Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Alphen aan den Rijn

Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaats(en) voor de gemeente Alphen aan den Rijn 2015

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAlphen aan den Rijn
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaats(en) voor de gemeente Alphen aan den Rijn 2015
CiteertitelBeheerverordening begraafplaatsen Alphen aan den Rijn 2015
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Verordening vervangt de begraafplaatsenbeheerverordeningen van de fusiegemeenten Alphen aan den Rijn, Boskoop en Rijnwoude

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Artikel 149 Gemeentewet en de artikelen 35 en 56 van de Wet op de lijkbezorging

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Uitvoeringsbesluit graven, urnen en asverstooiing, Uitvoeringsbesluit grafbedekkingen gemeentelijke begraafplaatsen en Uitvoeringsbesluit categorieën begraafplaatsen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-2015Nieuwe regeling

27-11-2014

Gemeenteblad, 22-12-2014, nr. 77085

2014/27313

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaats(en) voor de gemeente Alphen aan den Rijn 2015

De raad van de gemeente Alphen aan den Rijn;

 

Gelet op het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

 

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en de artikelen 35 en 56 van de Wet op de lijkbezorging;

 

B E S L U I T: vast te stellen de volgende

Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaats(en) voor de gemeente Alphen aan den Rijn 2015

Hoofdstuk I Inleidende bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      afdekplaat: een door de beheerder van de begraafplaats goedgekeurde plaat, welke door de beheerder of een door de beheerder aangewezen persoon wordt aangebracht ter afsluiting van een nis.

    • b.

      algemeen graf: een zandgraf of keldergraf bij de gemeente in beheer waarin gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van overledenen.

    • c.

      algemene nis: een plaats waar asbussen, zonder bijzondere bestemming, worden bewaard;

    • d.

      algemeen urnengraf: een ondergronds graf bij de gemeente in beheer waarin gelegenheid wordt geboden tot het doen bijzetten van asbussen met of zonder urnen;

    • e.

      asbus: een bus ter berging van as van een overledene;

    • f.

      begraafplaats(en): de Oosterbegraafplaats te Alphen aan den Rijn, de begraafplaats aan het Zuideinde te Aarlanderveen, de begraafplaats Buitendorp te Zwammerdam, de begraafplaats aan de Roemer te Boskoop, de begraafplaats Reijerskoop te Boskoop, de begraafplaats Vrederust te Benthuizen, de begraafplaats te Hazerswoude-Dorp, en de begraafplaats te Koudekerk aan den Rijn.

    • g.

      beheerder: de ambtenaar die belast is met de dagelijkse leiding van de begraafplaats(en) of degene die hem vervangt.

    • h.

      belanghebbende: natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een recht tot gebruik van een ruimte in een algemeen graf of algemeen urnengraf is verleend, dan wel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden.

    • i.

      gedenkplaatje: een door de beheerder van de begraafplaats te verstrekken plaatje, welke door de beheerder of een door de beheerder aangewezen persoon wordt aangebracht op een daarvoor bestemd gedenkteken.

    • j.

      gedenkplek: een plaats ingericht om te gedenken.

    • k.

      gedenkteken: voorwerpen die op het graf kunnen worden geplaatst, hieronder mede begrepen een gedenkplaatje, grafmonument, urn of kettingen en hekwerken.

    • l.

      grafbeplanting: beplanting op een graf waarmee rekening is gehouden met een door het college vastgestelde maatvoering.

    • m.

      keldergraf: een betonnen of gemetselde constructie waarin 1 of meerdere overledenen worden begraven of asbussen worden bijgezet;

    • n.

      kindergedeelte: een op de begraafplaats door het college aangewezen gedeelte, waaronder de kindervlinder, waarop uitsluitend kinderen die zijn overleden voordat zij de leeftijd van 12 jaar hebben bereikt, begraven kunnen worden;

    • o.

      overledene: een lijk als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging;

    • p.

      particulier graf: een zandgraf of keldergraf waarvoor, voor een bepaalde tijd, aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

      1. het doen begraven en begraven houden van overledenen.

      2. het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen.

    • q.

      particulier urnengraf: een particulier graf al dan niet gelegen in een urnentuin waarin aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon voor bepaalde tijd het uitsluitend recht wordt gegeven tot het boven- of ondergronds plaatsen van een asbus met of zonder urn.

    • r.

      urnennis: een nis waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon voor bepaalde tijd het gebruiksrecht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen.

    • s.

      rechthebbende: natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een uitsluitend recht is verleend op een particulier graf, op een particuliere urnengraf, of een gebruiksrecht op een urnennis of op een gedenkplaatje.

    • t.

      urn: een voorwerp ter berging van één of meer asbussen.

    • u.

      urnentuin: een op de begraafplaats door het college aangewezen gedeelte grond waarop urnen, hetzij ondergronds hetzij bovengronds, geplaatst worden.

    • v.

      verstrooiplaats: een op de begraafplaats door het college aangewezen gedeelte waarop as wordt verstrooid.

  • 2.

    De in het eerste lid genoemde door het college aanwijsbare gedeelten kunnen via het Uitvoeringsbesluit ‘Aanwijzing zones door middel van indelingstekeningen op de gemeentelijke begraafplaatsen’ worden vastgesteld.

Artikel 2. Uitbreiding begrippen particulier en algemeen graf

  • 1.

    Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang onder ‘particulier graf’ mede verstaan: urnennis en een particulier urnengraf.

  • 2.

    Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang onder 'algemeen graf' mede verstaan: algemeen urnengraf.

Hoofdstuk 2. Openstelling, orde en rust op de begraafplaats

Artikel 3. Openstelling begraafplaats(en)

  • 1.

    De begraafplaatsen zijn voor een ieder dagelijks toegankelijk van zonsopgang tot zonsondergang.

  • 2.

    Ter handhaving van de orde en rust op de begraafplaats(en) kunnen de toegangen tijdelijk worden gesloten.

  • 3.

    Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaats(en) niet voor het publiek geopend is (zijn), zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van een begrafenis of de bezorging van as.

  • 4.

    Het in het derde lid genoemde verbod is niet van toepassing op medewerkers en bezoekers van de centrale accommodatie die toestemming hebben van de beheerder van de begraafplaatsen. Zij kunnen toegang krijgen buiten de door het college vastgestelde openingstijden.

  • 5.

    De beheerder kan eventueel voorwaarden hieraan verbinden.

Artikel 4. Ordemaatregelen

  • 1.

    Het is aan steenhouwers, hoveniers en daarmede gelijk te stellen personen verboden, anders dan met toestemming van het college,

    werkzaamheden voor derden aan grafbedekkingen op de begraafplaats(en) te verrichten.

  • 2.

    Het is verboden met motorrijtuigen op de begraafplaats(en) te rijden:

    • a.

      elders dan op de daartoe aangewezen rijwegen. Motorrijtuigen zijn buiten de rijwegen (slechts) toegestaan voor begrafenissen of voor het vervoer van materialen;

    • b.

      sneller dan 10 km per uur.

  • 3.

    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in de aanhef en onder a van het tweede lid.

  • 4.

    Bezoekers, personeel van uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de begraafplaats(en) hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

  • 5.

    De beheerder kan personen die zich niet aan de in het vierde lid bedoelde aanwijzing houden van de begraafplaats verwijderen of laten verwijderen.

  • 6.

    Het is verboden op de begraafplaatsen:

    • a.

      op enige wijze reclame te maken voor handel en bedrijf:

    • b.

      zich op de begraafplaats te begeven met een niet aangelijnde hond.

  • 7.

    Zonder geleide en toezicht van een meerderjarige persoon, mogen kinderen beneden de leeftijd van 14 jaar zich niet op de begraafplaats bevinden.

Artikel 5. Plechtigheden

  • 1.

    Herdenkingsbijeenkomsten, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaats kunnen slechts plaatsvinden nadat deze ten minste 6 werkdagen tevoren zijn gemeld aan de beheerder onder opgave van datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop de plechtigheid zal plaatsvinden.

  • 2.

    Indien het gaat om het laten plaatsvinden van een herdenkingsbijeenkomst buiten de reguliere openingstijden op de begraafplaats kan hiervoor toestemming worden gevraagd aan het college.

  • 3.

    De deelnemers aan de plechtigheid, bedoeld in het eerste en tweede lid zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

Artikel 6. Opgravingen en ruimen

Het opgraven van stoffelijke resten en het ruimen van graven is slechts toegestaan indien daarbij geen andere personen aanwezig zijn dan degenen die met deze werkzaamheden zijn belast. Nabestaanden kunnen bij het college toestemming vragen om bij het opgraven stoffelijke resten aanwezig te kunnen zijn. Het college kan hiervoor toestemming verlenen alleen indien en voor zover de bedrijfsvoering van de begraafplaats(en) dat toelaat.

Hoofdstuk 3. Voorschriften voor lijkbezorging

Artikel 7. Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf

  • 1.

    Degene die wil laten begraven, as wil laten bijzetten of as wil laten verstrooien, geeft daarvan uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan die waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de beheerder. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Indien de burgemeester na overeenstemming met de Officier van Justitie toestemming heeft gegeven om de overledene binnen 36 uur na het overlijden te begraven, moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.

  • 2.

    Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as, en het daarna sluiten van een graf, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen mag uitsluitend geschieden door het personeel van de begraafplaats op aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder. De nabestaanden kunnen deze werkzaamheden onder toezicht van de beheerder geheel of gedeeltelijk zelf verrichten indien zij hun wens daartoe uiterlijk om 12.00 uur van de voorafgaande werkdag mondeling of schriftelijk aan de beheerder kenbaar hebben gemaakt. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Zij dienen bij deze werkzaamheden de aanwijzingen van de beheerder op te volgen.

Artikel 8. Gebouwen en muziekinstallatie

  • 1.

    Het gebruik van de ontvangstruimten, de aula alsmede het gebruik van de muziekinstallatie moet uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan de dag waarop van de ruimte of de aula gebruik zal worden gemaakt, worden aangevraagd bij de beheerder. Indien de ontvangstruimten of aula in beheer zijn bij anderen dan bij de gemeente, dient toestemming te worden gevraagd bij de exploitant van deze ontvangstruimten of aula.

  • 2.

    De ruimten en de muziekinstallatie staan voor iedere plechtigheid gedurende een vooraf te bepalen tijdsduur ter beschikking van de aanvrager.

Artikel 9. Over te leggen stukken

  • 1.

    Begraving mag slechts plaats vinden indien van tevoren het verlof tot begraven is overgelegd aan de beheerder.

  • 2.

    Indien de begraving of de bezorging van as in een particulier graf zal plaatsvinden, dient een machtiging daartoe aan de beheerder te worden overgelegd ondertekend door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door degene die in de uitvaart voorziet.

  • 3.

    Begraving of bijzetting in een particulier graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende of, indien deze is overleden door een van de andere personen, genoemd in artikel 16 tweede lid.

  • 4.

    De beheerder controleert de benodigde stukken.

Artikel 10. Tijden van begraven en asbezorging

  • 1.

    De tijd van begraven en het bezorgen van as worden door het college vastgesteld.

  • 2.

    Het college kan in bijzondere gevallen van deze tijden afwijken.

Hoofdstuk 4. Indeling en uitgifte van de graven

Artikel 11. Indeling graven en asbezorging

  • 1.

    Op de begraafplaats(en) kunnen worden uitgegeven:

    • a.

      particuliere graven;

    • b.

      urnennissen;

    • c.

      urnengraven;

    • d.

      gedenktplaatjes.

  • 2.

    Het college bepaalt bij nader vast te stellen regels hoeveel overledenen en hoeveel asbussen met of zonder urnen er kunnen worden bijgezet in de particuliere graven. Het college bepaalt tevens de afmetingen en de uitgifteduur van de particuliere graven. De uitgifteduur kan niet korter zijn dan de minimumtermijn vastgesteld in de Wet op de lijkbezorging.

  • 3.

    Bij plaatsing van een asbus zonder urn in een urnennis dient de nis af te worden afgesloten met een afdekplaat.

  • 4.

    Het college kan, in een uitvoeringsbesluit, categorieën overledenen aanduiden die begraven mogen worden op een begraafplaats.

  • 5.

    Op de begraafplaats Reijerskoop worden geen nieuwe graven meer uitgegeven. Er vinden uitsluitend bijzettingen plaats in particuliere graven waarvan de rechthebbende bekend is.

  • 6.

    Het college kan toestemming verlenen tot het begraven op de begraafplaats van andere overledenen, dan in het vierde lid van dit artikel bedoeld.

Artikel 12. Aantal overledenen in algemene graven

  • 1.

    In de algemene graven kan een door het college te bepalen aantal overledenen worden begraven.

  • 2.

    In de algemene urnengraven kan een door het college te bepalen aantal asbussen met of zonder urn worden bijgezet.

Artikel 13. Volgorde van uitgifte

  • 1.

    De particuliere graven worden voor directe begraving en in volgorde van ligging uitgegeven.

  • 2.

    Het college kan een particulier graf toewijzen anders dan voor directe begraving en buiten de volgorde van uitgifte, indien dit wegens de situatie op de begraafplaats(en) niet bezwaarlijk is. Het recht op het graf gaat in op het moment dat het graf wordt toegewezen.

Artikel 14. Categorieën

Het college kan bij nader vast te stellen regels de algemene en particuliere graven onderverdelen in categorieën. Het college bepaalt voor de verschillende categorieën de situering en oppervlakte.

Artikel 15. Termijnen particuliere graven

  • 1.

    Het college verleent, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaats(en) dat toelaat, op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag, voor de tijd van 10, 20, 30 of 40 jaar het recht op een particulier graf. De termijn begint te lopen op de datum waarop het particuliere graf is uitgegeven.

  • 2.

    Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde recht wordt op aanvraag van de rechthebbende verlengd met een termijn van telkens 5 jaar mits de aanvraag voor het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend.

  • 3.

    De periode van het grafrecht inclusief verlenging kan op enig moment niet meer bedragen dan 40 jaar.

Artikel 16. Overschrijving van verleende rechten

  • 1.

    Het recht op een particulier graf kan op aanvraag van de rechthebbende worden overgeschreven ten name van een natuurlijk persoon of rechtspersoon.

  • 2.

    Na het overlijden van de rechthebbende kan het recht op het particuliere graf worden overgeschreven op naam van een natuurlijk persoon of rechtspersoon, indien de aanvraag daartoe wordt gedaan binnen zes maanden na het overlijden van de rechthebbende. Indien de overleden rechthebbende in het graf dient te worden begraven, of indien de asbus met zijn resten in het graf dient te worden bijgezet, dient het verzoek tot overschrijving daaraan voorafgaand te worden gedaan.

  • 3.

    Indien na het overlijden van de rechthebbende de aanvraag tot overschrijving aan het college niet wordt gedaan binnen de in het tweede lid van dit artikel gestelde termijn van zes maanden, is het college bevoegd het recht op het particuliere graf te doen vervallen.

Artikel 17. Afstand doen van graven

Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen ten behoeve van de gemeente van het recht op het particuliere graf. Van de ontvangst van zodanige verklaring doet het college schriftelijk mededeling aan de rechthebbende.

Hoofdstuk 5. Gedenktekens en onderhoud

Artikel 18. Vergunning gedenkteken

  • 1.

    Bij de uitgifte van een graf wordt gelijktijdig een vergunning voor een gedenkteken verleend.

  • 2.

    Op een graf mag geen gedenkteken worden geplaatst, vervangen of aangepast zonder schriftelijke melding vooraf aan de beheerder van de begraafplaats.

  • 3.

    Het college stelt nadere regels omtrent de aard en afmetingen van de gedenktekens.

  • 4.

    Het college kan ontheffing verlenen van de door hen vastgestelde nadere regels.

  • 5.

    Het college kan de aanvraag voor een gedenkteken weigeren indien:

    • a.

      niet voldaan wordt aan de vastgestelde nadere regels, genoemd in het derde lid;

    • b.

      het gedenkteken afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;

    • c.

      de duurzaamheid van de materialen onvoldoende is;

    • d.

      de constructie van het gedenkteken ondeugdelijk is.

Artikel 19. Onderhoud door de gemeente

De gemeente voorziet in het algemene onderhoud op de begraafplaatsen.

Het college kan besluiten om ten behoeve van zijn beheertaken tijdelijk grafbedekkingen te verplaatsen. Dit artikel geldt voor alle soorten grafbedekking, ook diegene die zijn geplaatst voor ingang van deze verordening.

Artikel 20. Onderhoud door rechthebbende of belanghebbende

  • 1.

    Het (doen) plaatsen, aanbrengen, herstellen, vernieuwen of verwijderen van de grafbedekking of gedenkteken geschiedt door, voor rekening van en voor risico van de rechthebbende of de belanghebbende.

  • 2.

    De rechthebbende of de belanghebbende is verplicht de grafbedekking of het gedenkteken behoorlijk te onderhouden of te herstellen.

  • 3.

    Indien de rechthebbende of de belanghebbende nalaat de grafbedekking of het gedenkteken behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kan het college de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zo nodig de gehele grafbedekking doen verwijderen zonder dat de gemeente verplicht is om tot enige vergoeding over te gaan.

  • 4.

    De verwijdering van de grafbedekking of het gedenkteken vindt niet plaats dan nadat het college de rechthebbende of de belanghebbende door middel van een verklaring schriftelijk op de hoogte heeft gesteld van de toestand van de grafbedekking. Wanneer het adres van de rechthebbende of de belanghebbende niet bekend is, maakt het college de verklaring bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht.

  • 5.

    Het college kan de rechthebbende of de belanghebbende per aanschrijving verplichten een beschadiging aan de grafbedekking of het gedenkteken te herstellen binnen de door het college gestelde termijn indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van het college het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt of indien de beschadiging van de grafbedekking gevaar oplevert voor derden.

Artikel 21. Blijvende en niet-blijvende grafbeplanting

Blijvende en niet-blijvende beplanting op een graf dat in een verwaarloosde staat verkeert, kan door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding. Losse bloemen, planten, kransen, en dergelijke kunnen wanneer zij verwelkt zijn, door de beheerder worden verwijderd.

Artikel 22. Verwijdering grafbedekking na verstrijken van de termijn

De grafbedekking kan na het verstrijken van de graftermijn door het college worden verwijderd.

Hoofdstuk 6. Ruiming van graven, urnengraven en urnennissen

Artikel 23. Ruiming, bezorging van overledenen en as

  • 1.

    Stoffelijke resten worden bij een ruiming van het graf in een verzamelgraf begraven. Bij de ruiming van een urn wordt de as verstrooid op een daartoe bestemd gedeelte(n) van de begraafplaats(en).

  • 2.

    Nabestaanden van een overledene, die begraven is in een algemeen graf, kunnen bij de beheerder een aanvraag indienen, om de stoffelijke resten bij een ruiming te laten begraven of cremeren.

  • 3.

    De rechthebbende op een particulier graf kan bij de beheerder een aanvraag indienen om de stoffelijke resten op te graven om deze opnieuw in dezelfde grafruimte te doen plaatsen dan wel om deze te cremeren of elders opnieuw te doen begraven. De rechthebbende op een particulier urnengraf of urnennis kan bij de beheerder een aanvraag indienen de asbus ter beschikking te houden om elders bij te zetten of om de as te doen verstrooien.

Hoofdstuk 7. Inrichting register

Artikel 24. Voorschriften

  • 1.

    Het college stelt voorschriften vast voor het register van de begraven overledenen en de bezorgde as.

  • 2.

    Het register wordt bijgehouden door de beheerder van de begraafplaats.

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen

Artikel 25. Bevoegdheid college

Het college kan ter uitvoering van deze verordening nadere regels stellen.

Artikel 26. Overgangsbepaling

  • 1.

    Besluiten van het college die genomen zijn krachtens de Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaats(en) voor de gemeente Alphen aan den Rijn 2010, Beheerverordening gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Rijnwoude en Beheerverordening gemeentelijke begraafplaats Roemer 2008 gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

  • 2.

    Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaats(en) voor de gemeente Alphen aan den Rijn 2010, Beheerverordening gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Rijnwoude of Beheerverordening gemeentelijke begraafplaats Roemer 2008 is ingediend en voor het

    tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 27. Strafbepaling

Hij die handelt in strijd met artikel 3 derde lid of de artikelen 4, 5 van deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie, zoals bedoeld in artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 28. Intrekking oude regeling

De Beheerverordening begraafplaatsen Alphen aan den Rijn 2010, de Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Rijnwoude en de Beheerverordening gemeentelijke begraafplaats Roemer 2008 wordt gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze verordening ingetrokken.

Artikel 29. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015.

Artikel 30. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Beheerverordening begraafplaatsen Alphen aan den Rijn 2015.

Vastgesteld door de raad van Alphen aan den Rijn op 27 november 2014,

de plv.- griffier, de voorzitter,

J.A.A. Augustinus, T.P.G. Bruinsma