Organisatie | Bergen (NH) |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels kostendelersnorm en verlagingen 2015 gemeente Bergen |
Citeertitel | Beleidsregels kostendelersnorm en verlagingen 2015 gemeente Bergen |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Participatiewet, artt. 22a, 27, 28, 33
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
05-02-2015 | 01-01-2015 | 23-05-2017 | nieuwe regeling | 27-01-2015 Gemeentekrant, 4 februari 2015 | Onbekend |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen;
gelet op artikelen 22a, 27, 28 en 33 vierde lid van de Participatiewet;
overwegende dat het wenselijk is regels te stellen over het beleid ten aanzien van de kostendelersnorm en verlagingen;
vast te stellen de beleidsregels kostendelersnorm en verlagingen gemeente Bergen.
Voor de overige begrippen wordt aangesloten bij de begrippen zoals die gelden in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet.
Artikel 6. Verlaging norm voor schoolverlaters
De verlaging voor schoolverlaters tot 22 jaar zoals bedoeld in artikel 28 van de Participatiewet bedraagt 20% van de gehuwdennorm gedurende zes maanden, gerekend vanaf het tijdstip van de beëindiging van de aanspraak op studiefinanciering.
Artikel 7. Toepassing IOAW en IOAZ
Met uitzondering van artikel 4 en 5 zijn deze beleidsregels ook van toepassing op personen met een uitkering op grond van de IOAW en IOAZ.
Voor belanghebbende die op 31 december 2014 een uitkering ontving op grond van de WWB, IOAW of IOAZ en waarbij deze beleidsregels per 1 januari 2015 ongunstiger zijn, geldt overgangsrecht tot 1 juli 2015. Voor hen treden deze beleidsregels per 1 juli 2015 in werking.
Door de invoering van het begrip ‘kostendeler’ in de Participatiewet vervalt de verplichting om een Toeslagenverordening vast te stellen. De hoogte van de uitkering indien meer volwassenen in een woning wonen is vrijwel geheel vastgelegd in artikel 22a van de Participatiewet. We kunnen volstaan met het in beleidsregels vastleggen van het te voeren beleid over onderwerpen die niet in de Participatiewet zijn geregeld.
Deze beleidsregels zijn uitsluitend van toepassing op belanghebbenden van 21 jaar of ouder maar jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd met een uitkering ingevolge, indien van toepassing IOAW, IOAZ, en de Participatiewet.
Artikel 2. Geen toepassing kostendelersnorm bij commerciële huurprijs
Indien een persoon op commerciële basis als onder(ver)huurder, kostgever of kostganger zijn hoofdverblijf heeft in de woning waar ook een ander of anderen hun hoofdverblijf hebben, valt deze persoon niet onder het begrip kostendeler (artikel 22a, lid 4, b van de Participatiewet).
Vastgesteld moet worden bij welke huurprijs je kunt spreken over een commerciële huurprijs. Bij het Nibud kan een redelijke huurprijs berekend worden aan de hand van een puntentelling. Dit is een vrij gedetailleerde wijze van berekenen. De afmetingen van de kamer, het gebruik van gemeenschappelijke ruimten e.d. hebben invloed op het aantal punten. Het hanteren van deze methode is tijdsintensief en vereist vrijwel altijd een huisbezoek.
Besloten is om een vast bedrag hanteren. Landelijk wordt gemiddeld een bedrag van ca. € 300 per maand incl. gas, licht en water als een commerciële kamerhuur gehanteerd. Ook voor kostgangerschap moet vastgesteld worden welk bedrag als een commerciële prijs geldt. Het Nibud houdt voor kostgangers een bedrag van € 200 per maand aan die bovenop de huurprijs van de kamer komt. Dan is een bedrag van € 500 per maand een commerciële prijs voor een kostganger.
Artikel 3. Voorwaarden bij artikel 2 en 4: het aantonen van een commerciële huur-/kostgangersovereenkomst
Iemand die aangeeft dat hij op basis van een commerciële prijs onderhuurt of kostganger is, moet dit aantonen. In artikel 22a, vijfde lid van de Participatiewet staat dat de belanghebbende een schriftelijke overeenkomst moet overleggen en dat hij de betaling van de commerciële huurprijs moet aantonen door het overleggen van de bewijzen van bancaire betaling. Dit artikel regelt welke gegevens er in ieder geval in het huurcontract c.q. de kostgangersovereenkomst vermeld moeten zijn.
Artikel 4. Inkomstenaftrek bij inkomsten uit onderhuur of kostgeverschap
De inkomsten uit onderverhuur of kostgeverschap dienen als inkomsten met de uitkering te worden verrekend. In dit artikel is bepaald welke percentages met de uitkering worden verrekend.
Daarnaast wordt er bij de vaststelling van de percentages rekening gehouden met extra uitgaven aan gas, elektra, water en bij kostgeverschap ook voeding.
Artikel 5. Verlaging norm bij het ontbreken van woonlasten
Naast het kunnen delen van de algemene bestaanskosten met een ander kunnen er aanzienlijke lagere algemene bestaanskosten zijn als gevolg van het ontbreken van bepaalde kosten. Bij het verlenen van bijstand, moet hier rekening mee gehouden worden. Van lagere kosten als gevolg van de woonsituatie kan sprake zijn bij de bewoning van een woning waaraan geen woonlasten zijn verbonden, bijvoorbeeld in het geval van krakers. Hiervan is echter ook sprake in geval een derde, bijvoorbeeld een onderhoudsplichtige, de woonlasten betaalt van de woning. Er wordt dan een woning bewoond waaraan voor de bijstandsgerechtigde geen woonkosten zijn verbonden. Het financiële voordeel van het niet verschuldigd zijn van woonkosten rechtvaardigt een lager bedrag aan bijstand. Bij lid 2 hoeft de belanghebbende geen huur of hypotheek te voldoen, of is de huur / hypotheek beperkt, maar heeft hij wel andere woonlasten, zoals onderhoudskosten woning of onroerendzaakbelasting.
Artikel 6. Verlaging norm voor schoolverlaters
De Participatiewet geeft de gemeente de bevoegdheid de uitkering van schoolverlaters tijdelijk lager vast te Een schoolverlater is gewend aan de hoogte van inkomen van de studiefinanciering. Een bijstandsuitkering is hoger dan het voor die persoon geldende minimumloon en studiefinanciering. Bovendien is de studiefinanciering een lening. Het kan voor een jongere dan gunstiger zijn om een uitkering aan te vragen. Om toch te bevorderen dat de schoolverlater zich inspant om aan het werk te gaan of te studeren, passen we een verlaging van de norm toe.
Artikel 7. Toepassing IOAW en IOAZ
De inkomsten zoals opgenomen in artikel 4 zijn geen inkomsten voor de Wet IOAW en de Wet IOAZ.
Deze wetten kennen bovendien niet een verlaging zoals vermeld in artikel 5.