Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Reimerswaal

Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieReimerswaal
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening voorzieningen huisvesting onderwijs
CiteertitelVerordening voorzieningen huisvesting onderwijs
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerponderwijs
Eigen onderwerp
Externe bijlagenCriteria voor het vaststellen van de prioriteit van de aangevraagde voorziening Financiële normering Criteria vaststellen capaciteit Prognosecriteria Beoordelingscriteria noodzaak aangevraagde voorziening

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. artikel 102 van de Wet op het primair onderwijs
  2. artikel 100 van de Wet op de expertisecentra;
  3. artikel 149 van de Gemeentewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201501-01-2018Nieuwe regeling

27-01-2015

Gemeenteblad

14.006239

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs

De raad van de gemeente Reimerswaal;

gelezen het voorstel van het college van 16 december 2014 inzake de vaststelling van de “Verordening voorzieningen huisvesting Onderwijs Reimerswaal 2015”

gezien het gevoerde op overeenstemming gericht overleg met vertegenwoordigers van de bevoegde gezagsorganen van de niet door gemeente in stand gehouden scholen in de gemeente;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, artikel 102 van de Wet op het primair onderwijs en artikel 100 van de Wet op de expertisecentra;

overwegende dat het noodzakelijk is de toekenning van voorzieningen in de huisvesting voor het basisonderwijs en het speciaal onderwijs bij verordening te regelen;

besluit

vast te stellen

Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs Reimerswaal 2015

 

Hoofdstuk 1  Algemene bepalingen

 

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder

  • -

    aanvraag: verzoek om bekostiging van een voorziening of om bekostiging van een voorbereidingskrediet;

  • -

    aanvrager: het bevoegd gezag dat een aanvraag indient;

  • -

    advies Onderwijsraad: advies van de Onderwijsraad als bedoeld in artikel 95, negende lid, van de Wet op het primair onderwijs of artikel 93, negende lid, van de Wet op de expertisecentra;

  • -

    bevoegd gezag: bevoegd gezag van een volgens de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra bekostigde openbare of bijzondere school, die geheel of gedeeltelijk gehuisvest is in een gebouw dat zich bevindt op het grondgebied van de gemeente;

  • -

    lokaal bewegingsonderwijs: ruimte die geschikt is voor het bewegingsonderwijs;

  • -

    minister: de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • -

    nevenvestiging: deel van een school voor basisonderwijs dat door de minister ingevolge artikel 85 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 76a of artikel 76b van de Wet op de expertisecentra voor bekostiging in aanmerking is gebracht;

  • -

    Onderwijs Overleg Reimerswaal (OOR): Overleg tussen gemeente en bevoegde gezagen van de scholen op basis van de ´Verordening overleg lokaal onderwijsbeleid gemeente Reimerswaal´ van 27 april 1999;

  • -

    overzicht: het overzicht van de niet in het kader van de vaststelling van het programma ingewilligde aanvragen als bedoeld in artikel 96 van de Wet op het primair onderwijs of artikel 94 van de Wet op de expertisecentra;

  • -

    permanent gebouw ruimte die door de keuze van het ontwerp en de aard van de constructie en materialen ten minste 60 jaren als volwaardige huisvesting voor het onderwijs kan functioneren;

  • -

    programma: het programma als bedoeld in artikel 95 Wet op het primair onderwijs of artikel 93 Wet op de expertisecentra;

  • -

    school:

    • 1.

      basisschool of speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs ;

    • 2.

      school voor speciaal onderwijs of school voor speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, een instelling voor speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 8 van de Wet op de expertisecentra;

  • -

    tijdelijk gebouw: al dan niet verplaatsbare ruimte die door de keuze van het ontwerp en de aard van de constructie en materialen minstens 15 jaar als volwaardige huisvesting voor het onderwijs kan functioneren;

  • -

    verhuur: gebruik van een onderwijsgebouw door derden, niet zijnde onderwijsgebruik of gebruik voor culturele, maatschappelijke of recreatieve doeleinden;

  • -

    voor blijvend gebruik bestemde voorziening: voorziening die volgens de uitkomst van de prognose als bedoeld in bijlage II minimaal 15 jaar noodzakelijk is;

  • -

    voor tijdelijk gebruik bestemde voorziening: voorziening die volgens de uitkomst van de prognose als bedoeld in bijlage II maximaal 15 jaar noodzakelijk is;

  • -

    voorziening: voorzieningen in de huisvesting als bedoeld in artikel 2.

 

Artikel 2 Omschrijving voorzieningen in de huisvesting

Bij het toepassen van deze verordening worden de volgende voorzieningen onderscheiden:

  • a.

    voor blijvend of tijdelijk gebruik bestemde voorzieningen bestaande uit:

    • 1.

      nieuwbouw voor een school die voor het eerst door het rijk voor bekostiging in aanmerking is gebracht, of nieuwbouw om een gebouw waarin een school is gehuisvest geheel of gedeeltelijk te vervangen, al dan niet op dezelfde locatie;

    • 2.

      uitbreiding van een gebouw waarin een school is gehuisvest;

    • 3.

      het geheel of gedeeltelijk in gebruik nemen van een bestaand gebouw voor het huisvesten van een school;

    • 4.

      verplaatsing van een of meer bestaande tijdelijke gebouwen voor het huisvesten van een school;

    • 5.

      terrein voor zover nodig voor het realiseren van een voorziening als bedoeld in 1° tot en met 4°;

    • 6.

      inrichting met onderwijsleerpakket voor zover deze nog niet eerder door het rijk of de gemeente is bekostigd;

    • 7.

      inrichting met meubilair voor zover deze nog niet eerder door het rijk of de gemeente is bekostigd;

    • 8.

      medegebruik van een ruimte voor het onderwijs in een gebouw dat al bij een andere school in gebruik is of van een lokaal voor bewegingsonderwijs;

  • b.

    herstel van constructiefouten bestaande uit schade aan een gebouw veroorzaakt door eigen gebrek of eigen bederf, evenals uit kosten gemoeid met het voorkomen van nog niet zichtbare materiële schade onmiddellijk voortvloeiend uit ontwerpfouten, uitvoeringsfouten of wanprestatie;

  • c.

    herstel en vervanging in verband met schade aan een gebouw, onderwijsleerpakket of meubilair ingeval van bijzondere omstandigheden;

 

Artikel 3 Voorbereidingskrediet

Voor voorzieningen als bedoeld in artikel 2, onderdeel a onder 1, met een investeringsbedrag van tenminste € 450.000,--, kan een aanvraag voor het bekostigen van de kosten voor het opstellen van een aanbestedingsgereed bouwplan worden ingediend.

 

Artikel 4 Vaststellen vergoeding voorzieningen

  • 1.

    Voor voorzieningen als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt de vergoeding vastgesteld overeenkomstig de in bijlage IV opgenomen normbedragen.

  • 2.

    Voor andere voorzieningen dan bedoeld in het eerste lid wordt de vergoeding vastgesteld op de feitelijke kosten.

  • 3.

    De vergoeding voor een voorbereidingskrediet als bedoeld in artikel 3 wordt vastgesteld op 8 procent van het geraamde investeringsbedrag.

 

Artikel 5 Informatieverstrekking

  • 1.

    Het bevoegd gezag verstrekt aan het college gegevens die noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van het bepaalde in deze verordening.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen aan de gegevensverstrekking.

 

Hoofdstuk 2  Programma en overzicht

Paragraaf 2.1 Aanvragen programma

Artikel 6 Indienen aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag om opname van een voorziening op het programma door het bevoegd gezag bij het college ingediend en moet uiterlijk 31 januari van het jaar waarin het betreffende programma wordt vastgesteld zijn ontvangen.

  • 2.

    Aanvragen die na deze datum worden ontvangen neemt het college niet in behandeling.

 

Artikel 7 Inhoud aanvraag; gelegenheid tot aanvullen aanvraag;

niet behandelen onvolledige aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag vermeldt in ieder geval:

    • a.

      de naam en het adres van de aanvrager;

    • b.

      de dagtekening;

    • c.

      de naam van de school en, als dit van toepassing is, het gebouw waarvoor de voorziening is bestemd;

    • d.

      de voorziening die wordt aangevraagd;

    • e.

      de onderbouwing van de noodzaak en de omvang van de gewenste voorziening, bestaande uit:

  • 1.

    een prognose van het te verwachten aantal leerlingen van de school voor basisonderwijs, de speciale school voor basisonderwijs of de school voor speciaal onderwijs als het betreft een aanvraag voor een voorziening als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, onder de voorwaarde dat de prognose overeenkomstig bijlage II is vastgesteld, tenzij door het college, al dan niet in samenwerking met de bevoegde gezagsorganen van een school voor basisonderwijs, een actuele prognose is opgesteld, welke door het bevoegd gezag wordt onderschreven;

  • 2.

    als de aanvraag betrekking heeft op het geheel of gedeeltelijk bekostigen van vervangende nieuwbouw van een gebouw als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, onder 1, of herstel van een constructiefout als bedoeld in artikel 2, onderdeel b, een bouwkundige rapportage die voldoet aan de eisen NEN 2767, zodat de noodzaak van de gevraagde voorziening kan worden vastgesteld;

  • 3.

    als de aanvraag betrekking heeft op het bekostigen van een voorziening waarvoor de vergoeding wordt vastgesteld op de feitelijke kosten, een begroting van de noodzakelijke kosten voor het bekostigen van de voorziening of, als de aanvraag betrekking heeft op het bekostigen van een voorbereidingskrediet als bedoeld in artikel 3, een kostenbegroting.

    • f.

      de geplande aanvangsdatum van uitvoering van de voorziening, en

    • g.

      als het een voorziening betreft als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, onder 1 tot en met 5, de aanduiding van de gewenste plaats waar de voorziening moet worden gerealiseerd.

  • 2.

    Het college stelt de aanvrager voor 15 februari schriftelijk op de hoogte als gegevens als bedoeld in het eerste of tweede lid ontbreken. De aanvrager heeft tot 15 maart (de hersteldatum) de gelegenheid de ontbrekende gegevens aan te vullen. Als dit niet gebeurt, neemt het college de aanvraag niet in behandeling.

  • 3.

    Als een door het college in behandeling genomen aanvraag mede is gebaseerd op het aantal leerlingen van de betrokken school op 1 oktober van het jaar waarin het programma wordt vastgesteld, is de aanvrager verplicht dat aantal voor 15 oktober te registeren in de Basisregistratie Onderwijs bij de Dienst Uitvoering Onderwijs. Heeft aanvrager de registratie niet binnen de gestelde termijn gerealiseerd, dan deelt het college dit schriftelijk mede aan de aanvrager en heeft de aanvrager de gelegenheid dit alsnog te doen binnen drie dagen na de datum van ontvangst van de mededeling. Als de registratie niet alsnog binnen drie dagen is verstrekt, neemt het college de aanvraag niet in behandeling.

 

Artikel 8 Opgave ingediende aanvragen

Het college verstrekt aan de bevoegde gezagsorganen een opgave van de aanvragen die overeenkomstig artikel 6 zijn ingediend en geeft daarbij aan welke niet in behandeling worden genomen.

Paragraaf 2.2 Overleg voorafgaand aan vaststellen programma en overzicht

Artikel 9 Toelichting aanvraag; overleg over ingediende begroting

  • 1.

    Het college of een aanvrager kan verzoeken een aanvraag nader toe te lichten. Dit overleg vindt plaats binnen 2 maanden na de hersteldatum, bedoeld in artikel 7, tweede lid.

  • 2.

    Het college treedt in overleg met de aanvrager als de aanvraag betrekking heeft op een voorziening waarvoor de vergoeding wordt vastgesteld op de feitelijke kosten en het college van oordeel is dat de door de aanvrager overgelegde kostenbegroting moet worden aangepast.

  • 3.

    Het college vermeldt in het voorstel tot het vaststellen van het bekostigingsplafond, het programma en het overzicht, bedoeld in paragraaf 2.3:

    • a.

      de hoogte van het geraamde bedrag, waarvan voor de aangevraagde voorziening wordt uitgegaan, en

    • b.

      als dit van toepassing is, de redenen waarom in het overleg geen overeenstemming is bereikt over de hoogte van het geraamde bedrag.

Artikel 10 Overleg programma en overzicht; advies Onderwijsraad

  • 1.

    Voordat het college het programma en het overzicht vaststelt, worden de bevoegde gezagsorganen in een overleg in de gelegenheid gesteld hun zienswijze over de voorgenomen inhoud van dat voorstel naar voren te brengen.

  • 2.

    Dit overleg vindt plaats uiterlijk 15 septembervan het jaar voorafgaand aan het jaar waarop het vast te stellen programma betrekking heeft. De bevoegde gezagsorganen worden ten minste twee weken voor de door het college vastgestelde datum schriftelijk daarvan in kennis gesteld. Zij worden hierbij tevens in kennis gesteld van de voorgenomen inhoud van het voorstel.

  • 3.

    De bevoegde gezagsorganen die niet deelnemen aan het overleg kunnen vóór het overleg hun zienswijzen schriftelijk kenbaar maken aan het college. Het college stelt de deelnemers aan het overleg hiervan in kennis.

  • 4.

    Het college maakt een verslag van de in het overleg door de bevoegde gezagsorganen naar voren gebrachte zienswijzen, van de tijdig ingediende, schriftelijk kenbaar gemaakte zienswijzen en van de reactie van het college op deze zienswijzen. Het verslag wordt toegezonden aan alle bevoegde gezagsorganen.

  • 5.

    Een bevoegd gezag en het college kunnen de Onderwijsraad verzoeken een advies uit te brengen over het conceptprogramma. Het verzoek bevat een schriftelijk gemotiveerde omschrijving van de onderwerpen waarover advies wordt verwacht. Het advies dient betrekking te hebben op de relatie tussen de voorgenomen inhoud van het programma en de vrijheid van richting en inrichting. Het verzoek en de daarover naar voren gebrachte zienswijzen worden opgenomen in het verslag, bedoeld in het vierde lid.

  • 6.

    Het college is belast met de indiening van een verzoek om advies bij de Onderwijsraad. Daarbij zorgt het ervoor dat de Onderwijsraad alle stukken ontvangt die nodig zijn voor het beoordelen van het verzoek, waaronder het schriftelijk verslag van het overleg.

  • 7.

    Een afschrift van het door de Onderwijsraad uitgebrachte advies wordt zo spoedig mogelijk door het college toegezonden aan de bevoegde gezagsorganen. Als het advies zou leiden tot één of meer inhoudelijke bijstellingen van de voorgenomen inhoud van het programma worden de bevoegde gezagsorganen door het college bij het toezenden van het afschrift van het advies uitgenodigd voor een nader overleg. In alle andere gevallen beoordeelt het college of nader bestuurlijk overleg over het advies van de Onderwijsraad noodzakelijk is. Het college geeft dit aan bij het toezenden van het afschrift van het advies. 8. Nader overleg als bedoeld in het vorige lid vindt plaats binnen 2 weken nadat het advies van de Onderwijsraad aan de bevoegde gezagsorganen is gezonden. Het college maakt van dit overleg een verslag en voegt dit toe aan het verslag, bedoeld in het vierde lid

Paragraaf 2.3 Vaststelling bekostigingsplafond, programma en overzicht

Artikel 11 Tijdstip vaststellen bekostigingsplafond, programma en overzicht

  • 1.

    Het college stelt het bekostigingsplafond vast voor de vergoeding van de aangevraagde voorzieningen. Hierbij kan onderscheid gemaakt worden naar onderwijssoort of per voorziening.

  • 2.

    Het programma en het overzicht worden vastgesteld op uiterlijk 31 december voorafgaande aan het jaar waarop het programma betrekking heeft..

Artikel 12 Bekendmaken besluiten vaststellen bekostigingsplafond,programma en overzicht

  • 1.

    De de besluiten tot het vaststellen van het bekostigingsplafond, het programma en het overzicht worden door het college binnen twee weken na de datum waarop het besluit is genomen bekend gemaakt door het toezenden of uitreiken van het besluit aan de aanvragers. Gelijktijdig stelt het college de overige bevoegde gezagsorganen schriftelijk in kennis van de genomen besluiten.

  • 2.

    De besluiten worden gelijktijdig met de bekendmaking ter inzage gelegd.

Paragraaf 2.4 Uitvoeren programma

Artikel 13 Overleg wijze van uitvoering

  • 1.

    Binnen vier weken na de datum van vaststelling van het programma treedt het college in overleg met de aanvrager over de wijze van uitvoering van de op het programma geplaatste voorziening. In dit overleg wordt alle informatie verstrekt die nodig is voor het uitvoeren van de voorziening. Daarbij worden, voor zover van toepassing, afspraken gemaakt over:

    • a.

      het bouwheerschap, bedoeld in artikel 103 van de Wet op het primair onderwijs en artikel 101 van de Wet op de expertisecentra;

    • b.

      het tijdstip van indiening van het bouwplan en de begroting door de aanvrager;

    • c.

      als dit van toepassing is, een andere wijze van uitvoering van het besluit met inachtneming van het beschikbaar te stellen bedrag;

d . de wijze waarop het college het bouwplan en de begroting toetst, en of het naar het oordeel van het college noodzakelijk is bij het toetsen van het bouwplan en de begroting rekening te houden met feiten en omstandigheden die gewijzigd zijn ten opzichte van het moment waarop het programma is vastgesteld, waardoor het eerder genomen besluit kan worden herzien;

  • e.

    de controle op en het afleggen van verantwoording over de besteding van de beschikbaar te stellen middelen;

  • f.

    de wijze waarop de aanbesteding plaatsvindt;

  • g.

    de mogelijkheid om vooruitlopend op het aanvragen van het totale investeringskrediet een bedrag aan te vragen voor de kosten van voorbereiding van het bouwplan tot 8 procent van het geraamde investeringsbedrag.

    • 2.

      De inhoud van de afspraken of het feit dat het overleg niet tot overeenstemming heeft geleid, legt het college schriftelijk vast in een verslag, dat het binnen vier weken na afloop van het overleg ter kennis van de aanvrager brengt. Indien de aanvrager schriftelijk instemt met het verslag of binnen twee weken na ontvangst nog niet schriftelijk heeft gereageerd, wordt er, afhankelijk van de inhoud van het vastgestelde verslag, geacht overeenstemming of geen overeenstemming te zijn bereikt.

    • 3.

      Indien toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in artikel 14, tweede lid, neemt het college binnen vier weken nadat de overeenstemming is bereikt, een beslissing over het tijdstip waarop de bekostiging aanvangt. Het bepaalde in artikel 15 is daarbij van overeenkomstige toepassing.

    • 4.

      Indien in het overleg geen overeenstemming is bereikt, deelt het college binnen vier weken nadat het verslag is vastgesteld, dit schriftelijk mee aan de aanvrager. Daarbij wordt aangegeven dat de bekostiging van de uitvoering van de voorziening wordt opgeschort.

 

Artikel 14 Instemming bouwplannen en begroting; tijdstip aanvang bekostiging; toetsing wettelijke voorschriften en nieuwe feiten en omstandigheden; overlegging offertes

  • 1.

    Nadat overeenstemming als bedoeld in artikel 13, tweede lid, is bereikt dient het bevoegd gezag het bouwplan en, als de voorziening wordt bekostigd op basis van de feitelijke kosten, de bijbehorende begroting in bij het college. Het bevoegd gezag houdt daarbij rekening met de hierover gemaakte afspraken, bedoeld in artikel 13, eerste lid. Gelijktijdig vermeldt het bevoegd gezag het tijdstip waarop de bekostiging kan starten. Het college moet instemmen met het bouwplan en de begroting voordat een bouwopdracht wordt verleend.

  • 2.

    Binnen zes weken na ontvangst van de stukken beslist het college over de instemming met de bouwplannen, de desbetreffende begroting en het tijdstip waarop de bekostiging een aanvang neemt. Het college kan, onder mededeling daarvan aan de aanvrager, deze termijn verlengen met drie weken. Indien niet binnen deze termijn is besloten, wordt geacht instemming te zijn verleend met de bouwplannen en de begroting en vangt de bekostiging aan op het door de aanvrager aangegeven tijdstip.

    Het college deelt de beslissing over het bouwplan, de desbetreffende begroting en het tijdstip waarop de bekostiging een aanvang neemt, binnen twee weken na de datum van de beslissing schriftelijk mee aan de aanvrager.

  • 3.

    De vergoeding op basis van de feitelijke kosten wordt vastgesteld op basis van de economisch meest voordelige inschrijving.

 

Artikel 15 Aanvang bekostiging

Het college kan bij de beslissing over het tijdstip waarop de bekostiging start bepalen dat de gelden in termijnen betaald worden. Het betalen van de gelden vindt telkens plaats op een zodanig tijdstip dat de aanvrager kan voldoen aan de financiële verplichtingen die voortkomen uit het realiseren van de op het programma geplaatste voorziening.

 

Artikel 16 Vervallen aanspraak op bekostiging

  • 1.

    Voor 1 oktober van het jaar waarop het programma betrekking heeft geeft de aanvrager een bouwopdracht of sluit hij een koop-, huur- of erfpachtovereenkomst af. Hiervan zendt hij voor 15 oktober een afschrift aan het college. De aanspraak op bekostiging vervalt als niet aan deze verplichtingen wordt voldaan.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde:

    • a.

      bouwopdrachten en overeenkomsten zijn onherroepelijk;

    • b.

      bouwopdrachten vermelden de aanvangsdatum van het werk en de termijn, uitgedrukt in het aantal werkbare dagen, waarbinnen het werk wordt opgeleverd;

    • c.

      huur- of erfpachtovereenkomsten vermelden de datum van inwerkingtreding, alsmede de duur van de overeenkomst;

    • d.

      koopovereenkomsten vermelden de datum van aankoop.

  • 3.

    De aanspraak op bekostiging vervalt niet als het overschrijden van de in het eerste lid bedoelde termijn veroorzaakt wordt door:

    • a.

      bijzondere omstandigheden die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen, en

    • b.

      de aanvrager voor 1 septembereen schriftelijk gemotiveerd verzoek tot het verlengen van de termijn heeft ingediend bij het college.

  • 4.

    Het college beslist voor 15 septemberop een verzoek tot het verlengen van de termijn. Bij inwilliging van het verzoek wordt in het besluit aangegeven tot welke datum de termijn wordt verlengd.

 

Hoofdstuk 3  Aanvragen met spoedeisend karakter

Paragraaf 3.1 Aanvraag

Artikel 17 Indiening aanvraag

Een aanvraag tot het bekostigen van een voorziening die gelet op de voortgang van het onderwijs geen uitstel kan lijden, wordt binnen 2 weken na het ontstaan van de calamiteit ingediend bij het college.

 

Artikel 18 Inhoud aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag als bedoeld in artikel 17 vermeldt naast de gegevens genoemd in artikel 7, eerste lid, de omstandigheden waarom de voorziening spoedeisend wordt geacht.

  • 2.

    Het college stelt de aanvrager binnen 2 weken na de datum waarop de aanvraag is ingediend schriftelijk op de hoogte als gegevens als bedoeld in het eerste lid ontbreken. De aanvrager heeft vervolgens 2 weken om de ontbrekende gegevens aan te vullen. Als dit niet gebeurt, neemt het college de aanvraag niet in behandeling..

Paragraaf 3.2 Beoordeling aanvraag; uitvoering besluit

Artikel 19 Tijdstip beslissing

  • 1.

    Het college beslist binnen 6 weken nadat de aanvraag is ontvangen of, binnen 6 weken nadat de aanvullende gegevens zijn verstrekt of hadden moeten zijn verstrekt.

  • 2.

    Als een beschikking niet binnen de gestelde termijn kan worden gegeven, deelt het college dit aan de aanvrager schriftelijk mede en noemt daarbij een redelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

  • 3.

    Het college stelt de aanvrager binnen 2 weken na de datum van de beslissing schriftelijk van de beslissing in kennis.

 

Artikel 20 Uitvoering beslissing

  • 1.

    Na bekendmaking van de beslissing als bedoeld in artikel 19, eerste lid, waarbij een vergoeding is toegewezen, treden burgemeester en wethouders zo spoedig mogelijk in overleg met de aanvrager over de wijze van uitvoering.

    Het bepaalde in de artikelen 13, 14 en 15 en 16, tweede tot en met vierde lid, is daarbij van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat in plaats van de termijn, genoemd in artikel 14, tweede lid, eerste volzin, een termijn van drie weken geldt.

  • 2.

    Binnen drie maanden na bekendmaking van een beslissing als bedoeld in het eerste lid geeft de aanvrager een bouwopdracht of sluit hij een koop-, huur- of erfpachtovereenkomst af. Hiervan zendt hij binnen twee weken een afschrift aan het college. De aanspraak op bekostiging vervalt als niet aan deze verplichtingen wordt voldaan.

 

Hoofdstuk 4   Medegebruik en verhuur

Paragraaf 4.1 Medegebruik voor onderwijs of educatie

Artikel 21 Aanduiden omstandigheden

Het college kan overgaan tot het vorderen van een gedeelte van een voor een school bestemd gebouw of terrein als:

  • a.

    door medegebruik aan de behoefte aan huisvesting kan worden voorzien van een school waarbij overeenkomstig bijlage III, deel C, een aanvullende ruimtebehoefte is vastgesteld en het bevoegd gezag van die school een aanvraag als bedoeld in de artikelen 6 of 17 heeft ingediend;

  • b.

    leegstand is vastgesteld in een lesgebouw van een school;

  • c.

    leegstand is vastgesteld in een lokaal bewegingsonderwijs van een school.

 

Artikel 22 Omschrijving leegstand

  • 1.

    Er is sprake van leegstand in een schoolgebouw als overeenkomstig bijlage III, deel C, is vastgesteld dat de vastgestelde capaciteit van het gebouw groter is dan de vastgestelde ruimtebehoefte.

  • 2.

    Er is sprake van leegstand in een lokaal bewegingsonderwijs als:

    • a.

      het lokaal wordt gebruikt door een of meer scholen voor basisonderwijs of speciaal basisonderwijs en de som van het aantal klokuren gebruik dat door het college is vastgesteld minder is dan 40 klokuren;

    • b.

      het lokaal wordt gebruikt door een of meer scholen voor basisonderwijs of speciaal basisonderwijs en de som van de berekeningswijzen, bedoeld onder a minder is dan 40 klokuren.

 

Artikel 23 Nalaten vorderen

Het college vordert geen medegebruik als het bevoegd gezag de leegstand van het gebouw waarin het beoogde medegebruik moet plaatsvinden, in gebruik heeft gegeven aan een andere school of scholen voor het onderwijs aan die school of scholen, tenzij dat gebruik kan plaatsvinden in de voor die scholen al beschikbare huisvestingscapaciteit.

 

Artikel 24 Overleg en mededeling

  • 1.

    Voordat het college overgaat tot vorderen in het kader van een aanvraag als bedoeld in artikel 6 overlegt het daarover met de betrokken bevoegde gezagsorganen tijdens het overleg als bedoeld in artikel 10.

  • 2.

    Voordat het college overgaat tot vorderen in het kader van een aanvraag als bedoeld in artikel 17, overlegt het daarover zo spoedig mogelijk met de betrokken bevoegde gezagsorganen.

  • 3.

    Binnen 4 weken nadat het programma is vastgesteld of binnen 2 weken na het overleg, bedoeld in het vorige lid, deelt het college het bevoegd gezag waarvan gevorderd wordt schriftelijk mede dat gevorderd wordt.

  • 4.

    De schriftelijke mededeling van het college bevat in ieder geval:

    • a.

      de naam van de school en het bevoegd gezag waarvoor wordt gevorderd;

    • b.

      een aanduiding van het aantal leerlingen waarvoor gevorderd wordt of, als het betreft het bewegingsonderwijsonderwijs, het aantal klokuren dat gevorderd wordt;

    • c.

      het gebouw waarop de vordering betrekking heeft;

    • d.

      het aantal vierkante meters bruto vloeroppervlakte dat gevorderd wordt;

    • e.

      de periode waarvoor gevorderd wordt, en

    • f.

      de ingangsdatum van het medegebruik.

 

Artikel 25 Vergoeding

De betrokken bevoegde gezagsorganen stellen in onderling overleg de vergoeding voor het medegebruik vast. Hierbij wordt als uitgangspunt genomen dat de vergoeding kostendekkend dient te zijn. Als geen overeenstemming wordt bereikt stellen partijen in onderling overleg vast welke handelswijze wordt gevolgd.

Paragraaf 4.2 Medegebruik ten behoeve van culturele, maatschappelijke of

recreatieve doeleinden

 

Artikel 26 Aanduiding omstandigheden

  • 1.

    Voordat het college overgaat tot vorderen overlegt het college met het bevoegd gezag.

  • 2.

    In het overleg komt in ieder geval aan de orde:

    • a.

      voor welke activiteit of activiteiten gevorderd wordt;

    • b.

      of die activiteit of activiteiten zich verdragen met het onderwijs aan de in het gebouw gevestigde school;

    • c.

      of maatregelen noodzakelijk zijn om te voorkomen dat het onderwijs aan de in het gebouw gevestigde school hinder van het medegebruik ondervindt;

    • d.

      wat naar oordeel van het college en het bevoegd gezag een redelijke vergoeding voor het medegebruik is;

    • e.

      de datum waarop het medegebruik redelijkerwijs aanvang kan nemen.

  • 3.

    Binnen 4 weken na het overleg deelt het college het bevoegd gezag waarvan medegebruik gevorderd wordt schriftelijk mede dat gevorderd wordt. Als het overleg heeft geleid tot afspraken, worden ook deze opgenomen in de schriftelijke mededeling. Als het overleg niet tot volledige overeenstemming heeft geleid, dan bevat de mededeling de beslissing van het college over de punten waarover geen overeenstemming was bereikt.

 

Paragraaf 4.3 Verhuur

 

Artikel 27 Verzoek toestemming college

  • 1.

    Het bevoegd gezag verzoekt het college schriftelijk om toestemming als bedoeld in artikel 108, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs of artikel 106, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra voordat een huurovereenkomst wordt gesloten.

  • 2.

    Het verzoek bevat een aanduiding van de huurder en van de bestemming van de te verhuren ruimte.

  • 3.

    Het college kan aan de toestemming de voorwaarde verbinden dat voor de verhuur een huur is verschuldigd..

Hoofdstuk 5 Einde gebruik gebouwen en terreinen

Artikel 28 Staat van onderhoud

  • 1.

    Als het bevoegd gezag aan het college schriftelijk meldt dat een gebouw of terrein niet meer nodig is voor het huisvesten van een school stelt het college vast of er mogelijk sprake is van achterstallig onderhoud aan het gebouw of terrein.

  • 2.

    Als het college vaststelt dat er sprake is van achterstallig onderhoud wordt voordat de eigendomsoverdracht plaatsvindt een staat van onderhoud opgemaakt.

  • 3.

    De staat van onderhoud wordt na overleg met het bevoegd gezag opgemaakt in opdracht van het college.

  • 4.

    Over de staat van onderhoud wordt overleg gevoerd met het bevoegd gezag.

  • 5.

    Als uit de staat van onderhoud blijkt dat sprake is van achterstallig onderhoud wordt in het overleg vastgesteld welk deel hiervan voor rekening van het bevoegd gezag komt en of het bevoegd gezag opdracht verstrekt voor het uitvoeren van de werkzaamheden, of dat het bevoegd gezag een in overleg vast te stellen bedrag aan het college betaalt. Als geen overeenstemming wordt bereikt, stellen partijen vast welke handelwijze verder gevolgd wordt.

  • 6.

    Het opmaken van een staat van onderhoud blijft achterwege als dit naar het oordeel van het college niet nodig is.

Hoofdstuk 6 Gebruik lokaal bewegingsonderwijs voor (speciaal) basisonderwijs

Artikel 29 Mutaties aantal klokuren binnen beschikbare capaciteit, inroosteren en gebruik

  • 1.

    Een bevoegd gezag van een school voor basisonderwijs of een school voor speciaal onderwijs verstrekt jaarlijks voor 1 april voorafgaande aan het volgende schooljaar een opgave van de voor dat schooljaar voor de school gewenste onderwijsgebruik van een lokaal bewegingsonderwijs. Deze opgave bevat de volgende gegevens:

    • a.

      de gewenste omvang van het onderwijsgebruik uitgedrukt in een aantal klokuren;

    • b.

      de aanduiding van het lokaal of lokalen bewegingsonderwijs waarin het gebruik wordt gewenst;

    • c.

      de tijden waarop het onderwijsgebruik gedurende een schoolweek wordt gewenst.

  • 2.

    De jaarlijkse opgave van het gewenste onderwijsgebruik van een lokaal bewegingsonderwijs als bedoeld in het eerste lid wordt beschouwd als een aanvraag in de zin van artikel 17, met dien verstande dat op de afhandeling van een dergelijke aanvraag het bepaalde in dit artikel van toepassing is.

  • 3.

    Het college stelt jaarlijks voor 1 mei voorafgaande aan het daaropvolgende schooljaar op basis van de ingediende opgaven een voorstel tot inroostering vast van het onderwijsgebruik door scholen voor basisonderwijs en speciaal onderwijs van de op het grondgebied van de gemeente gelegen lokalen bewegingsonderwijs. Hiertoe wordt het gewenste onderwijsgebruik afgezet tegen de beschikbare capaciteit van de lokalen bewegingsonderwijs, waarbij voor het basisonderwijs wordt uitgegaan van een capaciteit van 26 klokuren per week per lokaal bewegingsonderwijs.

  • 4.

    Het college neemt bij de vaststelling van het voorstel tot inroostering het volgende in acht:

    • a.

      de afstanden in relatie tot de omvang van het onderwijsgebruik van een lokaal bewegingsonderwijs, bedoeld in bijlage I;

    • b.

      het bevoegd gezag van een niet door de gemeente in stand gehouden school dat eigenaar is van een lokaal bewegingsonderwijs wordt voor de betreffende school het eerste ingeroosterd voor dat lokaal bewegingsonderwijs;

    • c.

      het bewegingsonderwijs van een school wordt zoveel mogelijk ingeroosterd in één lokaal bewegingsonderwijs.

  • 5.

    Het voorstel tot inroostering vermeldt per school voor basisonderwijs en speciaal onderwijs de volgende gegevens:

    • a.

      het aantal klokuren waarvoor de school wordt ingeroosterd in een lokaal bewegingsonderwijs;

    • b.

      de aanduiding van de lokaal bewegingsonderwijs waarin en de tijden gedurende welke het onderwijsgebruik plaatsvindt;

    • c.

      een nadere onderverdeling van het aantal klokuren per lokaal bewegingsonderwijs wanneer het gebruik in meer dan één lokaal bewegingsonderwijs plaatsvindt;

    • d.

      voor zover het gewenste aantal klokuren hoger is dan het aantal klokuren dat ingevolge de beleidsregel bekostiging lokalen bewegingsonderwijs voor basisonderwijs en speciaal onderwijs voor bekostiging door de gemeente in aanmerking komt, wordt vermeld hoeveel klokuren voor rekening komen van het bevoegd gezag van de school.

Het college neemt het aantal klokuren als bedoeld in dit lid onder d slechts op in het voorstel tot inroostering voor zover daarvoor nog capaciteit beschikbaar is, nadat rekening is gehouden met het totale klokuurgebruik dat voor bekostiging door de gemeente in aanmerking komt.

6.Binnen twee weken na vaststelling van de inroostering ontvangen de betreffende bevoegde gezagsorganen een schriftelijke mededeling van het college over de inroostering in de beschikbare lokalen bewegingsonderwijs van de onder hun bevoegd gezag staande school of scholen voor het volgende schooljaar. Deze mededeling is te beschouwen als een beslissing in de zin van artikel 20 en, indien van toepassing, een beslissing in de zin van artikel 26, derde lid.

 

Hoofdstuk 7  Slotbepalingen

 

Artikel 30 Beslissing college in gevallen waarin de verordening niet voorziet

In gevallen die de uitvoering van deze verordening betreffen en waarin deze verordening niet voorziet beslist het college.

 

Artikel 31 Indexering

Het college stelt jaarlijks de in het kader van deze verordening gehanteerde normbedragen voor de vergoeding van voorzieningen bij op basis van de in bijlage IV opgenomen systematiek van prijsbijstelling.

 

Artikel 32 Intrekken oude verordening

De “Verordening voorzieningen huisvesting Onderwijs Reimerswaal 2012” wordt ingetrokken.

 

Artikel 33 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs Reimerswaal 2015.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 27 januari 2015,

de voorzitter, de griffier,

Bijlage 5 Criteria voor het vaststellen van de prioriteit van de aangevraagde voorziening

Criteria voor het vaststellen van de prioriteit van de aangevraagde voorziening

Bijlage 4 Financiële normering

Financiële normering

Bijlage 3 Criteria vaststellen capaciteit

Criteria vaststellen capaciteit

Bijlage 2 Prognosecriteria

Prognosecriteria

Bijlage 1 Beoordelingscriteria noodzaak aangevraagde voorziening

Beoordelingscriteria noodzaak aangevraagde voorziening