Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Ermelo

VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN RECLAMEBELASTING 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieErmelo
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN RECLAMEBELASTING 2015
CiteertitelVerordening reclamebelasting 2015
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp
Externe bijlageBijlage 1 Kaart

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de Verordening reclamebelasting 2014 van 28 november 2013.

De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 227

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Beleidsregels ambtshalve verminderingen

Reglement automatische incasso 2014

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

18-12-201401-01-2021nieuwe regeling

27-11-2014

Elektronisch Gemeenteblad, 2014, 25

14045115

Tekst van de regeling

Intitulé

VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN RECLAMEBELASTING 2015

De raad van de gemeente Ermelo;

 

gelezen het voorstel van het college van 14 oktober 2014, nr. 14045112;

 

gelet op artikel 227 van de Gemeentewet

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen de:

VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING

VAN RECLAMEBELASTING 2015

Artikel 1 – Begripsomschrijvingen

  • a.

    reclameobject: een openbare aankondiging, in letters, cijfers, tekens, symbolen, kleuren of een reclamevoorwerp of een combinatie daarvan, zichtbaar vanaf de openbare weg.

  • b.

    Wet WOZ: de Wet waardering onroerende zaken.

  • c.

    waarde: de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet WOZ voor het kalenderjaar als bedoeld in artikel 8, voor de onroerende zaak vastgestelde waarde. Indien met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde op de voet van hoofdstuk IV van de Wet WOZ is vastgesteld, is de waarde, de met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid van de Wet WOZ vastgestelde waarde.

  • d.

    vestiging:

    • 1.

      de onroerende zaak als bedoeld in artikel 16 van de Wet WOZ, of een deel daarvan dat door één organisatie of bedrijf wordt gebruikt;

    • 2.

      twee of meer onroerende zaken, als bedoeld in artikel 16 van de Wet WOZ, of delen daarvan, die direct naast of boven elkaar gelegen zijn en die tezamen door één organisatie of bedrijf voor één doel worden gebruikt.

  • e.

    voorziening: specifiek hulpmiddel bestemd voor het aanbrengen, tonen of vertonen van één of meer (al dan niet wisselende) openbare aankondigingen.

  • f.

    jaar: een kalenderjaar.

Artikel 2 - Gebiedsomschrijving

Deze verordening is van toepassing binnen het gebied van de gemeente Ermelo, zoals aangegeven op de bij deze verordening behorende en daarvan deeluitmakende kaart (Bijlage 1).

Artikel 3 - Belastbaar feit

Onder de naam "reclamebelasting" wordt, met inachtneming van het gestelde bij of krachtens deze verordening en binnen het gebied bedoeld in artikel 2, een directe belasting geheven voor openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg.

Artikel 4 - Belastingplicht

De reclamebelasting wordt geheven van de gebruiker van de vestiging, waarop, waaraan, waarin of waarbij één of meer reclameobjecten zijn aangebracht dan wel zijn geplaatst.

Artikel 5 - Belastingobject

De reclamebelasting wordt geheven per vestiging waarop, waaraan, waarin of waarbij één of meer reclameobjecten zijn aangebracht dan wel zijn geplaatst.

Artikel 6 – Maatstaf van heffing

  • 1.

    De heffingsmaatstaf is een vast bedrag per vestiging en een bedrag dat afhankelijk is van de waarde van de vestiging.

  • 2.

    Indien de vestiging gelijk is aan de onroerende zaak als bedoeld in artikel 16 van de Wet WOZ, is de heffingsmaatstaf een vast bedrag en een bedrag dat afhankelijk is van de waarde van de vestiging.

  • 3.

    Indien de vestiging deel uitmaakt van een onroerende zaak als bedoeld in artikel 16 van de Wet WOZ, is de heffingsmaatstaf een vast bedrag en een bedrag dat afhankelijk is van het deel van de waarde dat aan de vestiging kan worden toegerekend.

  • 4.

    Voor een vestiging als bedoeld in artikel 1, onderdeel d, sub 2, is de heffingsmaatstaf een vast bedrag en een bedrag dat afhankelijk is van de waarden of de delen van de waarden die aan de vestiging kunnen worden toegerekend.

  • 5.

    Bij de bepaling van de heffingsmaatstaf wordt buiten aanmerking gelaten de waarde van delen van de vestiging die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

Artikel 7 - Belastingtarief

  • 1.

    Het vaste bedrag voor de reclamebelasting bedraagt € 300,00 per vestiging.

  • 2.

    Voor zover de waarde van de vestiging meer bedraagt dan € 375.000,00, wordt het in het vorige lid genoemde bedrag vermeerderd met € 0,80 per € 1.000,00 waarde.

  • 3.

    De reclamebelasting bedraagt maximaal € 600,00 per vestiging.

  • 4.

    Indien de vastgestelde waarde naar beneden wordt bijgesteld, wordt de aanslag ambtshalve verminderd indien de waarde leidt tot een lager belastingbedrag voor de reclamebelasting.

Artikel 8 - Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 9 – Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    De belastingschuld ontstaat bij het begin van het belastingtijdvak.

  • 2.

    Indien de belastingplicht na het begin van het belastingtijdvak aanvangt, ontstaat de belastingschuld bij aanvang van de belastingplicht.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het tijdstip de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, wordt op aanvraag van de belastingplichtige ontheffing verleend voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het tijdstip van de beëindiging van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 10 - Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 11 – Vrijstellingen

De reclamebelasting wordt niet geheven voor openbare aankondigingen:

  • a.

    die korter dan 13 weken aanwezig zijn, tenzij deze openbare aankondigingen zijn aangebracht, getoond of vertoond in een voorziening waarin, waaraan of waarop wisselende openbare aankondigingen worden aangebracht, die individueel korter dan 13 weken aanwezig zijn, maar waarbij de verschillende openbare aankondigingen gezamenlijk 13 weken of meer aanwezig zijn.

  • b.

    die als algemene bewegwijzering waarmee een algemeen belang wordt gediend, kunnen worden aangemerkt;

  • c.

    die door de gemeente of in opdracht van de gemeente zijn geplaatst of aangebracht, indien en voor zover de openbare aankondiging geschiedt ter uitvoering van de publieke taak;

  • d.

    die door een politieke partij zijn aangebracht en een ideëel belang dienen;

  • e.

    die onderdeel uitmaken van voor de verkoop of verhuur bestemde artikelen en producten in een etalage of in een winkel;

  • f.

    die bestemd zijn voor de verkoop of verhuur van onroerende zaken, indien deze aanwezig zijn in de onmiddellijke nabijheid van de te verkopen of te verhuren zaak;

  • g.

    die zijn aangebracht op scholen, zorginstellingen, ziekenhuizen, musea of kerken en uitsluitend betrekking hebben op de functie van het gebouw;

  • h.

    die zijn aangebracht door (semi-)overheden of door culturele, maatschappelijke of daarmee gelijk te stellen lichamen met een ideële doelstelling en betrekking hebben op activiteiten die uitsluitend een cultureel, maatschappelijk, charitatief of ideëel belang dienen;

  • i.

    waarvan de (gezamenlijk) oppervlakte per vestiging minder dan 100 vierkante centimeter bedraagt.

Artikel 12 - Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald binnen een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt voor aanslagen die worden opgelegd in het belastingtijdvak waarop zij betrekking hebben, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag groter is dan of gelijk is aan € 50,00, dat de aanslagen moeten worden betaald binnen drie maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 3.

    In afwijking van het eerste en tweede lid geldt voor aanslagen die worden opgelegd in het belastingtijdvak waarop zij betrekking hebben, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan groter is dan of gelijk is aan € 50,00 en het totaalbedrag van dat aanslagbiljet door middel van automatische betalingsincasso kan worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het belastingtijdvak resteren. De eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 4.

    Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c van de Invorderingswet 1990, met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete zijn het eerste tot en met vijfde lid van overeenkomstige toepassing, voor zover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag of de kennisgeving.

  • 5.

    De Algemene Termijnen wet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 13 - Kwijtschelding

Bij de invordering van de reclamebelasting wordt geen kwijtschelding verleend als bedoeld in artikel 26 van de Invorderingswet 1990 (Stbl. 1990, 221).

Artikel 14 - Nadere regels door het college

Het college kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de reclamebelasting.

Artikel 15 – Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De "Verordening reclamebelasting 2014" van 28 november 2013, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als "Verordening reclamebelasting 2015".

Besluit raad:

Stemverklaringen:

- W. Vogelsang (BurgerBelangen Ermelo): BurgerBelangen Ermelo is tegen het heffen van hondenbelasting.

- F. Snoek (SGP): Hoewel de SGP wel voor de legesverordening stemt, is ze het niet eens met alle activiteiten.

 

Zonder hoofdelijke stemming wordt het voorstel aangenomen.

Vastgesteld in de openbare vergadering

van 27 november 2014

mevrouw A.J. van Meerveld,   A.A.J. Baars,

griffier, voorzitter,

Bijlage 1  

Bijlage 1 Kaart