Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
's-Gravenhage

NADERE REGELS PERSOONSGEBONDEN BUDGET JEUGDHULP DEN HAAG 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
Organisatie's-Gravenhage
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNADERE REGELS PERSOONSGEBONDEN BUDGET JEUGDHULP DEN HAAG 2015
CiteertitelNADERE REGELS PERSOONSGEBONDEN BUDGET JEUGDHULP DEN HAAG 2015
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Artikel 149 Gemeentewet, titel 4.2. Algemene wet bestuursrecht, de Jeugdwet, Verordening Jeugdhulp Den Haag 2015

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201519-09-2018Nieuwe regeling

20-01-2015

Gemeenteblad

BOW/2014.715 RIS 280264

Tekst van de regeling

Intitulé

NADERE REGELS PERSOONSGEBONDEN BUDGET JEUGDHULP DEN HAAG 2015

 

 

 

gelezen het collegebesluit van 20 januari 2015, kenmerk BOW/2014.714 (RIS 280264);

 

gelet op artikel 149 Gemeentewet, titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht, de Jeugdwet, de Kadernota Heel het kind alsmede de Verordening Jeugdhulp Den Haag 2015 en de Nadere regels jeugdhulp Den Haag 2015, artikel 3.1.i (RIS 276325-141014);

 

overwegende dat:

  • -

    het noodzakelijk is maximale tarieven voor een persoonsgebonden budget toe te kennen voor professionele jeugdhulp en niet-professionele zorg vanuit het eigen sociale netwerk en onder welke voorwaarden dit kan;

  • -

    het noodzakelijk is te regelen hoe de indiening van een aanvraag voor een individuele voorziening via een persoonsgebonden budget verloopt, de registratie en gespreksvoorbereiding, het te voeren gesprek met de jeugdige en/of diens wettelijk vertegenwoordiger, de toekenning van een individuele voorziening via een persoonsgebonden budget, de mogelijkheden voor een persoonsgebonden budget in het buitenland, de verantwoording en de experimenteerruimte voor nieuwe zorgvormen via een persoonsgebonden budget.

     

Besluit:

 

vast te stellen:

 

Nadere regels pgb Jeugdhulp Den Haag 2015

 

Artikel 1Begripsbepalingen

In deze beleidsregels worden devolgende begrippen gehanteerd:

  • -

    budgethouder: degene aan wie op grond van de verordening een persoonsgebonden budget is toegekend;

  • -

    college: college van burgemeester en wethouders van Den Haag;

  • -

    formele pgb-tarief: tarief voor professionele zorgverlening als bedoeld in het Financieel besluit PGB tarieven jeugdhulp 2015;

  • -

    informele pgb-tarief: tarief voor niet professionele zorgverlening als bedoeld in het Financieel besluit PGB tarieven jeugdhulp 2015;

  • -

    ondersteuningsplan of familiegroepsplan - en budgetplan: het door de jeugdige en/of zijn ouders ingediende inhoudelijke plan

    met begroting zoals bedoeld in artikel 5 lid 1 van de verordening;

  • -

    Per Saldo: Belangenvereniging voor personen met een persoonsgebonden budget;

  • -

    Sociale netwerk: personen uit de huiselijke kring en andere personen met wie degene aan wie een pgb wordt toegekend een sociale relatie onderhoudt;

  • -

    SVB: Sociale verzekeringsbank als bedoeld in artikel 3 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

  • -

    VAR-WUO: Verklaring Arbeidsrelatie afgegeven door de Belastingdienst;

  • -

    verordening: de Verordening Jeugdhulp Den Haag 2015;

  • -

    VOG: verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in artikel 28 van

    de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens;

     

Artikel 2 Toegang tot jeugdhulp in de vorm van een persoonsgebonden budget

Het college neemt gerichte contactvragen op het gebied van jeugdhulp in de vorm van een persoonsgebonden budget in ontvangst, registreert deze als aanvraag persoonsgebonden budget en bereidt een gesprek met de jeugdige en/of zijn ouders/ wettelijk vertegenwoordigers voor.

 

Artikel 3De aanvraag voor een persoonsgebonden budget en gespreksprocedure

  • 1.

    De aanvraag voor een persoonsgebonden budget bestaat uit het ondersteuningsplan of een familiegroepsplan en een budgetplan.

  • 2.

    Het college bepaalt in het gesprek met de jeugdige en/of zijn ouders de wenselijkheid van toekenningvan een individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget, mede op basis van het door de aanvrager in te dienen budgetplan, dat deel uitmaakt van het ondersteuningsplan of familiegroepsplan.

  • 3.

    Voor het opstellen van het onder lid 1 bedoelde ondersteuningsplan en budgetplan wordt een door het college beschikbaar gesteld format gebruikt.

     

Artikel 4Toekenning persoonsgebonden budget

  • 1.

    Een persoonsgebonden budget kan niet worden ingezet voor de volgende zorgvormen:

    • a.

      Crisishulp/crisisopvang/ spoedeisende zorg

    • b.

      pleegzorg

  • 2.

    Een persoonsgebonden budget voor niet professionele zorg vanuit het sociale netwerk wordt alleen toegekend:

    • a.

      indien de jeugdige en/of zijn ouders motiveert waarom dit tot een gelijk of beter resultaat leidt dan de inzet van een professionele zorgverlener;

    • b.

      als verleners van zorg uit het sociale netwerk, veilige, doeltreffende, doelmatige en cliëntgerichte zorg verlenen;

    • c.

      voor zover de persoon uit het sociale netwerk geen voorbehouden handelingen of handelingenverricht die op grond van de norm van verantwoorde werktoedeling aan een geregistreerde professional is voorbehouden.

  • 3.

    Het college toetst de in art 8.1.1 lid 3 sub a van de Jeugdwet bedoelde geschiktheid om de taken die aan een persoonsgebonden budget verbonden zijn op verantwoorde wijze uit te voeren, aan de hand van de uitslag van een volledig doorlopen, door Per Saldo opgestelde en bij pgb team Jeugd verkrijgbare pgb-zelftest.

  • 4.

    Het college acht de kwaliteit van de beoogde pgb-hulp zoals bedoeld in artikel 8.1.1 lid 2 sub c van de Jeugdwet gewaarborgd bij een ingediend budgetplan met vermelding van hulpverlening die naar alle waarschijnlijkheid zal leiden tot het behalen van de in het ondersteuningsplan/familiegroepsplan vermelde doelen en resultaten;

  • 5.

    Voorwaarde voor betaling van het persoonsgebonden budget is dat een zorgovereenkomst wordt overlegd die voldoet aan de eisen van de SVB waaruit duidelijk blijkt welke prestatie en tegen welke vergoeding de hulpbiedende instantie of persoon gaat leveren gedurende de looptijd van het persoonsgebonden budget;

  • 6.

    Het college betaalt het persoonsgebonden budget overeenkomstig het formele pgb-tarief, indien de aanbieder die de individuele voorziening levert, voldoet aan de wettelijke kwaliteitseisen die voor alle professionele jeugdhulpaanbieders gelden.

  • 7.

    Het college betaalt het persoonsgebonden budget ook overeenkomstig het formele pgb-tarief, indien de individuele voorziening wordt geleverd door een zelfstandige zonder personeel die beschikt over:

    • a.

      Inschrijving Kamer van Koophandel;

    • b.

      VAR-WUO Verklaring

    • c.

      Een geldige VOG

  • 8.

    In de gevallen waarin de aanbieder niet voldoet aan de in lid 6 of 7 van dit artikel genoemde criteria, betaalt het college het informele pgb-tarief

     

Artikel 5 Wijze waarop de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld

  • 1.

    De hoogte van het persoonsgebonden budget wordt berekend aan de hand van de benodigde omvang van de individuele voorziening in uren, dagdelen, etmalen of andere eenheid, maal het tarief.

  • 2.

    Het college stelt de benodigde omvang van de individuele voorziening in uren, dagdelen, etmalen of andere eenheid vast aan de hand van de door de jeugdige of zijn ouders ingediende aanvraag als bedoeld in artikel 3 lid 1.

  • 3.

    De tarieven voor het persoonsgebonden budget zijn vastgesteld in het Financieel besluit pgb tarieven Jeugdhulp 2015.

     

Artikel 6 Pgb in het buitenland

  • 1.

    De budgethouder moet bij een verblijf van langer dan zes weken in het buitenland dit melden aan het college.

  • 2.

    Bij een verblijf van langer dan zes weken in het buitenland en bij inhuur van zorgverleners die niet onder de Nederlandse belastingwetgeving vallen, verlaagt het college het persoonsgebonden budget voor de hele periode dat de budgethouder in het buitenland verblijft, op grond van het voor dat land geldende aanvaardbaarheidspercentage zoals vastgesteld door het College voor zorgverzekeringen.

  • 3.

    De budgethouder kan het persoonsgebonden budget voor ten hoogste dertien weken per kalenderjaar inzetten voor betaling van zorg te verlenen tijdens verblijf buiten Nederland;

  • 4.

    Het college kan op aanvraag de in het derde lid bedoelde termijn verlengen.

     

Artikel 7Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1.

    Een verleningsbesluit voor een persoonsgebonden budget wordt maximaal voor twee jaar afgegeven.

  • 2.

    Voordat het verleningsbesluit afloopt, verricht het college de toets op juiste of volledige gegevensverstrekking aan de hand van een evaluatie met de budgethouder of diens wettelijk vertegenwoordiger, waarbij wordt bezien of de hulpverlening is uitgevoerd conform de doelen en prestaties zoals beschreven in het ondersteuningsplan en de afspraken in het verleningsbesluit.

  • 3.

    Indien er sprake is van juiste of volledige gegevensverstrekking kan een herhaalde aanvraag voor een persoonsgebonden budget in behandeling worden genomen.

  • 4.

    De onder 2 bedoelde toets kan door het college worden vervroegd indien er signalen worden ontvangen waaruit blijkt dat de besteding van het persoonsgebonden budget niet conform het ondersteuningsplan en budgetplan is of dat er mogelijk sprake is van oneigenlijk gebruik of fraude.

     

Artikel 8 Experimenteerruimte

  • 1.

    Het college kan in het kader van onderzoek naar nieuwe zorgvormen voorzieningen toekennen via een persoonsgebonden budget die bij wijze van experiment afwijken van deze nadere regels.

  • 2.

    De afwijkingsbevoegdheid kan omvatten dat de voorziening voor een afwijkende periode wordt toegekend, dat de zorg in inhoud en/of vorm afwijkt van gangbare zorg, dat een monitoring- en evaluatieprocedure wordt bepaald of dat een voorziening tussentijds wordt gewijzigd.

     

Slotbepalingen

 

Artikel 9 Afwijkingsbevoegdheid

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige of zijn ouders/wettelijk vertegenwoordiger(s) afwijken van deze nadere regels indien toepassing van deze regels gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de nadere regels te dienen doelen. Bij bijzondere omstandigheden gaat het om omstandigheden die niet al in de nadere regels zijn verdisconteerd en waarin de strikte navolging van de nadere regels zou leiden tot een niet beoogde uitkomst.

 

Artikel 10Citeertitel

Deze nadere regels worden aangehaald als Nadere regels pgb Jeugdhulp Den Haag 2015.

 

Artikel 11 Inwerkingtreding

Deze nadere regels treden met terugwerkende kracht in werking met ingang van 1 januari 2015.

 

Algemene toelichting

De op 16 oktober 2014 vastgestelde Verordening Jeugdhulp 2015 biedt in lijn met de Jeugdwet de mogelijkheid om op specifieke onderdelen bevoegdheden te delegeren aan het college om nadere regels te stellen binnen het kader van de Verordening. Met de nadere regels pgb Jeugdhulp 2015, geeft het college invulling aan deze bevoegdheid.

 

Artikelsgewijs

 

Artikel 1

In artikel 1 worden de begrippen gedefinieerd die cruciaal zijn voor het begrip van deze nadere regels

Ad sociale netwerk: voor gezinsleden binnen hetzelfde huishouden als de aanvrager maakt de gemeente gebruik van de bepalingen rond gebruikelijke zorg die zijn vastgelegd in het protocol Gebruikelijke Zorg van het CIZ (2005). Dit protocol wordt reeds binnen de huidige AWBZ gehanteerd ook toegepast voor de hulp bij het huishouden in de WMO. Bij andere personen binnen het sociale netwerk kan gedacht worden aan familieleden die niet in hetzelfde huis wonen, buren, vrienden, kennissen e.d.

 

Artikel 2

Alvorens een aanvraag kan worden geregistreerd, een gesprek kan worden voorbereid en daadwerkelijk een gesprek kan worden gevoerd, moet de jeugdige of zijn ouders contact hebben gelegd met het college. Dit zal doorgaans schriftelijk gebeuren via een op internet verkrijgbaar contactformulier. In dit artikel wordt geregeld dat het CJG (namens het college) het ingediende contactformulier als input voor de registratie en een (eventueel) gesprek gebruikt.

 

Artikel 3

Ad 1. Tijdens de gesprekken tussen het CJG en de jeugdige of zijn ouders kan men op een gegeven moment tot de conclusie komen dat hulpverlening voor de jeugdige noodzakelijk is. Ouders/ wettelijk vertegenwoordigers kunnen daarbij een voorkeur hebben voor hulpverlening die zij zelf inkopen door middel van een pgb. Indien de aanvrager dit aangeeft, is het de taak van het CJG om de aanvrager te wijzen op de procedure omtrent een pgb. In alle gevallen dient de aanvrager van een pgb een budgetplan in te dienen dat beoordeeld wordt door het CJG. Indien het budgetplan akkoord wordt bevonden maakt dit onderdeel uit van het ondersteuningsplan dat vervolgens door beide partijen ondertekend wordt. Indien het CJG het budgetplan afwijst, zal de aanvraag dientengevolge niet gecompleteerd kunnen worden met een voor akkoord ondertekend ondersteuningsplan en zal de gemeente een voor bezwaar en beroep vatbare beschikking afgeven.

Ad 3. De gemeente Den Haag heeft een format opgesteld van een budgetplan. Een aanvraag voor een pgb dient idealiter plaats te vinden via het invullen van dit format. Het bedoelde format is te vinden op de website van de gemeente Den Haag.

 

Artikel 4

Ad 1. Als er sprake is van crisishulp, crisisopvang, spoedeisende zorg kan een pgb niet worden ingezet. In de praktijk komen deze situaties bijna niet voor, aangezien het in een crisissituatie niet voor de hand ligt om eerst een ondersteunings- en budgetplan te schrijven, de hoogte van het pgb te bepalen en een (arbeids)overeenkomst te sluiten met een zorgaanbieder. Om deze redenen is het niet mogelijk voor crisishulp een pgb te ontvangen.

De opvang van een kind door een pleegouder, is uitgesloten van het pgb. Voor deze zorg kan namelijk een pleegzorgvergoeding worden ontvangen. Dit is een onkostenvergoeding die niet als inkomen wordt gezien en verschilt daarmee van het pgb. Via de organisatie pleegzorg is kwaliteit en begeleiding van het pleeggezin geborgd. Voor de zorg die een kind extra nodig heeft, kan een (pleegzorg)ouder wel een pgb ontvangen. De voorzieningen bemiddeling, jeugdzorg Plus, Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, zijn wettelijk uitgesloten van een pgb. Zij worden hier niet apart vernoemd.

Ad 3. De cliëntenvereniging Per Saldo heeft op haar website een zelftest geplaatst waarop cliënten kunnen toetsen of een pgb de meest geschikte verstrekkingsvorm is in hun situatie. Er wordt o.a. getoetst of een cliënt het opdrachtgeverschap naar een hulpverlener aan kan en/of deze administratief voldoende vaardig is. De uitslag van de test is een belangrijk gespreksonderwerp tijdens de totstandkoming van het uiteindelijke ondersteuningsplan. Hierbij dient benadrukt te worden dat de uitslag van de test niet bindend is voor het wel of niet goedkeuren van de pgb-aanvraag.

Ad 4. Het CJG gaat beoordelen of de hulpverlening beschreven in het budgetplan van voldoende kwaliteit is. Dit gaat zij beoordelen aan de hand van de kaders die gesteld zijn in de Jeugdwet, de Verordening Jeugdhulp Den Haag en voorliggende Nadere regels persoonsgebonden budget jeugdhulp Den Haag 2015. Het belangrijkste uitgangspunt bij deze toetsing op kwaliteit is dat er meer kwaliteitseisen gaan gelden op het moment dat de hulpverlening specialistischer wordt dan wel er medische componenten aanwezig zijn in de hulpverlening.

Het CJG en cliënt zijn (meerdere keren) in gesprek met elkaar om uiteindelijk te komen tot een ondersteuningsplan. Indien er sprake is van hulpverlening in de vorm van een pgb, dan kan er nimmer sprake van zijn dat de doelen en resultaten die staan beschreven in het budgetplan anders zijn dan de doelen en resultaten die uiteindelijk staan opgesomd in het ondersteuningsplan.

Ad 5. Een zorgovereenkomst is noodzakelijk aangezien op basis van deze zorgovereenkomst de betaling dient plaats te vinden. In deze zorgovereenkomst dient altijd de prestatie te staan die de hulpverlener gaat leveren. Met prestatie wordt het aantal uur, dagdeel, dag, et cetera bedoeld.

 

Artikel 5

Dit artikel beschrijft de wijze waarop de hoogte van het pgb wordt vastgesteld. De tarieven zelf worden vastgelegd in een financieel besluit pgb tarieven Jeugdhulp 2015.

 

Artikel 6

Hiervoor gelden de aanvaardbaarheidspercentages die het college voor Zorgverzekeringen (Zorginstituut Nederland) in 2014 hanteerde.

 

Artikel 7

Minimaal acht weken voordat het verleningsbesluit voor een pgb afloopt, neemt het college contact op met de pgb-houder met als doel hem te informeren over het aflopen van de toekenningsbeschikking voor het pgb. Dan ook evalueert het college met de jeugdige of zijn wettelijk vertegenwoordiger(s) in hoeverre de inzet van jeugdhulp doelmatig en effectief is. Belangrijk evaluatieonderwerp is de mate waarin de doelen en resultaten zoals beschreven in het ondersteuningsplan middels het pgb zijn gehaald. Er kan eerder contact worden gelegd met de pgb-houder als blijkt dat er signalen zijn van bijvoorbeeld de SVB waaruit blijkt dat er een sterke onder- dan wel overbesteding is van het pgb-budget of er mogelijk sprake is van oneigenlijk gebruik of fraude.

 

Artikel 8

Met dit artikel wordt ruimte gegeven om af te wijken van de regels. Hierbij wordt bijvoorbeeld gedacht aan de situatie waar voor een jeugdige het huidige, bestaande aanbod niet heeft gezorgd voor de benodigde ondersteuning of verbetering van de situatie. Het is dan mogelijk om bij wijze van experiment andere, nieuwe zorgvormen van zorg uit te proberen, om te kijken of de jeugdige adequater ondersteund kan worden.

 

Artikel 9

Ad 3. Het is nodig dat deze regels op 1 januari 2015 in werking treden gezien de verantwoordelijkheid van de gemeente de jeugdwet vanaf die datum uit te voeren. Deze regels konden niet eerder worden vastgesteld als gevolg van gewijzigde informatie op het laatste moment, tijdsdruk door de decentralisaties en geen mogelijkheid tot vaststellen van de regels door het college door kerstreces.

 

Den Haag, 20 januari 2015

 

Het college van burgemeester en wethouders,

de secretaris, de burgemeester,

 

mw. A.W.H. Bertram J.J. van Aartsen