Organisatie | Schiedam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Instellingsbesluit van de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Maassluis, Vlaardingen en Schiedam houdende regels omtrent de Gemeenschappelijke regeling MVS Stroomopwaarts |
Citeertitel | Gemeenschappelijke regeling Stroomopwaarts MVS |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
17-07-2021 | artikel 4 | 04-05-2021 | BPR2100171 / 21INT00171 | ||
30-10-2020 | 17-07-2021 | artikel 4, 6, 8, 13, 19, 31 | 29-09-2020 | BPR2000166 | |
29-12-2017 | 30-10-2020 | artikel 4, 17, 18, 21, 23, 24, 29, 32, hoofdstuk VI, toelichting | 24-10-2017 | . | |
15-07-2016 | 29-12-2017 | artikel 4, 5, 6, 15, 17, toelichting | 03-05-2016 | . | |
01-02-2015 | 30-10-2020 | nieuwe regeling | 27-01-2015 Staatscourant, 30-01-2015 | Onbekend. |
De colleges van burgemeesters en wethouders van de gemeenten Maassluis, Vlaardingen en Schiedam, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft,
Overwegende dat de gemeenteraden en colleges van de gemeenten Maassluis, Vlaardingen en Schiedam de intentie hebben uitgesproken op onderdelen van het gebied van het sociaal domein met ingang van 1 januari 2015 te gaan samenwerken in één organisatie;
Overwegende dat de gemeenteraden van de gemeenten Maassluis, Vlaardingen en Schiedam toestemming hebben verleend om deze gemeenschappelijke regeling te treffen;
De gemeenschappelijke regeling Stroomopwaarts MVS te treffen en daarbij het openbaar lichaam Stroomopwaarts MVS in te stellen.
Hoofdstuk II Doelstelling en bevoegdheden/taken
Artikel 3 Te behartigen belang
De gemeenschappelijke regeling is getroffen ter behartiging van het belang van een kwalitatief hoogwaardige en een doelmatige uitvoering van de taken en bevoegdheden van de deelnemers op het gebied van het sociaal domein.
Hoofdstuk III Het algemeen bestuur
Het algemeen bestuur kan besluiten tot de oprichting van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen indien dit in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang.
Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks tenminste tweemaal en voorts indien de voorzitter dit nodig oordeelt of indien de meerderheid van het algemeen bestuur daarom, onder opgave van de te behandelen onderwerpen, schriftelijk aan de voorzitter verzoekt. De vergadering vindt plaats binnen twee weken na de ontvangst van het verzoek.
Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden een reglement van orde vast.
Hoofdstuk IV Het dagelijks bestuur
Het dagelijks bestuur vergadert ten minste vier maal per jaar en voorts indien de voorzitter dit nodig oordeelt of indien tenminste één lid van het dagelijks bestuur hierom, onder opgave van de te behandelen onderwerpen, schriftelijk aan de voorzitter verzoekt. In het laatste geval vindt de vergadering binnen twee weken na de ontvangst van het verzoek plaats.
Op de vergadering, bedoeld in het vijfde lid, is het vierde lid niet van toepassing. Het dagelijks bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de eerdere vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien ten minste de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.
Het dagelijks bestuur is in ieder geval bevoegd:
te besluiten namens het openbaar lichaam, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist;
Het algemeen bestuur gaat niet over tot het instellen van een commissie als bedoeld in het eerste lid dan nadat de raden van de deelnemende gemeenten van dit voornemen op de hoogte zijn gesteld en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen.
Hoofdstuk IX Financiële bepalingen
Artikel 23 Begroting openbaar lichaam
Het dagelijks bestuur stelt elk jaar, met in achtneming van de voorschriften genoemd in de financiële regelingen van het openbaar lichaam, een ontwerpbegroting van inkomsten en uitgaven op voor het komend dienstjaar van het openbaar lichaam, voorzien van de nodige toelichting en specificaties. Tevens stelt hij elk jaar een meerjarenbegroting op.
Het dagelijks bestuur stelt elk jaar de rekening van baten en lasten van het voorgaande jaar op met in achtneming van de voorschriften genoemd in de financiële regelingen en nadere regels van het openbaar lichaam. Het dagelijks bestuur zendt de rekening ter controle naar de accountant, met het verzoek zo spoedig mogelijk het controlerapport uit te brengen.
Het algemeen bestuur is bevoegd (egalisatie)reserves voor de bedrijfsvoering in te stellen . In de nadere regels als bedoeld in artikel 21 tweede lid worden het instellen van reserves en de omvang daarvan vastgelegd.
Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam draagt zorg voor de informatie- en archiefbescheiden van het lichaam overeenkomstig een door het bestuur vast te stellen archiefregeling, onverminderd het bepaalde in de Archiefwet en de Wet bescherming persoonsgegevens. De zorg voor de archiefbescheiden die ontstaan uit hoofde van de door de deelnemers gemandateerde taken berust bij de deelnemers.
Hoofdstuk XIII Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing
Een college kan, na vooraf verkregen toestemming van de raad van die gemeente, besluiten dat de deelneming aan deze regeling wordt opgezegd. De raden van de overige gemeenten worden over het besluit geïnformeerd. Een dergelijk besluit kan niet eerder worden genomen dan zes jaar na inwerkingtreding van deze regeling, tenzij een verplichting daartoe voortvloeit uit de wet.
De financiële schade die door de uittreding aan het openbaar lichaam is toegebracht wordt, inclusief de hierdoor ontstane bovenwettelijke uitkering, aan de uittredende gemeente in rekening gebracht. In het kader van de afwikkeling van de financiële gevolgen van de uittreding zal een toewijzing van personeel aan de uittredende deelnemer plaatsvinden en er zal een compensatie verschuldigd zijn voor de overige rechten, verplichtingen en vermogen, tenzij partijen anders overeenkomen.
Voor de vaststelling van de financiële schade als bedoeld in het zesde lid wordt door het algemeen bestuur en de uittredende gemeente, gezamenlijk, advies gevraagd aan een onafhankelijke externe deskundige. Het advies van de deskundige in de vorige zin genoemd zal door partijen als bindend worden ervaren tenzij binnen vier weken na het uitbrengen van het advies een geschil over de financiële schade aan een MfN-register mediator dan wel, indien mediation niet mogelijk is, gedeputeerde staten wordt voorgelegd.
Artikel 32 Wijziging en opheffing
In geval van opheffing van de regeling stelt het algemeen bestuur een liquiditeitsplan op dat voorziet in de verplichting van de deelnemers alle rechten, verplichtingen en vermogen van het openbaar lichaam over de deelnemers te verdelen op een in dit plan te bepalen wijze. Dit plan wordt vastgesteld door de deelnemers.
Aldus vastgesteld door
burgemeester en wethouders van Maassluis in de vergadering d.d. 27 januari 2015
de secretaris, de burgemeester,
mr. A.J.T. Korthout, drs. J.A. Karssen
burgemeester en wethouders van Vlaardingen in de vergadering d.d. 27 januari 2015
de secretaris, de burgemeester,
mw. mr. A.G. Knol-van Leeuwen, A.B. Blase
burgemeester en wethouders van Schiedam in de vergadering d.d. 27 januari 2015
de secretaris, de burgemeester,
ir. J.C. van Ginkel, MCM C.H.J. Lamers
Toelichting GR Stroomopwaarts MVS
De gemeenschappelijke regeling Stroomopwaarts heeft een algemene toelichting waarin de structuur van de organisatie, de overgedragen bevoegdheden en de verantwoordingsrelaties worden toegelicht. Daarnaast wordt ingegaan op de rol van de gemeenteraad. De artikelen zijn gebaseerd op de Wet gemeenschappelijke regelingen (hierna: “Wgr”) en hebben geen aparte toelichting.
1. De structuur van de organisatie
De samenwerking tussen Maassluis, Vlaardingen en Schiedam is vormgegeven in een gemeenschappelijke regeling met een openbaar lichaam en heeft de volgende organisatiestructuur: algemeen bestuur, dagelijks bestuur, voorzitter en directeur.
De gemeenschappelijke regeling Stroomopwaarts is een collegeregeling, er zijn uitsluitend collegebevoegdheden gemandateerd. Bij een collegeregeling worden de leden van het algemeen bestuur gekozen door en uit de colleges (art. 13 lid 6 Wgr). Raadsleden kunnen in een collegeregeling geen lid zijn van het algemeen bestuur. In de GR Stroomopwaarts bestaat het algemeen bestuur uit twee leden van de colleges van Maassluis, Vlaardingen en Schiedam.
Voor de leden van het algemeen bestuur kunnen in beginsel geen plaatsvervangers worden benoemd, er geldt een interne vervangingsregeling net als binnen het college van burgemeester en wethouders. Bij langdurige ontstentenis van een lid van het dagelijks bestuur kan een interim bestuurder worden aangewezen. Bij permanente ontstentenis kan een opvolger worden aangewezen.
In het algemeen bestuur heeft ieder lid één stem. Het algemeen bestuur behartig in beginsel de gemeentelijke belangen.
Het dagelijks bestuur bestaat uit drie leden. De leden worden door het algemeen bestuur aangewezen. In het dagelijks bestuur heeft ieder lid één stem. In het dagelijks bestuur wordt vooral gekeken naar de belangen van het samenwerkingsverband waarover het de dagelijkse leiding heeft. In de Wgr is niet uitgewerkt hoe binnen het dagelijks bestuur besloten wordt en wat voor orde bepalingen daar gelden. Dit is derhalve in artikel 12 van de gemeenschappelijke regeling vastgelegd.
De voorzitter van het openbaar lichaam is een zelfstandig bestuursorgaan, zoals ook de burgemeester dat is binnen de gemeente. De voorzitter wordt door en uit het algemeen bestuur aangewezen (art. 13 Wgr). Door de toevoeging “en uit” blijkt dat de voorzitter dus altijd een lid van het algemeen bestuur moet zijn. Een externe voorzitter is niet mogelijk. Anders dan de burgemeester ten opzichte van de raad, is de voorzitter van het openbaar lichaam een volledig stemrecht hebbend lid van het algemeen bestuur. De voorzitter van het openbaar lichaam is ook voorzitter van het algemeen bestuur (art. 12 lid 3 Wgr). Hij heeft binnen het algemeen bestuur een dubbelrol.
Tenslotte is de voorzitter van het algemeen bestuur ook voorzitter van het dagelijks bestuur (artikel 15 lid 2). In de GR is vastgelegd dat de voorzitter ieder jaar rouleert en niet uit dezelfde gemeente is als de secretaris die ook rouleert.
De directeur is in dienst van het openbaar lichaam. De directeur is secretaris van het algemeen en dagelijks bestuur.
Om de autonomie van de colleges te waarborgen worden in de gemeenschappelijke regeling geen bevoegdheden gedelegeerd maar gemandateerd. In geval van mandaat wordt de bevoegdheid gegeven om in naam van één van de drie colleges besluiten te nemen. De verantwoordelijkheid blijft bij de colleges. De in mandaat genomen besluiten gelden als besluiten van één van de colleges en de rechtsgevolgen zijn hetzelfde als wanneer het college het besluit zelf had genomen. De mandatering van de bevoegdheden van de colleges aan een orgaan of ambtenaar van Stroomopwaarts is een mandaat aan een niet ondergeschikte. Deze moet met het mandaat instemmen. Aangezien het bij de bevoegdheden niet uitsluitend gaat om mandaat maar mogelijk ook over het uitoefenen van feitelijke handelingen en privaatrechtelijke rechtshandelingen is het ruime begrip machtiging gebruikt.
De Wet gemeenschappelijke regelingen staat toe dat in de Gemeenschappelijke regeling wordt bepaald dat de bevoegdheden van het college worden overgedragen aan het dagelijks bestuur in plaats van aan het algemeen bestuur. Dit is praktisch omdat een wijziging van het mandaat (voorgesteld door de drie colleges) in dat geval niet aan het algemeen bestuur (met twee wethouders uit ieder college) hoeft te worden voorgelegd maar alleen aan het dagelijks bestuur (de drie wethouders). In de praktijk komt het voor dat de deelnemers afzonderlijk bevoegdheden willen overdragen. Hiervoor is in artikel 3 lid 2 van de Gemeenschappelijke regeling bepaald dat afzonderlijke overdracht mogelijk is als vooraf toestemming wordt gevraagd aan het dagelijks bestuur (lid 3) en de niet overdragende deelnemer jaarlijks wordt geïnformeerd (lid 4).
Het is formeel juridisch mogelijk de bevoegdheid om beleidsegels in de zin van de Algemene wet bestuursrecht vast te stellen te mandateren aan het dagelijks bestuur. Deze bevoegdheid is in art. 3 lid 5 vastgelegd. Of en hoe van deze bevoegdheid gebruik gemaakt gaat worden zal bij de wijziging van de mandaat instructie nader bepaald worden. Een beleidsregel is een uitwerking van een bevoegdheid die opgenomen is een wettelijke regeling (bv een verordening) en kan op grond van de mandaatinstructie van de colleges aan het dagelijks bestuur alleen worden vastgesteld met in achtneming van de financiële regelingen van Stroomopwaarts.
Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden afzonderlijk zijn verantwoording schuldig aan het algemeen bestuur over het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur (art. 19a Wgr). Het dagelijks bestuur moet het algemeen bestuur daarnaast alle inlichtingen verschaffen die het algemeen bestuur voor de uitoefening van zijn taken nodig heeft (art. 19a lid 2 Wgr). Deze actieve informatieplicht is overgenomen uit artikel 169 Gemeentewet.
Tenslotte kan het algemeen bestuur een lid van het dagelijks bestuur ontslaan indien dit lid niet langer het vertrouwen van het algemeen bestuur geniet.
De leden van het algemeen bestuur moeten bij een collegeregeling verantwoording afleggen aan het college (art. 18 Wgr) en aan de raad (art. 19 lid 3 Wgr). Er geldt voor leden van het dagelijks bestuur uitsluitend een verantwoordingsplicht aan het algemeen bestuur. In het dagelijks bestuur wordt vooral gekeken naar de belangen van het samenwerkingsverband waarover het de dagelijkse leiding heeft. De gemeentelijke belangen worden in beginsel in de vergadering van het algemeen bestuur behartigd, als vertegenwoordigend orgaan.
In artikel 23 is een lichte zienswijzenprocedure opgenomen voor technische begrotingswijzigingen.
Ten aanzien van artikel 25 wordt opgemerkt dat bij de vaststelling van de jaarrekening het algemeen bestuur ook een besluit neemt over de bestemming van een eventueel positief financieel resultaat.
5. De rol van de gemeenteraden
De GR Stroomopwaarts is een collegeregeling waarin het college haar bevoegdheden aan het bestuur van het openbaar lichaam heeft gemandateerd en niet gedelegeerd. Het vaststellen van het beleid en van verordeningen blijft een bevoegdheid van de raad.
Om de raden bij het samenwerkingsverband te betrekken is in de Wgr een verplichte voorhangprocedure of zienswijzenprocedure opgenomen. Deze procedure is van andere samenwerkingsverbanden bekend. De datum voor inzending van de begroting aan gedeputeerde staten is 1 augustus. De termijn voor het indienen van zienswijzen is acht weken (art. 35 Wgr). Dit geeft raden tijd om onderling af te stemmen en zo druk uit te kunnen oefenen. De sturingsmogelijkheden van de raden zijn in de Wgr vastgelegd. Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam moet uiterlijk op 15 april de algemene en financiële kaders voor het volgende begrotingsjaar aanbieden aan de raden (art. 34b Wgr) alsmede de conceptjaarrekening van het vorige begrotingsjaar. Hierin moet in elk geval worden opgenomen een indicatie van de gemeentelijke bijdrage, de beleidsvoornemens en de prijscompensatie. De raden kunnen dit dan als input gebruiken bij hun eigen voorjaarsnota. In de Memorie van Toelichting wordt opgemerkt dat het van belang is dat het bestuur van het openbaar lichaam al in februari of maart komt met financiële voorstellen voor het navolgende jaar zodat die in de gemeentelijke kadernota’s kunnen worden meegenomen.
Opgemerkt wordt dat delegatie van de bevoegdheid om zienswijzen in te dienen niet mogelijk is.
Uit artikel 1 tweede lid van de Wgr volgt dat de raden van de deelnemende gemeenten toestemming moeten verlenen voor het treffen van een gemeenschappelijke regeling. Ook voor het wijzigen van, het toetreden tot en het uittreden uit een gemeenschappelijke regeling is toestemming van de betrokken gemeenteraden vereist. Dit volgt uit artikel 1 derde lid van de Wgr.
De GR Stroomopwaarts MVS is een collegeregeling, dit heeft tot gevolg dat door het bestuur van de GR geen adviescommissie kan worden ingesteld waarin raadsleden deelnemen. De mogelijkheid om een regionale raadscommissie in te laten stellen door de drie raden zal in overleg nader uitgewerkt worden.
De raden van de deelnemers kunnen de door hen ingestelde rekenkamer verzoeken een onderzoek te verrichten (artikel 184 lid 1 onder a Gemeentewet) bij het openbaar lichaam.