Organisatie | Waterland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Krediethypotheek gemeente Waterland 2015 |
Citeertitel | Beleidsregels krediethypotheek gemeente Waterland 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Richtlijn krediethypotheek vastgesteld op 28 september 2011 en opgenomen in het Handboek Wet werk en bijstand. Deze regeling treedt met terugwerkende kracht inwerking op 01-01-2015.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
06-02-2015 | 01-01-2015 | nieuwe regeling | 16-12-2014 Elektronisch Gemeenteblad, 05-02-2015 | Onbekend. |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland,
overwegende dat het wenselijk is om beleidsregels vast te stellen in verband met het zekerheidsrecht in de vorm van hypotheek indien een inkomensvoorziening in de vorm van een geldlening wordt verleend op grond van artikel 48, van de Participatiewet;
gelet op artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 48, derde lid, en artikel 50, van de Participatiewet,
vast te stellen de navolgende Beleidsregels Krediethypotheek gemeente Waterland 2015.
Hoofdstuk 2 Vestiging Krediethypotheek
Indien bijstand wordt verleend in de vorm van een geldlening als bedoeld in artikel 50, tweede lid, van de Participatiewet, is de vorm hiervan de vestiging van een hypotheekrecht op een eigen woning of een woonschip zijnde een registergoed, en van de vestiging van een pandrecht op een woonwagen of een woonschip zijnde een niet-registergoed.
Indien de bijstand over een periode van een jaar, te rekenen vanaf het eerste jaar waarover bijstand wordt verleend, naar verwachting minder bedraagt dan het netto minimumloon per maand, bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Participatiewet, wordt niet tot vestiging van een hypotheek- en/of pandrecht overgegaan.
Het college verbindt aan de verlening van bijstand onder verband van een krediethypotheek en/of pandrecht als bedoeld in het eerste lid de verplichting dat de belanghebbende zich schriftelijk bereid verklaart hieraan mee te werken. Bij weigering de verklaring te ondertekenen, kan geen bijstand of voorschot worden verstrekt.
Artikel 3. Vaststelling waarde van de woning
De geldlening als bedoeld in artikel 2, eerste lid, is ten hoogste de waarde van de woning, de woonwagen of het woonschip in het economisch verkeer bij vrije oplevering, verminderd met de hypotheekschuld en het vrij te laten vermogen als bedoeld in artikel 34, tweede lid, onderdeel d, van de Participatiewet.
De waarde van de woning, de woonwagen of het woonschip wordt vastgesteld overeenkomstig de waarde in het economisch verkeer bij vrije oplevering zoals opgenomen in artikel 34, eerste lid van de Participatiewet. De woning, de woonwagen of het woonschip dient getaxeerd te worden door een in overleg met belanghebbende aan te wijzen erkende makelaar/taxateur, tenzij al een taxatierapport van niet ouder dan twaalf maanden aanwezig is. Dit taxatierapport moet uitgaan van de waarde van de woning, de woonwagen of het woonschip, indien onbewoond en vrij van huur.
De kosten van taxatie, de hypotheekakte, de inschrijving van de hypotheek en de bijkomende kosten komen ten laste van de eigenaar. De bijstand voor deze kosten worden aangemerkt als bijzondere bijstand. Indien niet wordt overgegaan tot het vestigen van een krediethypotheek buiten de schuld van belanghebbende kunnen de kosten van taxatie als bijzondere bijstand om niet aan belanghebbende worden verleend.
Hoofdstuk 3 Terugvordering en aflossing van bijstand onder verband vankrediethypotheek
Terugvordering op grond van artikel 58, tweede lid, onderdeel b, van de Participatiewet, vindt plaats indien geen of onvoldoende medewerking door belanghebbenden wordt verleend aan de vestiging van een hypotheek en/of pandrecht of indien niet wordt voldaan aan de aflossingsverplichting of overige aan de leenbijstand verbonden verplichtingen.
Artikel 10. Verkoop van de woning
Bij verkoop of vererving van de woning, en indien het gehuwden of duurzaam samenwonenden betreft bij vererving na overlijden van de langstlevende partij, wordt het nog niet afgeloste deel van de geldlening, alsmede de op grond van artikel 10, derde en vierde lid, bijgeschreven rente terstond afgelost.
Bij verkoop van de woning kan het college wegens bijzondere omstandigheden van medische of sociale aard van belanghebbende dan wel wegens werkaanvaarding elders door belanghebbende, na toepassing van het eerste lid, besluiten tot het verlenen van een nieuwe geldlening eveneens onder verband van een krediethypotheek voor de aankoop van een andere woning, tot ten hoogste het bedrag van de ingevolge het eerste lid afgeloste geldlening, onder voorwaarde dat belanghebbende het na aflossing vrijgekomen vermogen met inbegrip van het in het derde lid bedoelde bedrag volledig inzet voor de aankoop van de andere woning.
Bij verkoop van de woning tegen een prijs overeenkomstig de waarde in het economisch verkeer bij vrije oplevering komt voor zover de opbrengst toereikend is, aan belanghebbende in ieder geval het bedrag toe dat op grond van artikel 34, tweede lid, onderdeel d, van de Participatiewet, bij de vaststelling van de geldlening op de waarde van woning in mindering gebracht is.