Organisatie | Waterland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels terugvordering- en invordering Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015 |
Citeertitel | Beleidsregels terugvordering- en invordering Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling treedt met terugwerkende kracht inwerking op 01-01-2015.
Artikel 24 bevat een overgangsrecht.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
06-02-2015 | 01-01-2015 | nieuwe regeling | 16-12-2014 Elektronisch Gemeenteblad, 05-02-2015 | Onbekend. |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland,
overwegende dat het wenselijk is om beleidsregels op te stellen om de in- en terugvordering van ten onrechte verstrekte uitkeringen op grond van de Participatiewet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen nader te bepalen;
gelet op artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 58 en 59 van de Participatiewet;
vast te stellen de navolgende Beleidsregels terugvordering- en invordering Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015.
Artikel 5 Terugvordering van een onverschuldigd verleende uitkering
Het college vordert een uitkering terug van de belanghebbende op basis van artikel 25, eerste en tweede lid van de IOAW en IOAZ en op basis van artikel 58, eerste en tweede lid van de Participatiewet voor zover deze uitkering:
ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht, zoals bedoeld in artikel 17, eerste lid van de Participatiewet of artikel 30c, tweede en derde lid van de Wet Structuur Uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (Wet SUWI) en artikel 13, eerste lid IOAW en IOAZ;
Artikel 7 Terugvordering van (verzwegen) gezinsleden en medevennoten (mede hoofdelijk aansprakelijk)
Ten aanzien van een verleende uitkering aan gehuwden of daarmee gelijkgestelden wordt een uitkering als gezinsuitkering toegekend. Daarbij wordt rekening gehouden met de middelen van alle tot het gezin behorende personen. Deze uitkering is ondeelbaar en wordt als één geheel vastgesteld, ongeacht aan wie de uitkering wordt betaald. De betreffende personen zijn daarom hoofdelijk aansprakelijk. Dit geldt ook voor verzwegen gezinsleden. Terugvordering zal daarom steeds zijn gericht op de in de gezinsuitkering begrepen personen (inclusief een verzwegen gezinslid).
Indien de uitkering als gezinsuitkering aan gehuwden had moeten worden verleend, maar zulks achterwege is gebleven, omdat de belanghebbende de verplichtingen, bedoeld in artikel 17 van de Participatiewet, of artikelen 30c, tweede en derde lid, van de Wet SUWI, niet of niet behoorlijk is nagekomen, kunnen de kosten van de uitkering mede worden teruggevorderd van de persoon met wiens middelen als bedoeld in artikel 8 van deze beleidsregels bij de verlening van uitkering rekening had moeten worden gehouden.
Artikel 8 Afzien terugvorderingsbesluit of verdere invordering
Het college ziet af van het nemen van een terugvorderingsbesluit indien:
het een uitkering betreft die is betaald zes maanden na de datum van ontvangst van een signaal waaruit afgeleid had moeten worden dat vanaf de datum van bedoeld signaal de uitkering ten onrechte of teveel is betaald. Deze uitzondering is niet van toepassing als het gaat om een terugvordering op grond van artikel 58, eerste lid van de Participatiewet;
Artikel 9 Uitgangspunten kwijtschelding
Het college verleent geen kwijtschelding van een restantvordering tenzij naar het oordeel van het
college verdere invordering tot onaanvaardbare financiële gevolgen zou leiden bij belanghebbende of diens gezin, tenzij het hierbij gaat om invordering op grond van artikel 58, eerste lid van de Participatiewet.
Artikel 10 Kwijtschelding bij geldleningen
Voor niet verwijtbare leenbijstand, die bovendien niet is teruggevorderd, geldt dat het restant buiten invordering wordt gesteld wanneer minimaal 36 aaneengesloten volledige aflossingstermijnen zijn voldaan. Belanghebbende dient hiervoor zelf een schriftelijk verzoek te doen. Belanghebbende ontvangt van de kwijtschelding een beschikking waarin het bedrag van de kwijtschelding staat vermeld.
Wanneer belanghebbende onvoldoende besef van verantwoordelijkheid kan worden verweten met betrekking tot het ontstaan of voortduren van de situatie welke tot het verstrekken van (verwijtbare) leenbijstand leidt, dient in beginsel de geldlening volledig te worden terugbetaald, ook al zou de periode van aflossing langer voortduren dan 36 maanden. In deze situatie dient het aflossingsbedrag voor diegenen die een Participatiewet-uitkering ontvangen in beginsel te worden bepaald op 10% van de toepasselijke bijstandsnorm plus toeslag.
Artikel 11 Kwijtschelding bij overlijden
Een restantvordering of geldlening zal worden kwijtgescholden bij overlijden, tenzij er een zekerheid is gesteld of als de nalatenschap gehele of gedeeltelijke aflossing toelaat.
HOOFDSTUK 5 INVORDERING VAN EEN TERUGGEVORDERDE UITKERING
Artikel 13 Invorderingsbesluit/aflossingsverplichting
In het invorderingsbesluit deelt het college aan de belanghebbende mee:
Artikel 14 Bevoegdheid tot verrekening en beslaglegging
Het college maakt gebruik van de bevoegdheid om op grond van artikel 60, derde en vierde lid en artikel 60a van de Participatiewet en artikel 28, tweede en derde lid van de IOAW en IOAZ over te gaan tot verrekening en beslaglegging door middel van vereenvoudigd derdenbeslag op grond van artikel 60, vijfde lid van de Participatiewet en artikel 28, vijfde lid van de IOAW en IOAZ.
Artikel 15 Debiteurenonderzoek
In beginsel wordt een eenmaal vastgesteld aflossingsbedrag niet gematigd. De betalingsverplichting kan na (her-)onderzoek of op bijzondere individuele gronden van belanghebbende, worden gewijzigd in een hoger of lager bedrag. Het college verricht jaarlijks een onderzoek naar de hoogte van het inkomen van de betalingsplichtige.
Indien vaststaat dat de vordering met de vastgestelde aflossingsverplichting binnen een periode van drie jaar volledig terugbetaald kan worden, verricht het college geen onderzoek naar de hoogte van het inkomen, mits de betalingsplichtige in die periode volledig aan zijn betalingsverplichting voldoet.
Indien bij het debiteurenonderzoek blijkt dat de werkgevers- of uitkeringsgegevens zijn gewijzigd, wordt de debiteur om informatie gevraagd. Als die informatie uitblijft, wordt looninformatie gevraagd bij de werkgever of uitkeringsinstantie. Wanneer ook de werkgever niet meewerkt, wordt de hoogte van het aflossingsbedrag pro-forma verdubbeld.
HOOFDSTUK 6 OPSCHORTING INVORDERING
Artikel 17 Opschorting invordering wegens schuldenproblematiek
Het college kan besluiten tot opschorting van de invordering van een teruggevorderde uitkering indien:
HOOFDSTUK 7 AANMANING EN DWANGBEVEL
Wanneer na het verzenden van een aanmaning binnen twee weken niet of niet volledig aan de betalingsverplichting wordt voldaan, wordt een dwangbevel op grond van de Awb uitgevaardigd.