Organisatie | Eindhoven |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Kinderopvang, Peuterspeelzalen en Spilcentra 2004 |
Citeertitel | Verordening Kinderopvang, Peuterspeelzalen en Spilcentra 2004 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp |
Geen
Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, art. 1.25
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-04-2004 | 28-06-2008 | nieuwe regeling | 08-03-2004 Gemeentblad 2004, nr. 15 | ds04003142.def |
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Spilcentrum: ontwikkelingsgericht centrum per buurt of wijk met de functies educatie, spelen, opvang, ontwikkelingsstimulering en een systeem van vroegsignalering en ontwikkelingsmonitoring. In het Spilcentrum werkt een aantal voorzieningen structureel inhoudelijk en organisatorisch samen. Het fundament van het Spilcentrum wordt gevormd door het basisonderwijs, het peuterwerk en de kinderopvang. Deze basis kan aangevuld worden met andere functies, zoals thuiszorg, consultatiebureau, jeugdgezondheidszorg, opvoedingsondersteuning, jeugdhulpverlening, volwasseneneducatie, maatschappelijk werk, cultuur, sport en sociaal cultureel werk. De functies worden zoveel mogelijk onder een dak samengebracht. Dit impliceert dat de functies ook binnen een ander gebouw gehuisvest kunnen zijn;
veiligheidsplan: een document waarin de houder van een kindercentrum aangeeft op welke wijze binnen het kindercentrum omgegaan wordt met de aspecten veiligheid van het kind en het personeel binnen de accommodatie en op het buitenterrein op basis van een risicoanalyse en uitmondend in een beheerplan;
gezondheidsplan: een plan waarin beschreven wordt op welke wijze de houder binnen het kindercentrum zich inzet voor het behoud van zowel een goede hygiënische situatie, als wel een goede gezondheid van kinderen, personeel en bezoekers en dat gebaseerd is op een risicoanalyse en uitmondt in een beheerplan;
Degene die voornemens is een kindercentrum, gastouderbureau, peuterspeelzaal of Spilcentrum in exploitatie te nemen doet daarvan minimaal binnen 6 weken tevoren schriftelijk melding aan het college. Een kindercentrum of een gastouderbureau wordt niet in exploitatie genomen, voordat de termijn, bedoeld in artikel 32, is verstreken. Indien uit het onderzoek, bedoeld in artikel 32, eerder is gebleken dat de exploitatie redelijkerwijs zal plaatsvinden in overeenstemming met het bepaalde bij of krachtens de paragrafen 2 en 3 van dit hoofdstuk, zal exploitatie vanaf dat moment plaatsvinden.
Indien blijkt dat de kwaliteit van het kindercentrum, peuterspeelzaal, Spilcentrum of gastouderbureau niet langer naar aard en strekking overeenkomt met de op grond van deze verordening gestelde regels of dat de houder niet voldoet aan enige verplichting die op grond van deze verordening op hem rust wordt de betreffende organisatie uit het register verwijderd.
Indien een ouder voornemens is, gebruik te maken van een gastouderopvang door tussenkomst van een gastouderbureau buiten de gemeente Eindhoven, doet het gastouderbureau bij het college een aanvraag om opneming van dat bureau in het register. Een gastouderbureau wordt slechts in dat register opgenomen, indien aannemelijk is gemaakt dat de kwaliteit ervan naar aard en naar strekking overeenkomt met de op grond van deze verordening gestelde regels.
De houder van een gastouderbureau als bedoeld in het eerste lid draagt er voor zorg dat de kwaliteit van het bureau naar aard en naar strekking overeenkomt met de op grond van deze wet gestelde regels. De artikelen 2, 3, 4, 6, 7, 16, 27, 28, 29 en hoofdstuk 4 zijn niet van toepassing op een gastouderbureau als bedoeld in het eerste lid.
De houder van een kindercentrum organiseert de kinderopvang c.q. peuterspeelzaalactiviteiten op zodanige wijze, voorziet het kindercentrum zowel kwalitatief als kwantitatief zodanig van personeel en materieel, draagt zorg voor een zodanige verantwoordelijkheidstoedeling, en voert een zodanig pedagogisch beleid dat een en ander leidt of redelijkerwijs moet leiden tot verantwoorde kinderopvang.
Indien de houder of de toezichthouder redelijkerwijs mag vermoeden dat een persoon als bedoeld in het derde lid niet langer voldoet aan de eisen voor het afgeven van een verklaring omtrent het gedrag, verlangt de houder dat die persoon opnieuw een verklaring omtrent het gedrag overlegt die niet ouder is dan 2 maanden. De desbetreffende persoon overlegt de verklaring binnen een door de houder vast te stellen termijn.
De houder zorgt ervoor dat de invloed van beroepskrachten en ouder(s) op het beleid van de houder gewaarborgd wordt.
De houder van een kindercentrum informeert jaarlijks de ouders. Het college kan hiervoor nadere regels formuleren.
De houder van een gastouderbureau organiseert zijn werkzaamheden op zodanige wijze, voorziet het bureau zowel kwalitatief als kwantitatief zodanig van personeel en materieel, draagt zorg voor een zodanige verantwoordelijkheidstoedeling en voert een zodanig beleid, dat een en ander leidt of redelijkerwijs moet leiden tot verantwoorde uitvoering van de werkzaamheden.
In het veiligheidsplan en gezondheidsplan wordt beschreven op welke wijze de hygiëne, gezondheid en veiligheid binnen de kinderopvangaccommodatie (binnen en buiten) ten opzichte van kinderen en personeel wordt gerealiseerd. Als uitgangspunt voor de beschrijving van hygiëne, gezondheid en veiligheid wordt het begrip maatschappelijk aanvaardbaar risico gehanteerd.
Een houder van een kindercentrum of een gastouderbureau biedt voor elk door hem geëxploiteerd kindercentrum of gastouderbureau aan degenen wier kinderen in het kindercentrum of door tussenkomst van het gastouderbureau worden opgevangen, de gelegenheid deel te nemen in een oudercommissie die tot taak heeft hem te adviseren over de aangelegenheden, genoemd in artikel 29.
Het college ziet toe op de naleving van de bij of krachtens hoofdstuk 2 gestelde regels. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de ambtenaren van de Gemeentelijke Gezondheidsdienst, de dienst Algemene en Publiekszaken, de dienst Brandweer en Rampenbestrijding en de dienst Stedelijke Ontwikkeling en Beheer.
Voorzover een kindercentrum of een gastouderbureau in een woning is gevestigd, zijn de toezichthouders ter uitvoering van de taken, bedoeld in het eerste lid, bevoegd met toestemming van de bewoners in die woning of met een schriftelijke machtiging tot binnentreden. Hierbij dient de Algemene wet op het binnentreden in acht genomen te worden.
Paragraaf 4 Overgangsbepalingen
Het college neemt in het register, bedoeld in artikel 3, de kinderopvang, peuterspeelzalen, Spilcentra en gastouderbureaus op die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening blijkens een door de betrokken gemeente verstrekte verklaring of vergunning voldoen aan de krachtens de Welzijnswet 1994 gestelde eisen met betrekking tot de kwaliteit. Artikel 3, tweede en derde lid, is van toepassing.
Personen die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening werkzaam zijn bij een kindercentrum, peuterspeelzalen, Spilcentra of bij een gastouderbureau dan wel gastouders die op dat tijdstip gastouderopvang bieden door tussenkomst van een gastouderbureau, leggen aan de houder binnen 2 maanden na de inwerkingtreding een verklaring over als bedoeld in artikel 7, derde lid.
De verplichting voor het college van het leveren van een verslag ingevolge artikel 33 geldt voor het eerst over het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarop de verordening in werking is getreden.
Deze verordening kan worden aangehaald als 'Verordening kinderopvang, peuterspeelzalen en Spilcentra 2004".
Tevens maakt het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eindhoven bekend dat over dit besluit een raadgevend correctief referendum op grond van de Tijdelijke Referendumwet kan worden gehouden.