegenheid krijgt een eigen oplossing te vinden.

 

Ouderen met een hoge leeftijd

Als een huisgenoot een dusdanig hoge leeftijd heeft bereikt (75 jaar en ouder) kan dit leiden tot overname van de zware huishoudelijke taken die anders tot de 'gebruikelijke zorg' zouden worden gerekend. Het aanleren van nieuwe taken kan redelijkerwijs niet meer worden verwacht.

 

Fysieke afwezigheid in verband met werk

Er wordt geen rekening gehouden met drukke werkzaamheden, lange werkweken of veel reistijd. Over het algemeen kan alleen rekening worden gehouden met personen die vanwege hun werkzaamheden langdurig van huis zijn. Dit is bijvoorbeeld bij internationaal vrachtwagenchauffeurs, medewerkers in de off-shore of mariniers. Het gaat namelijk te ver deze mensen te dwingen een andere baan of functie te zoeken. De afwezigheid dient echter wel te voldoen aan de volgende kenmerken:

  • 1.

    het is inherent aan het werk;

  • 2.

    heeft een verplichtend karakter;

  • 3.

    en is voor een aaneengesloten periode van ten minste 7 etmalen.

 

 

Let op:

Jurisprudentie is genuanceerder en gaat niet per definitie uit van de zeven etmalen. De CRvB noemt dat hierdoor ten onrechte wordt voorbij gegaan aan de vraag of de huisgenoot feitelijk kan voorzien in het verlenen van deze zorg.Externe link Hierbij dient altijd de individuele situatie nauwkeurig onderzocht te worden. In de periode van afwezigheid is de huisgenoot niet in staat 'gebruikelijke zorg' te leveren. In de berekening van de omvang van de hulp dient deze huisgenoot niet te worden meegerekend.

[1] Onder uitstelbare taken wordt verstaan; boodschappen doen, zwaar huishoudelijk werk en wasverzorging. Onder niet-uitstelbare taken wordt verstaan; maaltijden verzorgen, licht huishoudelijk werk, gezonde kinderen opvangen/verzorgen en dagelijkse organisatie van het hulshouden voeren.

 

 

 

Bijlage 2 Normering huishoudelijke taken

1. Normering huishoudelijke taken

 

Voor de hulp bij het huishouden zijn normtijden ontwikkeld waarin voor elke huishoudelijke taak een bepaald aantal minuten staat per week. Van deze normtijden mag afgeweken worden, mits dit wordt gemotiveerd.

 

2. Jurisprudentie en normtijden

 

Veel gemeenten hanteren in hun gemeentelijke beleid standaard normtijden waarbij rekening gehouden wordt met verschillende types huishoudens: bijvoorbeeld eenpersoonshuishoudens in een seniorenwoning of flat, eenpersoonshuishoudens in een eengezinswoning en meerpersoonshuishouden.

Uit jurisprudentie blijkt dat het gebruik van standaard normtijden niet zondermeer gehanteerd kan worden omdat altijd een zorgvuldige afweging gemaakt moet worden waarbij persoonlijke kenmerken ook worden meegenomen.

 

3. Algemene uitgangspunten

 

De volgende uitgangspunten gelden bij normtijden:

Alleen de kamers die in gebruik zijn, worden schoongehouden, met kamers wordt de hoeveelheid ruimtes in een woning bedoeld exclusief de keuken, badkamer en toilet. Bijvoorbeeld: 2 kamerwoning = woonkamer en 1 slaapkamer, 4 kamerwoning = woonkamer en 3 slaapkamers.

Het verzorgen van huisdieren en planten valt binnen de marges van de normtijden.

 

 

4. Normtijden 

 

4.1. Boodschappen voor het dagelijkse leven doen

 

 

TOTAAL 1 maal per week

 60 min per week

 

Boodschappenlijst samenstellen

Boodschappen inkopen en opslaan – wekelijks

 

Factoren meer/minder hulp: Indien het cliëntsysteem bestaat uit meer dan 4 personen, of er zijn kinderen < 12 jaar, kan er 2x per week boodschappen worden geïndiceerd; +30 min, wanneer afstand tot de winkels groot is.

 

 

 

4.2. Maaltijdverzorging: broodmaaltijd (bereiding broodmaaltijd/warme maaltijd)

 

TOTAAL

30 minuten per keer

15 minuten per keer

Broodmaaltijd klaarzetten

Tafel dekken en afruimen

Koffie/thee zetten

Afwassen (machine - handmatig)

Eten bereiden: - voorbereiden

- koken

Opslaan en beheer levensmiddelenvoorraad

Afwassen en opruimen

 

Factoren meer/minder hulp

Aanwezigheid kinderen < 12 jaar: + 20 min per keer.

 

 

4.3. Licht poetswerk in huis: kamers opruimen

 

TOTAAL

60 - 90 minuten per week

Afwassen, indien geen maaltijdvoorbereiding is geïndiceerd

Handmatig: 15 – 30 minuten per keer

Machine in- en uitruimen: 10 minuten per keer

Hand en spandiensten

Opruimen

Totaal dagelijkse beurt interieur is afhankelijk van de grootte van de woning en de specifieke kenmerken van het huishouden: 15 – 40 minuten per keer

Stof afnemen/ragen

Bedden opmaken

 

Factoren meer/minder hulp

 

 Persoonsgebonden problematiek/communicatieproblemen.  Aantal kinderen onder de 12.  Huisdieren: bij allergie: eerst sanering.  Allergie voor huisstofmijt, COPD: in gesaneerde woning.  Ernstige beperkingen in gebruik van armen en handen.  Alleen de kamers die in gebruik zijn, worden schoongehouden. Voor een  cliëntsysteem zonder kinderen max. 20 min per keer, voor een cliëntsysteem met kinderen < 12 max. 30 min per keer.

 

Frequentie: In principe max. 3 maal per week 20-30 min.

 

 

 

4.4. Huishoudelijke werkzaamheden: stofzuigen, wc/badkamer schoonmaken

 

TOTAAL Zwaar huishoudelijk werk

1 persoonshuishouden minder dan 2 slaapkamers: 90 minuten per week

 

meerpersoonshuishoudens en 1 persoons- met meer dan 2 slaapkamers: 180 minuten per week

Stofzuigen

Schrobben dweilen soppen: sanitair en keuken

Bedden opmaken/verschonen

Opruimen huishoudelijk afval

 

Factoren meer /minder hulp: zie ook onder 4.3.

In grote woningen met hoge bezettingsgraad, vervuilingsgraad, COPD problematiek[1] of aanwezigheid van jonge kinderen is een hoger aantal minuten reëel. Verzorgen van huisdieren valt onder het genoemde aantal minuten.

 

Frequentie: Met de genoemde verrichtingen worden de wekelijkse activiteiten bedoeld.

 

4.5. Verzorging kleding/linnengoed

 

TOTAAL

1 pers. 60 min per week

2 pers. 90 min per week

Kleding en linnengoed sorteren en wassen in de wasmachine

Centrifugeren, ophangen, afhalen,

Was drogen in droogmachine

Vouwen, strijken, (alleen bovenkleding) opbergen

Ophangen/afhalen wasgoed

 

Factoren meer minder werk

  • 1.

    Aantal kinderen < 16 jaar + 30 min per kind per week.

  • 2.

    Bedlegerige patiënten + 30 min.

  • 3.

    Extra bewassing i.v.m. overmatige transpiratie, incontinentie, speekselverlies enz.:+ 30 min.

 

Frequentie: eenmaal per week, huishoudens met kleine kinderen maximaal 3x per week.

 

 

5. Organisatie van het huishouden

5.1. Opvang en/of verzorging van kinderen/volwassen huisgenoten (anderen helpen met zelfverzorging) en Anderen helpen bij het bereiden van maaltijden

 

De grondslag ligt bij de ouder. Deze is tijdelijk niet in staat om de ouderrol op zich te nemen.

 

 

 

TOTAAL

 

Tot max. van 40 uur aanvullend op eigen mogelijkheden

Wassen en aankleden

Hulp bij het eten en/of drinken

Maaltijd voorbereiden

Sfeer scheppen, spelen

Opvoedingsactiviteiten

 

Factoren meer/minder werk

 Aantal kinderen -/+.  Leeftijd kinderen -/+.  Gezondheidssituatie/functioneren kinderen/huisgenoten.  Aanwezigheid gedragsproblematiek +.  Samenvallende activiteiten-.

 Afhankelijk van de situatie, indien kinderen < 6 jaar gecombineerd met hulp bij het

 huishouden activiteiten tot een max. omvang van 40 uur per week.

 

5.2. Dagelijkse organisatie van het huishouden

 

TOTAAL

30 minuten per week

Administratieve werkzaamheden t.b.v. klant

Organisatie huishoudelijke activiteiten

Plannen en beheren van middelen m.b.t. het huishouden

Factoren meer/minder werk:  Communicatieproblemen.  Aantal huisgenoten, vooral kinderen < 16.  (psychosociale) problematiek bij meerdere gezinsleden.

Frequentie 1 x per week 30 minuten.

 

6 Hulp bij ontregelde huishouding, in verband met psychische stoornissen

6.1. Psychosociale begeleiding, tevens observeren

 

Totaal

30 minuten per week

Formulieren doelen/bijstellen met betrekking tot het huishouden

Helpen handhaven/verkrijgen/herverkrijgen structuur in het huishouden

Helpen handhaven vergroten van zelfredzaamheid m.b.t. budget

Begeleiden ouders bij opvoeding kinderen

Begeleiding kinderen

 

6.2. Advies, instructie, voorlichting, gericht op het huishouden

 

TOTAAL

30 minuten per keer

Instructie omgaan met hulpmiddelen

Instructie licht huishoudelijke werk

Instructie textielverzorging

boodschappen doenkoken

 

Factoren meer/minder werk: Communicatieproblemen +.

Frequentie: 3 x per week max. 6 weken

 

Urenberekening Hulp bij het huishouden

 

 

1.1

Het doen van boodschappen voor het dagelijkse leven

 

 

 

(samenstellen boodschappenlijst en inkomen en opbergen van boodschappen)

 

 

 

t/m 4 personen: 1x per week = 60 min.

 

 

 

Meer dan 4 personen of kinderen jonger dan 12 jaar: 1x per week maximaal 60 min extra

 

 

 

Bij grote afstand tot de winkels: 30 min extra

 

 

1.2

Maaltijdverzorging:

 

 

 

(broodmaaltijd klaarzetten, tafel dekken en afruimen, koffie/thee zetten en afwassen, met de machine of handmatig)

 

 

 

broodmaaltijd: 15 min per keer

 

 

 

Bij kinderen jonger dan 12 jaar: 20 min per keer extra

 

 

1.3

Maaltijdverzorging

 

 

 

(eten bereiden- voorbereiden en koken- , tafel dekken en afruimen, afwassen en opruimen plus beheer levensmiddelenvoorraad)

 

 

 

warme maaltijd 30 min per keer

 

 

 

Bij kinderen jonger dan 12 jaar: 20 per keer extra

 

 

1.4

Licht poetswerk in huis, kamers opruimen

 

 

 

Afwassen: handmatig: 15 min per keer

 

 

 

Afwassen: machine: 10 min per keer

 

 

 

Opruimen, stof afnemen, bedden opmaken, wekelijkse beurt interieur, afhankelijk van grootte woning en gezinssamenstelling: 15-40 min

 

 

 

Bij kinderen onder de 12 jaar, bij allergie: maximaal 3 x per week 20-30 min extra per week

 

 

1.5

Zwaar huishoudelijk werk

 

 

 

(Stofzuigen, schrobben, dweilen, soppen sanitair en keuken, bedden verschonen, opruimen huishoudelijk afval)

 

 

 

Bij eenpersoonshuishoudens en een huis met 2 kamers: 90 min.

 

 

 

Bij meerpersoonshuishouden en een huis met meer dan 2 kamers; maximaal 90 extra

 

 

 

Bij hoge bezettingsgraad of vervuilingsgraad (door de situatie), bij COPD-problematiek, bij jonge kinderen: extra minuten

 

 

 

 

 

[1] Na sanering

 

 

 

 

Bijlage 3 Algemeen gebruikelijke voorzieningen

De volgende voorzieningen worden in beginsel als algemeen gebruikelijk gezien, deze lijst is niet limitatief:

  • -

    standaard toilet;

  • -

    hangtoilet;

  • -

    verhoogd toilet (6+);

  • -

    eenvoudige beugels (30-40 cm lang);

  • -

    dubbel glas;

  • -

    toiletbril;

  • -

    thermostatische kraan;

  • -

    éénhendelmengkraan;

  • -

    spiegel;

  • -

    douchekop, glijstang;

  • -

    aankleedblad/tafel;

  • -

    box;

  • -

    keramische kookplaat;

  • -

    gewone fiets;

  • -

    tandem;

  • -

    fiets of tandem met hulpmotor (elektrische fiets of tandem);

  • -

    fiets met lage instap;

  • -

    fiets met trapondersteuning;

  • -

    gewone kinderdriewieler;

  • -

    aankoppelfiets voor kinderen;

  • -

    centrale verwarming;

  • -

    vervanging van een lavet;

  • -

    automatische versnellingsbak;

  • -

    elektrisch bedienbare ramen;

  • -

    kosten APK;

  • -

    warmtewerend glas.

 

Voor woningaanpassingen gelden de volgende afschrijvingstermijnen:

  • -

    Keuken: 15 jaar,

  • -

    Tegels: 25 jaar,

  • -

    Sanitair: 20 jaar,

  • -

    Natte cel: 25 jaar,

  • -

    Huizen: 50 jaar.

 

Bijlage 4 Werkdocument Hulpmiddelenoverzicht 2015/2016

NB: onder Wmo vallen in 2015 alle hulpmiddelen/voorzieningen die in dit schema Wlz, dik gedrukt én cursief gedrukt zijn

 

Type

outillage

hulpmiddelen

Roerende

(mobiele)

Woonvoorzieningen

hulpmiddelen onderdeel zorg

persoons-gebonden hulpmiddelen

individueel aangepaste rolstoel

overige hulpmiddelen

vervoer onderdeel zorg

Vervoer (mobiliteit)

Woon-

voorzieningen

Omschrijving

waar meerdere mensen gebruik van kunnen maken (inventaris)

Verrijdbare transferhulp-

middelen en hulpmiddelen bij de douche- en toiletgang

individueel persoonlijke hulpmiddelen verbonden aan zorg (niet-aangepast)

aan persoon aangepaste hulpmiddelen

aan persoon aangepaste rolstoel (geen standaard)

compensatie stoornis

van en naar dagbesteding

verplaatsen in en om woning / instelling en onderhouden sociale contacten

Voorzieningen/ aanpassingen om zelfstandig thuis te kunnen blijven wonen.

Voorbeelden

hoog/laag-bed, tillift, standaardrolstoel.

 

hoog/laag-bed, tillift, standaardrolstoel, douchestoel, postoel

 

 

Verband

middelen

orthopedische schoenen, protheses

 

hoortoestel

georganiseerd vervoer (busje)

Mobiliteitshulp-middelen (nog nader te af te bakenen)

bouwkundige aanpassing, tillift

 

Situaties (uitgangspunt: persoon heeft een zzp-indicatie en kan die op verschillende manier verzilveren)

 in art. 15 instelling (verblijf met behandeling)

 

Wlz

 

n.v.t.

 

Wlz

 

Wlz

 

Wlz

 

ZVW

 

Wlz

 

Wlz

Wmo (alleen sociaal vervoer)*

 

n.v.t.

niet in art. 15 instelling (verblijf zonder behandeling

 

 

Wlz

 

 

n.v.t.

 

 

ZVW

 

 

ZVW

 

 

Wlz

 

 

ZVW

 

 

 

Wlz

 

Wlz

Wmo (alleen sociaal vervoer)

 

 

n.v.t.

 

 

vpt

 

 

Wlz

 

n.v.t.

 

ZVW

 

ZVW

 

Wlz

 

ZVW

 

Wlz

 

Wlz

Wmo (alleen sociaal vervoer)

 

 

Wlz

Thuis: pgb en alleen in 2015: “laag zzp” extramuraal omgezet (in zin)

 

n.v.t

 

Hoog/laag-bed = Zvw

Overig = Wlz

 

ZVW

 

ZVW

 

Wlz

 

ZVW

 

Wlz

 

Wlz

Wmo (alleen sociaal vervoer) 

 

Wlz

 

 

Bijlage 5 Richtlijn begeleidingstrajecten en dagbesteding volwassenen

Product

 

Doelgroep - korte omschrijving

Omschrijving

Duur

 

Criteria

Waakvlambegeleiding

Vinger aan de pols contact

Doelgroep 0-100+

Vinger aan de pols contactTelefonisch of fysiek contact

Maximaal 15 uur per jaar

Stabiele situatie, maar risico op terugval in de zelfredzaamheid op één of meer leefgebieden.Redelijk tot goed zelfredzaam met behulp van sociaal netwerk en/of vrijwilligers

Specialistische waakvlambegeleiding -

t.b.v. mensen met NAH of psychiatrische beperking

Vinger aan de pols contact

Doelgroep 0-100+

Vinger aan de pols contactTelefonisch of fysiek contact

Maximaal 15 uur per jaar

Stabiele situatie, maar risico op terugval in de zelfredzaamheid op één of meer leefgebieden.Redelijk tot goed zelfredzaam met behulp van sociaal netwerk en/of vrijwilligers.Ernstige psychiatrische beperking of NAH.

Begeleiding kortdurend

Begeleidingstraject kortdurend

Doelgroep 0 -100+ jaar

Begeleiding gericht op activering en het aanleren van praktische vaardigheden. Ondersteunen bij beperkingen op het vlak van zelfregie over het dagelijks leven, waaronder begeleiding bij vaardigheden in zelfregelend vermogen.Begeleiding bij het toepassen en inslijpen van aangeleerde vaardigheden en gedrag in het dagelijks leven door herhaling en methodische interventieOpvoedingsondersteuning aan ouders/gezinsledenGericht op zelfredzaamheid

Kortdurend traject

max. half jaar,

max.52 uur

 

Kwalificatie: minimaal MBO

Beperkte zelfredzaamheid op één of meer leefgebieden.Op korte termijn met kortdurende begeleiding mogelijkheid tot redelijke tot goede zelfredzaamheid met behulp van sociaal netwerk en/of vrijwilligers.De inschatting is dat de beoogde resultaten binnen een half jaar te behalen zijn.

Specialistische Begeleiding kortdurend

 

t.b.v. mensen met NAH of psychiatrische beperking

Begeleidingstraject kortdurend

Doelgroep 0 -100+ jaar

Begeleiding gericht op activering en het aanleren van praktische vaardigheden. Ondersteunen bij beperkingen op het vlak van zelfregie over het dagelijks leven, waaronder begeleiding bij vaardigheden in zelfregelend vermogen.Begeleiding bij het toepassen en inslijpen van aangeleerde vaardigheden en gedrag in het dagelijks leven door herhaling en methodische interventieOpvoedingsondersteuning aan ouders/gezinsledenGericht op zelfredzaamheid

Kortdurend traject

max. half jaar,

max.52 uur

 

Kwalificatie: minimaal HBO

Beperkte zelfredzaamheid op één of meer leefgebieden.Op korte termijn met kortdurende begeleiding mogelijkheid tot het bereiken van redelijke tot goede zelfredzaamheid met behulp van sociaal netwerk en/of vrijwilligers.De inschatting is dat de beoogde resultaten binnen een half jaar te behalen zijn.Ernstige psychiatrische beperking of NAH die leidt tot beperkte zelfredzaamheid op meerdere leefgebieden.

Begeleiding middellang

Begeleidingstraject matige problematiek

Doelgroep 0 -100+ jaar

Begeleiding gericht op activering en het aanleren van praktische vaardigheden. Ondersteunen bij beperkingen op het vlak van zelfregie over het dagelijks leven, waaronder begeleiding bij tekortschietende vaardigheden in zelfregelend vermogen.Begeleiding bij het toepassen en inslijpen van aangeleerde vaardigheden en gedrag in het dagelijks leven door herhaling en methodische interventieOpvoedingsondersteuning aan ouders/gezinsledenGericht op zelfredzaamheid of stabilisatie, ter voorkoming van opname in een instelling of verwaarlozing

 

Middellang traject

Trajectprijs

max. 1 jaar,

max. 104 uur

 

Kwalificatie: minimaal MBO

Beperkte zelfredzaamheid op één of meer leefgebieden.Mogelijkheid tot redelijke zelfredzaamheid met behulp van sociaal netwerk en/of vrijwilligers.De inschatting is dat de beoogde resultaten binnen een jaar te behalen zijn.

Specialistische Begeleiding middellang -

t.b.v. mensen met NAH of psychiatrische beperking

Begeleidingstraject matige problematiek

Doelgroep 0 -100+ jaar

Begeleiding gericht op activering en het aanleren van praktische vaardigheden. Ondersteunen bij beperkingen op het vlak van zelfregie over het dagelijks leven, waaronder begeleiding bij tekortschietende vaardigheden in zelfregelend vermogen.Begeleiding bij het toepassen en inslijpen van aangeleerde vaardigheden en gedrag in het dagelijks leven door herhaling en methodische interventie.Opvoedingsondersteuning aan ouders/gezinsledenGericht op zelfredzaamheid of stabilisatie, ter voorkoming van opname in een instelling of verwaarlozing

 

Middellang traject

Trajectprijs

max. 1 jaar,

max. 104 uur

 

Kwalificatie: minimaal HBO

Beperkte zelfredzaamheid op één of meer leefgebieden.Mogelijkheid tot redelijke zelfredzaamheid met behulp van sociaal netwerk en/of vrijwilligers.De inschatting is dat de beoogde resultaten binnen een jaar te behalen zijn.Ernstige psychiatrische beperking of NAH die leidt tot beperkte zelfredzaamheid op meerdere leefgebieden.

Begeleiding langdurig - intensief

Begeleidingstraject voor chronische cliënten en/ of cliënten die intensieve begeleiding nodig hebben.

Doelgroep 0 -100+ jaar

Begeleiding gericht op activering en het aanleren van praktische vaardigheden. Ondersteunen bij beperkingen op het vlak van zelfregie over het dagelijks leven, waaronder begeleiding bij tekortschietende vaardigheden in zelfregelend vermogen.Begeleiding bij het toepassen en inslijpen van aangeleerde vaardigheden en gedrag in het dagelijks leven door herhaling en methodische interventieOpvoedingsondersteuning aan ouders/gezinsledenGericht op stabilisatie en zoveel mogelijk zelfredzaamheid of stabilisatie, ter voorkoming van opname in een instelling of verwaarlozingOok gericht op zorggezinnenEr vindt altijd een veiligheidscheck plaats.

 

Langdurig of intensief traject

max. 2 jaar

> 100 uur

 

 

Kwalificatie: minimaal MBO

Beperkte zelfredzaamheid op meerdere leefgebieden.Langdurige begeleiding is nodig om de zelf- en samenredzaamheid te vergroten.Het aantal uren in overleg met de begeleidingsorganisatie koppelen aan doelen en acties die in het ondersteuningsplan zijn opgenomen.

 

Specialistische Begeleiding langdurig – intensief

t.b.v. mensen met NAH of psychiatrische beperking

Begeleidingstraject voor chronische cliënten en/ of cliënten die intensieve begeleiding nodig hebben.

Doelgroep 0 -100+ jaar

Begeleiding gericht op activering en het aanleren van praktische vaardigheden. Ondersteunen bij beperkingen op het vlak van zelfregie over het dagelijks leven, waaronder begeleiding bij tekortschietende vaardigheden in zelfregelend vermogen.Begeleiding bij het toepassen en inslijpen van aangeleerde vaardigheden en gedrag in het dagelijks leven door herhaling en methodische interventieOpvoedingsondersteuning aan ouders/gezinsledenGericht op stabilisatie en zoveel mogelijk zelfredzaamheid of stabilisatie, ter voorkoming van opname in een instelling of verwaarlozingOok gericht op zorggezinnenEr vindt altijd een veiligheidscheck plaats.

 

Langdurig of intensief traject

max. 2 jaar

> 100 uur

 

 

Kwalificatie: minimaal HBO

Beperkte zelfredzaamheid op meerdere leefgebieden.Langdurige begeleiding is nodig om de zelf- en samenredzaamheid te vergroten.Het aantal uren in overleg met de begeleidingsorganisatie koppelen aan doelen en acties die in het ondersteuningsplan zijn opgenomen.Ernstige psychiatrische beperking of NAH die leidt tot beperkte zelfredzaamheid op meerdere leefgebieden.

 

Dagbesteding Basis

Volwassenen met beperking

Activiteiten in groepsverband met begeleiding voor mensen met psychiatrische, psychogeriatrische, verstandelijke, lichamelijke en/of somatische beperkingen, gericht op aanleren van dagstructuur en -ritmehandhaven en bevorderen van zo zelfstandig mogelijk functionerenvoorkomen van achteruitgang in fysieke, cognitieve en sociaal-emotionele vaardighedenontwikkelingsgerichte activiteiten, indien mogelijk gericht op toeleiding naar arbeidsmatige dagbesteding of (begeleid) werkgezondheidbevorderende activiteitenontlasting van mantelzorgers.

Aantal dagdelen per week

Voorliggende of algemene voorzieningen zijn niet geschikt om te voorzien in een vorm van dagbesteding.Aantal dagdelen is afhankelijk van het ondersteuningsplan en andere activiteiten die hierin zijn opgenomen.

Dagbesteding

 Specialistisch

Volwassenen (ouderen en mensen met een beperking)

 

Activiteiten in groepsverband, met begeleiding voor mensen met psychiatrische, psychogeriatrische, verstandelijke, lichamelijke en/of somatische beperkingen met sterk verminderde zelfregie, gericht op:

aanleren van dagstructuur en -ritme;handhaven en bevorderen van zo zelfstandig mogelijk functioneren;voorkomen van achteruitgang in fysieke, cognitieve en sociaal-emotionele vaardigheden;ontwikkelingsgerichte activiteiten, indien mogelijk gericht op toeleiding naar arbeidsmatige dagbesteding of (begeleid) werk;gezondheidbevorderende activiteiten;ontlasting van mantelzorgers.

Aantal dagdelen per week

Er is sprake van beperkte zelfredzaamheid als gevolg van ernstige beperking(en).Voorliggende of algemene voorzieningen zijn niet geschikt om te voorzien in een vorm van dagbesteding.Aantal dagdelen is afhankelijk van het ondersteuningsplan en andere activiteiten die hierin zijn opgenomen.

 

Dagbesteding met extra ondersteuning

Ouderen en volwassenen met beperkingen waaronder (ernstige) somatische beperkingen.

Activiteiten in groepsverband, met begeleiding en extra persoonlijke verzorging voor mensen met (ernstige) somatische/lichamelijke beperkingen in combinatie met psychiatrische, psychogeriatrische of verstandelijke beperkingen, gericht op:

aanleren van dagstructuur en -ritme;handhaven en bevorderen van zo zelfstandig mogelijk functioneren;voorkomen van achteruitgang in fysieke, cognitieve en sociaal-emotionele vaardigheden;ontwikkelingsgerichte activiteiten, indien mogelijk gericht op toeleiding naar arbeidsmatige dagbesteding of (begeleid) werk;gezondheidbevorderende activiteiten;ontlasting van mantelzorgers.

Aantal dagdelen per week

Er is sprake van (ernstige) somatische/lichamelijke beperking, al dan niet in combinatie met andere beperkingen, waarvoor persoonlijke verzorging beschikbaar moet zijn tijdens de dagbesteding.Voorliggende of algemene voorzieningen zijn niet geschikt om te voorzien in een vorm van dagbesteding.Aantal dagdelen is afhankelijk van het ondersteuningsplan en andere activiteiten die hierin zijn opgenomen.

Arbeidsmatige dagbesteding

Volwassenen met beperking

Projecten of voorzieningen met een zelfstandig karakter voor mensen met een beperking die (loonvormende) arbeid verrichten, in een niet-vrijblijvende sfeer, waarbij zowel kwaliteits- als kwantiteitseisen aan de productie of diensten worden gesteld.

Individuele trajecten (re-integratie, werkcorporaties, arbeidsmatige dagbesteding bij bedrijven). Projecten met groepen mensen van instellingen die arbeidsmatige dagbesteding faciliteren bij bedrijven. Eigen maatschappelijke voorzieningen van instellingen die arbeidsmatige dagbesteding faciliteren.

Per traject

Het werkbedrijf bepaalt of een traject voor arbeidsmatige dagbesteding wordt in gezet.

Kortdurend Verblijf Volwassenen/ouderen

Ouderen en volwassenen met een beperking

Een logeersituatie in verschillende varianten om de thuissituatie te ontlasten.

 

Per etmaal

Indien sprake is van ernstige overbelasting van mantelzorger(s), waarbij tevens sprake is van mantelzorg gedurende de nacht.

Vervoer Volwassenen en Jeugd

Volwassenen en jeugd met een beperking.

Voor cliënten die zelf en hun omgeving niet in een vervoersoplossing kunnen voorzien wordt vervoer van en naar de dagbesteding geregeld.

Aantal dagdelen per week

Voor cliënten die zelf en hun omgeving niet in een vervoersoplossing kunnen voorzien wordt vervoer van en naar de dagbesteding geregeld.