Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Haarlem

Uitvoeringsbesluit Algemene en maatwerkvoorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Haarlem 2015 

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHaarlem
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingUitvoeringsbesluit Algemene en maatwerkvoorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Haarlem 2015 
CiteertitelUitvoeringsbesluit Algemene en maatwerkvoorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning ge meente Haarlem 2015
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpwmo, maatschappelijke ondersteuning, maatwerkvoorzieningen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Nav invoering WMO 2015

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikelen 2.1.3, 2.1.4, eerste, tweede, derde en zevende lid, 2.1.5, eerste lid, 2.1.6, 2.1.7, 2.3.6, vierde lid, en 2.6.6, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Haarlem

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201501-01-2016nieuwe regeling

09-12-2014

gemeenteblad

2014/ 379754

Tekst van de regeling

Intitulé

Uitvoeringsbesluit Algemene en maatwerkvoorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Haarlem 2015 

 

 

Hoofdstuk 1. Persoonsgebonden budget (pgb)

  • 1.

    1a. De hoogte van een pgb ten behoeve van een roerende zaak bedraagt ten hoogste de aan de

    gemeentelijke leverancier verschuldigde huurprijs, inclusief onderhoud en reparatie, over een

    periode van vijf jaar van de goedkoopst adequate voorziening, voor zover het een voorziening uit

    het overeengekomen kernassortiment van de gemeentelijke leverancier betreft.

    • 1b.

      In het geval het een roerende zaak buiten het kernassortiment van de gemeentelijke leverancier betreft, bestaat het pgb uit twee componenten:

      • -

        een bedrag, bestemd voor de aanschafkosten van de goedkoopst adequate voorziening;

      • -

        een bedrag, bestemd voor de kosten van onderhoud, reparatie en verzekering van de voorziening, dat maximaal 25% van de kosten van aanschaf van de goedkoopst adequate voorziening kan bedragen.

         

         

        Tevens geldt dat het college aan de hand van de criteria noodzakelijk en goedkoopst adequaat de omvang van voornoemde bedragen vaststelt aan de hand van de uitkomst van tenminste twee offertes, uitgebracht door een leverancier naar keuze, waarvan:

      • -

        één opgevraagd door de gemeente. Bij twijfel over het goedkoopst adequate karakter van de offerte van de (gemeentelijke) leverancier, kan de gemeente nog een offerte opvragen bij een andere leverancier;

      • -

        één opgevraagd door belanghebbende.

         

      • 1.2.

        De hoogte van een pgb ten behoeve van een woningaanpassing wordt vastgesteld aan de hand van het programma van eisen en de tarievenlijst overeengekomen met de woningcorporaties dan wel op basis van het bedrag van de door het college geaccepteerde offerte van een erkende aannemer.

         

 

Tevens geldt dat het college aan de hand van de criteria noodzakelijk en goedkoopst adequaat de omvang van voornoemde bedragen vaststelt aan de hand van de uitkomst van tenminste twee offertes, uitgebracht door een aannemer naar keuze, waarvan:

  • -

    één opgevraagd door de gemeente;

  • -

    één opgevraagd door belanghebbende.

 

1.3 De hoogte van een pgb ten behoeve van verhuizing en herinrichting kan

uit twee componenten bestaan welke respectievelijk als volgt wordt vastgesteld:

  • a. De hoogte van het pgb voor de verhuizing wordt bepaald op basis van:

    • 1.

      de omvang van de verhuizing; en

    • 2.

      de kosten van het transport van de inboedel naar de nieuwe woning.

De omvang van het bedrag wordt vastgesteld aan de hand van de uitkomst van tenminste twee offertes uitgebracht door een verhuizer naar keuze, waarbij uit wordt gegaan van de goedkoopst adequate offerte, waarvan:

  • -

    één opgevraagd door de gemeente;

  • -

    één opgevraagd door belanghebbende.

    • b.

      De hoogte van het pgb voor de herinrichting wordt bepaald op basis van de afschrijving van de inrichting van de woning die verlaten wordt. Indien de inrichting van de te verlaten woning niet volledig is afgeschreven, worden voor de herinrichting van de nieuwe woning naar rato de Nibudnormen gehanteerd.

       

      • 1.4

        De hoogte van een pgb voor lokaal vervoer bedraagt € 25 per maand voor alleenstaanden en € 37,50 per maand voor echtparen.

         

      • 1.5

        De hoogte van een pgb ten behoeve van huishoudelijke ondersteuning wordt vastgesteld aan de hand van:

  • -

    het aantal geïndiceerde uren, naar boven afgerond op een kwart uur;

  • -

    het maximale uurtarief, zijnde 85% van de kosten die voor de gemeente zijn verbonden aan het verlenen van de goedkoopst adequate ondersteuning in natura, dan wel het lagere bedrag dat de budgethouder is overeengekomen met de zorgverlener.

     

    • 1.6

      De hoogte van een pgb ten behoeve van:

    • 1.

      persoonlijke verzorging wordt vastgesteld op € 27,09 per uur, dan wel het lagere bedrag dat de budgethouder is overeengekomen met de zorgverlener;

    • 2.

      individuele begeleiding wordt vastgesteld op € 35,95 per uur, dan wel het lagere bedrag dat de budgethouder is overeengekomen met de zorgverlener;

    • 3.

      begeleiding in groepsverband (exclusief vervoer) wordt vastgesteld op € 44,45 per uur, dan wel het lagere bedrag dat de budgethouder is overeengekomen met de zorgverlener;

    • 4.

      kortdurend verblijf wordt vastgesteld op € 101 per etmaal, dan wel het lagere bedrag dat de budgethouder is overeengekomen met de zorgverlener.

       

    • 1.7

      In afwijking van het bepaalde in artikel 1.6 onder 2. wordt het uurtarief in het geval de zorg wordt verleend door een informele zorgverlener vastgesteld op € 20 per uur, dan wel het lagere bedrag dat de budgethouder is overeengekomen met de informele zorgverlener.

       

    • 1.8

      Tussen de budgethouder en de zorgverlener van de maatwerkvoorziening dient een overeenkomst te worden gesloten. De SVB toetst of de overeenkomst voldoet aan het arbeidsrecht, waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen zorg door een natuurlijk persoon, een rechtspersoon of een zorgorganisatie. Daarnaast toetst de gemeente de overeenkomst op inhoud.

      Om inhoudelijk te kunnen toetsen of het resultaat genoemd in de beschikking wordt behaald, moet in ieder geval het volgende in de overeenkomst zijn opgenomen:

  • -

    de aard en de omvang per periode van de te verrichten diensten en welke werkafspraken daarover gemaakt zijn;

  • -

    de afgesproken vergoeding per uur;

  • -

    of sprake is van een week- of maandvergoeding;

     

    • 1.9

      Uitbetaling van het pgb vindt plaats op declaratiebasis door de Sociale Verzekeringsbank(trekkingsrecht).

Hoofdstuk 2. Eigen bijdrage

Algemene voorzieningen

2.1 Instellingen die binnen de basisinfrastructuur algemene voorzieningen aanbieden kunnen een bijdrage vragen voor de normale gebruikskosten, zoals de kosten van consumpties en materiaalkosten. Deze kosten liggen over het algemeen lager dan commerciële prijzen.

 

Maatwerkvoorzieningen

  • 2.2

    De gemeente sluit voor de berekening van de hoogte van de eigen bijdrage aan bij de maximale

    bedragen en de inkomensgrenzen, die vermeld staan in het geldende Landelijke uitvoeringsbesluit Wmo

    2015.

     

  • 2.3

    Belanghebbende is voor alle wettelijke toegestane voorzieningen, te weten op het terrein van de

    woonvoorzieningen, de vervoersvoorzieningen, sportvoorzieningen, huishoudelijke ondersteuning,

    individuele begeleiding, begeleiding in groepsverband en kortdurend verblijf, -ongeacht of sprake is van

    een voorziening in natura of een persoonsgebonden budget (verder pgb), een eigen bijdrage verschuldigd

    als bedoeld in artikel 5.1 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Haarlem 2015

    en nader geregeld in het Landelijke Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

    De eigen bijdrage is nooit hoger dan de kostprijs van de voorziening.

     

  • 2.4

    Hoogte en duur eigen bijdrage:

    • a.

      Voor de voorzieningen die door het college worden gehuurd en aan belanghebbende in bruikleen wordt verstrekt, is belanghebbende gedurende de gebruiksperiode van de voorziening per periode van 4 weken een maximale eigen bijdrage verschuldigd die is berekend op basis van de huurprijs die de gemeente betaalt voor de voorziening aan haar gecontracteerde leverancier.

    • b.

      Voor de voorzieningen die door het college worden gekocht en aan belanghebbende in bruikleen wordt verstrekt is belanghebbende gedurende de gebruiksperiode van de voorziening per periode van 4 weken een eigen bijdrage verschuldigd, berekend op basis van de kostprijs van de voorziening.

    • c.

      Voor voorzieningen die door het college worden gekocht en in eigendom worden verstrekt, is belanghebbende per periode van 4 weken een eigen bijdrage verschuldigd, die is berekend op basis van de kostprijs van de voorziening.

    • d.

      Voor voorzieningen die door het college in de vorm van een pgb worden verstrekt voor een zaak, is belanghebbende per periode van 4 weken een eigen bijdrage verschuldigd, die is berekend op basis van de kostprijs van de zaak die belanghebbende op dat moment zou hebben ontvangen als de zaak in natura zou zijn verstrekt, rekening houdend met onderhoud en verzekering.

    • e.

      Voor een voorziening, in natura of pgb, zoals bedoeld in artikel 5.1 lid 4 van de Verordening is belanghebbende per periode van 4 weken een eigen bijdrage verschuldigd, die is berekend op basis van de kostprijs van de woningaanpassing.

    • f.

      Voor een voorziening in natura voor diensten,waaronder huishoudelijke ondersteuning, individuele begeleiding, persoonlijke verzorging, begeleiding in groepsverband en kortdurend verblijf is belanghebbende gedurende de gebruiksperiode van de hulp per periode van 4 weken een eigen bijdrage verschuldigd die is berekend op basis van het minimum-uurtarief voor huishoudelijke ondersteuning.

    • g.

      Voor een voorziening in de vorm van een pgb voor diensten, waaronder huishoudelijke ondersteuning, individuele begeleiding, persoonlijke verzorging, begeleiding in groepsverband en kortdurend verblijf is belanghebbende gedurende de gebruiksperiode van de hulp per periode van 4 weken een eigen bijdrage verschuldigd die is berekend op basis van de kostprijs van het pgb.

    • h.

      In geval van een maatwerkvoorziening of een pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een persoon jonger dan 18 jaar, is een eigen bijdrage verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is afgewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.

    • i.

      In situaties waarin dit besluit niet voorziet, wordt voor de vaststelling van de hoogte en duur van de eigen bijdrage aangesloten bij het bepaalde in dit artikel.

       

  • 2.5

    Uitzonderingen eigen bijdrage:

Een eigen bijdrage wordt niet opgelegd bij de verstrekking van:

  • a.

    een rolstoel of een pgb voor aanschaf van een rolstoel, incl. de aanpassingen hieraan;

  • b.

    een collectieve vervoersvoorziening;

  • c.

    een vervoersvoorziening in de vorm van een pgb lokale verplaatsingen;

  • d.

    een maatwerkvoorziening in een algemene ruimte;

  • e.

    een verhuiskostenvergoeding voor het op verzoek van de gemeente vrijmaken van een woning;

  • f.

    algemene voorzieningen die niet op individuele aanvraag zijn verstrekt;

  • g.

    voorzieningen aan personen die jonger zijn dan 18 jaar, behoudens de voorziening bedoeld in

    artikel 5.1 lid 4 van de Verordening woningaanpassingen.

Hoofdstuk 3. Overgangsbepalingen

3.1 De verlaging van het pgb voor lokaal vervoer, zoals genoemd in artikel 1.4 van dit Uitvoeringsbesluit, is direct van toepassing op alle aanvragen die na inwerkingtreding van dit Uitvoeringsbesluit bij de gemeente binnen komen.

Alle lopende pgb’s lokaal vervoer, zullen ingaande de eerste dag van de vierde maand na inwerkingtreding van dit Uitvoeringsbesluit worden verlaagd naar € 25 per maand voor alleenstaanden en € 37,50 per maand voor echtparen.Verrekening door het college met terugwerkende kracht is mogelijk.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

  • 4.1

    Het college kan, indien sprake is van zwaarwegende omstandigheden, afwijken van de bepalingen in dit besluit.

  • 4.2

    Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.

  • 4.3

    Dit besluit wordt aangehaald als Uitvoeringsbesluit Algemene en maatwerkvoorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Haarlem 2015.

     

    Toelichting

    Uitvoeringsbesluit Algemene en maatwerkvoorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Haarlem 2015

     

    Hoofdstuk 1 : Persoonsgebonden budget

    • 1.1

      a. Dit artikel regelt de wijze waarop een persoonsgebonden budget voor een roerende zaak wordt vastgesteld. Hierbij moet gedacht worden aan vervoersvoorzieningen, rolstoelvoorzieningen en woonvoorzieningen, inclusief de individuele aanpassingen aan deze roerende zaken. Aan de hand van een programma van eisen wordt vastgesteld welk resultaat met de roerende zaak bereikt moet worden. Hierbij wordt, conform de Verordening, uit gegaan van de verschuldigde huurprijs die de gemeente kwijt zou zijn aan de gemeentelijk leverancier over een periode van vijf jaar van de goedkoopst adequate voorziening. De kosten van onderhoud en reparatie zijn verdisconteerd in deze huurprijs.

    • 1.1.

      b. In het geval dat het een zaak buiten het kernassortiment betreft kan de hoogte van het pgb niet worden vastgesteld aan de hand van een verschuldigde huurprijs, aangezien er over deze roerende zaken geen afspraken zijn gemaakt met de leverancier van de gemeente. Het pgb bestaat dan uit twee componenten: een bedrag bestemd voor de aanschaf van de zaak, en een bedrag bestemd voor de kosten van onderhoud, reparatie en verzekering. De hoogte van het pgb wordt bepaald aan de hand van tenminste twee offertes.

       

      1.2.In artikel 1.2 is geregeld hoe het persoonsgebonden budget voor een woningaanpassingwordt vastgesteld. Het gaat daarbij om de kosten van de door het college goedgekeurde aanpassingen. Aan de hand van een programma van eisen wordt vastgesteld welk resultaat met de woningaanpassingen bereikt moet worden. Woningaanpassingen kunnen trapliften zijn, maar ook onder meer aanpassingen aan keukens, badkamers, toiletten en de aanpassing van drempels binnen de woning vallen hieronder.Bij de eenvoudige, veel voorkomende kleine woningaanpassingen wordt gebruik gemaakt van een standaard tarievenlijst. Bij een uitgebreide woningaanpassing worden tenminste twee offertes opgevraagd bij een aannemer naar keuze. In de offerte kunnen de bouwkosten, materiaalkosten, architect kosten, kosten van toezicht, vergunningen enz. worden opgenomen. Welke kosten meegenomen worden verschilt per situatie. Vaststellen welke kosten wel/niet kunnen worden meegenomen vraagt dan ook om maatwerk.

     

    1.3.In artikel 1.3 is geregeld op welke wijze de hoogte van het pgb voor verhuis- en inrichtingskosten wordt vastgesteld. Financiële tegemoetkomingen mogen onder de vigeur van de Wmo 2015 niet meer worden verstrekt. Een voorziening kan alleen verstrekt worden als maatwerkvoorziening in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget. De verhuiskostenvergoeding van € 2.500,--die tot eind 2014 in het kader van de Wmo verstrekt kon worden, is komen te vervallen.

    De nieuwe maatwerkvoorziening zal individueel en op maat worden vastgesteld. Deze maatwerkvoorziening kan bestaan uit een pgb voor de verhuizing en een pgb voor inrichtingskosten. a.Verhuiskosten

    Voor de verhuiskosten zal gekeken zal worden naar de werkelijke kosten van de verhuizing, op basis van de goedkoopst adequate offerte van een verhuisbedrijf. Uitgangspunt blijft wel dat de inboedel en inrichting van de woning is uitgerust conform het niveau sociale woningbouw.

    b. Inrichtingskosten

    Voor de inrichtingskosten van de nieuwe woning wordt allereerst gekeken naar de afschrijving van de materialen van de woning die men verlaat. Bij de vaststelling van de kosten voor de inrichting van de nieuwe woning wordt rekening gehouden met raambedekking, vloerbedekking en wandbekleding die in de nieuwe woning nodig zijn. Er wordt hierbij uitgegaan van de normen zoals deze gehanteerd worden door de afdeling Sociale Zaken voor stoffering van een woning te behoeve van de bijzondere bijstand (Nibudnormen).

     

    • 1.4.

      In artikel 1.4 is de hoogte voor het pgb voor lokaal vervoer (plv) vastgesteld. Deze maatwerkvoorziening kan worden verstrekt als alternatief voor de natura-verstrekking van het collectief vervoer. De hoogte van het pgb voor lokaal vervoer bedraagt € 25,00 per maand. De reden hiervan is dat aangesloten wordt bij het beleid van de OV-taxi per 1 maart 2013. Reizigers in de OV-taxi kunnen maximaal 350 zones reizen. Dit komt overeen met 1.500 kilometer. Uitgangspunt bij de vergoeding is de onbelaste kilometervergoeding van € 0,19 zoals deze wordt gehanteerd door de Belastingdienst. Dit levert een gemiddeld maandbedrag op van € 23,75, welke wordt afgerond naar € 25,00. Voor echtparen wordt een bedrag van € 37,50 gehanteerd.Vanwege het feit dat de Belastingdienst dit bedrag als onbelast aanmerkt, wordt de plv niet met een eigen bijdrage belast.

       

    • 1.5.

      De hoogte van een persoonsgebonden budget voor huishoudelijke ondersteuning wordt vastgesteld op 85% van de kosten die voor de gemeente zijn verbonden aan het verlenen van goedkoopst adequate ondersteuning in natura. De overwegingen die hieraan ten grondslag liggen zijn dat de met een pgb in te kopen ondersteuning over het algemeen goedkoper is dan zorg in natura omdat er minder overheadkosten zijn.

    Uit een vergelijking van gemiddelde tarieven van particuliere aanbieders van huishoudelijke ondersteuning blijkt dat 85% van het laagste tarief dat wij met onze gecontracteerde aanbieders overeen zijn gekomen een reëel percentage is om deze zorg te kunnen inkopen.

     

    1.6.Voor de tarieven voor het pgb voor persoonlijke verzorging, begeleiding en kortdurend verblijf sluiten we aan bij de tarieven opgenomen in het tarieventabel 2014 zoals gepubliceerd door het College voor Zorgverzekering. Voor persoonlijke verzorging geldt een uurtarief van € 27,09, voor individuele begeleiding (waaronder begrepen wordt de individuele begeleiding bij de persoonlijke verzorging) geldt een uurtarief van € 35,95, voor begeleiding groep (exclusief vervoer) € 44,45 en voor kortdurend verblijf geldt een etmaal tarief van € 101. In alle gevallen geldt indien de budgethouder met de zorgverlener een lager tarief overeenkomt dan wordt het pgb-bedrag op dat lagere tarief vastgesteld.

    Het gaat om twee vormen van Persoonlijke Verzorging (PV):

    • Niet-lijfgebonden PV van cliënten (over het algemeen mensen met een zintuigelijke, een psychische of een verstandelijke beperking) die zichzelf wel kunnen wassen en aankleden en naar de wc gaan, maar daartoe aangespoord moeten worden door de begeleider omdat ze een regieprobleem hebben. Deze PV maakt gewoonlijk onderdeel uit van de (functie) Begeleiding. Voor deze vorm van PV geldt het pgb tarief voor individuele begeleiding.

    • PV die moet worden verleend tijdens de dagbesteding. Het gaat dan bijvoorbeeld om mensen helpen met naar de wc gaan. Dit zijn handelingen die de begeleider van de dagbesteding verricht. Voor deze vorm van PV geldt het pgb tarief PV. Dit wordt dan ook apart geïndiceerd en kan alleen in combinatie met begeleiding groep worden verstrekt.

     

    1.7.De hoogte van een pgb dat wordt ingezet t.b.v. ondersteuning door informele zorgverleners wordt vastgesteld op € 20,00 per uur, dan wel lager indien overeengekomen met de informele zorgverlener.

    Hieraan ligt de overweging ten grondslag dat informele zorg (deels) een ander karakter heeft en gebeurt vanuit een andere motivatie dan formele zorg. Er is sprake van een andere betrokkenheid tussen zorgverlener en cliënt; een betrokkenheid die een andere dan financiële waarde oplevert voor de zorgverlener. Verder kent informele zorg geen overheadkosten (zoals bijvoorbeeld kosten voor organisatie, kosten om te voldoen aan kwaliteitseisen, e.d.).

    Op dit moment wordt in de Zorgverzekeringswet en in de AWBZ een tarief gehanteerd van maximaal

    € 20,00 per uur. Per Saldo, de belangenorganisatie voor Pgb-houders, vindt dit een redelijk tarief, gebaseerd op ervaringsgegevens. Ook onderzoek van de Erasmus Universiteit bevestigt de redelijkheid van het tarief.

    Indien er sprake is van een zeer specifiek geval waarbij met het opstellen van deze regelgeving niet is voorzien, kan worden afgeweken van dit artikel op grond van de hardheidsclausule in de Verordening.

     

    • 1.8.

      Dit artikel behoeft geen toelichting.

       

    • 1.9.

      In artikel 1.8 is geregeld dat de uitbetaling van het pgb plaatsvindt op basis van declaratie door de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De gemeenten zijn wettelijk verplicht om pgb’s met ingang van 1 januari 2015 aan de SVB uit te keren. Burgers krijgen vervolgens op declaratiebasis toegang tot het toegekende pgb, waarbij de SVB een declaratie zal overmaken aan de leverancier van de hulp of de ondersteuning. Een burger krijgt een pgb dus niet meer overgemaakt op het eigen bankrekeningnummer.

     

    Hoofdstuk 2: Eigen bijdrage

     

    Algemene voorzieningen

    2.1.Activiteiten die deel uitmaken van de basisinfrastructuur zijn vooral gericht op versterken van zelfredzaamheid en participatie. De deelname aan deze activiteiten is voor iedereen vrij toegankelijk en niet op basis van individuele beschikking, zoals wel het geval is bij maatwerkvoorzieningen. Het is mogelijk dat mensen zowel gebruik maken van een algemene voorziening uit de basisiinfrastructuur als van een maatwerkvoorziening. De kosten die mensen moeten betalen voor een algemene voorziening vallen buiten de cumulatiebepaling die het CAK hanteert om de inkomensafhankelijke eigen bijdrage voor de maatwerkvoorziening te bepalen.

    Instellingen hebben er echter belang bij de toegang tot hun voorzieningen en activiteiten zo laagdrempelig mogelijk te houden. De instellingen zijn zelf verantwoordelijk voor de kosten die zij in rekening brengen voor deelname aan hun activiteiten. Meestal zijn de deelnemersbijdragen niet kostendekkend en zal een deel ten laste van de subsidie vallen (bijvoorbeeld ten laste van overhead). Normale ‘gebruikskosten’ (kopje koffie, drankje, gebruik van biljart, materiaalkosten etc.) worden in rekening gebracht, maar liggen over het algemeen lager dan commerciële prijzen.

     

    M aatwerkvoorzieningen

    • 2.2.

      De eigen bijdrage regeling is van toepassing voor zover wettelijk toegestaan in het Landelijke Besluit maatschappelijke ondersteuning. Dit landelijke besluit wordt door de gemeente gevolgd omdat de rijksoverheid er bij haar uitkering -ten behoeve van de uitvoering van de Wmo- aan het gemeentefonds rekening mee houdt, dat gemeenten eigen bijdragen heffen binnen de mogelijkheden van landelijke Uitvoeringsbesluit Wmo.

    • 2.3.

      Dit artikel hoeft geen nadere toelichting.

    • 2.4.

      De maximale begrenzing van periodes is vervallen in het landelijke Uitvoeringsbesluit. De gemeente gaat eigen bijdragen heffen zo lang een burger beschikt over de maatwerkvoorziening of het persoonsgebonden budget.

    • 2.5.

      Ten opzichte van het huidige landelijke uitvoeringsbesluit Wmo blijft gehandhaafd dat er geen eigen bijdragen worden geheven op rolstoelen. Bij minderjaren (18 -) wordt er daarnaast ook geen eigen bijdrage geheven op hulpmiddelen. Woningaanpassingen ten behoeve van de zelfredzaamheid en participatie van minderjarigen worden wel belast met een eigen bijdrage aan het adres van de wettelijke ouder(s) of verzorger(s).

     

    Hoofdstuk 3 . Overgangsbepalingen

    Het ligt voor de hand dat degenen, die een pgb voor lokaal vervoer toegekend hebben gekregen onder de voorwaarden genoemd in een eerdere Besluit maatschappelijke ondersteuning of de Uitvoeringsregels zich nu niet van de ene op de andere dag kunnen instellen op het verlaagde pgb. Daarom wordt een overgangstermijn van 3 maanden gehanteerd om zich als Haarlemse burger hierop in te stellen.

     

    Hoofdstuk 4 : Slotbepalingen

    De artikelen 3.1 tot en met 3.3 hoeven geen nadere toelichting.