Organisatie | Sittard-Geleen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels individuele inkomenstoeslag 2015 |
Citeertitel | Beleidsregels individuele inkomenstoeslag 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | werk en inkomen |
Geen
artikel 8, eerste lid en aanhef en onderdeel b, en tweede lid van de Participatiewet
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 01-01-2018 | regeling opnieuw vastgesteld met wijziging van inhoud van artikel 2 | 28-04-2015 gemeenteblad d.d. 10-7-2015 nr. 2015, 62340 | n.v.t. |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen;
Gelet op artikel 8, eerste lid en aanhef en onderdeel b, en tweede lid van de Participatiewet;
Overwegende dat het wenselijk is om regels vast te leggen over welke groepen niet in aanmerking komen voor individuele inkomenstoeslag en in welke gevallen personen uitzicht hebben op inkomensverbetering;
vast te stellen: Beleidsregels individuele inkomenstoeslag 2015
Artikel 1 Uitzicht op inkomensverbetering
Het college is van oordeel dat sprake is van uitzicht op inkomensverbetering als de
belanghebbende uit 's Rijks kas bekostigd onderwijs volgt (studenten).
Bij besluit van 6 januari 2015 zijn eveneens beleidsregels individuele inkomenstoeslag 2015 vastgesteld.
In deze regels was artikel 2 afwijkend en luidde:
"Het college verleent geen individuele inkomenstoeslag indien in de referteperiode een maatregel is opgelegd wegens een schending van de arbeids- of re-integratieverplichting."
De toelichting op de bij besluit van 6 januari 2015 vastgestelde regels luidde:
Met ingang van 1 januari 2015 is de Participatiewet van kracht. Eén van de wijzigingen ten opzichte van de Wet werk en bijstand is de vervanging van de langdurigheidstoeslag door de individuele inkomenstoeslag. Deze toeslag is, net als de langdurigheidstoeslag, bedoeld voor personen die langdurig van een laag inkomen rond moeten komen zonder uitzicht op inkomensverbetering.
Bij verordening moeten regels vastgesteld worden over het verlenen van een individuele inkomenstoeslag als bedoeld in artikel 36 van de Participatiewet. Deze regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen ‘langdurig’ en ‘laag inkomen’. Naast het bovengenoemde geldt het criterium ‘geen uitzicht hebben op inkomensverbetering’ als voorwaarde om in aanmerking te komen voor de langdurigheidtoeslag. De nadere invulling van deze voorwaarde wordt neergelegd in onderhavige beleidsregels. Hierbij wordt verwezen naar de Verordening Individuele inkomenstoeslag Participatiewet gemeente Sittard-Geleen 2015: het college kan voor de uitvoering van de Individuele inkomenstoeslag nadere beleidsregels vaststellen.
Iedere aanvraag wordt beoordeeld op de criteria uit de verordening maar ook op de vraag of er sprake is van ‘uitzicht op inkomensverbetering’. Daarvoor moet worden gekeken naar de omstandigheden van het geval. Op die manier voorkomt de gemeente dat de toeslag terecht komt bij personen die het niet echt nodig hebben.
In artikel 36 Participatiewet staat dat bij de beoordeling van de aanvraag de omstandigheden van de persoon moeten worden betrokken. Tot de omstandigheden worden in ieder geval gerekend:
Voor studenten (opleiding als bedoeld in de WTOS of studie als bedoeld in de WSF 2000) geldt dit in het bijzonder. In zijn algemeenheid kan worden gesteld dat een studerende die een opleiding of scholing volgt of heeft gevolgd met studiefinanciering of een tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, op de peildatum of gedurende de referteperiode, zicht heeft op inkomensverbetering. Die personen hebben in beginsel dan ook geen recht op de toeslag. Omdat het niet is toegestaan om categorieën bij voorbaat uit te sluiten van de aanspraak op de individuele inkomenstoeslag moet ook hier altijd een individuele toetsing plaatsvinden. Als iemand bijvoorbeeld in de afgelopen drie jaar slechts enkele maanden onderwijs heeft gevolgd kan niet automatisch worden aangenomen dat die persoon zicht heeft op inkomensverbetering.
Een belanghebbende aan wie in de referteperiode een maatregel is opgelegd wegens een schending van een arbeids- of re-integratieverplichting heeft in beginsel geen zicht op inkomstenverbetering (zie ook CRvB 17-12-2013, nr. 12/83 WWB, ECLI:NL:CRVB:2013:2842). Het college beoordeelt in dergelijke gevallen niettemin telkens het uitzicht op inkomstenverbetering van belanghebbende als hij zijn verplichtingen niet zou hebben geschonden (zie ook Rechtbank Rotterdam 20-06-2013, nr. ROT 12/520, ECLI:NL:ROT:2013:CA3895). Het enkele feit dat een belanghebbende zijn arbeids- of re-integratieverplichting heeft geschonden, veronderstelt niet dat hij, als hij zijn verplichtingen niet had geschonden, wel uitzicht op inkomstenverbetering zou hebben gehad. Dit is mogelijk wel het geval indien belanghebbende een (goede) baan heeft laten lopen, maar als hij enkel onvoldoende heeft meegewerkt aan een re-integratieactiviteit, hoeft geen sprake te zijn van geen zicht op inkomstenverbetering. Daarom moet het college dit telkens individueel beoordelen.