Organisatie | Rotterdam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels bestuurlijke boete Participatiewet Rotterdam 2015 |
Citeertitel | Beleidsregels bestuurlijke boete Participatiewet Rotterdam 2015 |
Vastgesteld door | gemandateerde functionaris |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Gemeenteblad 2015-15 |
Geen
artikel 18a van de Participatiewet
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
29-01-2015 | 07-03-2016 | Onbekend | 27-01-2015 Gemeenteblad 2015-15 | Gelezen het voorstel van 23 januari 2015 |
Artikel 2 Boete bij schending inlichtingenplicht
De volgende situaties worden onderscheiden:
Er wordt een boete van 50% van het benadelingsbedrag opgelegd indien het vaststaat dat de werkzoekende heeft nagelaten om een of meer wijzigingen van feiten en omstandigheden waarvan de werkzoekende weet of redelijkerwijs kan en behoort te weten dat deze van belang zijn voor de uitkering, tijdig en op de voorgeschreven wijze te melden.
Er wordt een boete van 100% van het benadelingsbedrag opgelegd indien sprake is van opzet. Van opzet is sprake indien het vaststaat dat de werkzoekende de inlichtingenplicht willens en wetens heeft geschonden met de bedoeling een hogere uitkering te verkrijgen of te behouden dan waar recht op bestaat. Dat willens en wetens gehandeld is, is aan de orde bijvoorbeeld indien de werkzoekende de feiten en omstandigheden anders heeft voorgedaan dan ze in werkelijkheid zijn.
Er wordt een boete van 75% van het benadelingsbedrag opgelegd indien vaststaat dat van grove schuld sprake is. Van grove schuld is sprake indien vaststaat dat de werkzoekende bepaalde feiten en omstandigheden heeft verzuimd tijdig, juist en op de voorgeschreven wijze te melden. Tevens staat vast dat de werkzoekende redelijkerwijs had moeten weten:
Er wordt een boete opgelegd ter hoogte van 150% van het percentage genoemd in de onderdelen a tot en met d, indien de werkzoekende herhaald de inlichtingenplicht niet of niet behoorlijk nakomt. Van herhaald is sprake indien de werkzoekende binnen een tijdvak van vijf jaar voorafgaand aan de dag van het begaan van de overtreding een bestuurlijke boete of strafrechtelijke sanctie opgelegd heeft gekregen wegens een eerdere schending van de inlichtingenplicht, bestaande uit eenzelfde gedraging, die onherroepelijk is geworden.
Artikel 3 Verminderde verwijtbaarheid
Bij de beoordeling van de mate waarin de gedraging aan de werkzoekende kan worden verweten, leiden de volgende criteria tot verminderde verwijtbaarheid:
Het staat vast dat de werkzoekende feitelijk in staat geweest is om aan de inlichtingenplicht te voldoen. Tevens heeft de werkzoekende aangetoond dat deze is geconfronteerd met onvoorziene en ongewenste omstandigheden die emotioneel zo ontwrichtend waren dat het de werkzoekende niet volledig valt toe te rekenen dat de inlichtingen niet tijdig of volledig zijn verstrekt.
Door de werkzoekende is met bewijsstukken aangetoond of anderszins aannemelijk gemaakt dat in verband met diens geestelijke toestand het niet volledig valt aan te rekenen dat niet tijdig en/of volledig aan de inlichtingenplicht is voldaan. Tevens is aangetoond of aannemelijk gemaakt dat diens geestelijke toestand het in de weg stond een andere persoon in te schakelen om namens de werkzoekende aan de verplichting te voldoen.
De werkzoekende heeft wel inlichtingen verstrekt. Deze waren onjuist of onvolledig, dan wel was een wijziging van omstandigheden niet onverwijld gemeld. De werkzoekende heeft vervolgens uit zichzelf alsnog de juiste gegevens op de juiste wijze gemeld vóórdat de schending van de inlichtingenplicht is geconstateerd. Van verminderde verwijtbaarheid is geen sprake indien de alsnog noodzakelijke inlichtingen verstrekt zijn in het kader van toezicht op de naleving van een inlichtingenverplichting.
Bij dringende redenen is sprake van bijzondere omstandigheden in het individuele geval. Deze regel kan slechts toegepast worden indien door de verrekening over de beslagvrije voet voor met name de werkzoekende onaanvaardbare consequenties zullen optreden. Vast dient te staan dat sprake is van zeer incidentele gevallen en dat de behoeftige omstandigheden waarin de werkzoekende verkeert, op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen. Indien is vastgesteld dat de schending van de inlichtingenplicht met opzet is gedaan, dan wel dat van grove schuld sprake is, dan wordt zeer terughoudend omgegaan met het aannemen van dringende redenen. Slechts in zeer exceptionele omstandigheden kan daarvan sprake zijn.
Als er wordt afgezien van het opleggen van een boete wegens dringende redenen, kan deze schending van de inlichtingenplicht wel gevolgen hebben bij het opleggen van een boete in geval van een toekomstige schending van de inlichtingenplicht (recidive).
Indien het besluit tot het opleggen van de boete wordt genomen later dan 52 weken na de verzenddatum van het boetevoornemen, wordt rapport opgemaakt van de feiten en omstandigheden die hebben geleid tot de besluitvorming op het gegeven moment. Op basis van het rapport wordt beoordeeld wat de gevolgen zijn voor de hoogte van de op te leggen boete.
Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels bestuurlijke boete Participatiewet Rotterdam 2015.
Aldus vastgesteld op 27 januari 2015.
Namens het college van burgemeester en wethouders,
Clusterdirecteur Werk en Inkomen.
Dit gemeenteblad is uitgegeven op 28 januari 2015 en ligt op werkdagen van 8.30 tot 16.00 uur ter inzage bij het Bestuurlijk Informatiecentrum Rotterdam (BIR), locatie Stadswinkel Centrum, Coolsingel 40 (zijde Doelwater, tegenover hoofdbureau politie)
(Zie ook: www.bis.rotterdam.nl – Regelgeving of Gemeentebladen chronologisch)