Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Delft

Wegsleepverordening gemeente Delft 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDelft
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingWegsleepverordening gemeente Delft 2015
CiteertitelWegsleepverordening gemeente Delft 2015
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet art. 149;
  2. Wegenverkeerswet, art.173 lid 2;
  3. Besluit wegslepen voertuigen

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-03-2015nieuwe regeling

29-01-2015

Gemeenteblad, 6 februari 2015

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Wegsleepverordening gemeente Delft 2015

De raad van de gemeente Delft;

Gelezen het voorstel van het college van 16-12-2014;

Gezien het advies van de commissie Spoorzone, Verkeer en Ruimte;

Gelet op het bepaalde in artikel 149 Gemeentewet en artikel 173, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994 en het Besluit wegslepen voertuigen.

overwegende dat het wenselijk is om in voorkomende gevallen op de weg staande voertuigen te kunnen verwijderen, over te brengen en in bewaring te stellen;

BESLUIT:

vast te stellen de volgende Wegsleepverordening gemeente Delft 2015 onder gelijktijdige intrekking van de Wegsleepverordening 2004.

 

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    RVV 1990: het Reglement Verkeersregels en verkeerstekens 1990;

  • b.

    Wet: de Wegenverkeerswet 1994;

  • c.

    Besluit: het Besluit wegslepen van voertuigen op grond van artikel 173 van de Wet;

  • d.

    Voertuig: hetgeen hieronder wordt verstaan in artikel 1,onder a1, van het RVV 1990;

  • e.

    Motorrijtuig: hetgeen hieronder wordt verstaan in artikel 1, eerste lid onder c van de Wet;

  • f.

    Het college: het college van burgemeester en wethouders van Delft.

Artikel 2. Aanwijzing van wegen en weggedeelten waar voertuigen kunnen worden verwijderd, overgebracht en in bewaring gesteld.

Als wegen en weggedeelten, bedoeld in artikel 170, eerste lid, onder c, van de Wet worden aangewezen alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente Delft voor zover die behoren tot een van de in artikel 2 van het Besluit bedoelde soorten van wegen en weggedeelten.

Artikel 3. Plaats bewaring voertuigen en openingstijden.

Als plaats van bewaring van voertuigen wordt aangewezen:

  • 1.

    De bedrijfslocatie van het sleepbedrijf aan de Vrij-Harnaschweg 118 te Den Hoorn en in noodgevallen: de Staalweg.

  • 2.

    De openingstijden van het in het eerste lid bedoelde bewaarplaatsen worden door het college vastgesteld.

Artikel 4. Kosten overbrengen en bewaren voertuigen.

  • 1.

    De kosten voor het overbrengen van een voertuig (uitgezonderd voertuigen waarvan de totaalmassa hoger is dan 3,5 ton) naar de bewaarplaats en de uitgifte bedragen:

    • a.

      Basistarief/voorrijkosten € 39,50.

    • b.

      Slepen € 205,00.

    • c.

      Bewaarkosten € 17,00 per dag (toeslag bij ophalen volgende dag € 25,00).

  • 2.

    De kosten voor het overbrengen van een voertuig waarvan de totaalmassa hoger is dan 3,5 ton naar de bewaarplaats en de uitgifte bedragen:

    • a.

      Basistarief/voorrijkosten € 39,50.

    • b.

      Slepen € 297,50.

    • c.

      Bewaarkosten € 17,00 per dag (toeslag bij ophalen volgende dag € 25,00).

  • 3.

    De kosten voor het overbrengen van snorscooter en bromscooter naar de bewaarplaats en de uitgifte bedragen:

    • a.

      Basistarief/voorrijkosten € 30,-.

    • b.

      Slepen € 35,-.

    • c.

      Bewaarkosten € 2,50 per dag ( € 15,- toeslag voor uitgifte in het weekend en in de avond- en nachturen).

  • 4.

    Alle in de vorige leden van dit artikel genoemde bedragen zijn exclusief BTW. De bedragen zijn gebaseerd op prijspeil 2014 en worden jaarlijks per 1 januari aan de hand van het consumentenprijs indexcijfer verhoogd.

Artikel 5. Overbrengen en in bewaring stellen van motorrijtuigen in het geval van onvoldoende rijgeschiktheid of rijvaardigheid dan wel het ontbreken van een behoorlijk zichtbare kentekenplaat.

Wanneer gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid, zoals bedoeld in artikel 130, vierde lid, 164, zevende lid, en 174, eerste lid van de wet, zijn artikel 1,3 en 4 van deze verordening overeenkomstig van toepassing.

Artikel 6. Inwerkingtreding.

Deze verordening treedt in werking op 1 maart 2015.

Artikel 7.Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: “Wegsleepverordening gemeente Delft 2015”.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 29 januari 2015.

mr. drs. G.A.A. Verkerk ,burgemeester.

A.P. Oostdijk ,wnd.griffier.

Bijlage 1. Toelichting op de Wegsleepverordening gemeente Delft 2014

A. Veiligheid op de weg en vrijheid van het verkeer

 

Als gevallen waarin verwijdering, overbrenging en inbewaringstelling van voertuigen in het belang van de veiligheid op de weg en de vrijheid van het verkeer (zie artikel 170, 1e lid, aanhef en onder a. en b. WVW 1994) noodzakelijk kunnen zijn, kunnen worden genoemd:

 

Plaats op de weg

 

a.een voertuig is tot stilstand gebracht op een trottoir, voetpad of fietspad, tenzij het een fiets, bromfiets of invalidenvoertuig betreft (zie artikel 10 en artikel 5 tot en met 7 RVV 1990).

 

Laten stilstaan

 

  • 1.

    een voertuig is tot stilstand gebracht:

  • 1.

    op een kruispunt, rotonde of een overweg;

  • 2.

    op een fietsstrook of de rijbaan langs een fietsstrook;

  • 3.

    op een oversteekplaats of binnen een afstand van 5 meter daarvan;

  • 4.

    in een tunnel;

  • 5.

    bij een bord bushalte (eventueel: ook tramhalte) ter hoogte van de geblokte markering of, indien die markering niet is aangebracht, op een afstand van minder dan 12 meter van het bord, tenzij het stilstaan dient voor het onmiddellijk laten in- en uitstappen van passagiers;

  • 6.

    op de rijbaan langs een busstrook;

  • 7.

    op een busbaan of een busstrook met uitzondering van een lijnbus;

  • 8.

    langs een gele doorgetrokken streep of in strijd met bord E2 van bijlage 1 RVV 1990;- op de rijbaan, inclusief de invoeg- en uitrijstrook, van een autosnelweg of autoweg, of behoudens in noodgevallen – op de vluchtstrook, de vluchthaven of de berm van zo’n weg. (Zie artikel 23, 43, tweede lid, en 81 RVV 1990 en bord E2 van bijlage 1 bij het RVV 1990.)

Parkeren

 

  • 1.

    een voertuig is geparkeerd:

  • 1.

    bij een kruispunt op een afstand van minder dan 5 meter daarvan;

  • 2.

    voor een inrit of een uitrit;

  • 3.

    buiten de bebouwde kom op de rijbaan van een voorrangsweg;

  • 4.

    langs een gele onderbroken streep of in strijd met bord E1 van bijlage 1 RVV 1990;

  • 5.

    op een wijze waardoor er sprake is van dubbel parkeren;

  • 6.

    binnen een erf, waarbij – voorzover het een motorvoertuig betreft – geen gebruik is gemaakt van de parkeerplaatsen die als zodanig zijn aangeduid of aangewezen;

  • 7.

    op een weg waarvoor een geslotenverklaring geldt;

  • 8.

    zonder dat de voorgeschreven voertuigverlichting in werking is gesteld;

     

(Zie artikel 24, 25, 38 e.v. en 46 RVV 1990 en bord E1 van bijlage 1 bij het RVV 1990.)

 

Bevel of aanwijzing

 

1.een voertuig is tot stilstand gebracht in strijd met een bevel of een aanwijzing, gegeven door een daartoe bevoegd en als zodanig kenbare ambtenaar of ander persoon;

 

(Zie artikel 82 RVV 1990.)

 

Gevaarlijk of hinderlijk gedrag

 

1.een voertuig is overigens zodanig tot stilstand gebracht of geparkeerd dat gevaar op de weg wordt of kan worden veroorzaakt of dat het verkeer op de weg wordt of kan worden gehinderd.

 

(Zie artikel 5 WVW 1994, het zogenaamde kapstokartikel.)

 

B. Vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen

 

Verwijdering, overbrenging en inbewaringstelling van voertuigen in het belang van het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen (zie artikel 170, 1e lid, aanhef en onder c. WVW 1994 en artikel 2 van het Besluit wegslepen van voertuigen) kunnen noodzakelijk zijn in het geval dat een voertuig geparkeerd is op:

  • a.

    wegen en weggedeelten waar door middel van bord E 1 van bijlage 1 bij het RVV 1990 of door middel van een gele onderbroken streep als bedoeld in artikel 24, eerste lid, onderdeel e, van het RVV 1990 wordt aangegeven dat ter plaatse een parkeerverbod geldt;

  • b.

    wegen en weggedeelten waar door middel van bord E 2 van bijlage 1 bij het RVV 1990 of door middel van een gele doorgetrokken streep als bedoeld in artikel 23, eerste lid, onderdeel g, van het RVV 1990 wordt aangegeven dat ter plaatse een verbod stil te staan geldt;

  • c.

    parkeergelegenheden, aangeduid door bord E4 van bijlage 1 bij het RVV 1990, voorzover:

    • 1.

      het voertuig niet behoort tot de toegelaten categorie of groep voertuigen of

    • 2.

      het voertuig op een andere dan de aangegeven wijze is geparkeerd of

    • 3.

      het voertuig op andere dagen of uren dan aangegeven is geparkeerd;

  • d.

    taxistandplaatsen, aangeduid door bord E5 van bijlage 1 bij het RVV 1990 tenzij het parkeren gebeurt met een taxi;

  • e.

    parkeerplaatsen voor gehandicapten, aangeduid door bord E6 van bijlage 1 bij het RVV 1990 ;

    • 1.

      tenzij het parkeren gebeurt met een gehandicaptenvoertuig

    • 2.

      tenzij gebruik gemaakt wordt van een geldige en duidelijk zichtbaar aangebrachte gehandicaptenparkeerkaart

    • 3.

      die gereserveerd is voor een bepaald voertuig, tenzij het parkeren gebeurt met dat voertuig.

  • f.

    gelegenheden voor het onmiddellijk laden en lossen of in- en uitstappen, aangeduid door bord E7 van bijlage 1 bij het RVV 1990 tenzij men bezig is met het laden en lossen of in- en uitstappen;

  • g.

    parkeergelegenheden voor een categorie of groep voertuigen, aangeduid door bord E8 van bijlage 1 bij het RVV 1990 voorzover het voertuig niet behoort tot de toegelaten categorie of groep voertuigen;

  • h.

    parkeergelegenheden voor vergunninghouders, aangeduid door bord E9 van bijlage 1 bij het RVV 1990 tenzij het parkeren gebeurt met het voertuig waarvoor een parkeervergunning is afgegeven;

  • i.

    voetgangersgebieden, aangeduid door bord G7 of door bord C1 van bijlage 1 bij het RVV 1990.

     

TOELICHTING

 

ALGEMENE TOELICHTING

Op 1 januari 2002 is de Wet van 21 februari 1997, houdende de wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994), ook wel de wijziging van de wegsleepregeling genoemd, en het bijbehorende Besluit wegslepen van voertuigen in werking getreden. Artikel 170 tot en met 173 WVW 1994 zijn geheel vervangen door nieuwe bepalingen. De wijzigingswet is bij de Invoeringswet van de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), deel II, nog aangepast in verband met de overgang van de bepalingen over de uitvoering van bestuursdwang uit de Gemeentewet naar de Awb. Kort samengevat houden de wijzigingen in de wegsleepregeling voor gemeenten het volgende in.

 

Bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen

Het uitvoeren van de wegsleepregeling is geen bevoegdheid meer van de burgemeester, maar van het gehele college van burgemeester en wethouders. Het wegslepen van een voertuig moet worden gezien als een bijzondere vorm van bestuursdwang. In de Awb zijn algemene regels gesteld over de toepassing van bestuursdwang. Deze regels zijn voor een groot deel ook van toepassing op het wegslepen van voertuigen. In de WVW 1994 wordt een aantal bepalingen uit de Awb niet van toepassing verklaard. Tegen besluiten tot het wegslepen van voertuigen staat op grond van de Awb bezwaar en vervolgens beroep open.

 

Uitgebreide werking

Op grond van de oude (lees steeds: huidige) WVW 1994 mochten op de weg staande voertuigen alleen worden weggesleept in het belang van de veiligheid op de weg, de vrijheid van het verkeer of het vrijhouden van gehandicaptenparkeerplaatsen. Op grond van de herziene regeling in de WVW 1994 en het daarop gebaseerde Besluit wegslepen van voertuigen is het laatstgenoemde criterium uitgebreid. Zowel de VNG als een aantal grote(re) gemeenten hebben hier sterk op aangedrongen bij zowel het ministerie van Verkeer en Waterstaat als de Tweede Kamer. Er zijn immers meer locaties denkbaar waar fout parkeren als zeer hinderlijk wordt ervaren zonder dat de veiligheid op de weg of de vrijheid van het verkeer direct in het geding is. Direct optreden tegen dergelijke fout geparkeerde voertuigen kan in bepaalde gevallen zeer wenselijk zijn. Hierbij kan worden gedacht aan het onbevoegd parkeren op laad- en loshavens, taxistandplaatsen, marktterreinen, voetgangersgebieden en dergelijke. Deze wegen en weggedeelten moeten eerst nader worden aangewezen in een gemeentelijke verordening voordat gemeenten gebruik kunnen maken van deze bevoegdheid. In zowel de oude als de nieuwe regeling geldt dat een voertuig niet zonder meer kan worden weggesleept wanneer aan een van de genoemde criteria wordt voldaan. Degene die met de uitvoering van de wegsleepregeling is belast, dient per geval na te gaan of in dat specifieke geval het wegslepen van het desbetreffende voertuig absoluut noodzakelijk is. Het wegslepen van een voertuig dat om 4.00 uur ‘s nachts in strijd met een van de genoemde criteria is geparkeerd, zal doorgaans als niet of minder urgent moeten worden beschouwd. In zo’n geval kan het opmaken van een proces-verbaal door een opsporingsambtenaar doorgaans volstaan.

 

Verhouding Wet-Mulder en bestuursdwang

Wanneer een voertuig fout geparkeerd staat en wegsleepwaardig is, zijn er in principe twee naast elkaar bestaande manieren om hiertegen op te treden. Allereerst door politie en justitie op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wet-Mulder) via het opmaken van een proces-verbaal. Daarnaast door het uitvoeren van bestuursdwang (lees: het laten wegslepen en bewaren van dat voertuig) door het college van burgemeester en wethouders. In de oude wegsleepregeling bestond er een onlosmakelijk verband tussen beide vormen van optreden. Voordat tot het wegslepen van een voertuig kon worden overgegaan, moest altijd eerst een proces-verbaal op grond van de Wet-Mulder worden opgemaakt. Indien het desbetreffende proces-verbaal werd geseponeerd of wanneer vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging door de rechter volgde, dienden ook de kosten van het wegslepen en bewaren van het voertuig te worden terugbetaald. In de nieuwe wegsleepregeling wordt deze koppeling losgelaten. Het opmaken van een proces-verbaal op grond van de Wet-Mulder, voordat tot het wegslepen van een voertuig kan worden overgegaan, is niet meer vereist, maar kan nog steeds wel samengaan. Opgemerkt wordt dat het wel noodzakelijk is om de geconstateerde parkeerovertreding zo goed mogelijk vast te leggen wanneer alleen gebruik wordt gemaakt van de bestuursdwangbevoegdheid. Voor eventuele latere bezwaar- en beroepsprocedures op grond van de Awb is het verstandig de geconstateerde parkeerovertreding zo goed mogelijk vast te leggen in een schriftelijk document en bij voorkeur vergezeld te laten gaan van een foto die de feitelijke situatie weergeeft. Een eventueel sepot, vrijspraak of ontslag van rechtsvervolging door justitie, respectievelijk de rechter naar aanleiding van een proces-verbaal is niet zonder meer een reden om ook de kosten van de bestuursdwang terug te betalen. Het college van burgemeester en wethouders maakt in een eventuele bezwaarprocedure een zelfstandige afweging.

 

Verordening

In artikel 170 e.v. WVW 1994 is het kader aangegeven waarbinnen het college van burgemeester en wethouders gebruik kan maken van zijn bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen. Hoewel de bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen in de wet is neergelegd, kan het college pas goed van deze bevoegdheid gebruikmaken wanneer de gemeenteraad in een verordening nadere regels heeft gesteld over de toepassing van deze bevoegdheid, zoals in artikel 173, tweede lid van de wet wordt voorgeschreven. In deze verordening dienen in elk geval regels te worden gesteld over:

  • 1.

    de aanwijzing van de plaats(en) waar de weggesleepte voertuigen worden bewaard;

  • 2.

    de berekening van de kosten die verbonden zijn aan de uitvoering van het wegslepen en bewaren van voertuigen;

  • 3.

    de eventuele aanwijzing van wegen en weggedeelten waar op grond van artikel 170, eerste lid, onder c WVW 1994 voertuigen mogen worden weggesleept.

Aangezien in artikel 173, tweede lid van de wet wordt aangegeven dat de nadere regels bij gemeentelijke verordening moeten worden gesteld, kunnen de hiervoor genoemde onderwerpen niet worden gedelegeerd aan het college van burgemeester en wethouders. De uitwerking van de nadere regels van de verordening kan wel door het college van burgemeester en wethouders geschieden. (bijvoorbeeld door middel van beleidsregels). Met de vaststelling van de wegsleepverordening wordt het mogelijk gemaakt de gewijzigde WVW 1994 en het bijbehorende Besluit wegslepen van voertuigen toe te passen in Delft.

De wegsleepregeling biedt een effectief middel om het parkeerbeleid af te dwingen, de opbouw van de warenmarkten veilig te stellen en efficiënt op te treden waar het uit oogpunt van parkeerbeleid nodig is. De regiopolitie of de controleurs Openbare Ruimte van de sector Toezicht Openbare Ruimte dienen de sleepwaardigheid vast te stellen en zelfstandig opdracht te geven tot wegslepen. De controleurs Openbare Ruimte controleren geparkeerde auto’s alleen in gebieden waar het parkeren gereguleerd is.

De bedrijfstijden van de sector Toezicht Openbare Ruimte zijn bijna geheel gelijk aan de controletijden namelijk maandag tot en met zaterdag van 9:00 uur tot 22:00 uur en op zondag van 9:00 uur tot 17:30 uur. Voor wat het wegslepen betreft zal de prioriteit gelegen zijn in de diverse gereguleerde gebieden en dan alleen tijdens deze controletijden. Met de regiopolitie zullen afspraken gemaakt worden met betrekking tot de uitvoering. Onder deze verordening vallen niet de navolgende wegslepingen:

  • 1.

    Wegslepen na aanrijdingen bij Incident Management op autosnelwegen;

  • 2.

    Gerechtelijk wegslepen;

  • 3.

    Fiscaal wegslepen

     

Wegsleepwaardige overtredingen

Zoals hiervoor reeds aangegeven mochten op grond van de bepalingen uit de oude WVW 1994 op de weg staande voertuigen alleen worden weggesleept in het belang van de veiligheid op de weg, de vrijheid van het verkeer of het vrijhouden van invalidenparkeerplaatsen. In vele bestaande wegsleepregelingen van burgemeesters is concreet aangegeven in welke gevallen er sprake kan zijn van een wegsleepwaardige overtreding. Hiervoor is vaak aansluiting gezocht bij de delictsomschrijvingen uit de WVW 1994 of het RVV 1990. Zo’n aanpak kan uit praktisch oogpunt wellicht wenselijk zijn omdat degene die met de uitvoering van de wegsleepregeling is belast, direct uit de regeling kan afleiden of een voertuig mag worden weggesleept. Toch hebben wij gemeend bij het opstellen van een wegsleepverordening voor een andere aanpak te moeten kiezen. Enerzijds omdat een gemeente zichzelf nodeloos beperkingen kan opleggen wanneer in de verordening zelf concreet wordt aangegeven welke wegsleepwaardige overtredingen worden onderscheiden. Op grond van het nieuwe artikel 170, eerste lid WVW 1994 kunnen immers voertuigen waarmee én een verkeersregel wordt overtreden én waarvan de verwijdering noodzakelijk is in verband met het belang van:

  • a.

    de veiligheid op de weg of

  • b.

    de vrijheid van het verkeer of

  • c.

    het vrijhouden van aangewezen weggedeelten en wegen

zonder meer worden weggesleept. Anderzijds omdat het gevaar bestaat dat de delictsomschrijvingen uit de wegenverkeerswetgeving en de wegsleepverordening niet naadloos op elkaar aansluiten. Wanneer dit het geval is, bestaat er de kans dat de gemeente in eventuele bezwaar- en beroepsprocedures om formele redenen in het ongelijk wordt gesteld. Daarnaast geldt uiteraard ook dat zaken niet dubbel moeten worden geregeld. Bovendien zou bij elke wijziging in de desbetreffende onderdelen van de wegenverkeerswetgeving ook de wegsleepverordening moeten worden aangepast. Om die redenen hebben wij ervoor gekozen om de delictsomschrijvingen niet in de verordening op te nemen, maar te volstaan met een wegsleepverordening waarin alleen zaken zijn geregeld die gemeenten aanvullend moeten en kunnen regelen. Om toch enig houvast te bieden bij de toepassing van de wegsleepverordening hebben wij in een bijlage bij deze toelichting aangegeven in welke concrete gevallen er sprake kan zijn van een wegsleepwaardige overtreding van de wegenverkeerswetgeving. Tot slot wijzen wij nog op het bepaalde in artikel 170, zesde lid WVW 1994. Hierin wordt bepaald dat een voertuig niet kan worden weggesleept indien de rechthebbende het voertuig verwijdert voordat met de overbrenging wordt begonnen. In de wet wordt niet expliciet aangegeven wanneer met de overbrenging wordt begonnen. In de dagelijkse praktijk wordt ervan uitgegaan dat pas met de overbrenging wordt begonnen wanneer het voertuig zich in de takels van het wegsleepvoertuig bevindt. Indien de rechthebbende zich eerder bij zijn voertuig meldt, mag het voertuig niet meer worden weggesleept. Wel zal de rechthebbende alle aan de voorbereiding van de overbrenging verbonden kosten dienen te vergoeden, waarbij met name kan worden gedacht aan de voorrijkosten van het sleepvoertuig en administratieve kosten.

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

 

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Toelichting

In deze bepaling is een aantal begrippen omschreven dat diverse malen in deze verordening terugkomt. De omschrijving van deze begrippen spreekt voor zich. Veelal wordt verwezen naar definities uit bestaande wetgeving.

 

Ad d. voertuig

Het begrip ‘voertuig’, zoals in artikel 1, onder al RVV 1990 is omschreven, is ruim. Hieronder vallen niet alleen motorvoertuigen, maar ook fietsen en bromfietsen, invalidenvoertuigen, trams en wagens. Al deze voertuigen vallen derhalve onder de werking van deze wegsleepverordening. Ook in de APV is een bepaling opgenomen over de verwijdering van fietsen en bromfietsen van de openbare weg. Deze bepaling is aanvullend op wat de wegenverkeers-wetgeving beoogt te regelen. In APV spelen namelijk andere belangen een rol, zoals de openbare orde en veiligheid, het uiterlijk aanzien en de openbare gezondheid.

 

Ad e. Motorrijtuig

Het begrip ‘motorrijtuig’ is apart omschreven omdat artikel 4 van de wegsleepverordening alleen betrekking heeft op dit soort voertuigen.

 

Artikel 2

Toelichting

 

Zoals hiervoor in het algemene deel van de toelichting is gememoreerd, is de bevoegdheid tot het wegslepen van voertuigen in de wet zelf geregeld. Voor het wegslepen van voertuigen in het belang van de veiligheid op de weg of de vrijheid van het verkeer hoeven geen wegen en weggedeelten te worden aangewezen. Van deze bevoegdheid kan op alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente gebruik worden gemaakt. Voor het wegslepen van voertuigen in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten kunnen op grond van artikel 170, eerste lid, aanhef en onder c, en artikel 173, tweede lid, aanhef en onder c WVW 1994 bij gemeentelijke verordening wegen en weggedeelten worden aangewezen. In artikel 2 van het Besluit wegslepen van voertuigen is nader aangegeven om welke soorten van wegen en weggedeelten het kan gaan, zoals onder andere gehandicaptenparkeerplaatsen, taxistandplaatsen, laad- en loshavens, parkeerplaatsen voor vergunninghouders, voetgangersgebieden en dergelijke. Het is aan de gemeenteraad om in deze wegsleepverordening de wegen en weggedeelten aan te wijzen waar het college van burgemeester en wethouders van deze bevoegdheid gebruik kan maken. In de tekst van de verordening is de ruimste variant opgenomen: alle wegen en weggedeelten binnen de gemeente zijn aangewezen. Kortom, een voertuig kan in het belang van het vrijhouden van wegen en weggedeelten slechts worden weggesleept wanneer deze wegen en weggedeelten én behoren tot de soorten van wegen en weggedeelten, zoals bedoeld in artikel 2 van het Besluit wegslepen van voertuigen, én zijn aangewezen in de wegsleepverordening. Voor de volledigheid wordt nog eens opgemerkt dat een parkeerovertreding, zoals in deze bepaling bedoeld, op zich niet zonder meer voldoende is om over te gaan tot het wegslepen en in bewaring stellen van een voertuig. Per geval zal tevens moeten worden beoordeeld of de specifieke parkeerovertreding het wegslepen en in bewaring stellen van het desbetreffende voertuig ook rechtvaardigt. Indien bijvoorbeeld een voertuig midden in de nacht op een laad- en loshaven wordt geparkeerd terwijl alle winkels en bedrijven dicht zijn, zal het normaal gesproken niet weggesleept mogen worden. Het voertuig zal doorgaans pas mogen worden weggesleept wanneer de winkels en bedrijven weer opengaan of enige tijd daarvoor.

 

Artikel 3. Plaats van bewaring voertuigen en openingstijden

Toelichting

De inhoud van de bepaling spreekt voor zich. Vanwege de redactie van artikel 173, tweede lid WVW 1994 moet de plaats van bewaring van voertuigen door de gemeenteraad worden aangewezen. Delegatie aan het college van burgemeester en wethouders is niet mogelijk.

In onvoorziene omstandigheden is het denkbaar dat de burgemeester op grond van zijn bijzondere bevoegdheden ter handhaving van de openbare orde tijdelijk ook andere terreinen aanwijst als plaats van bewaring van voertuigen. De locatie van de bewaarplaats is goed bereikbaar met het openbaar vervoer. De openingstijden van de bewaarplaats zijn ook in dit artikel vastgesteld. De openingstijden worden door het college vastgesteld.

 

Artikel 4.Kosten overbrengen en bewaren voertuigen

 

Toelichting

In artikel 13 tot en met 15 van het Besluit wegslepen van voertuigen is geregeld welke soorten van kosten die verbonden zijn aan het wegslepen en in bewaring stellen van voertuigen, in rekening kunnen worden gebracht. Het gaat hierbij niet alleen om personele en materiële kosten die direct verband houden met het wegslepen en in bewaring stellen van voertuigen, maar ook om kosten die verbonden zijn aan bekendmaking van beschikkingen, verkoop, eigendomsoverdracht om niet of vernietiging van voertuigen, inclusief de taxatie van deze voertuigen, renteverlies, WA-verzekering en dergelijke. In de wegsleepverordening hoeven deze kostencomponenten niet allemaal inzichtelijk te worden gemaakt. Volstaan kan worden met een uitsplitsing van de kosten die verbonden zijn aan het wegslepen van voertuigen enerzijds en de bewaring van deze voertuigen anderzijds. Uiteraard dienen de opgenomen kosten wel in overeenstemming te zijn met de genoemde kostencomponenten. De gemeente dient uiteraard wel voor zichzelf en eventueel derden inzicht te hebben in de wijze waarop de genoemde kosten zijn berekend. Deze berekening zal ook in eventuele bezwaar- en beroepsprocedures de gerechtelijke toets moeten kunnen doorstaan. In dit artikel wordt het begrip ‘etmaal’ gebruikt. Het etmaal, zoals hier bedoeld, begint op het moment van in bewaring nemen van een voertuig en eindigt 24 uur later.

 

Artikel 5. Overbrengen en in bewaring stellen van motorvoertuigen in het geval van onvoldoende rijgeschiktheid of rijvaardigheid dan wel ontbreken van een behoorlijke kentekenplaat

Toelichting

Naast de in artikel 170, eerste lid WVW 1994 bedoelde gevallen zijn in deze wet nog twee gevallen genoemd, waarin het noodzakelijk kan zijn om een voertuig te laten wegslepen en in bewaring te laten stellen. Achtereenvolgens wordt hier gedoeld op:

  • 1.

    het niet afgeven van het rijbewijs, wanneer dit is ingevorderd, omdat iemand zijn/haar motorrijtuig heeft bestuurd terwijl hij/zij onder invloed was van drogerende stoffen of alcohol en dergelijke (zie artikel 130 en 164 WVW 1994);

  • 2.

    de situatie dat een motorrijtuig niet beschikt over een behoorlijk zichtbare kentekenplaat terwijl de eigenaar of houder van dat motorrijtuig niet direct te achterhalen is. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan voertuigwrakken die geen kenteken meer hebben of aan situaties dat er sprake kan zijn van het ‘knoeien’ met kentekens in geval van autodiefstal.

Wanneer in dit soort gevallen een voertuig moet worden weggesleept en in bewaring genomen, is er geen sprake van uitoefening van bestuursdwang. Artikel 170, eerste lid WVW 1994, waarin de bestuursdwangbevoegdheid is geregeld, is dan ook niet van toepassing verklaard in de genoemde gevallen. In feite gaat het om een vorm van inbeslagname van goederen die ook in het strafrecht voorkomt. Wel heeft de wetgever voor deze gevallen diverse bepalingen uit hoofdstuk X. Bestuursdwang van de WVW 1994 (artikel 170 e.v.) van overeenkomstige toepassing verklaard. Het is raadzaam om ook in de wegsleepverordening de artikelen over de bewaarplaats(en) van voertuigen en openingstijden (artikel 3) en de kosten van overbrengen en bewaren van voertuigen (artikel 4) voor deze gevallen van overeenkomstige toepassing te verklaren.