Organisatie | Oldebroek |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Gedragscode gemeentebestuurders |
Citeertitel | Gedragscode gemeentebestuurders |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | BIJLAGE ONKOSTENVERGOEDINGEN Gemeentebestuurders.pdf |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-04-2003 | 10-01-2015 | nieuwe regeling | 22-04-2003 Geen. | Overige regelingen. |
Aldus besloten in de openbare vergadering
Gedragscode gemeentebestuurders
De raad van de gemeente Oldebroek;
overwegend dat het gewenst en wettelijk voorgeschreven is een gedragscode vast te stellen voor de leden van de raad, de wethouders en de burgemeester;
gelezen het voorstel van het college van 28 januari 2003;
gelet op de artikelen 15, 41 en 69 van de Gemeentewet;
vast te stellen de gedragscode voor de leden van de raad, de raadscommissies, de wethouders en de burgemeester, zoals verwoord in de bijlage bij dit besluit.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
Deel I. Kernbegrippen van bestuurlijke integriteit
Leden van het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad stellen bij hun handelen de kwaliteit van het openbaar bestuur centraal. Integriteit van het openbaar bestuur is daarvoor een belangrijke voorwaarde. De belangen van de gemeente en in het verlengde daarvan die van de burgers, zijn het primaire richtsnoer.
Bestuurlijke integriteit houdt in dat de verantwoordelijkheid die met de functie samenhangt wordt aanvaard en dat er de bereidheid is om daarover verantwoording af te leggen. Verantwoording wordt intern afgelegd aan collega-bestuurders of aan de gemeenteraad, maar ook extern aan organisaties en burgers voor wie bestuurders hun functie vervullen.
Een aantal kernbegrippen is daarbij leidend en plaatst bestuurlijke integriteit in een breder perspectief:
Het handelen van een bestuurder is altijd en volledig gericht op het belang van de gemeente en op de organisaties en burgers die daar onderdeel van uit maken. Dit houdt in dat burgers die aan het gemeentebestuur vragen stellen binnen de daarvoor gestelde termijnen een beargumenteerd antwoord krijgen.
Het handelen van een bestuurder heeft een herkenbaar verband met de functie die hij vervult in het bestuur.
Het handelen van een bestuurder wordt gekenmerkt door onpartijdigheid, dat wil zeggen dat geen vermenging optreedt met oneigenlijke belangen en dat ook iedere schijn van een dergelijke vermenging wordt vermeden.
Het handelen van een bestuurder is transparant, opdat optimale verantwoording mogelijk is en de controlerende organen volledig inzicht hebben in het handelen van de bestuurder en zijn beweegredenen daarbij.
Op een bestuurder moet men kunnen rekenen. Die houdt zich aan zijn afspraken. Kennis en informatie waarover hij uit hoofde van zijn functie beschikt, wendt hij aan voor het doel waarvoor die zijn gegeven.
Het handelen van een bestuurder is zodanig dat alle organisaties en burgers op gelijke wijze en met respect worden bejegend en dat belangen van partijen op correcte wijze worden afgewogen.
Deze kernbegrippen zijn de toetssteen voor de nu volgende gedragsafspraken. Gedragingen moeten aan deze kernbegrippen getoetst kunnen worden.
Deel II. Gedragscode bestuurlijke integriteit
Een bestuurder houdt geen informatie achter, tenzij deze geheim of vertrouwelijk is en het niet geven van informatie mogelijk is op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur.
Een bestuurder maakt niet ten eigen bate of van zijn persoonlijke betrekkingen gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen informatie.
De gemeentesecretaris respectievelijk de griffier is verantwoordelijk voor een deugdelijke administratieve afhandeling en registratie van declaraties. Declaraties van bestuurders worden administratief afgehandeld door een daartoe aangewezen ambtenaar.
In geval van twijfel omtrent een declaratie, wordt deze voorgelegd aan de burgemeester. Zonodig wordt de declaratie ter beslissing aan het college, respectievelijk de gemeenteraad voorgelegd.
9 Gebruik van gemeentelijke voorzieningen
Als het belang van de gemeente daarmee is gediend kan het college, respectievelijk de gemeenteraad beslissen dat bestuurders voor hun dienstreizen gebruik maken van een dienstauto. Het gebruik van deze voorziening wordt centraal geregistreerd. Het college of de raad kan bepalen dat in bijzondere gevallen van een dienstauto gebruik kan worden gemaakt voor woon-werkverkeer of voor de uitoefening van q.q.-nevenfuncties.