Organisatie | Zandvoort |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Uitvoeringsbesluit Jeugdhulp gemeente Zandvoort 2015 |
Citeertitel | Uitvoeringsbesluit Jeugdhulp gemeente Zandvoort 2015 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2015 | 01-07-2016 | nieuwe regeling | 16-12-2014 | Onbekend. |
Hoofdstuk 1. Persoonsgebonden budget (pgb)
Tussen de budgethouder en de zorgverlener dient een overeenkomst te worden gesloten. De SVB toetst of de overeenkomst voldoet aan het arbeidsrecht, waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen zorg door een natuurlijk persoon, een rechtspersoon of een zorgorganisatie. Daarnaast toetst de gemeente de
Om inhoudelijk te kunnen toetsen of het resultaat genoemd in de beschikking wordt behaald, moet in ieder geval het volgende in de overeenkomst zijn opgenomen:
Een ouderbijdrage is verschuldigd voor alle jeugdhulp waarbij een jongere een etmaal of een deel daarvan bij een pleegouder of in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verblijft. Hieronder valt ook verblijf (gedurende een etmaal of een dagdeel) in een instelling voor geestelijke gezondheidszorg.
De ouderbijdrage wordt opgelegd door de gemeente, het Centraal Administratie Kantoor (CAK) stelt de hoogte vast en int de bijdrage.
Uitvoeringsbesluit Jeugdhulp gemeente Zandvoort 2015
Hoofdstuk 1: Persoonsgebonden budget
Voor bestaande pgb’s die doorlopen in 2015 is het overgangsrecht van toepassing. De pgb- houder heeft recht op continuering van zorg bij de bestaande zorgaanbieder gedurende de resterende indicatietermijn tot een maximum van 1 jaar, dus tot uiterlijk 1 januari 2016.
Het overgangsrecht heeft geen betrekking op het overeengekomen tarief. Onder strikte voorwaarden is het mogelijk om het tarief aan te passen:
De bestaande zorg moet onder dit nieuwe tarief te leveren zijn.
Het zal in de praktijk dus heel moeilijk wijzigingen door te voeren in de bestaande tarieven. Bij het aflopen van de resterende indicatietermijn vallen deze voorwaarden.
Voor de bestaande pgb’s die doorlopen in 2015 gelden de tarieven zoals gehanteerd door het College voor Zorgverzekeringen in 2014.
De hoogte van een pgb ten behoeve van voorzieningen op het gebied van specialistische ondersteuning en hulp (groepsbegeleiding, groepsbehandeling, individuele begeleiding, individuele behandeling, persoonlijke verzorging, verblijf en kortdurend verblijf) wordt vastgesteld aan de hand van tarieven zoals gehanteerd door het College voor Zorgverzekeringen in 2014.
Hierbij wordt gelijkgeschakeld met de tariefstelling van de Wmo 2015.
De hoogte van een persoonsgebonden budget voor voorzieningen op het gebied van generalistische en specialistische geestelijke gezondheidzorg en de specialistische jeugd- en opvoedhulp wordt vastgesteld aan de hand van gemiddelde zorg in natura tarieven. De richtlijn hierbij is 85% van het gemiddelde zorg in natura tarief. Dit kan indien nodig op individueel niveau naar boven worden bijgesteld.
De overwegingen die hieraan ten grondslag liggen zijn dat de met een pgb in te kopen ondersteuning over het algemeen goedkoper is dan zorg in natura omdat er minder overheadkosten zijn.
Uit een vergelijking van gemiddelde tarieven van particuliere aanbieders van begeleiding en kortdurend verblijf blijkt dat 85% van het gemiddelde tarief dat wij met onze gecontracteerde aanbieders overeen zijn gekomen een reëel percentage is om deze zorg in te kunnen kopen.
Als richtlijn wordt hierbij een schema in gebruik genomen waarbij per categorie de gemiddelde ZIN tarieven zijn gehanteerd. Dit document zal als kader gelden voor gemandateerde cjg-medewerkers. Aan de hand van dit kader kan een pgb tarief voor jeugd-ggz of jeugd- en opvoedhulp worden bepaald.
De hoogte van een pgb dat wordt ingezet t.b.v. ondersteuning door informele zorgverleners wordt vastgesteld op het maximale tarief van € 20 per uur. Hieraan ligt de overweging ten grondslag dat informele zorg (deels) een ander karakter heeft en gebeurt vanuit een andere motivatie dan formele zorg. Er is sprake van een andere betrokkenheid tussen zorgverlener en cliënt; een betrokkenheid die een andere dan financiële waarde oplevert voor de zorgverlener. Verder kent informele zorg geen overheadkosten (bv. kosten voor organisatie, kosten om te voldoen aan kwaliteitseisen, e.d.).
Op dit moment wordt in de Zorgverzekeringswet en in de AWBZ een tarief gehanteerd van maximaal € 20,00 per uur. Per Saldo, de belangenorganisatie voor Pgb-houders, vindt dit een redelijk tarief, gebaseerd op ervaringsgegevens. Ook onderzoek van de Erasmus Universiteit bevestigt de redelijkheid van het tarief. Indien er sprake is van een zeer specifiek geval waarbij met het opstellen van deze regelgeving niet is voorzien, kan worden afgeweken van dit artikel op grond van de hardheidsclausule in de Verordening.
In artikel 1.6 is geregeld dat de uitbetaling van het pgb plaatsvindt op basis van declaratie door de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De gemeenten zijn wettelijk verplicht om pgb’s met ingang van 1 januari 2015 aan de SVB uit te keren. Burgers krijgen vervolgens op declaratiebasis toegang tot het toegekende pgb, waarbij de SVB een declaratie zal overmaken aan de leverancier van de hulp of de ondersteuning. Een burger krijgt een pgb dus niet meer overgemaakt op het eigen bankrekeningnummer.
Als een kind hulp met verblijf buiten het gezin krijgt, zijn ouders wettelijk verplicht bij te dragen in de kosten. Gemeenten leggen de ouderbijdrage op, maar het CAK stelt de hoogte vast en int de bijdrage. De ouderbijdrage komt voort uit het besparingsmotief: ouders van wie kinderen buiten het gezin worden verzorgd, hebben minder kosten voor die kinderen, waardoor de bijdrage gerechtvaardigd is.
Het Centraal Administratie Kantoor (CAK) gaat de vaststelling en inning van de ouderbijdrage voor gemeenten uitvoeren. De opbrengsten van de ouderbijdrage gaan naar de gemeente, die de ouderbijdrage heeft opgelegd. De uitvoeringskosten van het CAK worden door het Rijk betaald.
De artikelen 3.1 tot en met 3.3 hoeven geen nadere toelichting.