Organisatie | Rijswijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Rijswijk 2007 |
Citeertitel | Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Rijswijk 2007 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Welzijn, Zorg en Sociale Zaken |
Deze regeling vervangt de Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Rijswijk 2005.
Financieel Besluit Maatschappelijke Ondersteuning 2008; Verstrekkingenboek Maatschappelijke Ondersteuning 2008
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2007 | 01-05-2012 | nieuwe regeling. | 26-09-2006 Groot Rijswijk, 05-10-2006 | 06-047 |
Hoofdstuk 1 - Algemene Bepalingen
Artikel 1.1.– Begripsbepalingen
In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:
Persoon met beperkingen: een persoon die ten gevolge van ziekte of gebrek aantoonbare beperkingen ondervindt bij het uitvoeren van activiteiten op het gebied van het voeren van het huishouden, bij het normale gebruik van de woning; bij het verplaatsen in en om de woning, bij het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en het op basis daarvan aangaan van sociale verbanden;
Maatschappelijke participatie: normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning; het zich in en om de woning verplaatsen; het zich zodanig verplaatsen dat aansluiting wordt gevonden bij regionale, bovenregionale en landelijke vervoersystemen; het ontmoeten van andere mensen en het aangaan en onderhouden van sociale verbanden om op die manier deel te nemen aan het lokale maatschappelijke leven;
Eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten: een door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een voorziening in natura, een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget betaald moet worden en waarop de regels van het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning 2007 van toepassing zijn;
Hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de persoon als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdeel 5 en 6 van de Wet zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en in de gemeentelijk basisadministratie staat ingeschreven dan wel zal staan ingeschreven, dan wel het feitelijk woonadres indien de gehandicapte met een briefadres elders is ingeschreven.
Geen voorziening wordt toegekend:
indien een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze, dan wel krachtens de aan deze verordening voorafgaande Verordening voorzieningen gehandicapten Gemeente Rijswijk is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken, tenzij de eerder vergoede of versterkte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de belanghebbende zijn toe te rekenen.
HOOFDSTUK 2 – INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
Een individuele voorziening kan verstrekt worden in natura, als financiële tegemoetkoming en als persoonsgebonden budget. Het college stelt vast in welke situaties de keuze tussen deze voorzieningen wordt geboden aan de hand van de in deze verordening neergelegde criteria.
Artikel 2.2. – Voorziening in natura
Indien een voorziening in natura wordt verstrekt zijn de bruikleenvoorwaarden van de gemeente Rijswijk of de dienstverleningsovereenkomst tussen leverancier en belanghebbende van toepassing.
Artikel 2.3. – Financiële tegemoetkoming
Bij verstrekking van een financiële tegemoetkoming worden de toepasselijke voorwaarden zoals genoemd in het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning 2007 in de beschikking opgenomen.
Artikel 2.4. – Persoonsgebonden budget
de omvang van het persoonsgebonden budget is een percentage van de tegenwaarde van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate te verstrekken voorziening in natura, indien nodig aangevuld met een vergoeding voor instandhoudingkosten, zoals vastgelegd in het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning 2007;
volgens de voorschriften zoals door het college in het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning 2007 opgenomen.
6.Na ontvangst van de in het vorige lid genoemde bescheiden wordt door het college beoordeeld of er aanleiding bestaat het persoonsgebonden budget geheel of ten dele terug te vorderen of te verrekenen.
Artikel 2.5. – Eigen bijdragen
Bij het verstrekken van individuele voorzieningen op grond van de Wet is de belanghebbende een eigen bijdrage verschuldigd of wordt de financiële tegemoetkoming afgestemd op het inkomen. Het college legt in het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning 2007 de omvang van deze eigen inbreng vast.
HOOFDSTUK 3 – HULP BIJ HET HUISHOUDEN
Artikel 3.1. – Vormen van hulp bij het huishouden
De door het college, ter compensatie van beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek bij het voeren van een huishouden, te verstrekken voorziening kan bestaan uit:
Artikel 3.2 – Primaat van de algemene of collectieve hulp bij het huishouden
Een belanghebbende kan voor de in artikel 3.1. onder 1. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek of problemen bij het uitvoeren van de mantelzorg het zelf uitvoeren van een of meer huishoudelijke taken onmogelijk maken en de algemene of collectieve hulp bij het huishouden dit snel en adequaat kan oplossen
Artikel 3.3. – Gebruikelijke zorg
In afwijking van het gestelde in artikel 3.2. komt een belanghebbende niet in aanmerking voor hulp bij het huishouden als tot de leefeenheid waar deze persoon deel van uitmaakt een of meer huisgenoten behoren die wel in staat zijn het huishoudelijk werk te verrichten, een en ander conform het Protocol Gebruikelijke zorg.
Artikel 3.4. – Omvang van de hulp bij de huishouding
De omvang van de hulp bij het huishouden wordt uitgedrukt in uren, afgerond op halve uren, per week.
Artikel 3.5. – Omvang van het persoonsgebonden budget
Het bedrag per uur dat in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, wordt jaarlijks door het college vastgesteld en vastgelegd in het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning 2007.
HOOFDSTUK 4 – WOONVOORZIENINGEN
Artikel 4.1. – Vormen van woonvoorzieningen
De door het college van burgemeester en wethouders te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit:
Artikel 4.2. – Primaat algemene of collectieve woonvoorzieningen
Artikel 4.3. – Vormen van individuele woonvoorzieningen
Artikel 4.4. – Het recht op een woonvoorziening
Voor woningaanpassing zoals bedoeld in artikel 4.2. onder 2.b. kan een eigen bijdrage verschuldigd zijn. De hoogte van deze eigen bijdrage is afhankelijk van de hoogte van het inkomen zoals bedoeld in artikel 1.1. onder 19. en is vastgelegd in het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning 2007.
De bepalingen in hoofdstuk 4 zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen aan hotels, pensions, trekkerswoonwagens, verzorgingshuizen, vakantie- en recreatiewoningen, tweede woningen, kamerverhuur en specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden.
Artikel 4.7. – Primaat van de losse woonunit
Indien een bouwkundige woonvoorziening bestaat uit een aanbouw aan of een aanzienlijke verbouwing van een woning die niet het eigendom is van een verhuurder, die bereid is de aangepaste woning blijvend ter beschikking te stellen van personen die op basis van aantoonbare beperkingen ten gevolge van ziekte of gebrek behoefte hebben aan een dergelijke woning, zal het college een herplaatsbare losse woonunit verstrekken indien daartegen geen bezwaren van overwegende aard bestaan.
De aanvraag voor een woonvoorziening als bedoeld in dit hoofdstuk wordt geweigerd indien:
de belanghebbende voor het eerst zelfstandig gaat wonen, verhuisd is vanuit of naar een woonruime die niet geschikt is het gehele jaar door bewoond te worden, verhuisd is naar een AWBZ-instelling of een andere instelling gericht op het verstrekken van zorg, of er in de verlaten woonruimte geen problemen met het normale gebruik van de woning zijn ondervonden, tenzij het een verhuizing naar een ADL-woning betreft.
Artikel 4.9. – Gemeenschappelijke ruimten
Artikel 4.10. – Overige woongerelateerde voorzieningen
Het college van burgemeester en wethouders kan een financiële tegemoetkoming verlenen in de verhuis- en inrichtingskosten als bedoeld in artikel 4.3. onder 2.a. aan een persoon die op verzoek van de gemeente, ten behoeve van een gehandicapte de woonruimte, bestemd voor permanente bewoning heeft ontruimd;
Het college van burgemeester en wethouders verleent slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten van keuring, onderhoud en reparatie als bedoeld in artikel 4.3. onder 2.d. indien de woonvoorzieningen in het kader van deze Verordening, de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg), dan wel de Regeling Geldelijk Steun Huisvesting Gehandicapten (Rgshg) is verleend en de woonvoorziening voorkomt op de in het Verstrekkingenboek maatschappelijke ondersteuning 2007 genoemde limitatieve lijst van voorzieningen en de gehandicapte ten tijde van de keuring, het onderhoud of reparatie de woonruimte als hoofdverblijf bewoont.
Het college van burgemeester en wethouders kan een financiële tegemoetkoming verlenen in de kosten van tijdelijke huisvesting als bedoeld in artikel 4.3. onder 2.e. die door de belanghebbende moeten worden gemaakt in verband met het aanpassen van de huidige woonruimte of de nog te betrekken woonruimte, welke financiële tegemoetkoming uitsluitend wordt verleend voor de periode, dat de aan te passen woonruimte ten gevolge van het realiseren van de woningaanpassing niet bewoond kan worden en de belanghebbende als gevolg daarvan voor dubbele woonlasten komt te staan, met een maximum van zes maanden, waarbij de eerste maand niet voor vergoeding in aanmerking komt;
Het college van burgemeester en wethouders kan een financiële tegemoetkoming verlenen aan een verhuurder van maximaal zes maanden in de kosten van huurderving als bedoeld in artikel 4.3. onder 2.f. in het geval van een aangepaste woonruimte, die voor meer dan het bedrag zoals genoemd in het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning 2007 is aangepast, waarbij de eerste maand niet voor vergoeding in aanmerking komt.
De eigenaar-bewoner, die krachtens deze verordening een woonvoorziening heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van vijf jaar na gereedmelding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden. De meerwaarde die door het treffen van de voorziening is ontstaan, dient conform onderstaande tabel aan de gemeente te worden teruggestort.
De restitutie als bedoeld in het eerste lid bedraagt:
voor het eerste jaar 100% van de meerwaarde;
voor het tweede jaar 80% van de meerwaarde;
voor het derde jaar 60% van de meerwaarde:
HOOFDSTUK 5 - LOKAAL VERPLAATSEN PER VERVOERMIDDEL
Artikel 5.1. - Vormen van vervoervoorzieningen
De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het zich lokaal verplaatsen te verstrekken voorziening kan bestaan uit:
Artikel 5.2. – Primaat algemene of collectieve vervoervoorzieningen
Artikel 5.3. – Vormen van individuele vervoervoorzieningen
Artikel 5.4. – Het recht op een vervoervoorziening
Een belanghebbende kan voor een scootermobiel als bedoeld in artikel 5.3. onder 1.a. en 3.a in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het de belanghebbende onmogelijk maken zich lopend of fietsend over langere afstanden in de woonomgeving te verplaatsen en er bij de woning een adequate stallings- en oplaadmogelijkheid aanwezig is.
Een belanghebbende kan voor een gesloten buitenwagen als bedoeld in artikel 5.3. onder 1.a. en 3.a. in aanmerking worden gebracht waneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het de belanghebbende onmogelijk maken zich onbeschermd tegen weersinvloeden over lagere afstanden in de woonomgeving te verplaatsen en de belanghebbende een dermate vervoerbehoefte heeft dat een financiële tegemoetkoming als bedoeld in artikel 5.3. onder 2.a. en 2.b. als niet adequaat kan worden aangemerkt.
Voor een aanpassing aan één eigen auto of ander verplaatsingsmiddel zoals bedoeld in artikel 5.3. onder 2.c. kan een eigen bijdrage verschuldigd zijn. De hoogte van deze eigen bijdrage is afhankelijk van de hoogte van het inkomen zoals bedoeld in artikel 1.1. onder 19. en is vastgelegd in het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning 2007;
Indien het inkomen, zoals bedoeld in artikel 1.1. onder 20. hoger is dan de in het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning 2007 vastgelegde inkomensgrenzen, wordt geen tegemoetkoming verstrekt in de kosten van een vervoervoorziening zoals bedoeld in artikel 5.3. onder 2.a., 2.b. 2.c. en 2.3.;
Bij de te verstrekken vervoervoorziening wordt ten aanzien van de vervoerbehoefte uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsing in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de belanghebbende zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek noodzakelijk is voor de belanghebbende om dreigende vereenzaming te voorkomen;
Indien een belanghebbende, vanaf 16 jaar, een vervoervoorziening zoals bedoeld in artikel 5.3. onder 1.a. of 3.a. verstrekt heeft gekregen en tevens in aanmerking komt voor een tegemoetkoming zoals bedoeld in artikel 5.3. onder 2.a en 2.b., bedraagt deze tegemoetkoming maximaal 50% van een enkele voorziening.
Een belanghebbende kan voor een tegemoetkoming in de vervoerkosten van maximaal 50% van een enkele voorziening, zoals bedoeld in artikel 5.3., onder 2.a en 2.b. in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het gebruik van regulier openbaar vervoer gedeeltelijk mogelijk maakt.
Een belanghebbende kan voor een financiële tegemoetkoming in de kosten van aanleg van een individuele gehandicaptenparkeerplaats, zoals bedoeld in artikel 5.3. onder 2.e. in aanmerking worden gebracht wanneer aan de gehandicapte op grond van het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk inzake individuele gehandicaptenparkeerplaatsen een individuele gehandicaptenparkeerplaats is toegewezen en deze plaats ook daadwerkelijk is aangelegd.
Artikel 5.5. – Omvang in gebied
Bij de te verstrekken vervoervoorziening wordt ten aanzien van de vervoerbehoefte ten behoeve van maatschappelijke participatie uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de belanghebbende zelf bezocht kan worden, terwijl dit bezoek noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.
HOOFDSTUK 6 – VERPLAATSEN IN EN ROND DE WONING
Artikel 6.1. – Vormen van rolstoelvoorzieningen
De door het college, ter compensatie van beperkingen bij het verplaatsen in en om de woning dan wel voor sportbeoefening te verstrekken voorziening kan bestaan uit:
Artikel 6.2. – Primaat algemene of collectieve rolstoelvoorzieningen
Een belanghebbende kan voor de in artikel 6.1. onder 1. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek incidenteel zittend verplaatsen in en rond de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden;
Artikel 6.3. – Vormen van individuele rolstoelvoorzieningen
Artikel 6.4. - Incidenteel en dagelijks rolstoelgebruik en sportrolstoel
Een belanghebbende kan voor de in artikel 6.3. onder 1.a. en 2.a. vermelde voorziening in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek incidenteel of dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten of een andere wettelijke regeling geen adequate oplossing bieden.
Artikel 6.5. – Aanspraak rolstoelvoorzieningen voor AWBZ-bewoners
In uitzondering op het gestelde in artikel 6.4. onder 1. komt een persoon die verblijft in een op grond van artikel 5 van de Wet toelating zorginstellingen erkende instelling uitsluitend voor een rolstoel in aanmerking indien hij geen recht heeft op een rolstoel, verstrekt op grond van de AWBZ.
HOOFSTUK 7 – HET VERKRIJGEN VAN EEN VOORZIENING
Artikel 7.1. – Aanvraagprocedure
Een aanvraag voor een voorziening krachtens deze verordening dient te worden ingediend door middel van een door het college van burgemeester en wethouders beschikbaar gesteld formulier.
Artikel 7.2. – Inlichtingen, onderzoek en advies
Artikel 7.3. – Samenhangende afstemming
Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager laat het college onderzoek verrichten naar de situatie van de belanghebbende.
Artikel 7.4. – Beslissing op aanvraag.
Artikel 7.5. – Gronden voor weigering.
Het college van burgemeester en wethouders kan de gevraagde voorziening in ieder geval weigeren:
indien een middel als waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze verordening is vergoed of verstrekt en de normale afschrijvingsduur voor dat middel nog niet is verstreken, tenzij het eerder vergoede of verstrekte middel geheel of gedeeltelijk verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de belanghebbende zijn toe te rekenen.
Artikel 7.6. – Financiële tegemoetkomingen
Indien een financiële tegemoetkoming wordt verleend, wordt in de beschikking vermeld op welke kosten de tegemoetkoming betrekking heeft en, indien van toepassing, de geldingsduur, de uitkeringsmaatstaf, alsmede de voorschriften waaraan de belanghebbende dient te voldoen alvorens tot uitbetaling van de tegemoetkoming kan worden overgegaan.
Artikel 7.7. – Wijziging in de situatie
Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.
Artikel 7.8. – Intrekking van een voorziening
Artikel 8.1. – Hardheidsclausule
Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning 2007 geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Het door de gemeente gevoerde beleid wordt eenmaal per jaar geëvalueerd; indien deze evaluatie daartoe aanleiding geeft, kan de Verordening worden aangepast.
Artikel 8.4. – Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2007.
Artikel 8.4. – Intrekking verordening
Met ingang van 1 januari 2007 vervalt de Verordening voorzieningen gehandicapten gemeente Rijswijk 2005.
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Rijswijk 2007.
Aldus vastgesteld door de Raad van de gemeente Rijswijk in zijn openbare vergadering van 26 september 2006.