Organisatie | Langedijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive gemeente Langedijk 2015 |
Citeertitel | Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive gemeente Langedijk 2015 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive gemeente Langedijk 2013.
Participatiewet, art. 8, lid 1
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | nieuwe regeling | 16-12-2014 | Onbekend. |
De raad van de gemeente Langedijk;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 11 november 2014, nummer 81;
gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel d van de Participatiewet;
overwegende dat het noodzakelijk is de uitoefening van de bevoegdheid tot verrekening als bedoeld in artikel 60b van de Participatiewet bij verordening te regelen
vast te stellen de hierna volgende Verordening verrekening bestuurlijke boete bij recidive gemeente Langedijk 2015
Hoofdstuk 2 beslagvrije voet bij verrekening wegens recidive
Artikel 3. Verzoek tot doorbetaling huur en hypotheekrente
Belanghebbende kan verzoeken om, in afwijking van het bepaalde in artikel 2, eerste lid, de netto woonlasten gedurende de in artikel 2, tweede lid genoemde periode direct vanuit de bijstand te voldoen. Indien dit verzoek wordt toegekend wordt de verrekening op de doorbetaling van de netto woonlasten aangepast.
Artikel 4. Verrekenen met de uitkering met inachtneming beslagvrije voet
Belanghebbende kan het college verzoeken om, in afwijking van artikel 2, eerste lid, het openstaande boetebedrag met in achtneming van artikel 4:93 van de Awb juncto artikel 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering te verrekenen indien:
Artikel 5. Eerder opgelegde boetes
De artikelen 2, 3 en 4 zijn van overeenkomstige toepassing op de verrekening van de bestuurlijke boete, bedoeld in artikel 18a, eerste lid juncto artikel 60b, derde lid van de Participatiewet, indien en voor zover deze boete nog niet is betaald op het moment van verrekening van de recidiveboete.
Aldus vastgesteld door de raad van de
gemeente Langedijk in zijn openbare
vergadering van 16 december 2014.
De voorzitter,
drs. J.F.N. Cornelisse
De griffier,
J.van den Bogaerde
Op 1 januari 2013 is de “Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving” in werking getreden. Deze wet betreft een zogeheten Verzamelwet op het gebied van de sociale zekerheids-wetgeving. In deze Verzamelwet zijn ondermeer wijzigingen aangaande de Participatiewet opgenomen.
Voor de Participatiewet introduceert deze wet de bestuurlijke boete bij een schending van de inlichtingenplicht. Het college is verplicht de bestuurlijke boete met de lopende uitkering te verrekenen. In beginsel moet bij deze verrekening de bescherming van de beslagvrije voet in acht worden genomen. Is echter sprake van een bestuurlijke boete wegens recidive dan krijgt het college de bevoegdheid om in de eerste drie maanden na oplegging boete deze boete volledig te verrekenen met de bijstand.
De Participatiewet verplicht de gemeenteraad in een verordening nadere regels te stellen over deze bevoegdheid tot het tijdelijk buiten werking stellen van de beslagvrije voet bij verrekening van de recidiveboete. Gemeenten krijgen daarmee de ruimte een afweging te maken van situaties of omstandigheden, waarin het buiten werking stellen van de beslagvrije voet niet proportioneel wordt geacht. De keuze om gebruik te maken van deze ruimte en de situaties of omstandigheden die bij de besluitvorming worden meegewogen zijn in deze verordening tot uiting gebracht.
De bevoegdheid van de gemeenteraad strekt zich overigens slechts uit over het al dan niet in acht nemen van de beslagvrije voet bij verrekening van de recidiveboete.
Onderstaand volgt de artikelsgewijze uitleg.
In dit artikel worden de begrippen, die in de verordening worden aangehaald, gedefinieerd.
Bij sub h nog de volgende aanvulling: de Participatiewet kent een ruimer begrip van verrekenen dan het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Voor de duidelijkheid is daarom een aparte begripspaling opgenomen in de verordening.
Hoofdstuk 2 Beslagvrije voet bij verrekening wegens recidive
Artikel 2. Verrekening met de uitkering zonder inachtneming beslagvrije voet
In het eerste lid is bepaald dat het college het gestelde in artikel 60b, eerste en tweede lid van de Participatiewet in beginsel onverkort toepast ingeval er sprake is van een recidiveboete en de belanghebbende een bijstandsuitkering ontvangt.
Door deze bepaling in de verordening op te nemen wordt tot uiting gebracht dat de uitkering algemene bijstand in beginsel volledig wordt aangewend ter verrekening met en voldoening van de recidiveboete (artikel 60b, eerste lid van de Participatiewet) ook als het college een verzoek van een andere gemeente ontvangt om de recidiveboete te verrekenen met de uitkering algemene bijstand. Ook dan wordt in beginsel de bescherming van de beslagvrije voet niet toegepast (artikel 60b, tweede lid van de Participatiewet). Echter als de belanghebbende een verzoek doet tot het toch toepassen van de beslagvrije voet dan treedt het gestelde in artikel 6 in werking.
In het tweede lid is de maximale duur van de periode waarover de verrekening zonder bescherming van de beslagvrije voet wordt toegepast bepaald. De duur is ondermeer afhankelijk van de hoogte van de boete.
Artikel 3. Verzoek tot doorbetaling huur en hypotheekrente
Uit het eerste lid blijkt dat de belanghebbende zelf een verzoek tot doorbetaling van de huur of hypotheekrente vanuit zijn uitkering dient te richten aan het college. Het opnemen van dit artikel in de verordening stelt de belanghebbende in staat om bij onvoldoende eigen gelden toch de netto woonlasten te kunnen blijven betalen. Het initiatief hiertoe ligt niet bij het college.
Indien het verzoek wordt gehonoreerd zal de (recidive)boete voor een lager bedrag per maand met de uitkering kunnen worden verrekend. Het college betaalt de netto woonlasten in dat geval rechtstreeks door aan de verhuurder of hypotheekverstrekker.
In het tweede lid wordt gerefereerd aan situaties waarin de belanghebbende naast de bijstandsuitkering nog een andere inkomstenbron heeft. Als die inkomstenbron onvoldoende hoog is om de netto woonlasten volledig door de belanghebbende zelf te kunnen laten betalen, zal het college het verschil tussen het bedrag van de netto woonlasten en het bedrag aan inkomsten uit andere bron rechtstreeks vanuit de bijstand voldoen.
Het derde lid bepaalt in welke gevallen het college voormeld verzoek tot doorbetaling zonder meer weigert. Er worden twee situaties omschreven waarin de belanghebbende over voldoende eigen gelden geacht wordt te kunnen beschikken om in elk geval de netto woonlasten zelf te kunnen betalen.
In het vierde lid is bepaald dat met gelden niet de saldi op de bank- en/of de spaarrekeningen op naam van de minderjarige, inwonende kinderen van de belanghebbende(n) worden bedoeld.
Artikel 4. Verrekenen met de uitkering
In dit artikel zijn een drietal situaties benoemd waarin het denkbaar is dat volledige verrekening met de beslagvrije voet niet aanvaardbaar wordt geacht. Het college neemt in die gevallen ondanks de in de wet opgenomen bevoegdheid toch de beslagvrije voet bij de verrekening in acht. Het gaat daarbij wel altijd om individuele omstandigheden.
Sub a wordt toegepast indien door de verrekening zonder toepassing van de beslagvrije voet met name voor de (mede)belanghebbende minderjarige gezinsleden onaanvaardbare consequenties zouden optreden.
Uitsluitend vanwege het feit dat het de (mede-)belanghebbende minderjarige gezinsleden ontbreekt aan de noodzakelijke middelen om in het bestaan te voorzien, kan nog niet worden gesproken van onaanvaardbare consequenties zoals in sub a bedoeld. Vast dient te staan dat sprake is van incidentele gevallen en dat de behoeftige omstandigheden waarin de (mede)belanghebbende minderjarige gezinsleden verkeren op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen, zodat afzien van de verrekening in deze vorm volstrekt onvermijdelijk is. Dat het betrokkene of medebelanghebbenden (minderjarige gezinsleden) door de verrekening aan middelen ontbreekt om in het bestaan te voorzien, is op zich geen voldoende voorwaarde om te kunnen spreken van onaanvaardbare consequenties zoals in sub a bedoeld.
Sub b is van toepassing indien door verrekening zonder toepassing van de beslagvrije voet onaanvaardbare gevolgen voor de gezondheidstoestand van de belanghebbende(n) kunnen ontstaan. Het gaat hier om uitzonderlijke omstandigheden die van geval tot geval zullen worden beoordeeld.
In sub c is bepaald dat het college kan besluiten de verrekening zonder inachtneming van de beslagvrije voet niet of niet langer toe te passen indien daarvoor andere dringende redenen aanwezig zijn.
Indien (verdere) verrekening zonder toepassing van de beslagvrije voet te ernstige gevolgen voor de belanghebbende of de gezinssituatie zou kunnen hebben, dan kan het college op grond van deze bepaling gemotiveerd besluiten de beslagvrije voet alsnog in acht te nemen. De vraag wat onder deze zogeheten dringende redenen wordt verstaan, kan moeilijk in zijn algemeenheid worden beantwoord.
Bij dringende redenen is echter altijd uitsluitend sprake van redenen van immateriële (niet-financiële) aard. Het hebben van schulden is bijvoorbeeld op zich geen reden om de beslagvrije voet toch toe te passen. Nadrukkelijk geldt dat steeds van geval tot geval aan de hand van alle omstandigheden de situatie van de belanghebbende moet worden beoordeeld.
Artikel 5. Eerder opgelegde boetes
In artikel 60b, derde lid van de Participatiewet is bepaald dat de bevoegdheid om te verrekenen met de beslagvrije voet ook van toepassing is op eerder opgelegde bestuurlijke boetes voor zover op het moment van verrekening van de recidiveboete, die eerdere boetes nog niet zijn terugbetaald.
Dit artikel regelt dat deze verordening in dat geval ook van toepassing is op die bestuurlijke boetes. De verrekening van die bestuurlijke boetes wordt dan eveneens zonder inachtneming van de beslagvrije voet ten uitvoer gelegd.
Artikel 6. Verzoek andere gemeente tot verrekening recidiveboete
Dit artikel is van toepassing indien een andere gemeente, waar de belanghebbende eerst een uitkering of inkomensvoorziening genoot een verzoek tot verrekening van de recidiveboete aan de nieuwe verblijfsgemeente richt, omdat de belanghebbende daar nu een bijstandsuitkering heeft.
Mocht de beslagvrije voet niet gerespecteerd worden, dan kan de belanghebbende het college waarvan hij thans uitkering ontvangt, verzoeken de beslagvrije voet alsnog toe te passen.
In artikel 60b, tweede lid van de Participatiewet is bepaald dat het college van de nieuwe gemeente de bevoegdheid heeft om aan dit verzoek tegemoet te komen. In de wet wordt echter in het midden gelaten welke verordening van welke gemeente (de verzoekende of de uitvoerende gemeente) dan van toepassing is. Om hier geen misverstand over te laten bestaan is dit artikel in de verordening opgenomen. De bevoegdheid van het college wordt gespecificeerd door te bepalen dat bij een verzoek van een andere gemeente de onderhavige verordening leidend is. Het college houdt hiermee de regie aangaande haar zorgplicht jegens de belanghebbende(n).